BRESKENSCHE COURANT Nieuws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D. Het Parelsnoer. Verschijnt iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND. Telefoon 21. Postgiro 70179. Uitgave J. C. LE BLEU v|h E. BOOM-BLIEK, Breskens De Zomertijd. o Oorlogsherinneringen. FEUILLETON 3®wveetv\e ^vesVetv^ 44ste Jaargang Dinsdag 14 Mei 1935 Nummer 4034 ABONNEMENTSPRIJS Per drie maanden f 1.25. Buiten Breskens per drie maanden I 1.40. Franco per post per jaar I 5.00 Buitenland per jaar f 6.50 Alles bij vooruitbetaling. ADVERTENTIEPRIJS Van 1-5 regels (0,75. Iedere regel meer (0;15. Ingez. Med. 30 ct. per regel Abonnements-advertenties groote korting. Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels 0.40 (bij vooruitbetaling) Wij herinneren er aan, dat vannacht de zomertijd ingaat. Men zette van avond de klok een uur vooruit. De Overweldiging van België. Herinneringen aan de om zwervingen van een oud-oor logscorrespondent tusschen de strijdende partijen. 0 Met een kleine vluchtelinge op oorlogspad. Ik kreeg verlof om met mijn klei ne gezellin gebruik te maken van een militairen trein. Deze had, toen hij in Leuven aankwam, reeds een avontuurlijken rit achter den rug. Drie dagen geleden was het convooö van circa 2000 gewonden- uit Cam- brai in N.-Frankrijk vertrokken. Reeds eerder heb ik geschilderd, hoe in het begin van iden oorlog, toen het treinvervoer nog niet was georganiseerd, zulke reis een langen lijdensweg was. De gewonden kwa men uit de buurt van Atrecht, waar de rechtervleugel der Duitschers tot den terugtocht was gedwongen, wel ke eerst bij Cambrai kon worden beëindigd. Hun wegrijdende trein was op het laatste moment nog hef tig bestookt met vliegtuigbommen; de wagens waren nog doorzeefd van gaten. Binnen in de wagons was het niet uit te houden; er hing een on dragelijke atmosfeer, verwekt door het dagen-lang verblijf er in van de verwonde manschappen met hun sterk riekende verbanden. Geluk kig had onze wagen een ibalcon, waarop ik voortdurend met mijn be- schermelinge heb gestaan, in ge zelschap mede nog van eenige Duit sche militairen, die niet wegens ver wondingen maar om ziekelijke aan doeningen er was o.a. ook iemand met lichte geestelijke stoornissen bij met verlof naar huis waren ge zonden. Tergend langzaam schoof het log ge treingevaarte op de Duitsche 41* Roman van H. COURTHS-MAHLER met autorisatie uit het Duitsch vertaald dooi A. VUERHARD-BERKHOUT 0 Het onweer barstte los en men begon nu algemeen op de boot te letten. Alle verrekijkers waren op haar gericht en men zag nu, Idat de dames van plaats verwisselden. Die aan het roer gezeten had nam nu de riemen, daar de andere schijn baar moe was. Nauwelijks hadden ze omgeruild of een windstoot, die op een orkaan geleek, zweepte de golven hoog op en dit ging met zoo'n kracht, dat het bootje, tegelij kertijd van ter zijde door den storm en de golven gegrepen werd en om sloeg. De beide dames vielen in het water. Het ging alles zoo snel, dat het ongeluk al gebeurd was vóór ze het beseften. De menschen aan het strand, die het gezien hadden gilden en eenige heeren, de bedaarde Ame rikaan vooraan, snelden naar de red grens aan, overal stoppend en wach tend. Dat geschiedde om lange trei nen met nieuwe troepen fe laten passeeren; de pas afgerichte jongste lichtingen en jeugdige vrijwilligers. Die tegen-rijdende tremen waren met groen loof opgetuigd; de wagens bevatten voorts allerlei teekeningen, w.o. caricaturen van bekende vijan den. Vooral koning George van En geland moest het ontgelden. Verder las men ,,Nach Paris!" en „Nach Engeland I" Als zulke trein den onze naderde, kropen de jonge soldaatjes uit de portieren of ze smeten de deuren open om ons te begroeten, zwaaiende met hun hoofddeksels en brullende. Als de jongelui echter naast onzen trein waren gekomen en er niet hetzelfde enthousiasme ontwaarden, doch integendeel te 'blikken kwamen in zieke, bleeke, pijnlijke, moedelooze, tréurige ge zichten van honderden en honderden geslagen strijders, dan verstomde het lawaai en kwam er een verschrikte trek om de monden, die pas nog zoo uitgelaten jubeldenLang zaam verwijderden de treinen zich van elkaar en reeds was de afstand groot, als de jeugdige soldaten zich zelve hervonden en tot het besef kwamen, dat ze nog recht hadden op een groet, de honderden, de twee duizend, die reeds zooveel voor 't vaderland doorstaan en geleden had den. We kwamen in Landen, een plaats tusschen Thienen en Waremme. Hier werd 40 minuten gewacht om den gewonden van voedsel te voor zien. Uit groote tobben werd soep in borden opgediend en ook wij, mijn kleine gezellin en ik, kregen deze spijs toebedeeld. Toen ik ge- geten had en het stationsemplace ment op en neer liep om wat be weging te nemen, werd mijn aan dacht getrokken door een opstootje voor een der laatste wagolns. Ik ging er heen helaas om het gruwelijkste tooneel onder de oogen te krijgen uit heel mijn prac- tijk als oorlogscorrespondent. In een der laatste wagons, een goederenwagen, lagen tusschen F ran sche gewonde gevangenen een drie tal Engelsche soldaten, zwaar ge kwetsten. Ze zagen er treurig uit en hun toestand kwajm me beden kelijk voor. Uit informaties bij hun Fransche lotgenooten bleek me, dat dingsbooten om de drenkelingen ter hulp te snellen. Dit was echter bij het noodweer niet gemakkelijk. Toch waren enkele moedigen, waaronder de Amerikaan en de Cubaan, bereid het reddingswerk te beproeven. Vlug werd een zeilboot te water gelaten en bemand en enkele minuten na het ongeluk ving ze reeds haar moei lijken tocht door de golven aan. Van het strand af zagen de met verrekijkers gewapende badgasten dat een der dames verdwenen was, terwijl de andere zich schijnbaar aan de omgekeerde boot vasthield, die op de golven danste. Ze had kracht genoeg zich vast te houden tot de redders 4n'et de zeilboot dicht bij haar waren. Toen verloor ze het bewustzijn en werd in de boot getrokken. Nu zochten de dappere redders naar de andere dame en ontdekten een eind verder een witte japon. De Cubaan spoorde de anderen aan daarheen te zeilen doch de toenemende storm maakte dit bijna onmogelijk. Steeds weer moest men laveeren. Intusschen deed een der heeren moeite de bewuste looze bij te brengen. Eindelijk gelukte het ook de twee de dame uit het water te halen doch te laat ze gaf geen teeken van leven meer en de doode oogen staarden als ontzet naar de redders die reeds geen krachten meer had deze Engelschen al sinds dagen geen voedsel hadden bekomen. En nu stonden voor de geopende wagon- deuren een paar honderd Duitsche soldaten, deels licht-gewonden uit den trein, deels soldaten der bezet ting te Landen, die aangewezen wa ren voor de uitdeeling der soep. En al die liede: stonden te ra zen en te tieren tegen de drie onge lukkige Engelschen. die daar honge rig en hulpeloos op wat vuil stroo lagen uitgestrekt. Men hield ze de dampende soep voor om dan hoo- nend te roepen: „Eten wil je?Zwij nen 1 Kapot moest jel Dat kun je krijgen"; En terwijl ze dat laatste zeiden, richtten ze hun geweren op de ongelukkigen, de bloedende, hul- pelooze, hongerige wezens. Anderen spuwden naar ze met van woede vertrokken gezichten. Zulke behandeling van gewonden komt den lezer misschien ongeloof lijk voor, maar ze is bittere waar heid. Om zulke men9chelijke ont aarding te kunnen verklaren, moet men even terugdenken aan de vree- selijke ontgoocheling der Duitschers, toen Engeland in het begin van den oorlog de zijde van Frankrijk koos. De meeste haat der Duitschers ging toen naar de andere zijde der Noordzee uit. „God straffe Enge land!" was de leu;e, waaronder de Duitschers het slagveld optrokken. Een andere oorzaak van den Duit schen haat jegens de Engelsche sol daten was de omstandigheid, dat de Engelsche soldaten „vrijwilligers' waren, die het soldatendom als een „vak" zouden beschouwen. De Fran- schen, zoo beweerden de Duitschers, streden voor hun vaderland, maar de Engelschen schoten voor geld op hun vijanden Geenszins mag de afschuwelijke behandeling van de Engelsche ge wonden te Landen ook worden be schouwd als een uiting van het nor male Duitsche karakter. We zijn er van overtuigd, dat de daders zich thans, als ze zich hun boosheid her inneren, diep zullen schamen. De oorlog verkankert de geest des men schen. Verklaarde niet een Duitsch officier aan een medewerker van het Handelsblad (zie het avondblad van 18 Öct. 1914): „Wij maken dat is overal het ongeschreven consigne zooveel mogelijk Fransche, zoo weinig mogelijk Engelsche gevan den en nu nog naar het strand te rug moesten roeien. Dat was nog een zeer zwaar werk. Ondanks de reeds op den terug tocht aangewende reddingspogingen kon men slechts een der beide dames levend aan wal brengen. Ze was weer bij gekomen, maar een blik op haar doode vriendin deed haar weer het bewustzijn verliezen. Men droeg haar direct naar haar kamer en legde haar op een divan Hier liet men haar over aan de zprgen van het kamermeisje en een hulpvaardige dame. De doode werd in een leege, ongebruikte kamer naast de garage van het hotel neer gelegd. De Cubaan had er voor gezorgd dat er onmiddellijk een dokter ge haald werd en stond nu mlet een bleek gezicht naast den stoïcijnschen Amerikaan voor de gesloten deur waarachter de doode lag. Hij rilde „Zoo jong en mooi en zoo'n vroege snelle dood," zei hij. De Amerikaan veegde met zijn zakdoek door zijn natte haar. „Verschrikkelijk. Maar laten we een whisky nemen of een cognac groc, anders worden we verkouden en met de handen in de zakken schuifelde hij weg om zijn voorne men ten uitvoer te brengen. De Cu baan volgde hem langzaam. Het onweer woedde voort. Het genen; we trachten de Engelschen niet te wonden, maar te dooden". 0 Met gebroken oogen, welke me die van den naderenden dood leken, lag een hunner te staren naar die wilden troep; de beide anderen wendden het hoofd ter zijde. Onder- tusschen gingen de beschimpingen voort. Ik stond stom en verslagen; ik kon geen woord uitbrengen. Einde lijk liep ik op een lachenden feldwe- bel aan en bevende riep ik hem toe: Wat hier gebeurt, is gruwelijk, 't Zijn toch menschen deze Engel schen die hun plicht deden, zooals gij hem doen moet?" „Neenl" zei de kerel, „zwijnen zijn het, die zich laten betalen voor hun vuile werkl" Ik heb me afgewend. Niet één was er onder dien troep van honder den, die het voor de ongelukkigen opnam. fl ik heb mijn verhaal sober ge daan, omdat ik sommige oorlogs- schande niet te scherp meer naar voren wil halen, maar in de dagen, welke na het geschetste voorval kwa men, heb ik luide geprotesteerd en details gegeven, welke de menschen deed sidderen. Het verhaal van de mishandeling der Engelsche gewon den is over heel de wereld voortge dragen door de _pers en vele kunste naars, vooral in Engeland, zijn er door vervoerd om het door mij aan schouwde met de teekenstift inbeel den vast te leggen, beelden, welke een krachtige anti-oorlogsgetuigenis kregen. De Duitsche regeering voelde zich toen genoopt tot het instellen yan een officieel onderzoek naar het ge beurde, over de resultaten waarvan het Wolff-bureau aan de wereldpers heeft bericht. Het rapport tastte de juistheid van bijkomstige zaken aan; het aantal in den trein vervoerde gewonden b.v. zou minder zijn ge weest dan 2000. Alsof ik het aantal geteld zou hebben! En de samen scholing van soldaten voor den wa gon, waarin de gewonde Engelschen lagen, zou ook niet zoo groot zijn geweest, als ik aangafOp getui genis van den magazijnmeester Huebner en den landweersoldaat Krueger nam de Duitsche overheid donderde en bliksemde onophoude lijk. De redders en de badgasten, die het weer nog getrotseerd had den, zochten haastig hun kamers op om droge kleeren aan te trek ken. Daarna kwamen ze weer in de conversatiezaal bijeen en spraken over het ongeluk. Niemand wist wie de doode was of het mrs. Gorian of vrijvrouwe von Lersen was. Zelfs het perso neel, dat de beide dames bediend had wist het niet, want de namen waren niet bekend en de overle vende had nog geen woord gespro ken. De hulpvaardige dame kwam ein delijk ook in de conversatiezaal en werd met vragen bestormd. Ze kon echter alleen zeggen, dat de dame vóór de dokter gekomen was op nieuw was flauw gevallen en dat hij haar weer bij had gebracht. Ze staarde wanhopig voor zich uit zon der een woord te zeggen 'en de dokter had bevolen, dat ze volkomen rust moest hebben fta dezen ge weldigen schok. Ze was alleen ge laten, een dienstmeisje was in de zijkamer gebleven om te waken. En zoo hoorde men pas den vol genden morgen, nadat de dokter nogmaals bij de patiënte geweest was, dat ze vrijvrouwe von Lersen was. Mrs. Gorian was het offer der golven geworden. De vlschmijn wordt geopend Woens dag a.s. te 9,30 uur en zal volgende dagen werken van 9—11 en 13—16 uur, zoo noodig langer. aan, dat de gewonde Engelschen de aangeboden soep zouden heb ben... geweigerd! Op getuigenis derhalve van twee der menschen, die ik beschuldigd had! De redactie van „De Tijd" had zich nog de moeite gegeven am na de Duitsche tegenspraak het 9-jarig dochtertje van den Amsterdamschen kunstschilder de Bruin, dat ik uit Leuven naar Holland had overge bracht, en met mij getuige was ge- weest van het gruwzaam feit, te hooren over hetgeen het had gezien, waarbij het in haar eenvoudige taal een volkomen bevestiging van de juistheid mijner beschuldiging gaf. 0 Met denzelfden trein heb ik mijn reis voortgezet tot Luik. Vóór we in die stad aankwamen, botste onze trein nog op een tegemoetrijdende locomotief Door de schade, welke onze machine beliep, vloeide al 't ketelwater weg en kregen we een oponthoud te boeken van ruim 2 uur. Het was donker, toen we Luik bereikten. Het meisje, dat ik bij me had, bracht ik bij m'n nicht in 'f klooster der Soeurs de la Miséricorde 'cn voor me zeiven zocht ik een hotel op. In de stad bleek het me, dat ook de Luikenaren, den aanstaanden val van Antwerpen nog niet wilden aannemen. Den volgenden dag wist ik met mijn kleine beschermelinge de Hol- landsche ,grens te bereiken na een moeilijken wandeltocht van Herstal tot Eysden, waar we eindelijk den trein konden nemen naar Maastricht. Hier haalde de overgelukkige vader zijn kind af. Md. (Wordt vervolgd). De kamer van Jutta von Lersen stond in den loop van den morgen vol met bloemen. Alle gasten \an het hotel en ook uit naburige hotels hadden door bloemen een bewijs gegeven van hun deelneming. De doode lag te midden der blole men. Zelfs de stoïcijnsche Ameri kaan had mevrouw von Lersen een enorm bloemstuk gezonden en ook bloemen aan de voeten der doode gelegd. De Cubaan legde een prach tige tuil rozen op de kleine, bleeke handen der doode de levende zond hij een bouquet orchideeën en oranjebloesem op haar kamer. Toen mrs. Gorian na eenige da gen begraven werd, verliet mevrouw von Lersen, zelf bleek als een doode, voor het eerst haar kamer, om, op den arm van een dame geleund, de plechtigheid bij te wonen. Ze kon bijna niet rechtop blijven staan. Het leed om het verlies van haar nicht scheen haar ontzettend te heb ben aangegrepen. Ze kon geen woord spreken en trok zich terstond na de begrafenis in haar kamer te rug. Toen ze alleen was, viel ze in een stoel neer en staarde lang voor zich uit. Ze rilde alsof ze het koud had en toen er geklopt werd schrok ze en riep met heesche stem „bin nen". (Wordt vervolgd),

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1935 | | pagina 1