BRESKENSCHE COURANT
Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D.
Oorlogsherinneringen.
Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 21. Postgiro 70179. Uitgave J. C. LE BLEU v|h E. BOOM-BLIEK, Breskens
3ercveetv\e ^vesVetv^
FEUILLETON
Het Parelsnoer.
N/EMEIJERs
/ster
WEERENBA4I
44ste Jaargang
Dinsdag 28 Mei 1935
Nummer 4038
ABONNEMENTSPRIJS:
Per drie maanden 1.25. Buiten Breskens per drie maanden I 1.40
Franco per post per jaar t 5 00
Buitenland per jaar f 6.50 Alles bij vooruitbetaling.
ADVERTENTIEPRIJS
Van 1-5 regels f0,75. Iedere regel meer I0;15. Ingez. Med. 30 ct. per regel
Abonnements-advertenties groote korting.
Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels f 0.40 (bij vooruitbetaling)
Het huisvuil in de Donderdagwijk
wordt VRIJDAG opgehaald.
De Overweldiging van België.
Herinneringen aan de om
zwervingen van een oud-oor
logscorrespondent tusschen de
strijdende partijen.
0
Bij Kardinaal Mercier.
Ik heb dien nacht in het verlaten
Antwerpen kunnen slapen in een
klein hotel aan de Midi-Statie, waar
heen de Duitschers, tot wie ik me
ten einde raad had gewend, me had
den verwezen.
Den volgenden ochtend trachtte
ik -eenige informaties te bekomen,
welke dringend waren gevraagd aan
de redactie van mijn blad te Amster
dam, maar ik vond ten slotte nie
mand, die me helpen kon. Ook droeg
ik een bos sleutels bij me, welke
me middels mijn redactie naar een
grensplaatsje waren toegezonden
door een zéér bekende Nederland -
sche familie, waarvan een der leden
in Antwerpen een groot heerenhuis
had bewoond.
Mij was gevraagd om, zoo moge
lijk, uit dat huis de groote waarde
aan edele metalen enz. naar -een
veiliger plaats te brengen. Ik vond
alle ruiten vain het huis gespron
gen door het ontploffingsgeweld van
granaten, welke in de buurt waren
neergekomen. Ronddolende in de
vertrekken werd ik eenige malen op
geschrikt door de vlucht van half
dode katten, die in de woning een
toevlucht hadden gezocht en er mis
schien voedsel waren komen zoeken.
Eerst later op den dag heb ik me
van mijn taak kunnen kwijten en
kon ik bovendien iemand vinden,
45.
Roman van
H. COURTHS-MAHLER
met autorisatie uit het
Duitsch vertaald doot
A. VUERHARD-BERKHOUT
0
Hij schudde het hoofd en fronste
het voorhoofd. „Maakt u zich geen
verkeerde voorstelling van me. Ik
ben niet goed, ik ben een mensch,
die jaren lang op voet van oorlog
heeft gestaan met de maatschappij
en met zich zelf en niet goed meer
kón zijn. Vroeger ja, vroeger,
toen was ik misschien goed goed
en onschuldig en altijd bereid om
andere menschen te helpen. Maar
toen werd het donker in en om me
en ik geloof, dat ik toen een hard
slecht mensch ben geworden".
Ze keek hem vol medelijden met
haar mooie oogen aan. „Neen, dat
geloof ik niet". De blik van haar
oogen en de innige klank van haar
stem ontroerden hem: „U schat me
veel te hoog, freule, en ik vrees,
dat u me een heel eind uit den weg
zoudt gaan als u wist, welk een
slechten dunk andere menschen van
die de ramen met planken dicht
timmerde.
Ook Antwerpen bleek, als stad,
onder den oorlogsgruwel te hebben
geleden; verscheidene mooie wijken
waren ernstig gehavend. Tijdens het
bombardement der stad waren ver
scheidene menschen gedood, maar
hun aantal was toch betrekkelijk ge
ring in vergelijking met de slacht
offers, die waren gevallen in Visé,
Luik, Namen, Dinant en Leuven,
welker ontzettend lot de inwoners
van Antwerpen bij de nadering der
Duitschers op de vlucht had doen
slaan naar onze grens.
Toen ik op Antwerpen aantrok
was het lot nog onbekend van Kar
dinaal Mercier, een der markantste
figuren uit den wereldoorlog, wiens
geestelijk verzet tegen de overweldi
ging van zijn land zulk een inner
lijke sterkte aan zijn landgenooten
verschafte en wiens protesten tegen
de Duitsche misdaden het wereldge
weten hebben wakker geschud en de
overweldigers tot het volgen vaneen
meer menschelijk optreden hebben
gedwongen. Het was niet aan te
nemen, dat de Kardinaal nog in zijn
residentie, de stad Mechelen, zou
vertoeven, want deze plaats was bij
de kanonnade op de Antwerpsche
fortenlinie door de bevolking verla
ten moeten worden en het was bo
vendien in Nederland reeds bekend,
dat zoowel het paleis van den Kar
dinaal als de kathedrale St. Rom-
boutskerk door het geschutvuur ern
stig waren beschadigd.
Van de Duitsche autoriteiten te
Antwerpen kwam ik te weten, dat
Kardinaal Mercier niet was gevlucht,
maar zich in de stad ophield. Het
bleek me, dat een aanzienlijke Ant
werpsche dame haar woning te zij
ner beschikking had gesteld.
Natuurlijk ging ik aanstonds op
weg om te trachten een onderhoud
met het hoofd der Belgische kerk
provincie te bekomen.
0
Men moet den persoon van dezen
kerkvorst hebben gekend om te kun
nen beseffen, hoe vooral in de
omstandigheden van het oogenblik
de verschijning van zijn geweldig
rijzige, eerbiedwaardige en impo
sante figuur in de deuropening van
de kamer, waarin ik wachtte, indruk
op me maakte. Het geeft geen moei
me gehad hebben, menschen, die
eerst erg op me gesteld waren. Ik
ik kan u alleen maar waarschu
wen voor iemand als ik".
Er klonk heftige bitterheid uit zijn
woorden en ze voelde hoe hij zich
zelf martelde.
„Is u zooveel onrecht aangedaan,
dat u er bitter door geworden bent?"
vroeg ze zacht.
Hij beefde. „Laat u alleen maar
voor mezelf waarschuwen," zei hij
heesch.
Ze keek hem met haar groote
oogen eerlijk aan. „Waarom moet
u me voor uzelf waarschuwen?"
„Omdat ik het doen moet, wil
ik eerlijk tegenover me zelf blijven.
Ik moest u eigenlijk vragen me een
heel eind uit den weg te gaan
maar dat kan ik niet''.
Ze beefde en met innig medelijden
keek ze in zijn bleek, vertrokken
gezicht. „Waarom is u zoo boos op
uzelf, mijnheer Lersen? Ik geloof
toch niet, dat u een slecht mensch
is ik houd u zelfs niet eens voor
een hard mensch. Maar ik heb van
het eerste oogenblik af, dat ik u
leerde kennen, het gevoel gehad,
dat u ongelukkig is en dat doet me
verdriet".
Hij nam zijn hoed af en streek
zich over het heete voorhoofd. Zijn
oogen fonkelden. „Doet u dat ver
driet?" vroeg hij met half verstikte
te om tegenover dezen mensch met
zijn toen smartelijk, ascetisch gelaat,
uit gothische lijnen getrokken, en
met spier-witte haren omlijst, depro-
tocolaire beleefdheden te uiten,
waarop hij als Kardinaal recht heeft.
Ons onderhoud was grootendeels
van vertrouwelijker! aard; het ging
in die dagen niet aan om de con
sequenties te aanvaarden van open
baar, naar waarheid afgelegde ge
tuigenissen. Z.Em. gaf me eenige
stukken mee voor Rome en een „op
roep" ter publicatie in de Neder-
landsche pers, waarbij hij den pries
ters, die waren uitgeweken, gelastte
om terug te komen.
„En vermeld óók zoo drong
„de Kardinaal bij me aan dat ik
„innig den terugkeer wensch der ge
vluchte bevolking. In alle oprecht
heid, er is geen enkel gevaar te
„vreezen. Ik zou het bijzonder op
„prijs stellen, indien de bladen in
„Holland de aandacht willen vesti-
„gen op de volgende toezeggingen,
„die ik van Duitsche overheid ver
kreeg en welke ik gerechtigd ben
„in haren naam te doen: le. Jonge
lieden behoeven niet te vreezen,
„naar Duitschland te worden weg
gevoerd om in het Duitsche leger
„te dienen of tot dwangarbeid te
„worden verplicht. 2e. Indien ergens
„het politiereglement door enkele
„personen wordt overtreden, zal de
„overheid de daders opsporen en de
„plichtigen straffen zonder de schuld
„aan de gansche bevolking toe te
„schrijven. 3e. De Duitsche en Bel
gische overheden zullen alles in het
„werk stellen om te beletten, dat
„er gebrek aan voedsel ontsta
Ik vroeg den Kardinaal, of deze
gunstige bepalingen door zijn per
soonlijke bemiddeling waren verkre
gen, want vooral de tweede toezeg
ging kwam me belangrijk voor. Im
mers, steeds was de Belgische be
volking" in proclamaties bedreigd met
algemeene bestraffing, wanneer er
gens ook maar één schot op Duit
sche militairen zou zijn gelost of
eenige vernieling van oorlogswerken
zou zijn gepleegd. Om één ver
meend schot zijn in Andenne 400
burgers vermoord om maar écn
der ergste gevallen te noemen.
Zijne Em. bevestigde, dat hij het
doen van deze toezeggingen had
voorgesteld in ruil voor zijn actieve
medewerking aan een terugkeer der
stem.
„Ja, veel verdriet," zei ze zacht
en haar oogen werden vochtig.
Met moeite bedwong hij zich
Toen zei hij heesch, met onderdrukte
aandoening-,,Ik weet, dat u een
engel van goedheid is, dat heeft
vrouw Wengerli me al gezegd, vóór
ik u leerde kennen. U kunt niet ver
moeden hoe goed uw medegevoel
me doet. En u heeft gelijk een
slecht mensch ben ik niet anders
zou ik het ook niet gewaagd hebben
om uw vriendschap te vragen
maar toch ik draag een schand
vlek mee al is het buiten mijn
schuld. Dat moet u weten. Ik sleep
die schandvlek als een keten mee
rond en kan er me niet van ontdoen.
Daarom heb ik jarenlang door de
wereld rond gezworven en daar
om verberg ik me nu in de een
zaamheid. Weet u, wat het zeggen
wil, als men bang moet zijn om
bekende gezichten te zien, omdat
men vreest in die gezichten verach
ting te lezen verachting? Wanneer
dat iemand als ik ben overkomt
iemand, die altijd trotsch en fier
door het leven is gegaan dan is
dat erger dan de dood".
Ze stond bleek, ontroerd voor hem
en in haar oogen lag een diep mede
lijden en een onwankelbaar vertrou
wen. „Het is alleen erg als men die
verachting verdient. Treft ons die
gevluchte burgers.
„Door een persbureau in uw land
„schijnt het bericht verspreid te zijn
aldus de Kardinaal dat ook ik
„zou zijn gevlucht. Ik heb aan een
„vlucht zelfs niet gedacht. De her-
,,3er moet bij zijn schaapkens blij-
„ven en dat moeten de pastoors ook
„doen. De pastoors, die zijn uitge-
„weken, moeten terugkomen".
We bespraken nog vele andere
zaken, welke op het oogenblik van
weinig of geen belang zijn. De Kar
dinaal vertelde me van zjjn aanstaan
den terugkeer naar Mechelen en van
onverdiend, dan moeten we de
kracht hebben ons hoofd nog hooger
te dragen," zei ze vast.
Een zachter uitdrukking verdreef
de wanhopige bitterheid uit zijn ge
zicht. „En denkt u dat die verach
ting onverdiend is?"
„Ja, dat geloof ik".
„Waarom gelooft u dat? U kent
me zoo weinig en weet niets van me
af".
„Genoeg om te voelen, dat u on
schuldig is".
Hij greef heftig haar hand en
bracht die aan zijn lippen. Spreken
kon hij niet. Diep getroffen deed
hij een stap terug, als was hij bang
dat hij zich zou vergeten en haar
in zijn armen nemen. Dat mocht
niet. Hij voelde, dat ze alles zou
begrijpen en vergeven, maar niet.
dat hij haar in zijn armen trok, zoo
lang hij nog aan een ander gebonden
was. Alles had hij haar kunnen toe
vertrouwen, zeker bij haar begrijpen
te zullen vinden, maar dat eene, dat
hij getrouwd was, niet. Zeker niet in
dit uur, nu ze hem onbewust het
hoogste bewijs van haar vertrou
wende liefde voor hem gegeven had.
Haar meisjesachtige gevoelens zou
den voor hem terugschrikken, wan
neer hij haar dat zou zeggen. Dit
was het ergste voor hem hij had
moeten spreken en toch mocht hij
het niet.
zijn plannen om middels den steun
van op te richten „komiteiten"
Z.Em. sprak vloeiend Vlaamsch
■de St. Romboutskerk te herstellen.
Tranen kwamen den Kardinaal in
de oogen, toen hij over ons land
te spreken kwam.
„Holland is edelmoedig zei hij
„Hoe dankbaar, oneindig dankbaar
„ben ik het Hollandsche volk voor
„wat het voor onze arme vluchtelin-
„gen deed. Dien dank kan ik niet
„genoegzaam uitdrukken. Ik heb
„verslagen ontvangen, die me diep
„ontroerden. Men vertelde me, hoe
Zoo stonden ze langen tijd tegen
over elkander in de stille boscheen
zaamheid en keken elkander aan als
twee menschen, die elkaar tot in
de ziel willen zien.
Eindelijk had Lersen zijn zelfbe-
heersching teruggekregen. Hij streek
het haar uit zijn voorhoofd en haalde
diep adem. Ze keek meelijdend in
zijn edel gezicht met de droevige
oogen.
„Ik wou, dat ik u alles kon zeggen
wat me drukt. Ik weet, dat u me
zoudt begrijpen en met me mede
leven. Maar ik kan niet spreken
en ik weet toch, dat ik het eigenlijk
moet doen. Ik hoop, dat ik u eens
alles zal kunnen zeggen, zal mogen
zeggen, wat ik nu nog verzwijgen
moet. Dan moogt u niet boos op
me zijn dat ik het niet dadelijk bij
onze eerste ontmoeting verteld heb".
Frieda's lippen beefden. „U heeft
niet de minste verplichting mij uw
geheim mede te deelen, dus ik heb
ook geen aanleiding om boos te
zijn".
„Mag ik u eens aan deze woor
den herinneren, wanneer u toch boos
op me zult willen zijn?"
„Dat zal niet noodig zijn, ik zal
er altijd aan denken en ik ben over
tuigd, dat u alleen iets eervols over
uzelf verzwijgen wilt. Maar nu moet
ik naar huis anders kom ik te laat".
(Woedt vervolgd).