Oorlogsherinneringen, De Overweldiging van België» Gevangen gezet. De Post jager. Pluimveeteelt, De drie jongens uit Kungsbacka. iüiÉÉÉi Herinneringen aan de omzwervingen van een oud- óorlogscorrespondent tusscben de strijdende partijen. Het was duidelijk, dat de verschillende Duitsche bevelhebbers in den aanvang van den oorlog niet goed wisten, wat hun te doen stond, wanneer hun pad gekruist werd door een rondzwervenden oorlogs correspondent- De laatste oorlog tusschen „beschaafde" Europcesche naties dateer de van 1870 en sindsdien was de pers dienst heel wat veranderd. Normaal vragen oorlogscorrespondenten een officieele toelating in het Hoofdkwar tier, :vaar ze dan met onderscheiding wor den behandeld en officieele coinmuniqué's krijgen toebedeeld- Is de vijand ergens winner te, dan worden de oorlogscorres pondenten met zorg achteraf gehouden, maar hebben de eigen troepen voordeelen behaald, dan worden de journalisten in legsr-aufo'8 naar het terrein van de vic torie geleid en foonen begeleidende of ficieren hun de markantste punten, welke werden veroverd, alsmede de hoeveelheid materiaal, welke werd buit gemaakt- Zoo gauw de jongste wereldoorlog in een loopgravenstrijd was overgegaan, was bet niet mogelijk om het verloop op an dere wijze te volgen dan als officieel toe gelaten, in het Hoofdkwartier opgesloten oorlogscorrespondent, maar in de eerste maarden viel er voor den reporter als Journalistiek vrijbuiter heel wat te be leven en daarom had ook ik er de voor keur aan gegeven om liever op eigen ge- 'ïgc ïlieid den oorlog te gaan ervaren dan als gast van de legerleiding. Het gevolg was natuurlijk, dat ik ieder oogenblik werd aangehouden en voor be velvoerende officieren werd geleid- Daar mijn papieren altijd in orde waren, kon men over het algemeen niet anders dan beleefd tegen me wezen, maar toch' was het me eiken keer weer opnieuw duide lijk, dat mijn persoontje den militairen autoriteiten altijd een moeilijkheid Ople verde; ze wisten waarachtig niet, wat ze met zoo'n losloopenden Nederlandschen dagbladschrijver moesten beginnen- Slechts een enkele maal leidde de verlegenheid er toe, dat men me norself en brutaal behandelde. Op den 20en Augustus sleepte ik mijn tweede oorlogsfiets over den berg bij Petit Lanay, om langs ongebaanden weg in bet geveclitsgebied Tongeren—Haelen te kunnen komen- Het was een heele Sjouw op dezen gloeiend-heeten dag- Van bet hoogste punt af had ik een prachtig vergezicht en ik constateerde een sterke froepenponcentratie in de buurt van Riemst- Ik daalde in de richting van die gemeente af en kom voorloopig slechts nu en dan een boertje tegen, dat langs denzclfden weg, welken ik gekomen was, zijn vee naar Nederland probeerde over te brengen. Deze menscben waren arme lieden, die over het algemeen slechts een paar koetjes rijk waren en van dat scha- mmelc bezit reeds de helft of meer aan de doortrekkende troepen hadden moeten afstaan. Dwars door koren- en bietenvelden gaande, bereik ik het dorp Riemst, waar k voor het eerst word aangehouden- De eerste Duitsche posten waren nog al vrien delijk. Ah, ge zijt Hollander! Dan zijn we vrienden Dat was de normale begroeting, wan neer mijn papieren waren ingezien, waar onder geleidelijk verscheidene aanbevelin gen waren gekomen van trocpencomman- dante n et wie ik reeds eerder had ken nis gc..,aakt- lk moest overal vertellen, wat in Ne derland van den oorlog bekend was en kon mijn weg <kin weer vervolgen. Plots echter word lk door een officier aangehouden, die me wenkt, dat ik van mijn fiets moet afstapppen en op zijn beurt mijn papieren vordert- Hij is niet erg beleefd en na een vluchtige inzage draagt hij een paar soldaten op om me naar den Kommandanfur te brengen- De houding der soldaten is nu ineens heel anders, lk hoor van alle kanten nijdige opmerkingen, als lk langs ze word ge leid en ze bezien me met vijandige blik ken. Een van mijn begeleiders rukt me telkens ruw bij den arm, als ik niet vlug genoeg loop of iets naar links of rechts afwijk. In Riemst word ik een boerenhoeve binnengeleid „gestompt" is juister uit gedrukt en weldra sta ik tegenover een groep officieren, die het zich in de pronkkamer zoo gemakkelijk mogelijk heb ben gemaakt- Een deel van de inventaris ligt stuk op den grond en daartusschen liggen vele leegC en volle wijnflesscben- Men kon het den heeren trouwens aan zien, dat ze rijkelijk aan Bacchus hadden geofferd. Ze redeneerden heftig met el kaar, onderwijl een op tafel uitgespreide stafkaart werd bestudeerd- Eindelijk werd er notitie genomen van mijn persoontje. Een van mijn begeleiders deelde mede, dat hij me op last van den luitenant hij noemde een naam, dien ik niet verstond werd voorgeleid. Wie ben je? bulderde een Haupt- mann me toe. Herr Hauptmann... ik ben... Wat moet je hier? lk vertelde, dat ik een Nederlandsch' journalist was en vroeg hem om m'n papieren te willen inzien- Papieren? Papieren? Ja, natuurlijk! Jullie hebt allemaal papieren- Die lui, die in Visé op onze mannen hebben ge schoten, komen óók met papieren uit Hol land terug om weer door te gaan met hun gemcene streken Ik schuchterde wat tegen, maar m'n woorden werden onderbroken met een barsch: Hier die papieren! Zet hem daar! De Hauptmann wees den soldaten een kamerdeur aan. De kerels pakten me vast en brachten me in een aangrenzende kleine kamer. Ik vond er tot mijn ver wondering twee soldaten met revolvers in de hand bij een priester en een boer. Zoo gauw de deur weer achter me ge sloten was, wilde ik een praatje begin- nen, maar van mijn bewakers kreeg ik in het geheel geen antwoord en de pries ter zooveel als de boer lieten slechts een angstig ja of neen hooren, als ik ze iets vroeg. Twijfelend en wanhopig keken ze dan naar hun bewakers, naar elkaar en naar mij, van wien ze tenslotte ook niet wisten, of ik een vriend of een vijand was. Met veel moeite kwam ik te weten dat de priester de pastoor van het dorp was en de boer de burgemeester- Ze wer den gevangen gehouden als gijzelaars, be stemd om met hun leven te boeten voor cventueelc den DuitsclieTS onwelgevallige daden van de burgerbevolking- lk stelde me met deze inlichtingen tevreden, begrij pende, dat elk verder voortgezet gesprek een kwelling voor deze menschen moest zijn. Ik zette me in een hoek der kamer op een stoel en begon mijn positie te overdenken, welke ik een beetje penibel en heelemaal niet interessant vond- Ik voelde me daar in die half-duistere kamer tusschen twee mede-gevangenen en twee met revolvers gewapende soldaten zoo'n beetje een levend lijk- Over het onder zoek van mijn papieren maakte ik me ook een beefje ongerust; ze Hadden me n-1. ook mijn aanteekeniugen afgenomen- Drie lange uren zat ik aldus opgeslo ten, uren, welke in zwijgzaamheid werden doorgebracht, waardoor ze dagen geleken- Eindelijk werd ik gehaald en weer voor den gelegenheidskrijgsraad geleid. Ik moest ook alle overige papieren afgeven, welke ik nog in mijn zak had. U bent dus Nederlandsch journa list? De toon klonk gelukkig vriendelijker. En wat kwam u hier doen? Ik zei het ze met een braaf gezicht- Ik kwam de „waarheid" zoeken, vertel de ik, voor de lezere van mijn blad, om dat er zooveel „leugens" circuleerden over wat in België op het oortogsterrein gaan de was. Zijn dit uw aanteekeningen? Men hield me mijn papieren voor en een beetje timide zei ik: ja! Daar is niks van te ontcijferen! Het was me een ware opluchting- Kunt u dat schrift zélf wel lezen? Ik knikte opgewekt- En toen moest ik een en ander „ver talen"- Ik deed het, me de vrijheid ver oorlovende, welke iederen vertaler is toe bedeeld. De stemming verbeterde merk baar. Ze begonnen me te vragen, welk nieuws er in Nederland over den oorlog bekend was en ik vertelde ze dat- Zij van hun kant deden me allerlei gruwelverhalen over het optreden der Belgische burger bevolking, niet in Riemst natuurlijk, maar elders! Ik moest die verhalen maar eens klaar en duidelijk overbrengen aan mijn lezers, zoo raadden ze me- Tenslotte begonnen ze weer te dazen. Ik had ze verteld, dat ook Japan aan Duitscbland den oorlog had verklaard, maar ze verzekerden luidruchtig, dat ze voor niemand en niets bang waren- „Alleen voor Montenegro!"' interrum peerde een der officieren den Hauptmann onder daverende instemming van zijn ka meraden. En toen kreeg ik een reprimande- lk moest mijn Nederlandschen lezers maar vertellen, dat ze het niet moesten wa gen om over de grens te komen en ook ik zelf moest voortaan in Nederland blij ven. Voor mijn eigen bestwil en behoud. Mag ik dan een pr.sje hebben vroeg ik voor Maastricht? Anders word ik onderweg wéér aangehouden! Dat kunt ge krijgen! was het ant woord. En dezelfde bevelvoerder, die me eenige oogenblikken tevoren nog bezworen had, dat ik vooral aan niemand mocht zeg gen en in mijn blad niet mocht publi- ceeren, welke troepen ik in Riemst had aangetroffen, stempelde mijn Schein met den Duitschen Adelaar, waaronder de woorden „Königl. Preusieher 8, reserve inf. regt. II battaillon". Het was wél vertrouwelijk! Ik mocht den weg naar Maastricht niet per fiets gaan en liet deze daarom ach ter in een café op den hoek van den Tongerschen weg. Een paar dagen later reeds hebben de Duitschers de banden afgenomen en mee gevoerd. Den anderen dag zat ik natuurlijk niet in Maastricht- Ik had Luik nog eens wil len weerzien na de vermeestering der forten. De toestand was er niet prettiger op geworden voor de burgerij. Het brandt hier en daar, vooral in de wijk Outre- Meuse. De bevolking wordt voortdurend met allerlei bedreigingen vrees aange jaagd en ze beziet dan ook eiken vreem deling op schuwe wijze. Overal tref ik vluchtelingen aan, welke uit het Zuiden zijn gekomen en ook Nederlanders, die naar het veilige moe derland uitwijken. De Luikenaars zelf mogen niet weg. Regelmatig verschijnen nieuwe procla maties op de muren; een er van bevat de mededeeling, dat de provincie Luik een oorlogsbelasting van 50 millioen francs meet opbrengen. Een ander houdt het verbod in om des namiddags na 6 uur nog op straat te vertoeven; deuren moe ten geopend blijven, vensters verlicht enz- Met fusillatte en brandstichting wordt ge dreigd, wanneer er ergens nog wapenen worden gevonden, terwijl ook nog werld aangekondigd, dat in alle woningen huis zoeking zal worden gehouden- De meeste winkels zijn gesloten, om dat de Duitschers de voorraden hebben opgccischt; de étapppendienst is nog on voldoende verzekerd en daaïvan lijdt in de eerste plaats de burgerij. Een proclamatie roept de arbeiders op om de veroverde forten te helpen ver sterken, opdat ze eventueel straks weer tegen het Belgische leger kunnen wor den gebruikt! Straten en pleinen, waar zich militaire bureaux bevinden, zijn door troepen af gezet; niemand mag passeeren- Van oorlogs- en ander nieuws is de stad geheel verstoken; de bladen mogen niet verschijnen cn ook de Duitsche veld post werkt zóó primitief, dat haast geen Duitsche kranten in Luik komen en zeker geen nummers van de jongste dagen. Op de muren van lokalen, waar Duitsche militairen zijn ondergebracht, ieest men met groote krijtlettersBit!e! Zeitungen! Md. (Wordt vervolgd.) ZIJN BEGRAFENISREDL Pander-Pech en Zondagsjager, 'k Sta hier bij je hoopje asch- 'k Wil op deze plaats eens zeggen Wie en wat en hoe je was- 'k Weet je bent wél jong gestorvenj Maar toch ook weer veel te oud- Want geloof me je geboorte Die was reeds een groote fout» Eerslens waren bei je ouders Bij hun huw'Iijk nog ts jong» Eigenwijs en onervaren Waagden zij deêz bokkesprong. „Trouwen", ja, gaat heel gemakkelijk, „Kind'ren krijgen" valt niet mee. Maar ze wereldwijs te maken, Gaat zoo l.'cht niet gusjes nee Pander-Post-Pech-Zondagsjager 'k Maak jou hiervan geen verwijt, Want de allergrootste bokken Schoot je pa en jij een geit- Weet je wat de fout was, jongen Jij was veel te vroeg verwend, In je prachtig vliegtuigpakje Leek je me een heele vent- Maar je gansche constitutie Deugde niet geloof dat vast- Door de schuld van bei je ouders, Was je erfelijk belast. En je beide ronde beentjes Waren ook al veel te zwak- Bcenen die de weelde dragen, Zeggen zoo maar niet „krak"-„krak". Met je onbezonnen streken, Waagde jij er ieder aan- In de toekomst joeg jij sukkel, Onze vliegers naar de maan- En de vliegersreputatie, Waar wij zoo op zijn gesteld, Werd door jou niet hoog gehouden, Bracht jij naar de vuilnisbelt- Alles bij elkaar genomen, Heb ik dus maar zóó gedacht i Beter dat je „gecremeerd" bent En nu, jongen slaap maar zacht- Vl- Crt. Ha-vee-Wee. ooi tel ikti tn BlJKOOPEN- Het najaar is de aangewezen tijd voor het aankoopen van hoenders» De hanei? en hennen van het voorjaar zijn nu zóó ver gekomen in kleur, teekening, bouw en in ontwikkeling der kopversierselen, dat men later zelden voor onverwachte verschijnselen staat, waardoor een als pri ma beoordeeld jong dier tot een tweede of derde rangs exemplaar afdaalt» Aankoop van nutdieren blijft bovendien altijd een zaak van vertrouwen, omdat hier de innerlijke eigenschappen pas later tot openbaring komen en men nog ge duldig af te wachten heeft, of bijvoor beeld de kinderen van den haan A, gepaard met de cv vermaarde hennen, X, Y en z, aan dc hooggespannen verwachEfe ien beantwoorden. Voor leek en beginneling wiïlf wijzen ©p eenige belangrijke eis iig< een waardevol exemplaar aan n doen. 1 ga In de eerste plaats de leef tij ag voorkeur jong, tenzij men vooi toom te completeeren, meer iP2f hennen, die hun eersten leg bracht hebben. Hce den leeft *er oordeelen? Zijn de dieren vo( ei een vaste voetring met jaarcijfer, v,ï natuurlijk de ring den joisten fc Maar bij ongeringde heeft men p rig uit te kijken. Voor den k X het gemakkelijk, die ziet met efr— oogopslag, wat hij voor heeft Allereerst lette men op de j glanzend en gaaf moeten wezei en dicht op elkaar liggende Zoodra deze schubben niet va t ten, maar eenigszins opgchevc kaar staan, is het exemplaarc overjarig, of, wat erger is, aanj ak de kalkbeenmijt- Het komt voor 13 halfjaarlijksche dieren dit vieze erfd hebben van hun pleegnP f verkregen van een besmet ver de dieren hun eerste levenswel doorgemaakt- Jonge hennen m< |j| behept, staan in waarde bij retj dieren met gave beenen ten is een zoo belangrijk punt, nog op willen wijzen, dat de de mijt zich het allereerst ve het elleboogsgewricht en juist de vier teenen hun sprchling Verder lette men op de oo moeten tintelen en vurig van zijn, volkomen cirkelrond en uitpuilend. Spleetvormige oog meer amandelvormig van mod niet. Ze zullen honderd tegen tig, schuinachtig zijn in de ho en lellen, zoowel van haan a behooren volkomen vrij te zijn bepcedering en kankerachtige gen, al schijnen deze geheeld- frisch rood, zonder geelachtig de opening van den snavel m en tong blijken vrij te zijn va dus blank van kleur, zonder puistjes. Veel heeft het voor, de ev te koopen dieren vrij te zien bewegen. Men zegt wel: kooi in den zak, maar men zou evei ten zeggen: koop geen kip ii Op de markt kan men niet anders en het zou onrech zen te beweren, dat alle minderwaardig zouden zijn. Verder geve men acht op stand, geen O- of X-becnen. nen, noch bij hennen» Ook m< lijn zijn al naar het ras, afl< gaande, lang of kort- Maar ei vischrug kan nooit deugen- H' moet goed bevleesd zijn en hoort soepel en week aan te gespannen. Als laatste punt van ondei de neus aan de beurt, />f lit de neusgaten. Als men er op drukt mag geen vocht v komen. Ook ruike men aan den snavel, waarbij een walj wijst op storingen in de adi organen en vooral in de longöo Noodig is het verblijf voor^ koopjes in de puntjes gereed! en ze daar bij aankomst liefst voer te onthalen en later pa graan te beginnen, echter wei lijk, om kropvulling te voork Een zeer verkeerde behaiw bij de verzending, kan vaak den verkooper in een verkee stellen. Dat wordt maar al te daan en men vergeet, dat ell hen min of meer reageert o|M plaatsing, ai komen z© in toestand dan ze al waren. D^Q' hennen in zoo'fl geval tijdelijl staan is overbekend. Svcn, Olaf en Herik heetten de drie jongens, de drieling van de wed- Christa Boos. Heel Kungsbacka kende hen; men lachte en weende met hen en groeide met hen op, want ook de oudsten waren met hen weer jong geworden En op een dag waren zij groot genoeg geworden om uit te vliegen en dus trok ken zij de wijde wereld in. Kungsbacka was erg stil geworden; er was haast geen vroolijkheid meer en de weduwe Christa Boos leefde hare dagen naar het uiter lijk op geheel andere wijze als toen haar drie jongens nog thuis waren, maar met haar geest was zij bij hen, die naar drie verschillende hemelstreken van haar heen gegaan waren. Jaren vergingen, maar haar zonen kwa men niet terug- Slechts af en toe kwam er een brief met zeldzame postzegels er op, welken de oude brievenbesteller met spoed bezorgde. Nu eens was de brief van Sven, dan van Olaf en dan weer van Henrik» En altijd stonden in die brieven de beste groeten aan haar en ook onn 'splmn \Y/irlfsntl Pn «rflu-nonlia' guldens uit de Nederlandsche koloniën- Verder niets. Oeen der broeders had ooit een der anderen ontmoet - Totdat op zekeren dag Sven met den „ondergrondsche" van Brooklyn naar New- York reed en in den wagen op zijn ge mak de krant las- Maar daar gaat ie mand voor hem in het licht staan- „Hé, vriend, zie je niet, dat ik aan het lezen ben??»" De aangesprokene keert zich om en heeft een scherp antwoord op de lippen- Twee paar oogen ontmoeten elkaar- Lip pen ontspannen zich, mooie witte tanden worden bij beiden zichtbaar en met een hartelijken lach klinkt 't; „Olaf!, Sven." Zij omarmen elkaar en praten dan sa men alsof zij elkander gisteren nog ge zien hadden, en drie dagen later is Olaf al «eer weg. De weduwe Boos ontvangt een briefkaart met een menigte wolken krabbers er op, en de woorden; „Groe ten aan u en aan Selma- Sven en Olaf!" En weder gaat er een heele tijd voor bij - In Melbourne slaat een two-seafer de Georgestraat in. Een schel getoeter, ge knars van de rem en een man wordt omver gestooten. Vloekend springt Hen- rik uit dc auto en helpt den man op, die gelukkig nief gekwest schijnt, want w:: nl ui* fin ±P IratlKfften. De beide mannen staan tegenover al kander en nemen elkaar op- Twee paar oogen ontmoeten elkander en lippen ont sluiten zich en blinkende tanden worden zichtbaaren dan schieten beide man nen in een hartelijken lach- Olaf en Hen- rik drukken elkaar krachtig de handen. En wederom ontvangt veie weken later de weduwe Christa Boos een „ansicht", waarop een haven te zien is en een hemel, die prachtig blauw is- Door den hemel heen zijn de volgende woorden geschre ven; „Heb Olaf overreden; geen leisel- De beste groeten voor u en voor Selma- Olaf en Henrik En weer gaan er maanden voorbij Christa Boos wil nog eens haar drie jongens zien; het heimwee naar hen wordt haar te machtig. Zoo machtig als slechts het heimwee van een liefhebbende moe der zijn kan. Selma Wickson is intusschen een volwassen meisje geworden, en zóó mooi, dat men haar „de schoonheid van Kungsbacka" noemt- Én dat wil wat zeg gen in een Zvveedsch stadje, waar alle meisjes mooi zijn- Ook zij heeft een sterk verlangen de drie kameraden harer jeugd «eer te zien, want het ziedende heden is zwakker dan het droomende verleden- Maar weduuwe Boos is geen middel be kend, waarmee ,zij de drie jongens naar landen des Heeren doorkeken, kwam dc oude vrouw Op een denkbeeld. Den vol genden dag zette zij zich aan tafel en schreef aan ieder van haar zonen een briefkaart van den volgenden inhoud; „Kom naar Kungsbacka, lieve Olaf (Sven, Henrik); Selma is het mooiste meisje geworden, zoekt een man en denkt slechts aan jou- Je moeder CHRISTA En alle drie de briefkaarten toonen den ietwat verzakten kerktoren van Kungsbac ka en gaan drie verschillende windrich tingen uit. En weer gaat er een tijd voorbij Op een avond, als Selma weer bij de weduwe Christa Boos zit, wordt de deur geopend en drie mannen met gebruinde gezichten en lachende blauwe oogen tre den het vertrek binnen; Olaf, Sven en Henrik. Zij plaatsen zich één voor één voor hun moeder en ieder drukt haar zulk een kus op den mond, dat zij bij na stikt- En dan gaan zij voor Selma staan en doen hetzelfde met haar- En dan zeggen ze alle drie weer, als op commando: „Ja, waarlijk! Zij is werkelijk het mooiste meisje van Kungsbacka geworden- Ik geloof misschien wel van de heele wereld." woord De weduwe Boos ziet in, domheid begaan heeft- En z toch zoo goed bedoeld! lm Weer verloopen er eenige Op een dag zijn ze alle dr de weduwe Boos vindt een br in staat: „Wij reizen af! Sven; Bro< Place 50- Henrik: Marseil la Victorie 132- Claf; Istai Mustafa 18- Wien Selma lil moet zij halen Toen Selma 's avonds bij Christa Boos kwam, vond zi tranen in de oogen. Zij las en ging heen. Den volgendel zij met drie briefkaarten en a fer, waarin al haar spaarpel borgen zijn. „lk ga op reis, moeder B< „Waarheen?" „Naar je zonen!" „Naar welken?" „Naar alle drie," lacht Sela want zij is een meisje, zoo er geen tweede in heel Ku En zij stormt de wereld in Dat was gisteren. En nu wacht weduwe Boi

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1934 | | pagina 4