BRESKENSCHE COURANT Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D. Wil Italië nu oorlog? Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 21. Postgiro 70179. Uitgave J. C. LE BLEU v|fi E. BOOM-BLIEK, Breskens 3emeexi\e ^vcsVexv^ FEUILLETON Het Parelsnoer. Binnenland. 44ste Jaargang Dinsdag 27 Augustus 1935 Nummer 4063 ABONNEMENTSPRIJS Per drie maanden I 1.25. Buiten Breskens per drie maanden 1 1.40 Franco per post per jaar f 5.00 Buitenland per jaar 1 6.50. Alles bij vooruitbetaling. ADVERTENTIEPRIJS: Van 1-5 regels 10,75. Iedere regel meer (0;15. Ingez. Med. 30 ct. per regel Abonnements-advertenties groote korting. Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels f 0.40 (bij vooruitbetaling) Land- en tuinbouwers, die mede willen werken aan het opnemen in hun bedrijf van arbeidskrachten, op wier loon van overheidswege bijslag ver leend wordt, dienen zich onverwijld tot het gemeentebestuur te wenden om nadere inlichtingen. 26 Augustus 1935. Burgemeester en Wethouders van Breskens. o „Een zwerver" schrijft in de H. P. over bovenstaand onderwerp als volgt Zonder een vast doel zwierf ik door Italië; nu hier, dan daar eenige dagen vertoevend. Ik zwom in het Garda-rneer en zat den volgenden dag in den trein naar Venetië, toe gevend aan het eeuwig verlangen van den zwerver. Venetië is een pa radijs voor ieder die schoonheid en romantiek zoekt. Maar reeds op den tweeden middag na mijn aankomst was de rust verdreven. Fascistische soldaten sleepten op het San Mar- coplein planken en balken aan, elec- triciens torsten groote rollen snoer, en carabinieri zorgden er voor, dat de werklieden geen hinder van het verkeer ondervonden. Er werd ge bouwd en getimmerd, dat het ge luid der snelle hamerslagen tot ver over de kanalen klonk. „De signore weet niet wat er gaat gebeuren?" Mijn gondelier is hoogelijk verbaasd over zooveel onwetendheid. „Van avond spreekt Starace, de secretaris van de fascistische partijl" Als ik des avonds op het plein aankom, is het daar reeds een drukte van belang. Soldaten zorgen voor de or de en leiden de menschen naar hun plaatsen. Dat is een novum voor massale openluchtbijeenkomstener is voor zitplaatsen gezorgd 1 Banken en stoelen in grooten getale staan op het plein; een wonderlijk gezicht. Een podium, omringd door schijn werpers, staat in het midden: ge luidsversterkers zorgen er voor dat iedereen den spreker zal kunnen ver staan. Rond het spreekgestoelt staat een dubbele wacht van zwarthemden, doch voorloopig is er nog geen spre ker te zien, en slechts een militair muziekcorps met veel 'koper blaast schetterende militaire marschen. Dan slaan de trommels een daverenden roffel. Fanfares klinken, en alle hal zen rekken zich naar één richting. Temidden van functionarissen be treedt Starace het plein. De handen gaan omhoog tot den fascistengroet. Weer roffelen de trommels. Dan wordt het stil, de burgemeester spreekt enkele woorden, waarna, de partijsecretaris in het licht der schijn werpers treedt. Hij spreekt. Niets nieuws onder de zon! Fascistische Duitschers en dito Hollanders heb ben allen hetzelfde pathos, dezelfde schoonklinkende woorden en barre bedreigingen. En hun woorden heb ben hetzelfde gebrek aan inhoud ge meen. 0 Spreker komt tot het thema Abes- sinië. „Nooit," riep Starace uit, „zal Italië dien smaad ongewroken la ten I Een volk van schijnchristelijke wilden, van ongecultiveerde slaven handelaars deed aanvallen op vreed zame Italiaansche grensposten. Nog dagelijks spreekt hun stamhoofd, de negus Haile Selassi, woorden vol haat tegen Italië, en de beleedigin- gen zijn zonder tal. En deze wil den willen een beroep doen op den Volkenbond, waarin slechts be schaafde staten behoorden vertegen woordigd te zijn, daarin gesteund door het perfide Albion. Doch het nieuwe Italië zal zijn eer onbevlekt weten te houden. Met bloed zal deze smet uitgewischt worden. Met blo-edl" De massa giert van opwinding. Het kabaal is onbeschrijflijk. Toevallig kijk ik opzij naar mijn buurman- Hij deelt niet in het algemeen en thousiasme, doch neemt mij nauw keurig op. Als hij merkt dat ik hem gadesla, applaudisseert ook hij, doch het gaat niet van harte. Mijn belang stelling in hem is gewekt. Zou het toeval mij met een tegenstander van het régime samengebracht hebben, of zou het een spion zijn, die onte vredenen moet gadeslaan? Ik be sluit de proef op de som te nemen, 70 Roman van TI. COURTHS-MAHLER met autorisatie uit het Duitsch vertaald dooi A. VUERHARD-BERKHOUT 0 Hij werd ongerust. Als Jutta eens niet in de stad was? Ze kon wel dagen of weken afwezig zijn. Die gedachte overviel hem als een koorts, hij voelde, dat hij het niet zou kunnen verdragen als de ont moeting met haar nog langer zou moeten worden uitgesteld. Strak keek hij naar de vroolijke menschen voor het mooie huis. Het liefst zou hij er dadelijk heen zijn gegaan en gevraagd hebben, of Jut ta er niet was. Maar het was te laat voor een bezoek en hij wilde door zijn vraag Jutta niet op hem opmerk zaam maken. Ze moest geheel on voorbereid ineens tegenover hem staan en hij keerde dus naar zijn hotel terug. De onrust dreef hem na het avondeten weer naar buiten. Hij slenterde door de straten, langs tal rijke tuinen, naar het strand. Ver moeid keerde hij terug en ging da delijk naar bed. Maar het duurde lang eer zijn onrustige gedachten hem den slaap deden vatten. Onop houdelijk herhaalde hij wat hij tegen Jutta zou zeggen om te maken, dat zij zijn wensch inwilligde. Hij voelde niets, hoegenaamd niets meer voor haar als hij aan haar dacht. Ze was hem niets dan een vreemde, aan wie het noodlot hem gebonden had en waar hij zich tot eiken prijs van los wilde maken. Nog eenmaal ontwaakte alles wat hij door die vrouw geleden had in zijn hart en hij wist nu, dat hij nooit door een sterk, innig gevoel aan haar gebonden was geweest. Hoe heel anders waren zijn ge voelens voor Frieda von Dorlach. Frieda was voor hem het type van al wat echt vrouwelijk was. Ze was voor hem de belichaming van echte goedheid, van reine zielenadel en waarheid. Jutta was door zijn leven gegleden als een kruipende, glinste rende slang, die hem omstrikt had tot hij onder de glanzende opper vlakte de leelijke ziel ontdekte. -0 en vraag hem om mij de laatste zinsnede van den spreker te ver duidelijken, daar ik ajs buitenlander de taal niet zoo goed machtig ben. Starace sprak over de Schevening- scbe arbitrage-commissie, en hoe de ze door Abessinië gesaboteerd zou zijn, en mijn buurman herhaalt dit nog eens voor me. „Ik kom' zelf uit Holland, waar de commissie ver gaderd heeft, maar ik heb daarover wel andere meeningen gehoord". „Stil, niet zoo luid!" Angstig kijkt hij rond, of ook iemand mijn woor den gehoord heeft. „U moet hier voorzichtig zijnl Als u er lust in hebt, kunt u straks met mij mee gaan; bij mij thuis kunnen we rustig praten". Het avontuur lokt mij aan- Weliswaar ben ik nog niet heele- maal zeker van mijn buurman, doch als buitenlander loop ik geen al te groot risico. Bovendien, ik heb de Duitsche gevangenissen van binnen leeren kennen, en een kort ver blijf in een Italiaansche cel zal me geen kwaad doen. Dus volg ik na afloop vain de rede van Starace mijn buurman naair diens woning. Wantrouwig kijkt mijn metgezel naar alle zijden, doch er is niets ver dachts te zien. Dan slaan we een zijstraatje in, steken een pleintje met bouwvallige huizen over en komen in een tamelijk breede straat met ruime woningen. Wij zijn er. Zwij gend ontsluit de Italiaan zijn deur en brengt me in een eenvoudig ge meubileerd vertrek. Hij zet een flesch wijn op tafel, presenteert zwa re, walmende sigaretten, en begint dan te vragen. Ik word aan een compleet kruisverhoor onderworpen, maar tenslotte is hij er van overtuigd dat ik te vertrouwen ben. Dan breekt een woordenstroom uit hem los, bij na niet te volgen in zijn radde snel heid. Klachten, verwijten, heel de te leurstelling van onvervulde verwach tingen, eens wakker geroepen door groote beloften. 0 Hij heeft den marsch naar Rome meegemaakt, en is nog lid van de fascistische partij. Bedanken zou te gevaarlijk zijn, want daarbij staat meer op het spel dan alleen zijn betrekking. „Maar, signore, wij zijn bedrogen. De nieuwe maatschappij, die ons beloofd werd, is niet ge komen. Het leven is harder gewor den voor ons. Meer belastingen, lan ger werktijden, minder loon. Het leven is duurder geworden, en de werkloosheid is catastrophaal. En nu wil men zich hals over kop in dit Abessinische avontuur werpen. Doch dat kan zeer gevaarlijk worden. Men wordt hier niet graag herinnerd aan de oorlogen, die in de vorige eeuw met hetzelfde land gewoed hebben. Tienduizenden menschenlevens heeft deze strijd gekost en schatten gelds. Deze oorlogen waren oorzaak van de groote armoede, waartoe ons land vervallen is. Thans moet men reeds trachten door monetaire manipula ties een staatsbankroet te voorko men. Doch dat is het ergste nog niet. Veel en veel gevaarlijker is de afkeer van dezen oorlog bij het volk. Er is een zeer groot aantal deserteurs. De regeering weet dat, en neemt er haar maatregelen tegen. De nieuwe lichtingen worden niet meer -dagen van te voren opgeroe pen, 's ochtends krijgen zij bericht en zij moeten dan zorgen 's middags in de kazerne te zyn. Doch er zijn nog andere manieren om aan den dienst te ontsnappen. Nog nooit was het aantal arbeids- en verkeersonge lukken zoo groot als 'deze weken. Zij die op deze wijze vrij trachten te komen, loopen een groot risico, want indien bewezen kan worden dat hier opzet in het spel is, zijn de straffen meedoogenloos. En de soldat n hebben redenen te over voor hun aiKeer van den strijd in Afrika". 0 „Veel berichten hooren wij echter niet van de troepen, die daar reeds zijn; er is een briefcensuur, die alle onwelgevallige mededeelingen schrapt". Er wordt mij een brief van den zoon getoond, die met de allereerste lichting op moest komen. Verschillende zinnen zijn onleesbaar gemaaktJa, het is daar werkelijk oorlogstoestand, al zijn de vijande lijkheden nog niet geopend. „Maar toch dringen er nog wel berichten tot hier door, van zieken die terug gestuurd zijn, of langs allerlei andere omwegen. De lichting van mijn zoon bestond uit vijfhonderd man. Bijna zestig zijn er ziek teruggekomen, ongeveer evenveel zijn er ginds ge storven -door de moordende hitte en de onvoldoende voeding en verzor ging. Den anderen lichtingen gaat het niet beter. En in het volk groeit het verzet. Het is begonnen in de kringen, die van oudsher tegenstan ders van het fascisme waren, doch het woekert ook voort bij de on verschilligen en zelfs bij de partij Toen hij wakker werd sprong hij, met een blik op zijn horloge, op en kleedde zich, na een bad geno men te hebben, aan. Toen ontbeet hij haastig, steeds ongeduldig naar de klok ziende en eindelijk achtte hij het uur gekomen om Jutta te gaan opzoeken. Hij ging te voet naar het huis van mrs. Fane. Toen hij het zag werd hij weer ongerust: „als Jutta toch eens niet thuis was". Zijn handen beefden toen hij bel de. Een negerbediende deed open en grijnsde hem vriendelijk toe. Hij vroeg of mevrouw Jutta von Lersen te spreken was. De bediende knikte en zei, dat mevrouw von Lersen met andere heeren en dames in de muziekzaal was en of mijnheer haar daar wilde opzoeken. Lersen drukte hem een geldstuk in de hand en het grijnzen van het zwartje werd nog minzamer, zoodat al zijn witte tanden zichtbaar wer den. „Ik zou mevrouw graag alleen spreken". De man knikte. Hij zou mevrouw Lersen naar haar kamer sturen, dan kon mijnheer daar op haar wachten. Hij bracht Lersen naar de eerste etage en het hem daar in een mooie en gezellig ingerichte kamer. Hier gekomen vroeg hij wien hij moest aandienen. Lersen gaf hem weer een fooi, hij wist, hoe hij met zulke menschen moest omgaan om ze naar zijn hand te zetten. „De naam doet er niets toe. Zorg maar, dat mevrouw von Lersen hier komt ik wil haar verrassen" De zwarte knecht verdween. Lersen bleef midden in de kamer staan met zijn rug naar het raam zijn gezicht naar de deur gewend. Na enkele minuten ging die deur open en een mooie jonge vrouw met donkere oogen en donker haar trad binnen. Ze was zeer elegant ge kleed. „Wenscht u me te spreken, mijn heer?" vroeg ze, Lersen verbaasd aanziend. „Pardon, mevrouw, dat is een ver gissing. Ik vroeg mevrouw Jutta von Lersen te spreken". De dame knikte: „Juist, ik ben Jutta von Lersen". Ralf Lersen staarde de dame ver bluft aan. „Neen, dat kan niet". De dame verbleekte en keek hem onzeker aan. „Wat bedoelt u? Wie is u?" Lersen kwam een stap nader: „Ik leden. Doch hoe kan het ook an ders! Wij zijn toch niet blind! Wij zijn zeer wel in staat em te beoor- deelen of deze oorlog gewin kan opbrengen of niet. En als wij ons oordeel vormen, dan denken wij al lereerst aan de geschiedenis!" Deze man is fascist, en toch oordeelt hij zoo. En in den loop van mijn ver blijf in Italië heb ik gemerkt, dat het enthousiasme voor dit koloniale avontuur ook bij anderen ontbrak. Er worden, te midden van een volks oploop, plotseling pamfletten rond gestrooid met als inhoud slechts één zin: ..De slag bij Adua deed duizen den Italianen sneuvelen, kostte mil- liarden lire, en toch bleef Abessinië onafhankelijk". Meer nietl Maar in een dictatoriaal geregeerd land zijn zulke verschijnselen uitermate ge vaarlijk. Weliswaar is er een groot gedeelte van de bevolking, dat zijn enthousiasme aan de daverende cou rantenartikelen ontleent, doch er is een groeiende groep, die innerlijk in verzet komt. Voor wie zal, wan neer dit smeulende conflict tot een uitbarsting komt, de overwinning zijn? Voor den dictator? Of voor het volk? Voor de automobilisten heeft de afgeloopen week slecht nieuws ge bracht; de benzineprijs is met een halven cent per liter opgeslagen. Zooals men weet, had de regecring aanvankelijk het plan, om op de be staande en nieuwe bruggen over on ze groote rivieren tol te 'heffen, ten einde op die wijze te voorzien in de kosten van aanleg en onderhoud. Het regende protesten tegen dit voornemen, dat dan ook wel sterk middeleeuwsch aandeed. Nu heeft de regeering er iets- anders op ge vonden, door den prijs van de ben zine te verhoogen. De automobilisten zijn dus van den regen in den drop gekomen. Door dien onnoozelen hal ven cent zal men er naar matige schatting in slagen, den bestuurders van motorrijtuigen het lieve som metje van ongeveer twee millioen gulden per jaar uit den zak te klop pen! Toch mogen deze automobilisten zich nog gelukkig prijzen, voorzoo ver zij niet betrokken zijn bij de staking der betaling van het bekende bankierskantoor Katan te Vlaardin- ben Ralf von Lersen en verlang Jut ta von Lersen, geboren Dumont te spreken. Hier is ongetwijfeld een vergissing in het spel," zei hij ner veus. Als door den bliksem getroffen viel de dame, een onmacht nabij, in een stoel. „O, mijn God," steunde ze heesch en bedekte het gezicht met de han den. Verschrikt keek Lersen op haar neer. „Ik weet niet, waarom u zoo ontroerd is, mevrouw, maar ik ben hier gekomen om mevrouw Jutta von Lersen over een gewichtige aange legenheid te spreken. U zegt, dat u Jutta von Lersen is en mijn ad vocaat, de heer Schröter, heeft me verzekerd dat mevrouw von Lersen met haar nicht hier in huis woont. Wilt u me als 't u blieft uitleggen hoe u er toe gekomen is zich voor Jutta von Lersen uit te geven?" De dame liet de handen slap in haar schoot vallen en keek hem angstig aan: „Mijnheer von Lersen ik heb niet gedacht, dat u na al die jaren ooit nog verlangen zoudt om uw vrouw terug te zien. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1935 | | pagina 1