BRESKENSCHE COURANT
Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D.
JAVA heel f[jn
KARAVANEN
Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 21. Postgiro 70179. Uitgave J. C. LE BLEU v|h E. BOOM-BLIEK, Breskens
FEUILLETON
Het Parelsnoer.
qoed en toch,
J goedkoop
44ste Jaargang
Vrijdag 16 Augustus 1935
1ZTM
Nummer 4060
ABONNEMENTSPRIJS
Per drie maanden 1 1.25. Buiten Breskens per drie maanden t 1.40
Franco per post per jaar I 5.00
Buitenland per jaar 6.50 Alles bij vooruitbetaling
ADVERTENTIEPRIJS
Van 1-5 regels tO,75. Iedere regel meer I0;15. Ingez. Med. 30 ct. per regel
Abonnements-advertenties groote korting.
Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels 0.40 (bij vooruitbetaling)
Ons Weekpraatje.
o
Je hebt vacantie noodig!
Als er een heel jaar van werken
om is, voelt de mensch de behoefte,
zich nu ook eens te ontspannen.
Het lichaam is vermoeid, de zenu
wen zijn gespannen. Ieder, onver
schillig in welk beroep hij werkzaam
is, voelt, hoe zijn arbeidskracht ver
slapt. Het geeft niet meer, of hij
zichzelf al aanspoort, of hij tot zich
zelf zegt: Je möètl Het is zijn va
cantie, die hij noodig heeft, die tijd
van jaarlijksche ontspanning, die elk
werkend mensch onvoorwaardelijk
noodig heeft, om zich op peil te
houden.
En nu is het dan eindelijk zoo
ver menigeen zelfs heeft zijn va
cantie al achter den rug. Doch vroeg
of laat allen verheugen we ons
op die enkele weken, waarover wij
nu eens heelemaai zelf mogen be
schikken, waarin het woord ,,werk,"
anders de kern en de ruggesteun
van ons leven, geheel ter zijde wordt
geschoven om voor een zalig niets
doen plaats te maken. En we weten
het allen: het is juist dit nietsdoen,
dat ons de werkkracht en de ar
beidsvreugde hergeeft I
Vacantie I Natuurlijk moeten we
in de vacantie op reis gaan. Voor
velen is de jaarlijksche vacantiereis
een moeilijk probleem. Je rekent
en je rekent, maar je kunt er niet
komen. Het leven is te duur, de in
komsten zijn gering, er kon niets
voor de reis worden overgelegd. Dus
zullen we moeten thuis blijven I Wel,
wat dan nog? Geen kwestie van,
dat een vacantie thuis ons er niet
heelemaai bovenop zou kunnen ha
len. Maar en dit moet ieder wer
kend mensch wel bedenken een
volledig herstel van krachten en
werklust is alleen dan mogelijk, wan
neer men het gewone sleurgangetje
van allen dag geheel laat varen en,
al is het slechts voor enkele dagen
er eens flink op uit trekt.
Menigeen zal mij hier tegenwer
pen: „Als ik 't niet goed en royaal
kan doen, zonder me op allerlei te
moeten beknibbelen, dan doe ik 't
liever heelemaai niet 1" Dit is een
geheel verkeerd standpunt, waarvan
vooral in dezen tijd iedereen dient
terug te komen. Want zelfs het klein
ste, bescheidenste reisje is nog be
ter dan heelemaai geen vacantiereis.
Feitelijk is er toch zoo weinig voor
noodig, om zich eens een paar ech
te vacantiedagen te gunnen. Kies
67
Roman van
H. COURTHS-MAHLER
met autorisatie uit het
Duitsch vertaald dooi
A. VUERHARD-BERKHOUT
0
Dat had alle luchtkasteelen van
de goeie vrouw Wengerli in puin
doen vallen en ze wist nu ook, waar
om freule Frieda er zoo ellendig
had uitgezien.
Ze fleurde wat op nu ze Frieda
stil en vriendelijk als altijd binnen
zag komen. „Nog hoofdpijnvroeg
de oude vrouw met den voorzicht?
gen tact, die haar eigen was.
„Neen, beste vrouw Wengerli, ik
voel me weer best en kom je hel
pen".
„Dat hoeft niet, freule Frieda, ik
kan het best alleen af met Katrien.
Maar als u eens naar freule Ursula
wilt gaan kijken. Ik weet geen raad
met haar, ze verscheurt en ver-
toch gerust een plaats, die niet veel
reiskosten vergt. Neem een beschei
den kamertje, maak ontbijt en lunch
zelf klaar thuis staat toch ook
niet alles voor ons klaar I en ga
alleen 's middags ergens eten. In
elke plaa'ts zijn er natuurlijk pen
sions en gelegenheden, waar het le
ren duur is. Maar ook zijn er over
al, in elke badplaats, in elk va-
cantieoord wel bescheiden gelegen
heden te vinden, waar je heel goed
koop terecht kunt. 't Is mogelijk,
dat de ligging dan niet zoo gunstig
is, misschien wat eenzaam of mid
den in de stad, zoodat je een kwar
tier moet loopen eer je aan het
bosch bent maar wat doet dat er
in den grond feitelijk toe. En al
moeten we ons nog zoo bekrimpen
we weten: het is vacantie, we
zijn in een vreemde omgeving, die
we moeten verkennen een nieuwe
wereld vol verrassingen ligt er voor
ons open!
Daarom: al kan Bruin het haast
niet trekken op reis gkhn we,
op reis móéten wel En als 't heel
erg nijpt, misschien strijkt dan de
chef nog wel eens zijn hand over het
hart en geeft een klein voorschot!
Want hoe dan ook vacantie heb
je noodig I
Een nieuwe volksstam
ontdekt op Papoea.
o
Landbouwers met Aziatische
kenmerken, levende in een
land van overvloed.
De Engelschman Jack Hides, een
regeeringsambtenaar op Papoea, het
zuidelijk deel van Nieuw Guinea,
dat bestuurd wordt als een Australi
sche kolonie, heeft een onderzoe-
kingsreis van acht maanden gemaakt
in het binnenland en daarbij een tot
dusver onbekend volk ontdekt, dat
sterk afwijkt van de Papoea's of
andere bekende rassen. Het volk
heeft een lichtbruine huidskleur met
bruine oogen, is kort van bouw en
heeft o.a. door de hooge jukbeende
ren een Aziatisch uiterlijk. Zij wonen
ten zuiden van den berg Hagen.
Hides, vergezeld van een officier,
en de noodige inlandsche politie
agenten en dragers, waren in De
cember uit Port Moreby vertrokken
en per schoener eerst de Fly en
vervolgens haar zijstroom de Strick
land opgevaren. Vandaar zetten zij
hun reis stroomopwaarts voort met
nielt alles wat ze in handen krijgt
en raast en tiert op mijnheer Lersen
omdat die een vrouw heeft. Is
dat zoo, freule Frieda?"
„Ja, vrouw Wengerli, mijnheer von
Lersen gaat vandaag naar Florida
naar zijn vrouw toe".
„Zoo, zoo dus dat is dan toch
waar. Nou, gaat u maar eens naar
freule Ursula toe, het is niet noodig.
dat Katrien haar zoo hoort schelden.
Zoo'n driftig mensch toch. Wanneer
iemand zich niet goed voelt, hoeft
hij toch niet dadelijk te gaan slaan
en schelden. U voelde zich 'toch
ook niet lekker maar u heeft
niets gezegd".
Frieda knikte haar toe. „Ik ga
naar Ursula, vrouw Wengerli, ze
heeft hoofdpijn en dan weet ze niet
wat ze zegt".
Vrouw Wengerli keek haar be
zorgd na. „Zoo'n dappere ziel. Niks
zegt ze, en ik wed, dat ze heel wat
meer verdriet heeft dan haar zuster.
O, lieve genade dat had ik toch
nooit gedacht van mijnheer Lersen
nu komt er niets van een brui
ioft".
Frieda ging de kamer van haar
zuster binnen. Ze deed zichzelf haast
verwijten, dat ze een heel uur niet
kano's, waarbij zij verscheidene
stroomversnellingen hadden te over
winnen. Zij ontdekten een zijrivier
van de Strickland, die uit het Oosten
kwam. Na deze ongeveer 65 K.M.
te hebben opgevaren, trokken zij te
voet het land in. Zij hadden het hier
hard te verantwoorden en doorkruis
ten een gebied van kalksteenen kra
ters zonder water en met geen an
der dierlijk leven, dan buideldassen
en pitots. Zoo kwamen zij op de
grens van de waterscheiding en za
gen daar een breede rivier, die in
zuidoostelijke richting liep en die zij
Ryan doopten. Toen zij de noorde
lijke helling van de waterscheiding
afdaalden zagen zij een schoon heu
velachtig landschap met bruine en
groene vakken bouwland, doorsne
den door wateren. De Ryan ont
springt op een meer dan 2000 meter
hoogen berg, waar de expeditie in
een aardbreuk zeeschelpen vond.
Achter dezen berg lagen nog meer
bouwlanden.
De inwoners waren aanvankelijk
verschrikt, maar deden daarna wat
vriendelijker. Hun opperhoofd, een
prachtig gebouwd man, gaf door ge
baren aan de patrouille te kennen
dat zij zich in een land van over
vloed bevonden. Den volgenden dag
trachtte ditzelfde opperhoofd de
mannen in een hinderlaag te lokken,
maar toen de patrouille eenige re
volverschoten had gelost werd hij
weer wat vriendelijker. De patrouille
passeerde noordwaarts gaande eerst
parkachtige boerderijen en later da
len, zonder dorpen, maar telkens
voorzien van een boerderij. Rond
elke boerderij liepen slooten ter diep
te van 2 a 3 meter. De patrouille
was getroffen door de rechte lijn
van deze slooten en de uitstekende
bewerking van het land. De bevol
king woont niet in dorpen, maar
uitsluitend op boerderijen. Zij be
graven hun dooden in de open lucht
in houten kisten omgeven door een
houten heining. Hoewel de inboor
lingen over het algemeen niet on
vriendelijk waren, weigerden zij
voedsel aan de patrouille met uit
zondering van enkele aardappelen,
die daar in overvloed groeien en
die van uitstekende hoedanigheid
zijn.
Toen de patrouille zich weer oost
waarts wendde in de richting van de
rivier Purari, ontmoetten zij donker
der inboorlingen, die in een annere
streek woonden, maar veel toeschie
telijker waren en haar overvloedig
van voedsel voorzagen.
aan haar en alleen aan zichzelf ge
dacht had. Ursula had een zware
teleurstelling gehad, dat wist ze en
het lag nu eenmaal niet in den aard
van haar zuster om zooiets geduldig
en bedaard te dragen.
Ursula lag op den divan. Naast
haar op een tafeltje stond een flacon
lavendelwater en een glas waarin
bruispoeder. Kleine luchtbellen ste
gen uit het water op en spatten aan
de oppervlakte uiteen.
Op den grond lagen stukjes linnen
de restjes van een verscheurden
zakdoek. Frieda raapte ze op en
boog zich over Ursula heen, die
met het gezicht in de annen lag
en de handen tot vuisten had gebald
„Wat scheelt er aan, Ursula?"
Deze gooide zich met een ruk
om en staarde haar woedend aan.
„Wat er aan scheelt? Heel edel
moedig van je dat je nog naar me
omkijkt," zei ze nijdig. Ze was niet
gewend dat Frieda niet voor haar
zorgde.
„Ik voelde me zelf niet wel, Ur
sula, en was met hoofdpijn naar
mijn kamer gegaan".
„Jij en hoofdpijn? Met jouw ster
ke zenuwen".
„Ook zenuwsterke menschen kun-
Het nieuw ontdekte volk noemt
zichzelf Tari Furora. De patrouille
schat de sterkte van het volk op
100.000 zielen. Het land wordt met
houten spaden bewerkt. In tegen
stelling met de meeste inboorlingen
van Nieuw Guinea leeft dit volk niet
alleen van den landbouw, maar doet
het ook aan den boschbouw om het
vereischte timmerhout te krijgen, dat
met houten bijlen wordt bewerkt.
De boerderijen liggen op eenigen
afstand van een hoofdweg en zijn
daar door een oprijlaan mee ver
bonden. Men gedoogde niet, dat de
bezoekers van den hoofdweg afwe
ken. Bij hun nadering liepen de men
schen uit hun huizen, gewapend met
boog en pijl en met dolken, gesle
pen uit menschelijke dijbeenderen.
De vrouwen en kinderen stonden
langs den weg en gaven den vreem
delingen te kennen, dat zij weg
moesten gaan.
In zijn rapport aan de regeering
over zijn ontdekkingsreis, vraagt Hi
des zich af, hoe dit volk hier geko
men is en van wie het zijn uitste
kende landbouwmethode heeft ge
leerd. De Australische correspondent
van de Times, aan wien wij het bo
venstaande ontleenen, vraagt zich af
of het soms hetzelfde volk, of een
naverwant volk is, aan dat wat Tay
lor en Leahy in 1933 hebben ont
dekt in het mandaatgebied van het
vroegere Duitsch Nieuw Guinea, dat
ten Noorden aan het Australische
gebied grenst. Ook zij hebben fraai
aangelegde perken en een uitgebreid
slootenstelsel.
Hides is echter van oordeel, dat
zulks niet het geval is. De door
hem ontdekte stam is lichter van
huidskleur. Meer naar het zuidwes
ten heeft hij wel inboorlingen aan
getroffen van het type dat Taylor
en Leahy ten westen van den Hagen
hadden gevonden. Hij veronderstelt,
dat dit lichter gekleurde volk jaren
geleden door andere volken versla
gen is en gevlucht is naar de kalk
bergen, waar zij het vruchtbare dal
ontdekten, dat thans hun woonplaats
is en waar zij iich ongestoord kon
den vermenigvuldigen en ontwikke
len tot een volkomen op zichzelf
aangewezen gemeenschap.
De Times wijdt een hoofdartikel
aan de ontdekking van Hides en
spreekt daarbij de hoop uit, dat men
dit volk in zijn gelukkigen staat van
afzondering zal laten en er voor zal
waken, dat zij door aanraking met 'de
Westersche cultuur bedorven wor
den.
nen wel eens hoofdpijn hebben. Maar
nu het over is, hoorde ik van vrouw
Wengerli dat je een zenuwtoeval
had".
Ursula sloeg met gebalde vuisten
op den divan.
„Is dat soms een wonder. Die
schurkI die schurk!"
Frieda werd bleek: „Wien bedoel
je daarmee?"
Ursula lachte hoonend. „Dien
fijnen vrijheer von Lersen natuur
lijk".
Frieda klemde de handen in el
kaar: „Je hebt geen recht hem zoo
te noemen. Ik wil dat niet hebben".
„O, of je het hebben wilt of niet
hij is toch een schurk. Is het
soms geen misdaad als een getrouwd
man zich voor vrijgezel uitgeeft en
iemand door zijn houding hoop
geeft?"
„Hij heeft zich tegenover jou
uiterst correct en teruggetrokken ge
dragen. Je wilde dat alleen maar
niet inzien omdat je het in je hoofd
had gezet om meesteres van Solitude
te worden".
Ursula vloog met een sprong
overeind. „Nou ja, het is toch geen
wonder, dat iemand verlangt uit dit
armelui-bestaan weg te komen, waar
Het muzikale leven
in Zeeuw»ch-Vlaanderen.
o
Op de vraag wat voor mogelijk
heden er zijn om het muzikale leven
in ons district niet alleen op een hoo-
ger peil te brengen, maar vooral
meer algemeen goed te laten wor
den, wil ik probeeren een kort over
zicht te geven. Het spreekt vanzelf
dat ik alleen datgene naar voren
kan brengen wat het dichtst bij de
hand ligt en ik zou 'mij er zeer
over verheugen wanneer deze regels
er toe bijdroegen om nieuwe ideën
naar voren te brengen en daardoor
aan de algemeene ontwikkeling me
de te werken.
Niettegenstaande de radio, niet
tegenstaande de sport en vooral niet
te vergeten het woordje dat bijna
in elke zin voorkomt, niettegenstaan
de de crisis, kan ik niet gelooven
dat er geen interesse meer voor mu
ziek en kunst in het algemeen be
staat. Er. is alleen een beetje meer
goede wil en energie noodig om
dit tot uiting te laten brengen. Om
met het gevaarlijkste punt, de crisis
te beginnen, wij weten allemaal dat
er veel armoede is en alle salarissen
zeer gedaald zijn. En toch hebben
we nooit zooveel mooie auto's gezien
als tegenwoordig, en als het geldt
een voetbalmatch te bezoeken dan
worden er vaak buitengewone gelde
lijke offers gebracht en niet het
minst door diegenen die voortdurend
steen en been klagen. Maar muziek
is nu eenmaal geen sensatie. Dit is
een rustige beschouwelijkheid, een
in zich gekeerd zijn en genieten van
dingen die boven de alledaagsche
haast staan. Om zich te wijden aan
jij me toe gedoemd hebt. En nu
ik hoopte er eindelijk uit te komen,
moet ik dit beleven. Ik ben razend
woedend ik zou alles kapot
kunnen slaan".
En ze wilde een mooie bloemvaas
op den grond smijten. Frieda hield
haar arm tegen en nam haar de
vaas af. „Schaalm je, Ursula. Je
wilde je aan een man verkoopen,
dien je niet liefhebt en nu het je
niet gelukt is, gedraag je je als een
krankzinnige. Kom tot jezelf en be
houd je waardigheid," zei ze ernstig
en streng.
Anders had Frieda bij dergelijke
aanvallen Ursula aitijd geliefkoosd
en gestreeld en met lieve woordjes
geprobeerd haar te kalmeeren. Deze
ernstige, strenge toon beviel Ursula
heelemaai niet, maar imponeerde
haar onwillekeurig. Maar omdat ze
niet wist, hoe ze het beste een eind
aan de scène kon maken, gooide
ze zich weer op den divan, verborg
het gezicht in de handen en snikte:
„O, ik ben zoo ongelukkig".
Frieda schudde met een flauw
lachje het hoofd: „Dat ben je niet,
Ursula. Je zoudt ongelukkig zijn als
je van mijnheer von Lersen hield,
maar dat doe je niet".