Oorlogsherinneringen,
DE KANS.
De Overweldiging van België,
Naar het brandende Leuven.
Voor Huis en Tuin.
Pluimveeteelt.
Het Lied van de Week, ,t.
Herinneringen aan de omzwervingen van een oud
oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen
iTijdeus mijn optreden als oorlogscorres
pondent was mijn taak natuurlijk méér
omvattend dan deze „herinneringen"
zouden doen vermoeden. Vóór alles had
tk> ten behoeve van de lezers van mijn
blad, gegevens te verzamelen oyer den
stand van het krijgsbedrijf, welke repor
tage ik aanvulde met het relaas van mijn
persoonlijke belevenissen.
Die krijgsbijzonderhcden hebben thans
voor de massa geen waarde meer, maar
wat in den oorlog in zekeren zin bijzaak,
was, n.l. het contact des correspondenten
met de burgerbevolking, wordt in tijd van
vrede van het grootste belang- De bur
gerbevolking wenscht te weten, wat „oor-
Jog" voor haar beteekent-
Het is ook goed, dat ze zulks weet-
Lloyd George, de bekende Engelsche
minister-president uit de oorlogsjaren,
opende dezer dagen in het centrum van
Londen een tentoonstelling van fotogra-
fiën uit den wereldoorlog- Hij hield daar
bij een rede, waarin hij waarschuwde
voor een herhaling van de verschrikking,
welke oorlog heet*
„Er komt thans een generatie, zei hij,
die niets van den oorlog weet- Het ge
vaar van een oorlog is een werkelijk
heid, waartegen men moet optreden-
Daarom moeten mannen en vrouwen van
deze generatie weten, wat de oorlog ei
genlijk is en wat hij zou beteekenen-
Hun kinderen zullen de volgende maal
aan het front staan- Zij zullen gedood
worden inet dezelfde bommen en verstikt
met dezelfde gassen als hun ouders-"
Lloyd George moge in de allereerste
plaats denken aan de verschrikkingen voor
de soldaten aan het front, omdat in den
jongslen wereldstrijd de Engelsche bur
gerbevolking zich op hef groote eilanden
rijk betrekkelijk veilig heeft mogen voe
len, wij weten uit ervaring, hoe vree
sdij k en van ge rekten duur het marty-
rium der non-combattanten in een oorlog
kan zijn. Ook voor de burgers van óns
land zou dit martelaarschap, zeker zijn
weggelegd, als we in een Europeeschen
strijd zouden worden betrokken.
In een volgenden oorlog zouden trou
wens geen zeeën noch krijtrotsen meer in
staat zijn om Engelsche burgers te vrij-
waien tegen vernielende bommen en ver
stikkende gassen.
Zoo gauw ik de eerste berichten ver
nam van Duitsche wandaden in Leuven,
spoedde ik me naar deze stad, onbewust
van de wilde avonturen, welke ik aldaar
tegemoet ging.
Ik had dè trappers van mijn derde
oorlogsfiets onder de voelen, toen ik
Tongeren passeerde, waar mijn eerste velo,
door de Duitschers van haar banden ont
daan, onbruikbaar was achtergebleven-
Buiten Tongeren vind ik ook de stadjes
St- Truien, Borgloon en Thienen vrijwej
gespaard, maar de tusschenliggende dor
pen zijn één puinhoop-
De Duitsche troepen, die, oprukkende
naar Leuven, voorbij St- Truien en Thie
nen, op heftigen tegenstand waren ge
stuit, hadden zich op de burgerij gewro
ken. Ze staken of schoten de omliggende
dorpen in brand en richtten hun gewe
ren op de doodclijk-beangste bewoners,
die er uit poogden weg te vluchten-
Slechts weinige mannelijke bewoners
dezer dorpen werden gespaard; enkele
vrouwen en kinderen kwamen mede in
het moordvuur om-
Tusschen Borgloon en Thienen vond ik
een oud vrouwtje verwezen op de puin-
hoopen van haar armoedig huisje zitten-, i
Alles wat ze op aarde nog bezat, ver-
telde ze me, waren deze puinhoopen-1
Voor hei bezit van het huisje had ze een
menschemleeftijd hard gewerkt; het lag
thans tegen den grond en ddér, op het
erfje, lagen haar twee zoons begraven,
'die in de laatste jaren voor haar den
kost hadden verdiend.
ZC vertelde me van haar buren, een
gezin van vader en twee zoons- Kijk
'zei ze die liggen daar begraven, alle
drie.
Van Thienen tot Leuven kwam ik in
onafgebroken rijen de vluchtelingen tegen,
•zooals ik ze al zoovelen gezien had bij
Visé, Luik en andere' plaatsen- Ze hebben
die atnaoedige pakjes o"der den arm,
waarin oorlogsvluchteling .1 hun noodig-
ste spullen bijeen plegen te garen- De
jongere menschen ondersteunden de ou
deren in hun moeilijken gang, op hun
verren tocht- Een goedmoedige Beiersche
soldaat loopt, met het geweer op zijn
rug, naast een paar heel oude en zeer
armelijke menschjes; hij draagt hun spul
letjes
v Op enkele kilometers van Leuven van
daan, ruik ik reeds de brandlucht- Ter
weerszijden van den weg, welken ik pas-
seer, liggen vele aardverhoogingen, waar- j
onder de soldaten begraven liggen, die j
bij den dapperen tegenstand der Belgen
voor Leuven zijn gevallen; twee gekruis
te plankjes en wat equipementsstukken
doen de verhoogingen als oorlogsgraven
herkennen.
De weg is nu geheel verlaten; ik zie
geen sterveling, burger noch Duitsch mi
litair. De stad ligt vóór me. Zóó moet
het, veronderstel ik, op den Dag des
Oordeels zijn. Huizen, groote bouwwer
ken, heele straten een stad brandt-i
Een stad, waar alle leven is gedoofd-
De vlammen knetteren, een verstikkende
rook waart over deze plaats des verderfs,
daken, muren, huizen storten in, maar
overigens merk ik niets van eenig
menschelijk of dierlijk leven.
Ik sta vóór de Statie-straat, een der
voornaamste buurten van Leuven, thans
een brandende ruïne- Hier en daar lig
gen de cadavers van neergeschoten paar
den en ze verspreiden een walgelijken
reuk; het lijkenvet druipt over de huid
van dc gezwollen lichamen-
Fietsen kan ik hier niet, want de vele
gevels zijn ingestort en hebben de straat
met puin overdekt- Soms storten muren
of daken in, op het moment waarop ik
passeer en dan word ik in wolken van
rook en kalkstof gehuld en moet ik snel
voortmaken om niet te verstikken-
Waar de muren nogi overeind staan,
lees ik hier en; daar een met krijt ge
schreven bevel, dat de mannen naar de
Markt moeten komen en de vrouwen zou
den thuis blijven- Ik vernam later, dat
de Duitschers de opgekomen mannen
naar het Station hadden, gedreven, waar
ze in beestenwagens werden samenge
pakt.
Erger nog dan de brandlucht is de
verpestende stank van weer andere paar-
den-cadavers, welke ik moet passeeren-
Als ik daartoe kans krijg, spring ik in
zulke gevallen op de fiets om zoo gauw
mogelijk aan deze lucht te ontkomen-
De zon neigde reeds ten ondergang en
kleurde den gloed van de brandende stad
nog rooder, afschuwelijker, helscher. Bui
ten mij beweegt zich nog steeds niemand
in dit doodenoord-
Eigenlijk doelloos blijf ik voortgaan in
de verzengende hitte en den verstikken-
den rook- Waarheen? Ik weet het voor-
loopig zelf nog niet- Ik ben onbekend
in Leuven en ontmoet geen levend wezen,
wien ik iets vragen kan.
Het begon me geesteKjT<-benauwd« te
worden. Trouwens, men stelle het zich
maar eens voor, dat men tegen den
avond moederziel-alleen rondwaart in een
brandende stad, waar geen ander levend
wezen te ontdekken is! Mijn lichaam was
moe, mijn maag leeg-., en wat ik in
ademde, was een verpestende lijkenlucht,
vermengd met rook-
Op zulke momenten begint 'n mensch
te twijfelen aan zich zelf- Ben ik gek?
'Zou ik last hebben misschien van -...
nachtmerrie en zal ik straks ontwaken en
moeten lachen om mijn, angstige verbeel
ding?
Ik nader een paar straten, welke vol
komen ruïnes zijn; de gevels' zijn naar
elkaar toegevallen en van de" straten
puinhoopen gemaakt- Van fietsen was hier
heelemaal geen sprake meer en ik moest
mijn voertuig dan ook op den schouder
nemen en over de muurbrokken heenloo-
pen, welke vaak gloeiend heet waren en
m'n schoenzolen deden schroeien-
Een stuk terrein is nog te onderschei
den als een stratenhock en daar duiken
plots drie soldaten op, die hun gewe
ren op me richten- Ik schrok van dit
eerste levensieeken in Leuven en, door
de ervaring reeds gekard, steek ik snel
mijn handden omhoog- Daar stond ik;
armen omhoog, mijn hoofd door het
frame van mijn fiets gestoken, met mijn
voeten op gloeiend puin, starend op drie
geweerloopen
De kerels zijn bezopen, dat is da
delijk vast te stellen- Ik spreek ze in het
Duitsch toe en dat kalmeert ze wat- Als
ik ze vertel, dat ik een Nederlandsch
journalist ben, mag ik naar ze toekomen
en ze mijn papieren toonen, welke ge
leidelijk tot een heele verzameling zijn
gegroeid en aanbevelingen van verschei
dene legerbevelhebbers inhouden-
Ik ben dadelijk goede vrienden met deze
soldaten, maar het is moeilijk om met
ze te praten; ze kunnen haast niet op
hun becnen staan- Ze doen me verhalen
over franc-tireurs en bekloppen links en
rechts mijn rug vanwege de „vriend
schap", welke hen met de Hollanders
heet te verbinden- Een der kerels gaaf
een hoekhuis binnen, hetwelk brandt en
hij komt terug met eenige flesschen wijn,
w.o. een flesch champagne. De flesschen
worden ontkurkt en écn er van wordt
aan mij toegereikt-
Ik weiger-
De kerel kijkt verbaasd en kwaad- Hij
blijft me de flesch voorhouden en com
mandeert:
Drink!
Meteen stampt-ie met den kolf van zijn
geweer op den grond-
Ik drink nóóit, verklaar ik nog, en ik
mag het ook niet; de... dokier heeft
het me verboden.
Het is echter, of de kerel me de flesch
op m'n hoofd wil stukslaan van woede!
Hij stampt weer met zijn geweer en
dreigt dan:
Als je niet drinkt, ben je onze
vriend niet!
Ik voorzie groote moeilijkheden, pak de
flesch aan en zet ze aan den mond; we
drinken ge-vieren op de Duitsch-Holland.
sche broederschap -
Onderwijl onze koonen vastschroeien van
de brand-hitte rondom ons en een stad,
gewijd aan wetenschap en cultuur, kra
kend en brandend ondergaat, verpulverd
ontfer den hiel van den overweldiger.
We hebben de flesschen nog aan den
mond, nis plots uit onze onmiddellijke
nabijheid geweerschoten opklinken-
Md- (Wordt vervolgd.)
CYCLAMEN EN AZALEA-
HOE WE ZE KUNNEN
OVERHOUDEN.
Dc schitterendste, bloemrijkste, meest
gewaardeerde kamerplanten voor den
winter zijn zeker de Cyclamen's en Aza
lea's- Men ziet ze thans overal voor de
vensters, die er een fleurig aanzien door
hebben. De bezitters, meer nog de be
zitsters, zijn wat trotsch op de mooie
planten en slechts 'één ding, vinden ze
jammer; dat ze niet weten, hoe ze over
gehouden kunnen worden tot een volgen
den winter. Dat overhouden is voor de
meesten zoo'n hopeloos iets, dat bijna
alle uitgebloeide Cyclamens naar den
vuilnisemmer verdwijnen- Azalea's volgen
na een jaar denzelfden weg, als dan ge
bleken is, dat de plant niet opnieuw in
den bloei is gekomen.
De planten zijn niet duur op 't oogen-
blik en schitterende Cyclamens koopt men
'zelfs voor enkele kwartjes per stuk- Goed
onderhouden, d- i. dagelijks het schotel
tje, waarin ze staan, volgegoten met lauw
water, prijken ze zes a acht weken met
een wondere bos bloemen- Goedkooper
kan men zijn huis zelfs in den zonier
'niet met snijbloemen tooien- Voor 't geld
.behoeft men dus de moeite .van het over
houden niet op zich te nemen, maar het
is zoo'n dankbaar iets, als een plant op
onze goede zorgen reageert door na een
jaar weer rijk te bloeien- We hebben er
dan meer clan dubbel pleizier van-
En het kan,, als men mafr handelt,
zooals we hier aangeven-
Een Cyclamen is een der weinige plan
ten, die wij bij voorkeur niet op de
aarde gieten, maar in een schoteltje met
water plaatsen, wat voor andere phnten
uit* den booze is- Gieten we een Cycla
men op de aarde, dan wordt ook de bol
nat, die daarop gaat schimmelen en rot
ten- Tijdens den bloei kan de Cyclamen
veel water verdragen- We zetten de
plant dan voor een zonnig venster, maar
niet te warm- Na den bloei verwijderen
we alle bloemstengels en plaatsen de plant
dan nog koeler, maar houden ze vorstvrij-
We geven weinig watar- Half Mei gra
ven we de plant buiten in den vollen
grond in, in een mengsel van turfmolm
of bladaarde met oude koemest- Gieten
deen we dan regelmatig en om de twee
weken geven we wat vloeimest- Tegen
September potten we de plant weer op
en dan brengen we deze geleidelijk over
naar kamertemperatuur, d-w-z. de tempe
ratuur van een koele, vorstvrij.e kamer.
Met geleidelijkheid bedoelen we; eeerst
overdag nog buiten laten en 's nachts
binnen, maar in de nabijheid van een ge
opend venster vervolgens dag en nacht
binnen en langzaam aan de buitenlucht
ook des nachts afsluiten- Nu voldoende
water geven- Als de bloemknoppen zich
gaan vertoonen, dan de plant geleidelijk
iets warmer zetten, maar in geen geval
in de buurt van een kachel- Met Sinter
klaas ongeveer kan men weer bloemen
hebben- Bij mooi weer is een Cyclamen
altijd dankbaar voor veel frissche lucht;
men mijde evenwel tocht-
De Azelea behandelen we juist zoo,
maar we begieten deze op de aarde- Een
kroon-sproeiïng wekelijks is zeer aan te
bevelen, echter niet meer, als de bloe
men opengaan, want dan verkleuren deze
en worden leelijk- Des zomers, als de
Azalea buiten is ingegraven, moet de
plant rijkelijker begoten worden dan de
Cyclamen. We sproeien dan zelfs meer
malen daags en over de kroon heen; de
aarde, waarin de plant staat, moet steeds
vochtig blijven-
KIPPEN EN FRUIT-
(Vervolg en slot-)
Men maakt da^ plantgaten, groot ge
noeg om er de wortels der jonge boomen
geed in te kunnen uitspreiden.
Deze gaten worden reeds eenige weken
van te voren in gereedheid gebracht, de
ondergrond wordt er na het losmaken
weer in gedaan om te kunnen bezakken,
zocdat enkel ruimte overblijft voor het
planten van den boom- Het planten zelf
geschiedt vaak te diep- Het is 't beste
de boomen zoo te zetten, dat de hoog
ste wortels pl-m- 5 cM- onder de op
pervlakte komen en de grond na het
planten iets oploopt- Na het bezakken
staan de boomen dan net goed-
De plantwijdte hangt af van de soort-
Bij aanplant van hoogstammen neemt
men als afstand: bij appelboomen 1215
PE
de
01
ies
trc
dit
V-
g'
M-, pereboomen. 10 %2 M-,
14 M. en pruimen 5—0* M-
Dc plaatsing der jonge boJ
schiedt *„in verband", watt al i
vorn; van het terrein vierkant,
kig of gelijkzijdig kan zijn.
Betreft het, zóoals hier, de
van vruchtboonien bij een hoe—
plant dan aan den ruimen kant- i v°'
houdt wel van. schaduw, maar
tijd ook van zon- Men kan er ze ,k
zijn, dat een bodem, waarop ntoj
schijnt en die dus steeds vochtig i ,a'
hoenders minder geschikt is- ze i
er licht snot.
de
DB SOORTENK 'ss
Een belangrijke, maar moeiljjjte' ri i
tie is dc keuze der soorten- is je tLl
van een hoenderras al moeilijk, no
moeilijker is de keuze van de sooi mil
de fruitteelt- Mén'moet deze bepak flL
den afzet der vruchten, m- a. w. of
een streek vraag is naar en eeir *?V
voor een bepaalde vrucht- Voo'its
er rekening mee gehouden, dat s;j *m
soorten zclfsteriel zijn, zoodat aty
Bevruchtende stuifmeel moeten lei tje,
tot goede vruclitzetting te kom
alle kersensoorten zijn b-v. zei Sen
Resultaat zal het natuurlijk all
hebben, wanneer de andere soort
ter zelfder tijd bloeit-
BIJ FRUITTEELT
DEN H,
Beperkt U bij de aanplanting
kele beende, goede marktsoorten, 11
Let bij de keuze dier soorten 11
op vruchtbaarheid en geregeld dra|
rste
Hl
USE
E
je
de grootte en het uiterlijk der- vn ast
doch minder op de aanwezight
bijzondere kwaliteiten.
Zorgt, dat goede bestuiving kan
vinden en bevordert dit door het|cht>
den van bijen- Houdt er bij U'
tenkeuze ook rekening mede, dat
te planten soort thuis moet zijn
streek, waar ge woont-
Plant in 't groot geen nieuwi
en nog onbekende soorten.
AS
of
w n i
lis
IW!
1
f
BIJ FRUITTEELT
eigen GEElf
Plant verscheidene soorten aan,
ongelijke tijdstippen rijp zijn, zöi
een geregelde opvolging van rijpe
ten krijgt.
Let bij de keuze der soorten
op het uiterlijk, doch vooral op
liteit.
701
'olil
oei
Hollandsche jongens,
Zoo fier en zoo sterk',
Straks weer getoond
Bij het Zwitersche werk;
Steeds onversaagd
En steeds eerlijk in strijd,
Hebt gij, wat voetbal*
In Neerland verblijd.
Elke gevang'nis,
Hoe groot en hoe ruim
Zit boordevol
Met maatschappelijk schuim:
't Is ook 'n teeken
Van heerschenden nood,
Want wie er komen,
Die vinden er brood-
Weer 'n schandaal
Van -millioenen, >t is grijs;
O, Marianne,
Wanneer wor je wijs;
Waar blijft uw glorie
Van waarheid en recht,
Als gij de fraude
Op 't keurslijf steeds hecht
Handicap-race
Van het klein kikkerland,
Zet er de grootmachten
Vies aan den kant;
Weer werd de roem
Van klein Holland vermeerd
Groot is het volk,
Dat z'n dapperen eert.
Idel
ma
»u
tag
bet
A
lel
HE
Karei Hazert zou over drie weken naai
Indic vertrekken. Niettegenstaande hij dit
lang tevoren geweten had, was de tijd
voorbij gegaan, zonder dat hij zijn voor
nemen om Bep, de zuster van zijn vriend,
zijn liefde te verklaren, had kunnen na
komen.
Het lastige was, dat Bep heelemaal in
den Achterhoek woonde. Den heel enkelen
keer, dat hij de ouders van zijn vriend
Henk bezocht, was er steeds iets ge
weest, dat het hem onmogelijk maakte
zijn hart bloot te leggen. Dan weer wa
nen het haar ouders, die in de buurt
waren, dan een of meer harcr jongere
broertjes of zusjes.
Met het oog op zijn aanstaand vertrek
naar Java was hij nu voor drie dagen
bij de ouders van Bep te logeeren ge
vraagd. Morgen het de laatste dag
van zijn bezoek zijn en nog was hij geeia
stap verder gekomen- Als Henk thuis
geweest was, zou hij dezen gevraagd
hebben hem te helpen, doch' zijn vriend
was op zakenreis in België-
Onder het eten kwam de vader van
Bep hem, zonder het te beseffen, onver
wachts te huln- -7fn Karei" hepon de
heer des huizes, „je kunt me een groot
pie/ier doen- Ik had Bep beloofd haar
morgenochtend met de auto naar Zutfen
,te brengen. Zij moet naar den tandarts.
Maar nu heb ik vanmiddag een telefoon
tje gekregen van mijn zwager, dat hij
morgenochtend hier komt om over drin
gende zaken te spreken- Jij kunt immers
chauffcercn? Als je nu Bep eens naar
Zutfen bracht? Dan kunnen jullie Wiin
meenemen voor gezelschap
Wim was een erg plagerig, veertien
jarig broertje van Bep-
„Maar natuurlijk, meneer, wat graag,"
gaf Karei onmiddellijk zijn bereidwillig
heid te kennen-
Er zou nu toch heel wat moeten ge
beuren, overlegde Karei bij zichzelf als
hij morgen zijn kans bij Bep niet waar-
nam! En, wim of geen Wim, dat die
kans zou komen, daarvoor zou hij w«l
zorgen!
Den volgenden ochtend nam Karei al
vroeg zijn maatregelen.
De afstand naar Zutfen bedroeg onge
veer veertig kilometer. Er waren echter
nog geen dertig kilometer afgelegd, toen
de auto, onder het maken van onheil
spellende geluiden, plotseling stopte.
„Hel" zei Karei verbaasd, „wat krij-
peu we nu?" MeteSJi ^jgsgd,
tier en stapte uit-
„Hm," constateerde hij een oogenblik
later, na een geheel overbodig onder
zoek van den motor, „de benzine is op!
Het spijt me geweldig, Bep, maar we
kunnen onmogelijk verder- Zonden we hier
in de buurt benzine kunnen krijgen? Ik
ben hier nooit geweest
„Je zeker," mengde Wim zich zelfbe
wust in het gesprek, „we zijn vlak bij X-
Ik ken den weg op mijn duimpje- Het is
hoogstens twee kilometer en vlak voor
aan in het dorp is een garage- Vader
stopt er heel dikwijls- Weet je wat? Ik
zal cr wel even heenloopen om 'n paar
liter benzine te halen, dat is voorloopig
wel voldoende! Vooruit Bep, geef maar
even geld
Doch daar wilde Karei niet van hoo
ien. „Hier heb je een gulden, Wim," zei
hij vlug, „als je wilt breng dan voor
loopig 5 liter mee-"
Even later was Wim uit het gezicht
verdwenen.
„Bep," begon Karei, het spijt me,
maar
„O," zei Bep, die een eind achter den
wagen stond; „het geeft niets hoor."-
Karei keek Bep aan en meende, dat ze
een kleur gekregen had- Zou ze uit haar
humeur zijn?
elj Bepi'. «fl K»rel en bleef
steken.
„Ja, Karei?" vroeg Bep-
Karei kuchte eens- Op het beslissende
oogenblik wilden de woorden, die hij zoo
zorgvuldig overwogen had, niet komen-
Eindelijk vatte hij moed-
„Zullen we in den wagen gaan zitten
wachten?" vroeg hij-
Bep vond het goed-
Nadat Karei haar behulpzaam was ge
weest bij het instappen, vergat hij haar
hand los te laten. „Bep," begon Karei
zenuwachtig, „ik moet je wat zeggen-
Heb je niet gemerkt, dat ik van je houd?
En zou je ook van mij kunnen houden?"
Met ingehouden adem wachtte hij op
antwoord.
Bep zei echter niets- Toen keek Karei
haar aan en dat was voor hem genoeg-
„Bep, liefste," stamelde hij.- „Jij
ik -toen kuste hij baar.
Een uur later verscheen, in de verte,
Wim met de benzine.
Bep," zei Karei verlegen, „Ik moet je
een bekentenis doen."
„Wat? Nog een?" lachte Bep-
„Ja, maar nu een andere," vervolgde
Karei, die plotseling alle schuchterheid
overwon. „Ik... enfin, vanmorgen, voor
jullie er waren, heb ik de benzinetank
half larep lee«.loonf
Scheppen om je alleen te kunnen
ken. Vindt je het erg?"
„Malle jongen," lachte Bep
„natuurlijk vind ik het niet erg, dal
je toch begrijpen? Maar... eh, nu
ik je ook een bekentenis doen- Te
auto weigerde, dacht ik, dat het iel
dc bougies was. Ik dacht, dat je
gauw in orde gemaakt zoudt heb!
dat vond ik ergnu jaei
wilde je zoo dol graag een kans
want ik had al lang gemerkt
Blozend hield Bep op-
„Nu, en toen, liefste?" vroeg
nieuwsgierig.
„Toeno Karei, kijk eens na;
linker achterband
Samen gingen ze kijken. De linl
teiband. was plat! Bep had het
losgedraaid en uit elkaar gehaald!
was geen aasje lucht meer in-
„Bep!" juichte Karei en wilde haat
op tastbare wijze van zijn bewon
doen blijken, toen vlak naast
stem van Wim klonk:
„Zeg lui, ben ik niet gauw terug
„En of," prees Bep zenuwachtig-
„Veel te gauw," bromde Karei
nensmonds.