BRESKENSCHE COURANT
Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D.
Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 21. Postgiro 70179. Uitgave J. C. LE BLEU v|h E. BOOM-BLIEK. Breskens
„Te voet" naar
FEULLLETON
Het Parelsnoer.
1
44ste Jaargang
Dinsdag 20 Augustus 1935
-rai*R
Nummer 4061
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maanden I 1.25. Buiten Breskens per drie maanden I 1.40.
Franco per post per jaar f 5.00.
Buitenland per jaar 6.50. Alles bij vooruitbetaling.
ADVERTENTIEPRIJS
Van 1-5 regels (0,75. Iedere regel meer (0;15. Ingez. Med. 30 ct. per regel
Abonnements-advertenties groote korting.
Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels f 0.40 (bij vooruitbetaling)
o
Waarschuwende ervaringen van
twee Hollandsche jongens.
P. E. N. geeft in de N. R. Crt.
een overzicht van de bezwaren aan
een z.g. wereldreis verbonden, en
schrijft
Toen wij den 15en Juli vol goe
den moed onzen tocht van Rotter
dam naar Soerabaja aanvingen, was
al spoedig het geluk met ons. Na
dat ik op de Geldersche kade een
dubbeltje gevonden had, dat ik zon
der eenige gewetenswroeging bij on
ze gemeenschappelijke kas voegde,
werden wij op de Maasbrug opge
pikt door een automobilist, die ons
tot de Belgische grens bracht.
Aan de Belgische grens kocht
iemand uit eigen beweging onze fo
to-kaart. waarop naast onze foto de
weidsche naam vermeld stond: De
reizende Minstreels. Minstreels, om
dat wij zouden trachten bij café-hou
ders vergunning te krijgen wat mu
ziek te maken (piano, banjo, zang),
om na afloop onze kaarten te koop
aan te bieden. Dat deze hoop in
rook zou vervliegen, hadden wij al
lerminst verwacht. Waardoor het
mislukte, zal u straks blijken.
Door het gevonden dubbeltje en
de twee dubbeltjes van den vrien
delijken heer bij elkaar te tellen,
kwamen wij tot de verheugende ont
dekking nu reeds dertig cent rijker
te zijn dan bij ons vertrek uit Hol
land.
Aan de grens werden wij overge
nomen door twee Amsterdamsche
jongelui, die in Brussel hun vacantie
gingen doorbrengen.
Wij werden door een vriend ont
vangen en allereerst op een heer
lijk maal onthaald. Hierna pakten
wij de banjo en onze muziek uit en
traden één der ontelbare Brusselsche
estaminets binnen. Even erna schal
den onze Italiaansche liedjes hoog
op. Hoewel we zeer veel succes
hadden, vonden de luisteraars het
toch wat zonderling, dat wij geen
Hollandsche liedjes zongen. We ke
ken wat beteuterd toen bleek, dat
iedere Belg talrijke Vlaamsche lied
jes op zijn liefhebberij-repertoir heeft
en wij als Hollanders qiets anders
wisten te geven dan Fransch,
Duitsch, Engelsch of Italiaansch.
De caféhouder vertelde, dat hij
in zijn zaak altijd een amateur-
68
Roman van
H. COURTHS-MAHLER
met autorisatie uit het
Duitsch vertaald door
A. VUERHARD-BERKHOUT
0
En je zult gauw genoeg over deze
teleurstelling heen zijn. Kom, drink
dit bruispoeder, dat vrouw Wengerli
voor je heeft klaar gemaakt, eens
op, het verschraalt anders. En wees
dan verstandig. Je bent nog zoo
jong. Wie weet, welk geluk er nog
voor je weg is gelegd. Wasch je
behuilde oogen af, mijnheer von
Bingen moet niet merken, dat zijn
mededeeling je overstuur heeft ge
maakt".
Ze richtte Ursula op en liet haar
drinken. Deze snikte echter nog
maals: „En nou kan ik ook niet
meer auto-rijden," jammerde ze.
„Ja, daar zul je van af moeten
zien, vooral nu je zoo'n slechte opi
nie over mijnheer von Lersen hebt".
clown de stemming liet opvroolijken,
maar dat deze nu ii liet ziekenhuis
lag. Wij stonden onze collecte af
ten behoeve van dezen imitatie-Bu-
ziau, wat het publiek nogal aardig
scheen te vinden, want aldra kregen
wij de beschikking over al het goede
dat een rechtgeaard kastelein voor
zijn gasten in huis zorgt te hebben.
Dan klauterde een dikke grijsaard
op het biljart en vergastte het pu
bliek op wat Vlaamsche liedjes ge
paard met een soort gehuppel. Geen
grooter pret dan wanneer hij bijna
van het biljart tuimelde!
Toen was de beurt aan een blin
den pianist, die een lied aanhief van
40 (zegge veertig) coupletten. Alle
refreinen werden door het opgetogen
publiek meegebruld.
Een week lang speelden en col
lecteerden wij er lustig op los en
telden 's avonds verheugd de duiten,
zelfs speelden wij een avond op de
wereldtentoonstelling. De directeur
van les grands jardins Hougaerde
achtte echter onze muziek te behoor
lijk om de kermisvierders tot het
maken van een rondedansje en het
koopen van bier op te wekken en
dus was deze pret van korten duur
Niettemin waren wij dien avond zeer
vroolijk gestemd, daar wij tachtig
francs hadden verdiend.
En dit niet alleen. Een der aan
wezige gasten, een Hollander, dje
schik in ons had, had ons twee
aanbevelingen voor Indië l^loofd
Den volgenden morgen bezocht ik
hem in zijn hotel. Even later stapte
ik met de beloofde aanbevelingen
in mijn zak naar buiten.
Den ochtend van den 24sten Juli
namen wij afscheid van onzen gast
vrijen vriend in Brussel, in de vaste
overtuiging, dat wij zijn heerlijke
boonensoep nog wel eens met wee
moed zouden gedenken, om te trach
ten Parijs te bereiken. Een fordje
bleek uitverkoren ons tot voertuig
te dienen. We hadden ongeveer tien
maal pech en hielpen even ..vaak
het seniele vehikel tegen een helling
opduwen.
's Avonds kwamen wij in St
Quentin aan. We zochten en von
den een goedkoop hotelletje en kwa
men tot de ontdekking, dat men ons
hier in tegenstelling met België geen
kans gaf, iets te verdienen, zoodat
we den volgenden morgen in allerijl
onze bullen pakten en ons aan den
hoofdweg naar Parijs in het gras
installeerden. Weldra hadden we
beet. Echter lukte het ons niet, een
„Heb jij dan een betere? Zeg
eens eerlijk".
Frieda's oogen schitterden. „De
beste, die men van iemand hebben
kan".
„Nu ja, bij jou heeft hij geen
illusies verstoord, het kan jou niet
schelen of hij getrouwd is of niet
voor jou telde hij niet mee. Hij
zou mij zeker genomen hebben als
hij vrij was geweest. Waarom zou
zijn vrouw in .Florida zitten? Zou
hij haar nu mee naar Solitude ne
men? Erg gelukkig kan dat huwe
lijk toch niet zijn. Verbeeld je, als
door mijnheer von Bingen niet uit
was gekomen, dat hij getrouwd was
zou hij op een goeien dag ineens
zijn vrouw hebben voorgesteld. Dank
je feestelijk I In ieder geval denk
ik er net zoo over als papa, ons
huis blijft voor hem gesloten. Daar
in ben je het toch zeker met me
eens?"
Onwillekeurig moest Frieda glim
lachen, Ursula's woede was zoo kin
derlijk. „Neen, Ursula, daarin ben ik
het niet met je eens. Maar laten
we daar nu maar niet over kibbelen
ga mee naar buiten, dat zal je goed
doen. Je wilt toch niet, dat mijnheer
von Bingen merkt, dat je zoo te
leurgesteld bent?"
auto te vinden, die ons regelrecht
naar Parijs bracht, zoodat wij slechts
bij stukjes vorderden. Het was reeds
acht uur geworderf, toen wij, ge
zeten in een slagers-auto tusschen
allerhand bloederige koe-onderdee-
len Parijs binnenstormden.
Wij hadden dien dag nog niets
gegeten en waren dientengevolge wat
flauw geworden. Ons allereerste werk
was dus het koopen van genoeg
brood om de crisis in het bakkers
bedrijf op te lossen. Even later za
ten wij op een bankje op den Bou
levard de Clichy gewapend met een
fiksch stuk „pain noir" ons te ver
bazen over het geweldig drukke ver
keer.
Toen op zoek naar een goed
koop hotelletje. Ons gesternte leidde
ons naar een hotel, dat ons voor
een koopje liefderijk zou logeeren.
De hotelhoudster tracteerde ons da
gelijks op koffie en soep, nadat zij
gezien had. dat wij bij ons brood
slechts water gebruikten. Een lieve
dame, aan wie wij veel dank ver
schuldigd zijn.
Zondag, den 29sten Juli ontmoet
ten wij een journalist van de Paris-
Soir, die ons op het dak van zijn
blad liet fotografeeren en ons in
terviewde. De typische Fransche aard
kwam duidelijk tot uitdrukking in
het artikel, dat hij aan ons wijdde
Hierin was niet de nadruk gelegd
op ons streven een betrekking te
bemachtigen, maar werd den lezers
een droefgeestig verhaal voorgezet
van twee 'Hollandrdhe jongens die
wijl ze zoo vreeselijk verliefd waren
en toch zoo graag met hun meisje
in Holland zouden trouwen, zulk
een monsterachtigen tocht maakten,
in de hoop, een betrekking te vin
den, die hun hiertoe de middelen
zou verschaffen. Toujours l'amour
In twee en een halven dag bereik
ten we Genève.
In Frankrijk verbood n.l. de wet,
buitenlanders iets te laten verdienen.
We zouden het nu eens in Zwitser
land probeeren. Van Parijs tot Ma
con werden wij gebracht door een
automobilist, die tijdens den oorlog
zijn vaderland had gediend als
Diable Bleu (Alpenjager). Hij bleek
nog steeds in de meening te ver
keeren, op den vijand af te stor
men. Den geheelen weg reed .hij
met een snelheid van ten minste
honderd K.M., wat hem niet deed
aarzelen te constateeren, dat hij zeer
goed merken kon, dat zijn vriend,
van wien hij den wagen geleend
Ursula wierp het hoofd in den
nek. „Neen, natuurlijk niet. Die vrij
heer von Lersen is niet waard dat
men hem de eer aandoet over hem
verdriet te hebben".
Ursula bracht met behulp van
Frieda haar toilet weer in orde en
verliet de kamer.
Toen de heer von Dorlach met
zijn vriend thuis kwam, zag hij tot
zijn genoegen, dat Ursula gekal
meerd was. Voor tafel had hij nog
een kort onderhoud met haar.
„Wel, Ursula, wat zeg je van dien
mijnheer von Lersen? Wat gemeen
om ons zoo te dupeeren, hè?"
Ursula haalde de schouders op
„Laten we er maar niet meer over
praten, papa. Ik heb met hem afge
daan, voor goed. Maar waar ik nu
een man vandaan moet halen, is
me een raadsel. Hier word ik met
glans en glorie een ouwe jongejuf
frouw. Het is om dol te worden"
„Kom, kom, Ursula, je bent nog
zoo jong. En mooi ben je ook
dat heb je wel gemerkt op onze
autotochten, als alle mannen naar
je omkeken. We moeten nu maar
zooveel mogelijk naar de badplaat
sen gaan om kennissen te maken'
Ursula zuchtte. „En ik was zoo
dom om alleen aan Lersen te den
had „vader van zeer veel kinderen
was," omdat er met het „geval"
onmogelijk harder gereden worden
kon. Wanneer argelooze dorpelingen
verschrikt op zij sprongen, of een
hond woedend blaffend in een grep
pel dekking zocht, schaterde hij het
uit.
Wij hadden besloten in geen ge
val geld uit te geven voor een hotel
letje, als we niet van te voren wat
verdiend hadden met onze muziek,
waarom wij in Macon aangekomen
afscheid nemen van den Blauwen
'Duivel en even voorbij Macon bij!
een boer in het stroo kropen.
Bij ons vertrek den volgenden
morgen, vulde de boer onze veld-
flesschen met wijn „omdat men zijn
heele leven nog water genoeg zou
kunnen drinken'
Dien dag hadden wij met auto's
niet veel geluk en kwamen dan ook
niet verder dan Collonges, een dorp
je dicht bjj de Zwitsersche grens.
We sliepen hier heerlijk warm in
een koestal en ontwaakten den vol
genden morgen tusschen deze nut
tige huisdieren, die als melkprodu
cent niet kunnen halen bij hun Hol
landsche collega's. Ook hier werden
wij onthaald op brood met kaas en
wijn en aldus gesterkt stapten wij
in een auto, die ons naar Genève
zou voeren.
Toen wij in Genève op zoek wa
ren naar het Nederlandsch Consu
laat, hoorden wij eenige beslist Rot-
terdamsche uitdrukkingen, welke ik
niet herhalen zal, wijl ze ietwat ge
kruid waren. Ons klonken ze als
muziek in de ooren, wat nog zoo
vreemd niet was, daar zij, die blijk
gaven onze geliefde Rotterdamsche
taal zoo goed meester te zijn, zich
voorstelden als leden van een Hol-
landsch orkest, genaamd „Ormen
da," waarmee zij op echt Holland
sche manier de vroolijkheid in Ge
nève handhaafden. Bereidwillig
brachten zij ons naar den Consul.
Bij dit bezoek wil ik even stilstaan.
Als ons ooit twee menschen door
drongen bleken van plichtsbesef, en
welk een schoone plicht: eigen land-
genooten in den vreemde bij te staan
dan zijn het wel de consul en zijn
secretaris te Genève.
Hoe groot was dan ook onze ver
wondering te hooren, dat diezelfde
secretaris, tegelijk waarnemend con
sul. in een onlangs verschenen boek
(zij het niet bij naam) een ongastvrij
heerschap wordt genoemd I Na al
les wat wij van dankbare Hollanders
ken. Wie weet, wat ik daardoor
verspeeld heb. Maar hoe komen we
naar de badplaatsen? We kunnen
er toch niet heen wandelen. En
Lersens auto kunnen we nu niet
meer gebruiken".
Ze keek haar vader vragend aan
Deze wreef zijn slappe kin tusschen
zijn vingers „Hm! Waarom eigen
lijk niet? Hij heeft toch laatst, toen
we 's avonds op Solitude aten, ge
zegd, dat hij zijn auto en zijn chauf
feur gedurende zijn afwezigheid tot
onze beschikking stelde".
Er blonk een lichtje in Ursula's
oogen. „Ja, dat heeft hij gezegd
En of die auto nu ongebruikt in de
garage staat of dat wij hem gebrui
ken. Alleen het is maar, omdat
we toch eigenlijk niet meer met hem
om kunnen gaan".
„Dat doen we ook niet. Maar den
auto kunnen we daarom wel ge
bruiken, dat is nu eenmaal afge
maakt. Dat verplicht ons tot niets
Als hij terugkomt, moeten we na
tuurlijk allen omgang met hem wei
geren, maar zoolang we zouden
wel dom zijn als we den auto niet
gebruikten, Ursulaatje".
„Ja, dat is eigenlijk waar. En hij
is er toch om zoo te zeggen de
schuld van, dat ik ergens gnders
hoorden en niet het minst na wat
wij zelf ondervonden, komt mij dit,
heel zacht uitgedrukt, een tikje be
zijden de waarheid voor.
Wij waren voor dien avond door
het Hollandsche orkest in „hun"
zaak uitgenoodigd en dus van de
partij. Als afscheid speelden zij het
Wilhelmus, dat door ons uit volle
borst werd meegezongen.
Vier dagen brachten wij bij een
gastvrije Hollandsche familie door,
omdat ieder ons afried door Italië
te trekken met het oog op gevaar
van ronseling, terwijl bereisde lieden
een tocht door den Balkan en Klein-
y\zië practisch onmogelijk noemden,
togen wij op weg om via Lyon in
Marseille ons geluk te gaan beproe
ven. Onze goedhartige gastvrouw
had ons van mondvoorrraad en een
regenjas voorzien en dankbaar ge
stemd over al het goede, ondervon
den van deze nobele familie, bereik
ten wij in den auto van een welwil
lende Zwitser de Fransche grens,
waar men ons wilde verplichten voor
de banjo invoerrechten te betalen.
Natuurlijk voelden wij hier zeer wei
nig voor, zoodat men ons naar het
douanebureau dirigeerde. Ook hier
bleek men zeer slecht op de hoogte
met de bepalingen (als „beroeps
musicus" mag men zijn instrument
vrij invoeren) doch heel belust op
onze duiten.
In een onbewaakt oogenblik zei
de ambtenaar, dat hij niet geliefde
te gelooven dat wij het instrument
voor eigen gebruik meesjouwden.
Toen was het voor mekaar. Oogen-
blikkelijk werd het voorwerp van den
strijd uitgepakt en betokkeld. Ik
deed mijn uiterste best een eenigszins
draaglijk geluid aan mijn keel te
ontrukken, en het feest was daar.
Alle automobilisten, die aan de grens
hadden moeten stoppen, wachten tot
ons nummer ten einde was. Natuur
lijk werd dit den douaniers wat lastig
en werden wij in groote haast, doch
met behoud van onze duiten, door
gelaten. Vriendelijk wuifden wij ten
afscheid. Dien nacht sliepen wij even
voorbij Lyon in een boerekar, toen
plotseling een hevige regenbui ons
overrompelde. De bui had echter
buiten onze regenjassen gerekend I
's Morgens bracht ons een auto
mobilist tot Valence.
's Mans hand was deerlijk ver
minkt en als met 'de regelmaat van
een uurwerk wendde hij het hoofd
naar links. Ik kon den drang niet
weerstaan en op zijn hand wijzend
een man moet zoeken".
„Zeker Ursula. We rijden dus rus
tig naar de badplaatsen en knoo-
pen kennismaking aan. Ik heb over
al bekenden die ons weer aan an
dere menschen kunnen voorstellen".
Vader en dochter waren het weer
volkomen eens. Ze waren altijd be
reid om het op een accoordje te
gooien met hun geweten en hun
lijfspreuk was altijd: „Neem wat je
aangenaam is".
De heer von Bingen was blij zijn
gastheer in een zoo goede luim te
zien. Dat Frieda ernstig en stil bleef,
viel niet op. Het viel ook niet op,
dat ze tegen vijf uur het huis verliet
en door het bosch in de richting
wandelde waar de spoorlijn tamelijk
dicht langs het huis liep. Hier bleef
ze op een hoogte staan en wachtte
op den trein die voorbij zou komen
en waarin Ralf Lersen zijn reis
zou beginnen. Een onweerstaanbare
kracht had haar hierheen getrokken
in de hoop, nog eenmaal Lersens
gezicht te mogen zien.
(Wordt vervolgd).