Oorlogsherinneringen, De Appeldie ven. De Overweldiging van België, Waar het oorlogstempeest woedde. Pluimveeteelt. I i)E ve Eventjes Lachen. Herinneringen aan de omzwervingen van een oud- oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen Slechts de Maasstroom scheidde me van den vuurgloed, welke aan den anderen oever uitsloeg. Fel knetterden de vlam men, met donderend geraas stortten tel kens weer opnieuw daken in, fel zong het brandende, levende hout der hoornen, t Was één vuurzee, al wat mijn oog zag. De wind woei op me toe en over- wuifde me met een bènauwd-heete lucht. Als lawines rolden de rookwolken door de straten naar den Maasoever, waar ze breed-uit spreidden over het water. Over 't algemeen stonden de gevels der hui zen nog recht en op meerdere plaatsen had het vuur de uit de vensters gesto ken witie vlaggetjes nog gespaard, de tcekenen van onderwerping van een ang stige bevolking. Ik wilde me in het stadje zelve voe gen, maar degenen, die anders op last der Duitschers den overzetdienst onder, hielden, waren blijkbaar ook al gevlucht of weggevoerd. Ik ging daarom op Lixhe aan, hopende om via de schipbrug al daar, naar Visé te kunnen komen. Onderweg kom ik in aanraking met een paarDuitsche militairen, van wie één zich' ontpopt als een collega, in gewone om standigheden n.l. redacteur van de Köin- Zeitung. Daar had ik nu een Intellec tueel gevormd en geciviliseerd mensch, met wien ik eens verstandig zou kunnen pralen over 't voor mij zoo onverwachte en ongedachte barbaarsche optreden van een leger, hetwelk zich' drager heette van een hoogstaande „kuitur". Maar eigenaardig: ook deze mensch bleek gevangen en beneveld door de oor- logspsyhosc. Hij praatte honderd-uit over de „bevriende" Hollanders, die zich zoo verstandig buiten den oorlog hadden ge houden; jiij sprak over de onweerstaan baarheid van het Duitsche leger en over zijn verzekerdheid van een spoedig, zege vierend verloop van den oorlog, maar terwijl daar pal achter ons een stad ver brandde en misschien tientallen lijken van neergeschoten burgers op de straten lagen te vergaan, kwam het geen oogenblik in den man op, om van die tragedie eige ner beweging: eenigen uitleg te geven. Waren dan alle Duitschers beesten? Zoo iets mdg men natuurlijk niet aan nemen; het zoude onbillijk en ook on juist zijn. Het zijn de vloekwaardige oor logsomstandigheden, welkel normale gevoe lens doen afstompen en Alles onderge schikt maken aan de doelstelling; vóór- waarts, naar de overwinning, naar liet zegevierend einde! Die suggestieve ge dachte is niet alleen op vaderlandsliefde gesteld, maar mede op den wil tot zelf behoud. Intuïtief voelen de menschen aan, dat, hoe harder en meer onmeedoogenloos ze zich een weg slaan door de hel, waar het gevaar \&n alle kanten dreigt, des 10 spoediger dat gevaar zal zijn door staan en de glorie van het heldendom hun deel zal zijn. Toen ik mijn Duitschen collega einde lijk vroeg, wat die brandende stad be duidde, lichtte hij een oogenblik onver schillig zijn schouders. „Men" had hem verteld, dat burgers geschoten zouden hebben. Hij besloot zijn verklaring met een scheldpartij Op de Belgische burger bevolking, die hij van de ergste gruwel daden beschuldigde. Ik vernam nog van hem, dat de troe pen, die tot heden in Visé gelegerd wa ren geweest, dezen morgen vroeg waren doorgetrokken en slechts een kleine af- decling was achtergebleven om de „straf" over het stadje je voltrekken. Het bruggecommando te Lixhe tiet me passceeren, nadat me ook daar allerlei gru welverhalen waren gedaan. Overal scho ten de Belgische burgers, naar '1 heette, verraderlijk op niets vermoedende solda ten; gewonden staken ze de oogen uit of hun werden de handen afgekapt enz- Op mijn vraag, waar dit alles gebeurd was, kreeg ik ten antwoord; overal! (Later zullen we zien, hoe nauwkeurige onderzoekingen, 0.111. van Dr. de Oroot, leider van het Roode Kru'S-Hospitaal te Maastricht, al deze verhalen als fabels hebben doen kennen.) Vanuit de richting-Visé trokken onaf zienbare legertrossen op in de richting. Tongeren, een opinarsch, welke in het ge heel niet meer belemmerd kon worden, nu alle forten van Luik waren gevallen. De weg, die deze troepen, e i ik zelf in tegengestelde riichting, gingen, lag be zaaid met fietsen, schoenen, instrumenten, speelgoederen en andere winkelwaren, al les splinternieuw, geplunderd U't de nu brandende winkels. De kostbaarste voor werpen lagen daartusschen en alles werd vertrapt en vernield onder de hoeven van de paarden der voorbijtrekkende uhlanen of onder de zware wielen van kanonnen en houwitsers. Ik passeer enkele huizen, welke even buiten de kom der gemeente liggen en nog niet branden. Een vrouw staat er op straat en ze heeft een paar kistjes sigaren onder den arm. Eén kistje houdt ze voor aan de manschappen, die langs trekken en gretig een sigaar uit 't kistje nemen. Die vrouw leek me vol slagen krankzinnig toe. Ze stond als 't ware te dansen en d'r gezicht was ver wrongen van zenuwen. Haar vriendelijk heid heeft niet mogen baten; een paar dagen later heb ik gezien, dat ook haar huisje verwoest was. De opmarcheerende troepen gingen in een boog om liet brandende stadje heen, dat ik zelf thans op punten, waar dat mogelijk bleek, binnentreed. Het eerste wat ik zie, zijn een paar uitgebrande hui zen, welker muren nog groote plakkaten dragen, vermeldende dat ze eigendom zijn van een Hollander.... Het stadje is nog één vlammenzee; de Duitschers hadden hun vernielingswerk 'goed gedaan. Ze beschikten voor zulke 'zaakjes over speciale brandpeletons, die met petroleum en benzine werkten en ook groote voorraden „brandpastilles" hadden, zwarte schijfjes, welke, op een branden de plek geworpen, sissend en versprin gend, het vuur uitdroegen. Burgers zag ik «liet meer in >t stadje; het verblijf was er trouwens onmogelijk geworden en gevaarlijk. Brandende dak goten en luiken kwamen telkens onver wacht naar beneden en soms zag ik plots een gevel instorten, toen ik poogde om steeds verder in dit oord van verschrik king binnen te dringen. Uitgebroken paarden, koeien, varkens, honden enz. rennen half dol van angst door de straten en dronken soldaten, wel ke hier en daar op kruispunten tesamen staan, hebben er schik in om op deze dieren te schieten en ze neer te leggen. Plots zien ik een knaap van misschien een jaar of 12 een brandende straat in- rennen, roepende oin z'n vader, moeder, zijn broertjesDe jongen loopt gevaar In de vlammen om te komen of te wor den neergeschoten door de dronken sol daten. Ik loop den knaap dus na en sleep hem, ondanks zijn verzet, de straat uit. Gelukkig ontmoet ik een paar goe de en nuchtere soldaten, wien ik het ge val vertel en die op zich nemen om den jongen buiten de brandende stad te bren gen. Ik begeef me zelf ook weer naar buiten, omdat ik bijna verstik van den rook. Ik ontwaar een Hollandsche Roode Kruis-auto, welke van Maastricht was uit gezonden; de verplegers, die ik al eens eerder op het oorlogssterreiin had ont moet, herkenden me en liepen aanstonds op me toe oin me in de beveiligende nabijheid van het Roode Kruis te brengen. Ze gebieden het me meer dan dat ze het verzoeken; ze begrijpen niet, hoe ik me in die hel heb durven wagen. Ze vertellen me, dat ze daar straks nog een oude vrouw uit haar brandende woning hebben moeten wegsleepen, omdat ze niet wilde meegaan en in haar wanhhop slechts uitriep: „Je veux mourir! Je veux mou- rjr!>" ze wilde nog slechts sterven.. De Roode Kruis.verplegers geven me een glas wijn te drinken, waardoor ik me aanmerkelijk verkwikt gevoel. Ik begeef me weer op pad, doch zie geen kans om nog ergens de brandende stad binnen te kooien. Op een gegeven moment sta ik voor de puinhoopen van een villa, op een inuur waarvan ik den naam „Rustica" nog ontdek. Meteen herinner ik me, dat een der vele schriftelijke verzoeken, welke me via mijn redactie te Amsterdam, bereik ten, op de bewoners van deze villa be trekking moet hebben gehad. Ik was dringend gevraagd geworden om eens naar deze menschen, een Nederlandsche familie Villcrs-Borret te informecren. Terwijl ik er nog sta te kijken, komt een klein groepje vluchtelingen aan, met die ellendige pakjes onder de armen, waarin ze in hun zenuwachfigen haast dingen vergaarden, welke de minste waar de hadden. De meesten snikken kramp achtig en ze sidderden, toen ze me ont waarden. Ik beauid ze, dat ze voor mij geen vrees behoeven te hebben en loop een stukje met ze op, oin ze zooi ma- gelijk nog van dienst te kunnen zijn. Van de bewoners der villa Rustica wisten ze me te vertellen, dat mijnheer enkele da gen geleden als gevolg van de vele emo ties door een beroerte was getroffen en aan de gevolgen overleden; mevrouw, die zich meermalen als een heldin tus schen de arme slachtoffers had betoond, zou vermoedelijk een toevlucht hebben gezocht in het college St. Hadelin. De arme vluchtelingen, met wie ik thans opliep, wisten eigenlijk nog niet, waarheen ze zouden gaan. Ze meenden, dat ze in Holland niet zouden worden toegelaten, temeer niet, omdat ze zonder middelen waren. Ik overtuigde ze, dat we er andere begrippen van -naastenliefde op na hielden en bracht ze buiten de gevaarlijke om- geving en een eind in de richting van ons Limburgsche Eysden. Zelf wil ik nog eens bij .Dr. Goffin, den directeur van liet college „St. Ha delin", op bezoek gaan. ]k! stuit onder weg op een troep stom-dronken soldaten, die mijn papieren van hand tot hand laten gaan, maar me overigens iriet onwelwil lend gezind bleken, nu ze moesten aan nemen, ilat ik een Nederlandsch journalist was. Ze zingen, tieren en zwaaien met hun armen; de meesten hebben fles- schen drank bij zich', welke ze voortdu rend aan den mond brengen. Een groepje uhlanen vermaakt zich' onschuldiger met eenige geroofde flesschen suikergoed - „spekken" noemden de Vlamingen ze i en ook blijken verschillende oorlogsdap peren zich onledig te houden met het rooven van allerlei spullen uit de bran dende huizen, met geen ander doel dan om deze dingen buiten op straat stuk te smijten. Het groote gebouw van het college St. Hadelin blijkt nog overeind te staan. Zoo gauw de eerwaarde directeur, Dr. Frits Goffin, me zag, brak hij in snikken uit en greep m'n hand, die hij lang en sprakeloos drukt. Zelf had ik evenmin be- hoefte om wat fe zeggen. Eindelijk sta melt de gebroken man: Hadt u het ooit kunnen denken, dat onsdat ons een zóó wreed lot zou treffen? Wat heeft de anne bevolking misdaan? Mos Dieu! Mon Dieu! Hebben we niet alles gegeven, wat we hadden? Hebben we hun bevelen niet stipt ge hoorzaamd? Hebben we niet meer ge daan, dan ze eischten? Hun gewonden, hebben we ze niet liefdevol verpleegd? Ja, die stakkers zijn vol dank jegens me. Maar mon Dieu! waaróm dan toch dit alles?! Wc hebben niets meer in huis voor de arme, oude menschen, welke vlucht niet verder dan tot hier in hun] Natuurlijk is hef voordeel, genot konden punt 3, slechts relat ef; de eierpra komen. We hebben geen voedsel meer zich naar vraag en aanbod, voor de gewonde Duitsche soldaten, wel-{elke p'uimve. houder hokverliclrtinj past, zal de cierprjjs in de winte t 1 ke we hier verplegen. Onze dokter is hier weggehaald en gevankelijk wegge voerd. We zijn zonder medisclie hulp. Er is geen eten in huis... Steeds snikte de brave man wanhopend voort. Hij steekt zijn arm door den mijnen en voert me naar de recreatie-zaal van hef gebouw, waar 20 Duitsche militairen in bedden liggen, gewonden uit den strijd om de forten. Hij nadert man voor man aan hun bed en vraagt ze met betraande oogen, hoe ze het maken cn dan: zeg me eerlijk: heb je... heb je... het goed hier?" De zieken stamelen slechts woorden van dank; sommigen wenden zich be schaamd en huilend om; anderen zijn niet in staat om een woord te uiten, maar vatten de hand van den directeur cn drukken die, lang en innig. In kleine les/aaltjes liggen gewonde burgers, waarvan enkelen spoedig moe ten sterven. Ze zijn door kogels ge troffen tijdens de wilde beschieting door de Duitschers in den voorgaanden nacht. De dokter echter is weggevoerd; er is geen medische hulp voor de ongelukkigen. Er is ook geen eten In een andere zaal liggen een aantal heel oude vrouwtjes, die -de veilige gren zen van Nederland niet konden halen. Md. (Wordt vervolgd.) ELECTRICITE1T )N DE PLUIMVEETEELT door lr. C. E- van de Stadt- I. Jn de pluimveeteelt is het aantal toe passingen van de eledriciteit steeds groei ende; het zal derhalve niet mogelijk zijn, om in het korte bestek van een paar artikelen een volledig overzicht te geven van de vele moeilijkheden, die de elee- triciteit den pluimveehouder thans biedt of in de naaste toekomst zeer vermoe delijk zal bieden. In het volgende zullen slechts die toe passingen worden behandeld, waarvan thans reeds vaststaat, dat zij rendabel zijn voor den bedrjjfspluimveehouder, althans bij de lage electriciteifstarieven, die vele elecfriciteitsbedrjjven toestaan aan pluim- veebedrijven. DE HOKVERL1CHT1NG. Ongetwijfeld is dit wel de oudste toe- passing der eketriciteit in de pluimvee teelt. Het zal wel onnoodig zijn, hier lang uit te weiden over de voordeelen, die de hokverlichting biedt: deze zijn bekend ge. noeg. Zonder overdrijving kan men zeg gen, dat de pluimveehouder, die thans geen hokverlichting toepast, daarmede blijk geeft van een dusdanig gebrek aan inzicht, dat zijn bedrijf eraan ten gronde zal gaan. Inrmers zal hij niet opgewas sen zijn tegen zijn concurrenten, die wé! hokverlichting toepassen en daardoor betere bedrjjfsuitkoinsten verkrijgen; dit gepaard aan de omstandigheid, dat in deze tijden slechts een zeer zorgvuldige en tot op het uiterste gerationaliseerde exploitatie van een pluinrveebedrijf eenige winstmogelijkheden biedt, zal maken dat zij, die niet alle mogelijkheden ten volle benutten, al gauw aanzienlijke verlkzen zullen moeten leiden. De voordeelen der hokverlichting kun nen in het kort als volgt worden samen gevat: 1. Het in-de.rui-vallen van de kippen wordt er gelieel, of in ieder geval voor een belangrijk deel door voorkomen; 2- De totale eierproductie fier kip en per jaar stijgt er door; 3. De waarde der eierproductie per kip en jjer jaar stijgt onevenredig méér dan de eierproductie op zichzelf genomen, om dat de kip aanzienlijk veel eieren méér gaat leggen in den tijd, waarin de eieren duur zijn, waartegenover slechts een klei ne afname der productie staat in de zomer.periode, waarin evenwel de waarde der eieren maar laag is. den zonder twijfel chlen, als gevo ess' de grooiere aanvoer. Inderdaad invloed thans reeds duidelijk merkj"1: De hckierlichting brengt, de heeft het reeds onomstootelijk be dergelijke voordeelen, dat zelfs hoogen electriciteitsprijs voor de i lz'r ting, een prijs b.v. van 25 of per K W., de kosten nog ruimschoi dekt zouden zijn door de meerdefii5 brengst. Daar de stroomprjjzen overal heel wat lager zijn, behoef over niet veel meer te worden Wel is het van belang even na te waaraan een goede hokverlichting 1 fe voldoen. De volgende eischen moeten gesteld 1. De voeder, en drinkbakken evenals de zitstokken, goed wordejja; licht. 2- De verlichting moet voldoen j e (men rekene ongeveer met 60 Wi blo 20 a 30 kippen) en mag in lang ern ken niet al te ongelijkmatig zijn. dri De volgende systemen*van hok 'en ting worden gewoonlijk toegepast a. ochtendverlichting; b. avondverlichting; c. ochtend, en avond verlichting bineerd; d. het systeem van den „avon maaltijd", waarbij de kippen des tnog eens gedurende een uur in legenheid worden gesteld voedsel nemen. Welk systeem van deze vier hei je -»■ 1 I ent jkk t ulli 3fen rest bec t( bl njer i ijs lou asj *ge t e )U< ide de ok b< ene is, is nagegaan aan de hand van de rige proeven, ten deze ondernomei het Rijksinstituut voor Pluim veete Dlg Beekbergen, in samenwerking met 'JJ, traal Bureau van de Vereeniging v recteuren van Electriciteitsbedrijven derland. Daar zijn, gedurende een winterseizoen, de systemen a, b en elkaar toegepast; het resultaat wa a en b vrijwel geheel gelijke res t, gaven, terwijl het systeem c mind schikt bleek, omdat vele rassen tegen deze blijkbaar al te groote ring bestand bleken en uitgeput ten. Zijn ochtend- en avondverlicht;ifcan vrijwel gelijkwaardig wat de re«31 betreft, ui't pract.sche overwegingew' dient de ochtendverlichting onge den voorkeur. Immers is niet all vele gevallen de stroomprijs voor tend verlichting aanzienlijk veel lagf gV< de stroomprijs voor de avondverliela ook kan de lichtinstallatie in de a eenvoudiger zijn. Bij de avondver: *en toch moet men een „schemerverli<wa toepassen, die onmiddellijk na de fal lijke verlichtingsperiode gedurcndrlge een kwartier wordt ingeschakelds °a men n.l. de volle verlichting inee ^eg schakelen, dan zouden de kippen ra'a] stokken niet kunnen vinden; men we ze hierin helpen door een korte van kunstmatige schemering. Deze merveilichting moet héél zwak zijn b-v. worden verkregen met zg- lampjes. Bij de morgenverlichting een schemerverlichting echter vc overbodig: men kan de lampen op volle sterkte ontsteken b.v. te vei 's morgens, en de lampen uitsch t_c wanneer het geheel licht is, b-v. e j 9 uur 's morgens. de Tenslotte geeft de ochtendver rs< besparing van arbeid vergeleken i C( avondverlichting, daar men bet vcx11 den volgenden morgen 's avonds, de kippen ieeds slapen, in liet h strooien en >t inschakelen van de ting 's morgens te 4 uur door een w dige en weinig kostbare schakelkh er)i doen geschieden. Bij de avondverl [gij is de voedering iets minder eenvoieep voorts leert de praktijk, dat men alle hokken moet controkeren, viarl de schemerverlichting brandt, om j overtuigen, dat werkelijk alle kipj>ke: zitstokken hebben opgezocht. k? >ru ise. >t me ife 1 •e: oop wo *te Het waren moeilijke tijden voor vrouw Oooscns op Vredehof. Vredehof was eer tijds een der beste boerderijen geweest wt den omtrek, haar grootvader had het gedoetje laten zetten, haarvader had het uitgebieid, haar man zaliger had hetGod betere 't verdaan. Aan drank en door onverstand. Ze zou geen kwaad van hem spreken, nooit niet, tegen niemand niet- Hij was haar man geweest en ze had hem willen en moeten hebben, tegen den raad van haar brave, nu ook overleden ouders in. Haar Jan was zoo'n knappe iongen, in zijn besten tijd. En dat had haar bekoord, had haar blmü gemaakt voor het feit, dat zijn handen verkeerd stonden. Och, er was zoovéél verkeerd gebleken aan hem Voor hem had zc de liefde versmaad van een goeden gebuur, boer Willems. Die was niet bijzonder knap, al was »c niet leelijk, en hij was een paar jaar onder dan zij. En zijn gedoetje was klein, vergeleken bij de bcliui/inge en de lan derijen van haar ouders. Boer Willems berd, streef geworden. Zijn gedoente ech ter was in de vijftien jaar sedert de groote teleurstelling in zijn leven, sterk vergroot en uitgebreid, want Willems w'st, wat werken was en hij had een goeden kop. Ge-morgen, zei-die, als hij vrouw Goos- sens zag, nu al jaren weduwe. Of g'navet Maar het klonk stuursch en nóóit had-ic een praatje. Vrouw Willems wist allang, dat ze ver keerd had gekozen, indertijd, maar nooit zou ze het zich bekennen. Geploeterd had je om de renten op te brengen van de hypotheek, waarmee huis en landerijen door haar man" belast waren geworden. Lang was ze daarin geslaagd, maar thans nu alles tegen liep, de melk, de boter, de varkens haar geld niet meer opbrachten, nu wist ze geen uitkomst meer. Onlangs had ze liet vee verkocht, het personeel ontslagen, thans was het verkooopbiljet op liet erf geplaatst. Met 1 November moest ze d'r af...« 't Was in den middag van een der mooie herfstdagen, Daar naderde... boer Willems- Lieve hemel, wat was er nou gebeurd? De boer schreed, naar de deur met een gezicht, sens in d'r nekvel. D eblagen schreeuw den als vèrkens. Buur! riep ze uit- Buur, wat is er gebeurd? Wat... Wat... Wat er is? antwoordde Willems. Wat er is?? Dat jou jongens voor galg en rad opgroeien! Begrijp je dat? Voor galg en rad, zeg ik je. Gauwdieven wor den het! In mijn tuin heb ik ze gesnapt, toen ze appelen aan het gappen waren. Hoor je? Appelen aan hef gappen, jawel! Ach buur smeekte vrouw Goos- sens laat de jongens asjeblieft los. Ze zullen het nooit meer doen. ik zweer jeMet November gaane wc weg, buur. Ja, met November gaane je weg! Met November gaane je weg! Gaane je weg! Is het geen eeuwige zonde van zoo'n gedoente...? Met November gaane je weg... Maar wacht, je zult nog meer van me hooien! En 's avonds was-ie er weer. Zijn de jongens naar bed? grom de ie. Hij probeerde stuursch te blijven. Vrouw Goosscns knikte. Spreken kon ze niet. Kijk r>s zei Willems hier ïs een zak, zie je^ met appelen. Voor de jongens! Kwaad? Ben je besuikerd, meid? kwaad op die jongens? Toen ik zóó was, als zij, heb ik óók appelen ge graaid, waar ik ze krijgen konNee, meid, ik was b 1 jjzie je, b 1 ij - Blij? Ja, natuurlijk, blij, dat ik nou ein delijk eens een smoes had om bij je te komen en te zeggen, dat- Wat boer Willems te zeggen had, laten we te raden. Maar toen Willems ©en paar uur later werd uitgeleid door de weduwe Goossens, toen liep-je eerst op het bord toe, waarop de a.s. verkooping stond aangekondigd. Eén voor één ver wijderde hij de punaises, toen 't papier. En den anderen morgen 't was Zon- dag ging hij vrouw Goossens aanha len ,,voor de kerk". Nou, toen wist dien dag heel het dorp het groote nieuws. ZIJ KREEG HAAR HELFT. Mister Atchison uit New York trad der tig jaar geleden in het huwelijk met miss Elisabeth Stanford uit Philadelphia. Hij bezat 1000 dollar en zij kreeg van papa een bruidschat van eveneens 1000 dollar mee. Samen richtten zij een zaak op, die haar man eraan te herinneren, dat de stichting precies evenveel had dragen ais hij en dat haar dus vi nauwkeurig de helft toekwam. Hl f tenslotte een bezoeking, zóó dikw bj zij het hem verweet en toen hij 1 lecI storvcn, bleek, dat hij zijn wedinvi j(;|, lijk van alles haar helft had na, j De helft van zijn tegoed op d ;t niet alleen, doch nauwkeurig bes vo ook de helft van zijn onroerend en: deren. Hij had het stuk voor stuk kl testament laten beschrijven, ledei moest doormidden worden geha zelfs de piano in tweeën wori zaagd. Ook de vogelkooi werd 4e, den gebroken en slechts door eei haaste vlucht kon Pietje voorkom et hij hetzelfde lot onderging. aat: n a VOOR DEN LAATSTEN KEf uw üen „Nou, ik zal je dan nog vijf leencn; maar als ik ze de volgen! j,cn niet terugheb, is het de laatste k ge weest." »pi „Leen me d'r nou dan tien, alsj KINDERMOND. Wat Kes je daar, Hansje? |k weet liet niet, mammielj

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1934 | | pagina 4