Oorlogsherinneringen,
De Appeldie ven.
De Overweldiging van België,
Waar het oorlogstempeest woedde.
Pluimveeteelt.
I
i)E
ve
Eventjes Lachen.
Herinneringen aan de omzwervingen van een oud-
oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen
Slechts de Maasstroom scheidde me van
den vuurgloed, welke aan den anderen
oever uitsloeg. Fel knetterden de vlam
men, met donderend geraas stortten tel
kens weer opnieuw daken in, fel zong
het brandende, levende hout der hoornen,
t Was één vuurzee, al wat mijn oog
zag. De wind woei op me toe en over-
wuifde me met een bènauwd-heete lucht.
Als lawines rolden de rookwolken door
de straten naar den Maasoever, waar ze
breed-uit spreidden over het water. Over
't algemeen stonden de gevels der hui
zen nog recht en op meerdere plaatsen
had het vuur de uit de vensters gesto
ken witie vlaggetjes nog gespaard, de
tcekenen van onderwerping van een ang
stige bevolking.
Ik wilde me in het stadje zelve voe
gen, maar degenen, die anders op last
der Duitschers den overzetdienst onder,
hielden, waren blijkbaar ook al gevlucht
of weggevoerd. Ik ging daarom op Lixhe
aan, hopende om via de schipbrug al
daar, naar Visé te kunnen komen.
Onderweg kom ik in aanraking met een
paarDuitsche militairen, van wie één zich'
ontpopt als een collega, in gewone om
standigheden n.l. redacteur van de Köin-
Zeitung. Daar had ik nu een Intellec
tueel gevormd en geciviliseerd mensch, met
wien ik eens verstandig zou kunnen
pralen over 't voor mij zoo onverwachte
en ongedachte barbaarsche optreden van
een leger, hetwelk zich' drager heette van
een hoogstaande „kuitur".
Maar eigenaardig: ook deze mensch
bleek gevangen en beneveld door de oor-
logspsyhosc. Hij praatte honderd-uit over
de „bevriende" Hollanders, die zich zoo
verstandig buiten den oorlog hadden ge
houden; jiij sprak over de onweerstaan
baarheid van het Duitsche leger en over
zijn verzekerdheid van een spoedig, zege
vierend verloop van den oorlog, maar
terwijl daar pal achter ons een stad ver
brandde en misschien tientallen lijken van
neergeschoten burgers op de straten lagen
te vergaan, kwam het geen oogenblik in
den man op, om van die tragedie eige
ner beweging: eenigen uitleg te geven.
Waren dan alle Duitschers beesten?
Zoo iets mdg men natuurlijk niet aan
nemen; het zoude onbillijk en ook on
juist zijn. Het zijn de vloekwaardige oor
logsomstandigheden, welkel normale gevoe
lens doen afstompen en Alles onderge
schikt maken aan de doelstelling; vóór-
waarts, naar de overwinning, naar liet
zegevierend einde! Die suggestieve ge
dachte is niet alleen op vaderlandsliefde
gesteld, maar mede op den wil tot zelf
behoud. Intuïtief voelen de menschen aan,
dat, hoe harder en meer onmeedoogenloos
ze zich een weg slaan door de hel, waar
het gevaar \&n alle kanten dreigt, des
10 spoediger dat gevaar zal zijn door
staan en de glorie van het heldendom
hun deel zal zijn.
Toen ik mijn Duitschen collega einde
lijk vroeg, wat die brandende stad be
duidde, lichtte hij een oogenblik onver
schillig zijn schouders. „Men" had hem
verteld, dat burgers geschoten zouden
hebben. Hij besloot zijn verklaring met
een scheldpartij Op de Belgische burger
bevolking, die hij van de ergste gruwel
daden beschuldigde.
Ik vernam nog van hem, dat de troe
pen, die tot heden in Visé gelegerd wa
ren geweest, dezen morgen vroeg waren
doorgetrokken en slechts een kleine af-
decling was achtergebleven om de „straf"
over het stadje je voltrekken.
Het bruggecommando te Lixhe tiet me
passceeren, nadat me ook daar allerlei gru
welverhalen waren gedaan. Overal scho
ten de Belgische burgers, naar '1 heette,
verraderlijk op niets vermoedende solda
ten; gewonden staken ze de oogen uit
of hun werden de handen afgekapt enz-
Op mijn vraag, waar dit alles gebeurd
was, kreeg ik ten antwoord; overal!
(Later zullen we zien, hoe nauwkeurige
onderzoekingen, 0.111. van Dr. de Oroot,
leider van het Roode Kru'S-Hospitaal te
Maastricht, al deze verhalen als fabels
hebben doen kennen.)
Vanuit de richting-Visé trokken onaf
zienbare legertrossen op in de richting.
Tongeren, een opinarsch, welke in het ge
heel niet meer belemmerd kon worden,
nu alle forten van Luik waren gevallen.
De weg, die deze troepen, e i ik zelf in
tegengestelde riichting, gingen, lag be
zaaid met fietsen, schoenen, instrumenten,
speelgoederen en andere winkelwaren, al
les splinternieuw, geplunderd U't de nu
brandende winkels. De kostbaarste voor
werpen lagen daartusschen en alles werd
vertrapt en vernield onder de hoeven van
de paarden der voorbijtrekkende uhlanen
of onder de zware wielen van kanonnen
en houwitsers. Ik passeer enkele huizen,
welke even buiten de kom der gemeente
liggen en nog niet branden. Een vrouw
staat er op straat en ze heeft een paar
kistjes sigaren onder den arm. Eén kistje
houdt ze voor aan de manschappen, die
langs trekken en gretig een sigaar uit
't kistje nemen. Die vrouw leek me vol
slagen krankzinnig toe. Ze stond als 't
ware te dansen en d'r gezicht was ver
wrongen van zenuwen. Haar vriendelijk
heid heeft niet mogen baten; een paar
dagen later heb ik gezien, dat ook haar
huisje verwoest was.
De opmarcheerende troepen gingen in
een boog om liet brandende stadje heen,
dat ik zelf thans op punten, waar dat
mogelijk bleek, binnentreed. Het eerste
wat ik zie, zijn een paar uitgebrande hui
zen, welker muren nog groote plakkaten
dragen, vermeldende dat ze eigendom zijn
van een Hollander....
Het stadje is nog één vlammenzee; de
Duitschers hadden hun vernielingswerk
'goed gedaan. Ze beschikten voor zulke
'zaakjes over speciale brandpeletons, die
met petroleum en benzine werkten en ook
groote voorraden „brandpastilles" hadden,
zwarte schijfjes, welke, op een branden
de plek geworpen, sissend en versprin
gend, het vuur uitdroegen.
Burgers zag ik «liet meer in >t stadje;
het verblijf was er trouwens onmogelijk
geworden en gevaarlijk. Brandende dak
goten en luiken kwamen telkens onver
wacht naar beneden en soms zag ik plots
een gevel instorten, toen ik poogde om
steeds verder in dit oord van verschrik
king binnen te dringen.
Uitgebroken paarden, koeien, varkens,
honden enz. rennen half dol van angst
door de straten en dronken soldaten, wel
ke hier en daar op kruispunten tesamen
staan, hebben er schik in om op deze
dieren te schieten en ze neer te leggen.
Plots zien ik een knaap van misschien
een jaar of 12 een brandende straat in-
rennen, roepende oin z'n vader, moeder,
zijn broertjesDe jongen loopt gevaar
In de vlammen om te komen of te wor
den neergeschoten door de dronken sol
daten. Ik loop den knaap dus na en
sleep hem, ondanks zijn verzet, de straat
uit. Gelukkig ontmoet ik een paar goe
de en nuchtere soldaten, wien ik het ge
val vertel en die op zich nemen om den
jongen buiten de brandende stad te bren
gen. Ik begeef me zelf ook weer naar
buiten, omdat ik bijna verstik van den
rook. Ik ontwaar een Hollandsche Roode
Kruis-auto, welke van Maastricht was uit
gezonden; de verplegers, die ik al eens
eerder op het oorlogssterreiin had ont
moet, herkenden me en liepen aanstonds
op me toe oin me in de beveiligende
nabijheid van het Roode Kruis te brengen.
Ze gebieden het me meer dan dat ze
het verzoeken; ze begrijpen niet, hoe ik
me in die hel heb durven wagen. Ze
vertellen me, dat ze daar straks nog een
oude vrouw uit haar brandende woning
hebben moeten wegsleepen, omdat ze niet
wilde meegaan en in haar wanhhop slechts
uitriep: „Je veux mourir! Je veux mou-
rjr!>" ze wilde nog slechts sterven..
De Roode Kruis.verplegers geven me
een glas wijn te drinken, waardoor ik me
aanmerkelijk verkwikt gevoel. Ik begeef
me weer op pad, doch zie geen kans om
nog ergens de brandende stad binnen te
kooien. Op een gegeven moment sta ik
voor de puinhoopen van een villa, op een
inuur waarvan ik den naam „Rustica" nog
ontdek. Meteen herinner ik me, dat een
der vele schriftelijke verzoeken, welke me
via mijn redactie te Amsterdam, bereik
ten, op de bewoners van deze villa be
trekking moet hebben gehad. Ik was
dringend gevraagd geworden om eens
naar deze menschen, een Nederlandsche
familie Villcrs-Borret te informecren.
Terwijl ik er nog sta te kijken, komt
een klein groepje vluchtelingen aan, met
die ellendige pakjes onder de armen,
waarin ze in hun zenuwachfigen haast
dingen vergaarden, welke de minste waar
de hadden. De meesten snikken kramp
achtig en ze sidderden, toen ze me ont
waarden. Ik beauid ze, dat ze voor mij
geen vrees behoeven te hebben en loop
een stukje met ze op, oin ze zooi ma-
gelijk nog van dienst te kunnen zijn. Van
de bewoners der villa Rustica wisten ze
me te vertellen, dat mijnheer enkele da
gen geleden als gevolg van de vele emo
ties door een beroerte was getroffen en
aan de gevolgen overleden; mevrouw,
die zich meermalen als een heldin tus
schen de arme slachtoffers had betoond,
zou vermoedelijk een toevlucht hebben
gezocht in het college St. Hadelin.
De arme vluchtelingen, met wie ik
thans opliep, wisten eigenlijk nog niet,
waarheen ze zouden gaan. Ze meenden,
dat ze in Holland niet zouden worden
toegelaten, temeer niet, omdat ze zonder
middelen waren.
Ik overtuigde ze, dat we er andere
begrippen van -naastenliefde op na hielden
en bracht ze buiten de gevaarlijke om-
geving en een eind in de richting van
ons Limburgsche Eysden.
Zelf wil ik nog eens bij .Dr. Goffin,
den directeur van liet college „St. Ha
delin", op bezoek gaan. ]k! stuit onder
weg op een troep stom-dronken soldaten,
die mijn papieren van hand tot hand laten
gaan, maar me overigens iriet onwelwil
lend gezind bleken, nu ze moesten aan
nemen, ilat ik een Nederlandsch journalist
was. Ze zingen, tieren en zwaaien met
hun armen; de meesten hebben fles-
schen drank bij zich', welke ze voortdu
rend aan den mond brengen. Een groepje
uhlanen vermaakt zich' onschuldiger met
eenige geroofde flesschen suikergoed -
„spekken" noemden de Vlamingen ze i
en ook blijken verschillende oorlogsdap
peren zich onledig te houden met het
rooven van allerlei spullen uit de bran
dende huizen, met geen ander doel dan
om deze dingen buiten op straat stuk te
smijten.
Het groote gebouw van het college St.
Hadelin blijkt nog overeind te staan. Zoo
gauw de eerwaarde directeur, Dr. Frits
Goffin, me zag, brak hij in snikken uit
en greep m'n hand, die hij lang en
sprakeloos drukt. Zelf had ik evenmin be-
hoefte om wat fe zeggen. Eindelijk sta
melt de gebroken man:
Hadt u het ooit kunnen denken, dat
onsdat ons een zóó wreed lot zou
treffen? Wat heeft de anne bevolking
misdaan? Mos Dieu! Mon Dieu! Hebben
we niet alles gegeven, wat we hadden?
Hebben we hun bevelen niet stipt ge
hoorzaamd? Hebben we niet meer ge
daan, dan ze eischten?
Hun gewonden, hebben we ze niet
liefdevol verpleegd? Ja, die stakkers zijn
vol dank jegens me. Maar mon Dieu!
waaróm dan toch dit alles?!
Wc hebben niets meer in huis voor
de arme, oude menschen, welke
vlucht niet verder dan tot hier
in hun] Natuurlijk is hef voordeel, genot
konden punt 3, slechts relat ef; de eierpra
komen. We hebben geen voedsel meer zich naar vraag en aanbod,
voor de gewonde Duitsche soldaten, wel-{elke p'uimve. houder hokverliclrtinj
past, zal de cierprjjs in de winte t 1
ke we hier verplegen. Onze dokter is
hier weggehaald en gevankelijk wegge
voerd. We zijn zonder medisclie hulp. Er
is geen eten in huis...
Steeds snikte de brave man wanhopend
voort. Hij steekt zijn arm door den mijnen
en voert me naar de recreatie-zaal van
hef gebouw, waar 20 Duitsche militairen
in bedden liggen, gewonden uit den strijd
om de forten.
Hij nadert man voor man aan hun bed
en vraagt ze met betraande oogen, hoe
ze het maken cn dan: zeg me eerlijk:
heb je... heb je... het goed hier?"
De zieken stamelen slechts woorden
van dank; sommigen wenden zich be
schaamd en huilend om; anderen zijn niet
in staat om een woord te uiten, maar
vatten de hand van den directeur cn
drukken die, lang en innig.
In kleine les/aaltjes liggen gewonde
burgers, waarvan enkelen spoedig moe
ten sterven. Ze zijn door kogels ge
troffen tijdens de wilde beschieting door
de Duitschers in den voorgaanden nacht.
De dokter echter is weggevoerd; er is
geen medische hulp voor de ongelukkigen.
Er is ook geen eten
In een andere zaal liggen een aantal
heel oude vrouwtjes, die -de veilige gren
zen van Nederland niet konden halen.
Md. (Wordt vervolgd.)
ELECTRICITE1T )N DE
PLUIMVEETEELT
door lr. C. E- van de Stadt-
I.
Jn de pluimveeteelt is het aantal toe
passingen van de eledriciteit steeds groei
ende; het zal derhalve niet mogelijk zijn,
om in het korte bestek van een paar
artikelen een volledig overzicht te geven
van de vele moeilijkheden, die de elee-
triciteit den pluimveehouder thans biedt
of in de naaste toekomst zeer vermoe
delijk zal bieden.
In het volgende zullen slechts die toe
passingen worden behandeld, waarvan
thans reeds vaststaat, dat zij rendabel zijn
voor den bedrjjfspluimveehouder, althans
bij de lage electriciteifstarieven, die vele
elecfriciteitsbedrjjven toestaan aan pluim-
veebedrijven.
DE HOKVERL1CHT1NG.
Ongetwijfeld is dit wel de oudste toe-
passing der eketriciteit in de pluimvee
teelt. Het zal wel onnoodig zijn, hier lang
uit te weiden over de voordeelen, die de
hokverlichting biedt: deze zijn bekend ge.
noeg. Zonder overdrijving kan men zeg
gen, dat de pluimveehouder, die thans
geen hokverlichting toepast, daarmede
blijk geeft van een dusdanig gebrek aan
inzicht, dat zijn bedrijf eraan ten gronde
zal gaan. Inrmers zal hij niet opgewas
sen zijn tegen zijn concurrenten, die wé!
hokverlichting toepassen en daardoor
betere bedrjjfsuitkoinsten verkrijgen; dit
gepaard aan de omstandigheid, dat in
deze tijden slechts een zeer zorgvuldige
en tot op het uiterste gerationaliseerde
exploitatie van een pluinrveebedrijf eenige
winstmogelijkheden biedt, zal maken dat
zij, die niet alle mogelijkheden ten volle
benutten, al gauw aanzienlijke verlkzen
zullen moeten leiden.
De voordeelen der hokverlichting kun
nen in het kort als volgt worden samen
gevat:
1. Het in-de.rui-vallen van de kippen
wordt er gelieel, of in ieder geval voor
een belangrijk deel door voorkomen;
2- De totale eierproductie fier kip en
per jaar stijgt er door;
3. De waarde der eierproductie per kip
en jjer jaar stijgt onevenredig méér dan
de eierproductie op zichzelf genomen, om
dat de kip aanzienlijk veel eieren méér
gaat leggen in den tijd, waarin de eieren
duur zijn, waartegenover slechts een klei
ne afname der productie staat in de
zomer.periode, waarin evenwel de waarde
der eieren maar laag is.
den zonder twijfel chlen, als gevo ess'
de grooiere aanvoer. Inderdaad
invloed thans reeds duidelijk merkj"1:
De hckierlichting brengt, de
heeft het reeds onomstootelijk be
dergelijke voordeelen, dat zelfs
hoogen electriciteitsprijs voor de i lz'r
ting, een prijs b.v. van 25 of
per K W., de kosten nog ruimschoi
dekt zouden zijn door de meerdefii5
brengst. Daar de stroomprjjzen
overal heel wat lager zijn, behoef
over niet veel meer te worden
Wel is het van belang even na te
waaraan een goede hokverlichting 1
fe voldoen.
De volgende eischen moeten
gesteld
1. De voeder, en drinkbakken
evenals de zitstokken, goed wordejja;
licht.
2- De verlichting moet voldoen j e
(men rekene ongeveer met 60 Wi blo
20 a 30 kippen) en mag in lang ern
ken niet al te ongelijkmatig zijn. dri
De volgende systemen*van hok 'en
ting worden gewoonlijk toegepast
a. ochtendverlichting;
b. avondverlichting;
c. ochtend, en avond verlichting
bineerd;
d. het systeem van den „avon
maaltijd", waarbij de kippen des
tnog eens gedurende een uur in
legenheid worden gesteld voedsel
nemen.
Welk systeem van deze vier hei je
-»■ 1
I ent
jkk
t ulli
3fen
rest
bec
t(
bl
njer i
ijs
lou
asj
*ge
t e
)U<
ide
de
ok
b<
ene
is, is nagegaan aan de hand van de
rige proeven, ten deze ondernomei
het Rijksinstituut voor Pluim veete Dlg
Beekbergen, in samenwerking met 'JJ,
traal Bureau van de Vereeniging v
recteuren van Electriciteitsbedrijven
derland. Daar zijn, gedurende een
winterseizoen, de systemen a, b en
elkaar toegepast; het resultaat wa
a en b vrijwel geheel gelijke res t,
gaven, terwijl het systeem c mind
schikt bleek, omdat vele rassen
tegen deze blijkbaar al te groote
ring bestand bleken en uitgeput
ten.
Zijn ochtend- en avondverlicht;ifcan
vrijwel gelijkwaardig wat de re«31
betreft, ui't pract.sche overwegingew'
dient de ochtendverlichting onge
den voorkeur. Immers is niet all
vele gevallen de stroomprijs voor
tend verlichting aanzienlijk veel lagf gV<
de stroomprijs voor de avondverliela
ook kan de lichtinstallatie in de a
eenvoudiger zijn. Bij de avondver: *en
toch moet men een „schemerverli<wa
toepassen, die onmiddellijk na de fal
lijke verlichtingsperiode gedurcndrlge
een kwartier wordt ingeschakelds °a
men n.l. de volle verlichting inee ^eg
schakelen, dan zouden de kippen ra'a]
stokken niet kunnen vinden; men we
ze hierin helpen door een korte
van kunstmatige schemering. Deze
merveilichting moet héél zwak zijn
b-v. worden verkregen met zg-
lampjes. Bij de morgenverlichting
een schemerverlichting echter vc
overbodig: men kan de lampen
op volle sterkte ontsteken b.v. te vei
's morgens, en de lampen uitsch t_c
wanneer het geheel licht is, b-v. e j
9 uur 's morgens. de
Tenslotte geeft de ochtendver rs<
besparing van arbeid vergeleken i C(
avondverlichting, daar men bet vcx11
den volgenden morgen 's avonds,
de kippen ieeds slapen, in liet h
strooien en >t inschakelen van de
ting 's morgens te 4 uur door een w
dige en weinig kostbare schakelkh er)i
doen geschieden. Bij de avondverl [gij
is de voedering iets minder eenvoieep
voorts leert de praktijk, dat men
alle hokken moet controkeren, viarl
de schemerverlichting brandt, om j
overtuigen, dat werkelijk alle kipj>ke:
zitstokken hebben opgezocht. k?
>ru
ise.
>t
me
ife 1
•e:
oop
wo
*te
Het waren moeilijke tijden voor vrouw
Oooscns op Vredehof. Vredehof was eer
tijds een der beste boerderijen geweest
wt den omtrek, haar grootvader had
het gedoetje laten zetten, haarvader had
het uitgebieid, haar man zaliger
had hetGod betere 't verdaan. Aan
drank en door onverstand. Ze zou geen
kwaad van hem spreken, nooit niet, tegen
niemand niet- Hij was haar man geweest
en ze had hem willen en moeten hebben,
tegen den raad van haar brave, nu ook
overleden ouders in. Haar Jan was zoo'n
knappe iongen, in zijn besten tijd.
En dat had haar bekoord, had haar blmü
gemaakt voor het feit, dat zijn handen
verkeerd stonden. Och, er was zoovéél
verkeerd gebleken aan hem
Voor hem had zc de liefde versmaad
van een goeden gebuur, boer Willems.
Die was niet bijzonder knap, al was »c
niet leelijk, en hij was een paar jaar
onder dan zij. En zijn gedoetje was klein,
vergeleken bij de bcliui/inge en de lan
derijen van haar ouders. Boer Willems
berd, streef geworden. Zijn gedoente ech
ter was in de vijftien jaar sedert de
groote teleurstelling in zijn leven, sterk
vergroot en uitgebreid, want Willems
w'st, wat werken was en hij had een
goeden kop.
Ge-morgen, zei-die, als hij vrouw Goos-
sens zag, nu al jaren weduwe. Of g'navet
Maar het klonk stuursch en nóóit had-ic
een praatje.
Vrouw Willems wist allang, dat ze ver
keerd had gekozen, indertijd, maar nooit
zou ze het zich bekennen. Geploeterd had
je om de renten op te brengen van de
hypotheek, waarmee huis en landerijen
door haar man" belast waren geworden.
Lang was ze daarin geslaagd, maar thans
nu alles tegen liep, de melk, de
boter, de varkens haar geld niet meer
opbrachten, nu wist ze geen uitkomst
meer. Onlangs had ze liet vee verkocht,
het personeel ontslagen, thans was het
verkooopbiljet op liet erf geplaatst. Met
1 November moest ze d'r af...«
't Was in den middag van een der
mooie herfstdagen,
Daar naderde... boer Willems- Lieve
hemel, wat was er nou gebeurd? De boer
schreed, naar de deur met een gezicht,
sens in d'r nekvel. D eblagen schreeuw
den als vèrkens.
Buur! riep ze uit- Buur, wat is
er gebeurd? Wat... Wat...
Wat er is? antwoordde Willems.
Wat er is?? Dat jou jongens voor galg
en rad opgroeien! Begrijp je dat? Voor
galg en rad, zeg ik je. Gauwdieven wor
den het! In mijn tuin heb ik ze gesnapt,
toen ze appelen aan het gappen waren.
Hoor je? Appelen aan hef gappen, jawel!
Ach buur smeekte vrouw Goos-
sens laat de jongens asjeblieft los.
Ze zullen het nooit meer doen. ik zweer
jeMet November gaane wc weg, buur.
Ja, met November gaane je weg!
Met November gaane je weg! Gaane je
weg! Is het geen eeuwige zonde van zoo'n
gedoente...? Met November gaane je
weg... Maar wacht, je zult nog meer
van me hooien!
En 's avonds was-ie er weer.
Zijn de jongens naar bed? grom
de ie. Hij probeerde stuursch te blijven.
Vrouw Goosscns knikte. Spreken kon
ze niet.
Kijk r>s zei Willems hier ïs
een zak, zie je^ met appelen. Voor de
jongens!
Kwaad? Ben je besuikerd, meid?
kwaad op die jongens? Toen ik
zóó was, als zij, heb ik óók appelen ge
graaid, waar ik ze krijgen konNee,
meid, ik was b 1 jjzie je, b 1 ij -
Blij?
Ja, natuurlijk, blij, dat ik nou ein
delijk eens een smoes had om bij je te
komen en te zeggen, dat-
Wat boer Willems te zeggen had, laten
we te raden. Maar toen Willems ©en
paar uur later werd uitgeleid door de
weduwe Goossens, toen liep-je eerst op
het bord toe, waarop de a.s. verkooping
stond aangekondigd. Eén voor één ver
wijderde hij de punaises, toen 't papier.
En den anderen morgen 't was Zon-
dag ging hij vrouw Goossens aanha
len ,,voor de kerk". Nou, toen wist dien
dag heel het dorp het groote nieuws.
ZIJ KREEG HAAR HELFT.
Mister Atchison uit New York trad der
tig jaar geleden in het huwelijk met miss
Elisabeth Stanford uit Philadelphia. Hij
bezat 1000 dollar en zij kreeg van papa
een bruidschat van eveneens 1000 dollar
mee. Samen richtten zij een zaak op, die
haar man eraan te herinneren, dat
de stichting precies evenveel had
dragen ais hij en dat haar dus vi
nauwkeurig de helft toekwam. Hl f
tenslotte een bezoeking, zóó dikw bj
zij het hem verweet en toen hij 1 lecI
storvcn, bleek, dat hij zijn wedinvi j(;|,
lijk van alles haar helft had na, j
De helft van zijn tegoed op d ;t
niet alleen, doch nauwkeurig bes vo
ook de helft van zijn onroerend en:
deren. Hij had het stuk voor stuk kl
testament laten beschrijven, ledei
moest doormidden worden geha
zelfs de piano in tweeën wori
zaagd. Ook de vogelkooi werd 4e,
den gebroken en slechts door eei
haaste vlucht kon Pietje voorkom et
hij hetzelfde lot onderging. aat:
n a
VOOR DEN LAATSTEN KEf uw
üen
„Nou, ik zal je dan nog vijf
leencn; maar als ik ze de volgen! j,cn
niet terugheb, is het de laatste k ge
weest." »pi
„Leen me d'r nou dan tien, alsj
KINDERMOND.
Wat Kes je daar, Hansje?
|k weet liet niet, mammielj