BRESKENSCHE COURANT Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. 0. IVsgS? PUROL BIACKBOy Winnifred de Pelskoningin Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 21. Postgiro Uitgave Koninklijke Drukkerij „Cadsandria" - Breskens FEUILLETON Ingezonden. Binnenland. ZWARE PRUIM 45ste Jaargang Vrijdag 31 Januari 1936 Nummer 4107 ABONNEMENTSPRIJS Per drie maanden I 1.25. Buiten Breskens per drie maanden I 1.40. Franco per post per jaar I 5.00 Buitenland per jaar f 6.50 Alles bij vooruitbetaling. ADVERTENTIEPRIJS Van 1-5 regels (0,75. Iedere regel meer I0;15. Ingez. Med. 30 ct. per regel Abonnements-advertenties groote korting. Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels 0.40 (bij vooruitbetaling) Lof der blijheid. o Vele menschen meenen, dat vroo lijkheid zich niet met den ernst des levens laat vereenigen. Ze durven nauwelijks te lachen, alsof de lach, dat geschenk der goden, niet meer van deze tijden ware. Welk een dwa ling! De vroolijkheid is even kostbaar als haar donkere zuster, de smart. Ze is zelfs meer dan deze, want de echte, uit het hart wellende blijd schap, bezit slechts de mensch, die door de sombere straten van de smart is gegaan. Slechts wie de tranen kent, bezit deze gezegende blijdschap. In de ware vroolijkheid schuilt een kor reltje wijsheid, een „boven de din gen staan". Deze geesteshouding wordt ons niet geschonken, zij moet duur gekocht worden. Gekocht met ons hartebloed, met ervaring, ver twijfeling, smart. Ér zijn oude vrouwen, wier glim lach als een ster zijn rustig, hel der licht over hun omgeving uit straalt en de vertwijfelingen van jon ge zielen tot klaarheid brengt. Het is niet voor niets, dat de wanhopigen door alle eeuwen hun toevlucht zoe ken bij de eeuwige Moederglimlach van de Madonna, want niet alle aard- sche moeders weten hun kinderen dien begrijpenden glimlach te schen ken. Verstonden zij het slechts, hoe veel nood ware er niet gestild De Goden glimlachen. Boeddha, de Sphinx, de Engelen, de Madon na's en de oude Grieksche goden Zij, die de aarde overwonnen heb ben, de goddelijken, zij weten te glimlachen. Vele menschen meenen, dat het hun plicht is, alles zwaar op te ne men. Ze meenen daardoor aan inner lijke waarde te winnen. Integendeel! Men moet allesi zooi licht nemen jtls maar eenigszins mogelijk. Dat heeft niets met oppervlakkigheid te maken. Hoe dikwijls denkt men niet, als men terugziet op het afgelegde le venspad: „Om dat en dat maakte ik mij toen zooveel zorgen, en nu is het alles heel anders gekomen. Wat heb ik mij toch noodeloos be angst en bezorgd gemaakt!" Elke zorg, elke vrees vreet een deel van onze kracht weg, van onze energie en levenswil, versilndt die kostbare substantie, die wij noodig hebben om ons leven te kunnen vor men, den strijd te kunnen aanbinden. Zinloos wordt menig uur, dat licht en vriendelijk had kunnen zijn, door droefgeestige, sombere gedachten en deze gedachten roepen het ongeluk als het ware op. Want het geloof aan het goede trekt het geluk aan, zooals de angst voor tegenspoed den rampspoed oproept. De vroolijke mensch is een ge vende. Hij schenkt de wereld om hem heen door zijn geloof aan het goede milde gaven, er straalt iets van hem uit, dat kracht geeft, dat zijn medemenschen blij maakt. Levensaanvaarding en levensblij heid zijn de kostbaarste goederen van den mensch. In de opgewektheid van gemoed ligt de sleutel tot een blijvende jeugd en hoogen ouder dom. 25. Roman van H. COURTHS-MAHLER met autorisatie uit het Duitsch vertaald door Mevr. J. P. WESSELINK-v. Rossum Met een ruk richtte Salten zich op en liep met veerkrachtige schre den in ongedwongen houding naar Hartau. Het zou mij zeer verbazen als de ze man geen Duitsch officier geweest is, dacht hij. Nu stond Salten voor hem en boog beleefd. „Heb ik de eer, Mr. Hartau voor mij te zien?" vroeg hij in het En gelsch. Hartau knikte met het hoofd „Die ben ik," antwoordde hij in het Duitsch. De oogen van Salten straalden. „Ik heet Salten, ben Duitscher van geboorte en zou graag als pelsjager mijn geluk beproeven," zei hij nu Buiten verantwoordelijkheid der redactie. Rondschrijven aan de betref fende autoriteiten, kerkeraden, volksopvoeders, enz. Hieronder geef ik, ongewijzigd, een brief weer van een braven Sche- veningschen visscher. Daar over het algemeen de Scheveningers zeerge- loovig zijn, verzoeken wij allen pre dikanten en geestelijken om vanaf den kansel hierover eens een woord je tot hun toehoorders te zeggen aangezien de hieronder beschreven gruwelen onmogelijk door de ver kondigers der Christelijke leer kun nen worden goedgekeurd en ge doogd. Ook hopen wij, dat de be voegde autoriteiten, reeders, schip pers, enz., last zullen geven, of me de zullen werken, dat aan dergelijke barbaarschheden een einde komt. Hier volgt den brief van onzen vriend: U wou ik eenige punten be kend maken en beleefd vragen of daar niets aan te doen was. Zoo is weer gebleken als dat er op de Visscherij veel jacht wordt ge maakt op vogels van 3 soorten dit zijn Meeuwen, Genten en Mal- mokke. Dit heb ik meer mee ge maakt maar zoo erg als nu op dit schip, waar ik op heb gevaren, was al meer als erg. Maar bij alle visschers wordt er jacht op gemaakt door verschillende lan den. En tot mijn spijt zal ik u dit melden het gaat tenslotten om ook in het Duitsch. Met een blik van oprecht welge vallen keek Hartau naar de slanke krachtige verschijning met het goed geteekende, energieke gelaat, waarin de uitdrukking der grijze oogen zijn belangstelling wekte. „U heeft den wensch te kennen gegeven, mij een brief van JCarl Rittner zelf te over handigen". „Juist, Mr. Hartau, Karl Rittnet is een jeugdvriend van mij. Ik ont moette hem te Hamburg, toen ik op het punt stond Europa te ver laten. Hij gaf mij uw adres en de zen aanbevelingsbrief". De blik van Hartau rustte strak op zijn gelaat. „U bent Duitsch officier?" Salten kromp even ineen. „Ik ben het geweest. Dat is voorbij en ik verzoek dit feit buiten rekening te laten". Met deze woorden reikte hij Hartau den brief over. Hartau nam hem aan. maar voor dat hij las, zei hij kalm: „Het is mijn gewoonte niet, mij over het verleden van de mannen te bekom meren, die als pelsjagers bij mij in dienst willen komen. Als ik hen flink en bruikbaar vind, voldoen zij voor mij aan hun doel. Mijn vraag kwam slechts voort uit belangstel- niets. Zij worden gevangen op de volgende voorwaarden. Met een vischhaakje, dat wordt in een ha ring bevestigt. De vogel slokt hem naar binnen. Dan wordt de lijn ingehaald en de vogel is gevangen. Maar dan juist begint het spel, er wordt gegooid, schoppen, enz. Net zoo lang alsdat de vogel niet meer kan. Daarna wordt hij dan wegge- gooit. In enkele gevallen zijn er schepelingen die ze daarna op eten. Ook zijn er schepelingen die in een haring karbiet doen. En als de vogel hem niet kwijt kan. Dan verbrand het beest op de schandelijkste wijzen. An de twee havens alhier en aan het strand ziet men de jeugd dezelfde manier wel eens doen. Maar dit gebeurt veel in den zomer. Ook heb ik veel vogels gezien die onder de stookolie zaten en zelfs niet meer konden vliegen dus die stierven ook vanzelfs. Maar juist daaraan wordt gewerkt dit heb ik gelezen in het maandblad. Nu is er hier bijvoorbeeld wel wat aan te doen. Ik zou denken om aan elk schip een biljet mee te geven en de schipper daarvan te overtuigen om dit tegen te gaan en gewis dan weet ik zeker als dat niet meer plaats vind. Aan een schipper zijn bevel wordt trouw naar gehandeld. Maar bij de andere landen, bij voorbeeld Engeland, Duitschland en Belgie. Meneer Knoest mis schien weet u daar wel een mouw aan te passen. Om ze daar in kennis te stellen deze plaag tegen te gaan. 'Ten allerlaatssten, Me neer Knoest. Indien er weer iets gebeurd, gaarne was ik weer be reidt om zoo spoedig mijn hulp te bieden. Bij alle voorkomende gevallen. Gaarne zou ik dan willen weten of er nog iets aan te doen is voor die vogels. Zelfs ben ik bereid om aan ieder schip zoo'n bevel te overhandige. Indien u -daar voor iets doen kon klaar maken van deze zinnen Wij meenen, evenals schrijver, dat een terechtwijzing veel zou helpen, aangezien het wel grootendeels ver regaande onnadenkendheid is, dat de menschen zoo wreed zijn. In dien men die visschers er eens aan deed denken, wat zij zouden voelen als men hen eens inwendig met car bid verbrandde, zouden zij zulk een „vermaak" gruwen. Dit rondschrijven zend ik aan den Minister-President, aan den Minister van Handel en Nijverheid, aan ver schillende Kerkeraden te Scbevenin- gen, IJmuiden, Vlaardingen en Maassluis, aan reeders en schippers, aan de dagbladen en vertaald aan diverse legaties. „Amor est Iustitia" I. I. B. W. 'Nicolaïstraat 79, Den Haag. Belasting op buitenlandsche reizen. Het wetsontwerp tot heffing vat een belasting op buitenlandsche rei zen zal binnenkort bij de Tweede Kamer worden ingediend, om zoo mogelijk nog voor den aanvang van het nieuwe seizoen in werking te kunnen treden. Naar de Tel. meldt is de minister bij de samenstelling er van uitge gaan, dat de kleine man minder zwaar belast moest worden; van daar wordt voorgesteld, om een ta rief te heffen van 50 cent per dag voor de eerste vijf dagen, 75 cent per dag voor de volgende vier da gen en f 1 per dag voor alle vol gende dagen tot een maximum van f 25. Men kan zich voor f 25 een „abonnement" voor het geheele jaar nemen, zoodat zakenmenschen er be trekkelijk weinig last van zullen on dervinden. Intusschen heeft het bevreemding gewekt, dat de wet ook toegepast zal worden voor hen, die voor ge zondheid naar het buitenland moe ten. Eveneens zal de wet gelden voor hen, die een kruisvaart maken op een Nederlandsch vaartuig, wat onjuist wordt geacht, omdat zij im mers hun vacantie doorbrengen op Nederlandsch grondgebied en hun reisgeld aan een Nederlandsche on dememing ten goede komt. Wie voornemens is naar het bui tenland te gaan, moet daarvan den dag tevoren mededeeling doen aan het plaatselijk belastingkantoor in ling voor mijn landgenoot. Ik ben Duitscher van geboorte". „Dat wist ik, Karl Rittner heeft het mij gezegd. Mijn woorden waren ook volstrekt niet bedoeld om uw belangstelling af te weren maar ik heb geen grooter verlangen, dan zoo snel mogelijk te vergeten, dat ik eens een Duitsch officier was". Weer keek Hartau naar het gelaat van den jongen man, dat hem bui tengewoon boeide. „Goed, ik zal, zooals uw wensch is, dit feit niet meer aanroeren. Maar hoe kort onze kennismaking ook is, voel jk een buitengewone belangstelling voor u. En u moet mij toestaan, dat ik die tracht te bewijzen". Salten boog. „Ik dank u voor uwe belangstelling, die ik als een onder scheiding voel". Intusschen had Hartau den brief gelezen. Toen hij hem uit had, vouwde hij hem dicht en stak hem bij zich. „Uw vriend Rittner beveelt u met warme woorden aan. Sta mij toe, dat ik u vraag, of ik u, voordat ik u onder mijn pelsjagers een plaats geef, niet elders kan voorthelpen. Wilt u niet een ander bestaan zoe ken dan dat van pelsjager? Moet u juist hier in de wildernis leven? U bent toch zeker een man van ont wikkeling. Zal ik niet naar een an dere betrekking voor u uitzien?" Een blos kwam op het gelaat van Salten. Hij beet zich op de lippen om niet week te worden. De woor den van Hartau ontroerden hem diep. Nu kon hij begrijpen, dat Karl Rittner hem zoo hoogachtte en be wonderde. Eindelijk zei hij, schor van onderdrukte ontroering: „Ik dank u voor uw vriendelijk aanbod maar het is juist mijn verlangen tenminste een poos, heel terugge trokken in de wildernis te leven Ik ik heb veel te overwinnen en ik heb strijd en eenzaamheid noodig, om mij zelf weer terug te vinden". Hartau keek hem lang zwijgend aan. Daarna zei hij ernstig: „Dan blijft mij niets anders over dan uw wensch te eerbiedigen. Maar ik zou u graag wat toevertrouwen, waar over ik anders niet licht met iemand spreek. Meer dan dertig jaar geleden werd ook ik door een ongunstig lot naar Canada gedreven. Ook ik had daarvóór de uniform gedragen. Ik kom uit een Duitsche officiersfami lie. En ginds zou ik ten onder ge gaan zijn. Als officier was ik onmo gelijk. Maar desondanks heb ik mij i ÖdtUL kwa&teitf m«.iuvnMma zijn gemeente. Het wordt dan aang-e- teekend in zijn pas. Zoodra hij te rug is en de grens passeert zullen de controleerende ambtenaren door een stempel aantoonen, dat hij in het land is teruggekeerd. Het ver schuldigde bedrag kan hij voldoen aan het plaatselijk belastingkantoor en daarvan wordt aanteekening ge houden in zijn pas. Het oorspronkelijke denkbeeld van den minister om de invordering aan de grens te doen plaats vinden, kon niet ten uitvoer worden gebracht. Immers hebben de douanebeambten te kennen gegeven, „dat er aan de grens niets meer bij kan". Boven dien zou zulks aanleiding geven tot te veel vertraging in het reizigers verkeer. De controle, dat betaling heeft plaats gehad, is vrij eenvoudig. Wie niet aan zijn belastingplicht heeft voldaan loopt tegen de lamp op den dag, dat hij weer naar 't buitenland vertrekt of in het geval hij een nieuwen pas aanvraagt en de oude wordt ingeleverd. Bij een onderzoek, dat de Tel. heeft ingesteld bij verschillende lei ders van organisaties, betrokken bij de ontworpen belasting is het blad gebleken, dat deze heffing weinig sympathie heeft gevonden, zelfs bij de voorstanders. De tegenstanders vreezen repressailles van het buiten land. Dat deze vrees niet ongegrond bleek reeds uit de voorberei dingen, die daartoe in verschillende als mensch, nooit als een schip breukeling beschouwd. En hier wordt men slechts als mensch gewaar deerd, niet als Duitsch officier. Ver geet dat niet. Ik zeg het u, omdat ik hoop, dat het u tot een troost is". Het was alsof een schok door Sal- tens gestalte ging. Zijn oogen bleven brandend op het gelaat van Hartau gevestigd. „Ik dank u, uw goedheid dwingt mij u toe te vertrouwen, dat ik iets gedaan heb, wat mij dwong de uniform uit te trekken en waar door ik als officier onmogelijk ben geworden. Er ligt een tegenspraak in mijn lot. Omdat ik een fatsoenlijk man wilde blijven, moest ik iets doen, wat mij dwong mijn ontslag te nemen of met den gebruikelijken kogel de eindstreep onder mijn leven te zetten. Eigenlijk bleef mij slechts de kogel maar ik heb een moe der, die ik onbegrensd liefheb en acht. Mijn dood zou ook die van haar zijn geweest en ik kon mijn moeder niet met mij dooden. Daar om leef ik. Maar ik ben als een gewond dier, dat zich het liefst in de wildernis zou verstoppen. Ik bid u, verhinder mij daarin niet". Hartau drukte hem krachtig de hand. De woorden van Salten trof fen hem diep.

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1936 | | pagina 1