Oorlogsherinneringen*
De Overweldiging van België*
De forten bezwijken.
De crisisbollebof ontdekt.
Z.M. de Spoorweg-wegwerker.
Allerzielen.
Eventjes Lachen.
Herinneringen aan de omzwervingen van een oud-
oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen
Direct werden we door een aantal sol
dalen dmringft, die ons naar een drietal
officieren voerden* welke aan een tafel
tje terzijde van de fabriek! gezeten waren.
Eenige glazen en flesschen zeiden me, dat
•ok deze heeren aandacht Hadden laten
schenken aan de Belgische wijnkelders.
Ik werd nogal wantrouwend behandeld,
maar tenslotte kon ik ze toch met mijn
papieren bevredigen. Het meisje had geen
papieren, maar de hecren schenen toch
wel te willen gelooven, dat ze zich niet
met spionnage bezig hield. Natuurlijk
moest ik een verklaring van haar aan-
wezighcid geven.
Merkwaardig was de volkomen onkunde
der officieren met den stand van 't eigen
krijgsbedrijf en met den algemeeuen oor
logstoestand. Troepen-onderdcelen krijgen
een bepaalde taak opgedragen om te vol-
voeren, maar hoe de situatie om hen heen
is, daar weten ze vaak weinig of niets
van. In de vuurlinies komen ook geen kran
ten aan om de vechtenden van het alge
meen oorlogsverloop op de hoogte te
houden.
Juist als mcnschen niets weten, ont-
taan er allerlei en de vreemdste ge-
uchtcn, welke als waarheid opgeld
[oen. De officieren, welke me verhoorden,
visten mc met zekerheid o, daar was
geen twijfel aan! tc vertellen^ dat Hol
land den anderen dag óók in den oor
log zou zijn betrokken, want de Engel-
sclic regeering had de onze een ultimatum
gestuurd. Dat wisten zij, maar hoe het
in Luik stond, daar wisten ze niets van
en dilt kan ik ze vertellen!
Ik doe ze ook nog eenige mededce-
lingen van wat me daags tevoren uit de
Nederlandsche bladen bekend wes gewor
den en dat vonden ze zóó interessant,
dat ze een rijwielpatrouille van zes man
bij zich ontboden. Deze patrouille werd
met een gesloten brief en een mij onbe
kende opdracht in de richting van Luik
gezonden.
Ze werden geleidelijk vriendelijker tegen
mc en eindelijk kon ik, van hun beste
wenschen vergezeld, mijn weg naar de
grens vervolgen.
Verscheidene malen moest ik mijn ge
zellin rust geven in het gras aan den
kant van den weg, maar tegen den avond
bereikte ik toch gelukkig de Nederland
sche grens, waar ik dc kleine meid bij de
dounac achterliet, die op zich nam om
haar verder naar Maastricht en haar ou
ders te doen vervoeren.
Nog vóór ik aan rust kon gaan den
ken, moest ik eerst naar het postkantoor.
De publieke ruimte was er geheel gevuld
met Belgische vluchtelingen, die er van
alles te beredderen hadden. Aan een der
schrijftafels ging ik mijn verslag staan
opmaken, hef werd een telegrammetje
van méér dan een bladzijde druks in de
krant, welke ik vertegenwoordigde.
Terwijl ik vel na vel volschreef, stond
er al dien tijd een pater achter me en
blijkbaar keek hij over mijn schouders
heen. Toen ik eindelijk klaar was, kwam
hij naar me toe. „Ik ben pater Hendrichs,"
zei hij. „Hebt u al een hotel? Neen?
Kom dan maar mee.""
Hij bracht me ergens, waar het goed
was te zijn. Toen ik op mijn kamer was,
heb ik me allereerst verfrischt, daarna
kreeg ik een huilbui. Tegelijkertijd werd
er op de deur geklopt en stond pater
Hendrichs weer voor me.
Maar zóó kon hij niet praten, of dat
weigerde ik. Jn eten had ik hcelemaal
geen trek.
Nu liet de pater een taxi aanrukken en
we reden naar Momus, de gezellige socië
teit op het Vrijthof. We gingen buiten
zitten.
alleen aan wat rookpluimen zien, waar! ze met den dood zouden moeten boeten
het fort gelegen was. Mij werd door den voor eventueele vijandelijke daden d^r be-
„ïk neem 'n groene pommerans," zei
pater Hendrichs. „En wat zult u gebrui
ken?"
Ik wist het niet. Ik had geen trek en
sterke drank had ik in de 24 jaren van
mijn bestaan nog nooit geproefd, vertel
de ik.
„Ober! Twéé groene pommeranzen!"
Die bestelling werd-zóó een paar keer
doorgegeven. Geheelonthouders mogen het
mij en dien pater vergeven, maar het be
kwam me best. Ik heb dien avond nog
wat gegeten en ik heb heerlijk geslapen.
Om <k?n lezer «enigen indruk te geven
van wat men, zwervend op et oorlogs
terrein, te ondervinden krijgt, heb ik mijn
eersten tocht naar Luik vrij uitvoerig be
schreven, maar het is mijn bedoeling met
om ook verder hun aandacht tc vragen
"oor eiken stap, dien ik in België deed.
'echts van*mijn bijzonderste ervaringen
wil ik ze thans nog verhalen en ik vrees,
dat ik ook daórtoe nog vele „vervolgen"
zal behoeven.
Tijdens de gevechten om de forten heb
ik nog verschillende tochten door liet ge
bied van Luik gemaakt en gruwelen aan
schouwd, welke in de daar gelegen dor
pen werden gepleegd. In de stad Luik
zelve echter was ik niet meer terug ge
weest, toen ik mc op den morgen van
den 15en Augustus op pad begaf om
dóór dc situatie nog eens tc gaan op
nemen.
Ik werd weer over de schipbrug van
Lixhc geleid, welke sinds mijn eerste be
zoek nog drie maal vernield en weer her
bouwd was. Thans werd de brug niet
moer beschoten. Den avond tevoren was
het fort Pontisse gevallen; het fort Lierce
weerde zic'i nog, maar zond haar gra
naten nog alleen in de richting Tongeren,
blijkbaar om de wegen te bestoken, langs
welke de Duitsche troepen hun opinarsch
over de Maas voortzetten.
Dc mooie, tien eeuwen oude kerk te
Visé was door dc Duitschers in brand
gestoken en daarmee was ook de toren
vernield, welke voor de bezetting van liet
fort Pontisse van nut zou zijn geweest
om richting te nemen bij de bediening
van het geschut. Direct nadat de kerk
in brand was gestoken, waren de pastoor
deken, de burgemeester en een vijftal
kloosterzusters gevangen genomen; deze
laatsten hebben ruim 14 dagen gevangen
gezeten, tot eindelijk bleek, dat ze
van Duitsche nationaliteit waren.
In liet stadje zelf heerschte het grootste
gebrek, daar de Duitschers steeds waren
doorgegaan met van alles op te eischen.
Hompjes brood, als stecncn zoo hard,
werden bewaard voor nóg kwader dagen!
De Duitschers zelve hadden reeds vol
op levensmiddelen, welke vanuit Duitsch-
land werden aangevoerd. Toen 'n Duitsch
officier bemerkte, dat ik de restaurants
afliep om wat te eten te bekomen, bood
hij mc aan om in dc wacht te komen
maaltijden, een aanbod, hetwelk ik noch
tans meende te moeten afslaan.
Er werd een waar schrikbewind uitge
oefend; telkens gingen mannen niet de
bel rond, verkondigende, wat de verove
raars weer eischten. Alle fietsen moesten
worden ingeleverd; zóóveel honderden
flesschen wijn moesten worden aange
bracht, enz. Alles onder bedreiging met
executie van de mannelijke bevolking, als
het bevel niet werd nagekomen en met
verbranding van de stad.
Tusschen Lancy en Haccourt hebben de
Duitschers zwaar geschut opgesteld, waar
mee ze het fort Lierce bestoken. Ik kan
naderbij komen en een Duitsch officier
stelt me in staat om vanaf een hoogte
de Duitsche operaties te volgen. Ik kon
bedoelden officier uitgelegd, dat 't zware
geschut tenslotte niet alles kon doen. I let
fort zou in gruizelementen gebombar
deerd kunnen worden, maar tenslotte zou
er toch nog een stormaanval noodig kun
nen wezen om de eventueel resteerende
bezetting tot overgave te bewegen. Voor
de bestorming van Lierce waren het 7e
en Qe regiment voetartillerie uit Keulen
aangewezen. Deze regimenten hadden den
avond te voren Pontisse genomen, nadat
de zware artillerie de bezetting had down
gesteld.
Vér voor ons uit trokken eenige af-
dcelingen, licht geschut met zich' meevoe
rend, in verspreide orde over hef open
veld naar een tusschemliggende hoogte.
Mijn omgeving was echter door de werk
zaamheid van de Deutsche gcschutsbatterij
zóó zwaar met rook bezwangerd, dat de
operaties in het veld moeilijk te volgen
waren. Dat werd nog erger, toen ook
eenige salvo's vanuit Lierce zware ont
ploffingen in ons vóór-terrein veroorzaak
ten.
In ieder geval bleek Lierce nog tot af
weer in staat, want als de rook nu en
dan even optrok, kon men slachtoffers
in het veld zien liggen en ook werden
meermalen gewonden langs ons heen van
uit het vóór-terrein aange/oerd. Die mcn
schen bezag ik met kommer en ook niet
afgrijzen soms. Men heeft er geen idee
vant hoe de oorlog de menschen juist
in de uren des gevaars doet verwilde
ren. De meeste gewonden bleken vervuld
van wraakgevoelens cn wilden tenslotte
niets liever dan wéér' het veld intrekken.
Heel anders is de stemming, als die mcn
schen eenmaal uit de hel zijn weggevoerd;
ik heb later nog meermalen hospitalen
bezocht en in ambulance-treinen gereisd,
maar dan zijn al die gewonden niets
meer dan brokken wanhoop en ellende.
De weerstand van de bezetting der for
ten versaagde zienderoogen, nu de Duit
schers in staat waren geweest om hun
zwaar geschut in stelling te brengen.
Voor de beschieting der forten werd over
liet algemeen Oostenrijksch berggeschut
gebezigd; z.g. 30-5 mortieren. Deze stuk
ken werden ten decle ook door Oosten-
rijksche gedetacheerde manschappen be
diend, niettegenstaande toen, half Augus.
i tus, Oostenrijk aan België nog niet of-
fideel den oorlog had verklaard-
Doordat het Belgische veldleger van de
Maaslinie was geweken en ook geen Bel
gische vliegtuigen zich meer boven het
gebied van Luik konden wagen, miste de
bezetting der forten alle hulpmiddelen om
de opstelling der Duitsche batterijen te
weten te komen. De forten werden ge
beukt met granaten, terwijl niets tegen
dat vuur kon worden ondernomen.
Zoo speedig mogelijk zette ik mijn tocht
naar Luik voort. Ik passeerde nóg eens
een Duitsche batterij cn vernam onder
weg van de Duitschers) dat hun dezen
dag en daags te voren' meerdere forten
in handen waren gevallen. In de onmid
dellijke nabijheid van Luik hielden nog
slechts drie forten stand; van deze was
Loncin de voornamste versterking. Des
avonds van denzelfden dag was liet al
leen nog Loncin, welker bezetting tegen
stand bleef bieden.
In Luik zelve bleek me de toestand veel
verbeterd. Het was er niet meer zoo druk
kend en op straat was het verkeer min
of meer hersteld; de winkels waren op
last van de Duitschers heropend gewor
den en Duitsche kooplieden verzekerden
den aanvoer van levensmiddelen.
In den avonü werd ik ontvangen door
Mgr. Rutten, bisschop van Luik, nadat
ik van den portier, dien ik in het Fransch
had aangesproken, de heilzame vermaning
had meegekregen otn als Nedcrlandsch
journalist bij den bisschop niet met de
Franschc taal aan boord te komen, daar
Monseigneur een Vlaming pur-sang was)
Dc grijze bisschop deelde me 'n hoop
bittere ervaringen mee, die bij van de Duit
schers had opgedaan. Hij was slecht be
handeld door ?.e. Direct nadat de vreem
de troepen de stad waren binnengetrok
ken, namen ze den bisschop en andere
notabelen gevangen, ze mededeelende, dat
volking. Mgr. Rutten werd naar de ci
tadel gevoerd en daar opgesloten In een
schuurtje, waar het hemelwater van alle
kanten door het dak heengutste. Nat en
koud heeft de grijze prelaat een dag en
een nacht in dat schuurtje opgesloten ge
zeten, zonder dat hem zelfs voedsel was
aangeboden. Daarop werd den bisschop
toegestaan om naar huis terug te keeren,
waar hij zich evenwel als gijzelaar ter
beschikking van de Duitsche bevelvoering
moest houden. Monseigneur gaf ine nog
vele bijzonderheden over het optreden der
Duitschers in Luik, maar op zijn verzoek
beloofde ik, dat ik sommige zaken niet
zou publiceercn en aan dié belofte acht'
ik me thans nog gebonden. De Duitsche
commandeerende generaal von Emmich is
den bisschop enkele dagen later trouwens
zijne verontschuldigingen voor verschillen
de buitensporigheden komen aanbieden.
Md. (Wordt vervolgd
ONS WEEKPRAATJE.
Deze hoog-gesalarieerde houdt
ons in den crisisput,
Merkwaardig, dat eerst thans bekend is
geraakt, wie eigenlijk het voortduren van
de crisis op z'n geweten heeft. Ergens
moest er een lek zijn dót voelde een
ieder waar doorheen alle welvaart weer
wegvloeide, welke dc maatschappij 5 of
6 crisisjaren lang bezig is te verzame.
len met belastingverhooging, bezuiniging,
versobering, loonsverlaging enz- Gelet op
de hoeveelheid toegepaste middelen, had
de crisis al lang geweken moeten zijn,
en tóch
Aan Mr. Wendelaar, voorzitter van de
Liberale Staatspartij, danken we het, dat
het lek in onzen welvaartspot eindelijk is
ontdekt. Mr. Wendelaar had zijn liberale
mannen uit het hoogc noorden van ons
land op Zondag j.l« in Zuidlaren ter po-
litieken Landdag vergaderd en bij die ge
legenheid heeft hij ze, alles blijkens het
verslag in „Dc Courant", allereerst den
somberen toestand van 's Rijks schatkist
voorgehouden.
Op de begrooting komen we nog een
slordige 40 niillioen tekort, zei hij, maar
die moeten dan maar gevonden worden
door middel van bezuinigingen, in geen
geval door nieuwe of verhoogde belas
tingen, want de bevolking kan geen nieu
wen druk meer torsen.
Juist!
Onder „bezuiniging" bleek Mr. Wende
laar ook een nieuwe koriing te verstaan
op het salaris van het overheidspersoneel,
hetwelk derhalve blijkbaar niet tot „de
bevolking" behoort, althans niet tot het
deel, hetwelk geen nieuwen druk meer zou
kunnen torsen.
Mr. Wendelaar wenseht alleen niet een
percents-gelijken aftrek voor allen. Hij
acht b.v- de materieele positie van een
Ieeraar M- Oniet al te lucratief en
zelfs vrij. beroerd, vergeleken met een ge
lijkwaardige positie in de vrije maatschap
pij. Van het salaris van zoo'n leeraar kan
derhalve niet veel meer af, meent Mr.
Wendelaar.
Anders is dat echter, en let wel
hier komt de onthulling, anders is dat,
als men „kijkt naar liet loon van een weg
werker bij de Spoorwegen en naar dat
van diens gelijkwaardige in het particu
liere bedrijf". Wie dat beziet, meent Mr.
Wendelaar, moet
„CONCLUDEEREN, DAT DE
„SPOORWEGARBEIDER NOG
„WEL WAT KAN LATEN
„VALLEN."
Daar hebben we dus den crisisdader,
den bollebof, die tot op heden stiekum
parasiteerde op de malaise en door het
toucheeren van een onevenwichtig-hoog
inkomen het herstel van het economisch
evenwicht in de maatschappij tegenhield.
Zoo'n rakker! Zijn hooge sprongen
zullen nu weldra uit zijn.
We wilden zoo'n crisis-croesus nog
eens zien en spreken, vóór hij gevild
geschoren zou /ijn door het politiek?
gerdom, dat he,n op het spoor js
komen.-
Na ons in onze Zondagsche p|UiI: jj
hebben gestoken en onzen hoed te'
ben geborsteld, wat we alleen bij hc?r
nissen-cn andere plechtigheden plerj. p
doen, hebben we ons aan een der
tions van de Ned. Spoorwegen ajs
meld cn daar gevraagd, of we J>niej|
mochten spreken.
Eerst kwam er iemand met een r
pet, maar toen we vroegen, of hij
mensch was, van wiens loon, volgens
Wendelaar, nog wel wat af kon,
moesten we snel drie pas achterv, 52
springen om een moord te ontwijkt:
Wien je zoekt, weet ik niet b: 2-
de man maar i k ben de chef
van het station, ik heb 33 jaar lang r
en nacht gewerkt en geploeterd vo w
maatschappij, welke nu in enkele
tijds mijn salaris met méér dan 'n
heeft gekort; ik. heb trouw premie v£
taald van mijn oude, hoogerè ink 11
maar ik word strak9 op straat gezet 'a'
een pensioen, dat naar mijn verlaagd
komen wordt berekend. Ikarc
't Was ons al lang duidelijk, da: g
den verkeerde te pakken hadden.
ine jiict kwalijk stamelde ik
ik zocht dien man met het gr<
komen: den spoorweg-wegwerker
Man repliceerde de dief
gekomen bent om ons hier een b'
beduvelen, dan zal ik je eens laten
hoe ik jou hier van den spoorw<
wegwerken, ja, dan zal ik je.
Omdat de man min of meer di
op me afkwam, hebben we haast
beenen genomen. Maar ons doel
we tenslotte toch bereikt, want v
ben in Utrecht geïnformeerd en
hebben ze de noodige gegevens
De meeste spoorwegwegwerkei
leerden we, zijn in de ive klasse
gebracht, omdat de meeste lijnen
maal buiten de steden liggen. Zoi
slagen wegwerker der IVe klas:
aangesteld op een loon van fll
jaar, waarvan 8i/2 pCt. wordt
voor pensioen; hij ontvangt dus pel
f19 80- Na een aantal dienstjaren
man zijn maximum bereiken en
komen te genieten krijgen van fl
welk bedrag ook weer met 8i/2 pcy
geminderd; er blijft dan per v
f 23.—. Op verdere verhooginjBs
geen uitzicht meer, tenzij de man
groot gezin krijgt, in welk geval
het derde kind een toeslag van
wordt verleend.
Zoo'n SpoorwCg-arbeider heeft
dag-uit zwaren arbeid, grondwerk,
richten; telkens weer wordt hij 0|
pen voor nachtarbeid, zonder dat h
extra-vergoeding voor wordt ge;
De menschen klagen niet- We
van deze lieden gesproken en ze
den, (dat ze tevreden waren met hun
sitie en dat ze voor dezen tijd uit
renen mochten worden geheeten.
Maar dat zij de menschen zouden
van wie Mr. Wendelaar zei, dat
wel wat van hun loon kunnen latend ir
len eerder zij, dan leeraars
MO-! is iets om er van te
In dezelfde rede vertelde de heer &id<
delaar onder applaus van zijn ge hod
op leger en vloot in geen geval
bezuinigd mocht worden; onze weerif
zei hij, moet integendeel worda I
••oog»1-
Laten wc toch eens gaan inzien, e{n
noch onze economische weerkracht, cp j
onze militaire weerkracht worden
hoogd door ons volk in liet paupc
terug te trappen. Economische weer]
eischt koopkracht van de massa; mi at
weerkracht is onmogelijk, als het one
waaruit de soldaten moeten voortkc rine
verzwakt door de ellende van een ai v°oi
D<
bi laat
h ider,
tan
bestaan.
Madame d' Estrée was op weg naar
het station van liet kleine Fransche stad
je, waar ze mi zeven jaar woonde. Of
juister: gewoond had, want ze ging liet
ptaatsje verlaten en ze zou er nooit meer
terugkeereii. Haar man, Dr. Jules d' Es
trée, bleef achterZóó waren ze over
eengekomen, als verstandige mens. en
verstandig meenden ze zich althans in hun
besluit mênschen, die inzien, dat het
beter is om gescheiden van elkaar in vrede
tc leven, dan mét elkaar in onverdraag
zaamheid. Het ging immers niet langer
meer. Haar man leefde geliecl voor zijn
practijk en nam weinig, om niet fe zeggen
géén, notitie meer van haar. Het huwelijk
was een sleur geworden; men trachtte nog
slechts beleefd te zijn jegens elkander,
maar dat mislukte maar al te vaak. Een
verkeerd begrepen woord lokte telkens een
twistgesprek uit. Hoe anders was de ver
houding in de eerste huwelijksjaren ge
weest, onbegrijpelijk, hoe dat alles in
betrekkelijk korten tijd zoo geheel was
kunnen veranderen.
Ze zouden geen schandaal maken,
■een, vooral geen schandaal. Het zou hee.
fen, dat madame d' Estrée omwille van
haar gezondheid voor lanoe.n tlirt hli Ka->,
moeder zou gaan logeeren en later, dan
zouden ze hun gewijzigde verhouding wel
regelen. Van enkele relaties had madame
afscheid genomen en daar straks had ze
ook haar man vaarwel gezegd. Och ja,
't had haar natuurlijk wei wat aangegre
pen, maar ze had er niets van laten blij
ken. Tenslotte echter is het voor een
vrouw toch een desillusie, als ze na zeven
huwelijksjaren weer naar moeder terug
keert. Enfin, hier had ze thans niets meer
te doen
Hé, wat eigenaardig, dacht ze, zooveel
menschen, als er met bloemen loopen.
O ja, dat was waar ook, 't was Aller
zielendag vandaag. Met een schok stond
ze stil. Allerzielen! Hoe had ze... Aan
alle plichten meende ze bij dit afscheid
voldaan te hebben endaar op 't kerk
hof lag haar kleine Francoisvergéten!
Haar kind! Haast was ze heengegaan, zon
der ook hem g'ndag fe hebben gezegd,
zonder als anders op dezen dag
een tuiltje bloemen tc liebben gelegd op
zijn kleine grafke... Madame d' Estrée
keerde aanstonds op haar schreden terug.
Na zich een schoone bos bloemen te
hebben gekocht, ging ze naar het kerk
hof. Die arme, kleine Francois... Wat
had ze van hem gehouden. En wat had
het kind ook van haar man gehouden. Ja,
fUfr WlQ <*pn mrvoó» lllrl ««.„neo* «>-"
jammer toch, dat die kleine haar was ont
vallen Nu wist ze ineens, hoe het ge
komen was, dat man en vrouw zich van
elkaar hadden verwijderd. Ieder voor zich
had alle liefde, welke in hen was, op
het kleine kereltje overgedragen en i n
het kind vonden ze ook elkaar steeds
weer. Toen was de kleine heengegaan en
ze hadden er nooit aan gedacht om aan
elkaar weer de oude liefde te hergeven..
Die scheen mee begraven te zijn met hun
dierbaren Francois.
Het was druk op het kerkhof, maar
madame d' Estrée kende den weg naar
het grafke. Ze schikte er haar bloemen
en knielde neer op den steen. Van alles
kwam haar weer voor den geest, een
geest, welke plots verhelderd was en véél
begrip vertoonde. Maar 't was te laat...
Tranen rolden haar over de wangen en
drupten neer op het graf van haar kind.
Zij boog zich en kuste den steen...
„Moedertje toch!" riep plots 'n stem
achter haar.
Als vernageld van schrik bleef de arme
vrouw op den grafsteen rusten. Die stém
„Arm moedertje!" zoo hoorde ze weer.
Toen werden haar twee handen onder de
armen geschoven en langzaam liet ze zich
oprichten. Zacht draaide ze het bleeke ge-
laat om en keek in het betraaride geUicht
en staarde op de bloemen, die uit zijn
handen waren gegleden, toen hij {zijn
vrouw had opgericht.
Ze leunde tegen hem aan en 'n zalig
gevoel van rust doorstroomde haar, toen
ze zöÓ steunen kon.
5,Arme papa!" zei ze zacht.
Dr. d' Estrée leidde zijn vrouw weer
naar den steen, welke het graf van den
kleinen jongen dekte. Onderwijl hun mon
den murmelden, schikten hun handen de
bloemen dooreen, de bloemen van vader
en moeder
Eindelijk hief de dokter zijn vrouw weer
overeind.
„Nou gaan we naar huis, moedertje,"
zoo zei hij, „waar we samen de her
innering aan onzen kleinen jongen leven
dig zullen houden, zonder elkaar te
vergeten. En misschien, hé moedertje, mis
schien dat we dan nog. ééns..."-
Madame d' Estrée keek haar man ver
legen aan en bloosde als in de eerste
weken van haar huwelijk.
ONS KENT ONS1
„Henri, Ik ben diep beleedlgd!" schrei
de het jonge vrouwtje, toen haar man
pon
5e
icei
rod:
„Door wie?'' vroeg hij verbaas
„Door je moeder,'' snikte ze.
„Door ni'n moeder? Dat is nonsft '»e
,,llc zal 't je vertellen," sniHtl^3"
vrouwtje. „Vanmorgen kwam er 'o f'er
voor jou, en ik zag dat 't je moedert
was. Toen heb ik hem open gem
„En toen
„Ja, hij was aan jou gericht.''
„Goed, wat heeft dat met een
diging te maken?"
„Nou, in 't post-scriptum stond:
Dora, vergeet niet dezen brief aan
te geven."
BOOZE MENSCHEN.
„Mama, u moet niet meer bij
lor
hen
gaan koopen, hoor, het zijn boozf
schen!'" v;
„Maaar, Marietje, dat mag je zoo ;CI
niet zeggen!"
„Ja, want de juffrouw op schi
gezegd: Slavenhandelaren zijn
Schen
„Maar, Marietje, dat mag je z<
SCHERPZINNING.
Jong vrouwtje (snikkend): „M»
je mij nog werkelijk lief?"
Hij: „Zeker, kind! Is er soms j
van
m i
■tal
een
"koo
pri
ie zi
'dt e
blijft