Oorlogsherinneringen* De Overweldiging van België* De forten bezwijken. De crisisbollebof ontdekt. Z.M. de Spoorweg-wegwerker. Allerzielen. Eventjes Lachen. Herinneringen aan de omzwervingen van een oud- oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen Direct werden we door een aantal sol dalen dmringft, die ons naar een drietal officieren voerden* welke aan een tafel tje terzijde van de fabriek! gezeten waren. Eenige glazen en flesschen zeiden me, dat •ok deze heeren aandacht Hadden laten schenken aan de Belgische wijnkelders. Ik werd nogal wantrouwend behandeld, maar tenslotte kon ik ze toch met mijn papieren bevredigen. Het meisje had geen papieren, maar de hecren schenen toch wel te willen gelooven, dat ze zich niet met spionnage bezig hield. Natuurlijk moest ik een verklaring van haar aan- wezighcid geven. Merkwaardig was de volkomen onkunde der officieren met den stand van 't eigen krijgsbedrijf en met den algemeeuen oor logstoestand. Troepen-onderdcelen krijgen een bepaalde taak opgedragen om te vol- voeren, maar hoe de situatie om hen heen is, daar weten ze vaak weinig of niets van. In de vuurlinies komen ook geen kran ten aan om de vechtenden van het alge meen oorlogsverloop op de hoogte te houden. Juist als mcnschen niets weten, ont- taan er allerlei en de vreemdste ge- uchtcn, welke als waarheid opgeld [oen. De officieren, welke me verhoorden, visten mc met zekerheid o, daar was geen twijfel aan! tc vertellen^ dat Hol land den anderen dag óók in den oor log zou zijn betrokken, want de Engel- sclic regeering had de onze een ultimatum gestuurd. Dat wisten zij, maar hoe het in Luik stond, daar wisten ze niets van en dilt kan ik ze vertellen! Ik doe ze ook nog eenige mededce- lingen van wat me daags tevoren uit de Nederlandsche bladen bekend wes gewor den en dat vonden ze zóó interessant, dat ze een rijwielpatrouille van zes man bij zich ontboden. Deze patrouille werd met een gesloten brief en een mij onbe kende opdracht in de richting van Luik gezonden. Ze werden geleidelijk vriendelijker tegen mc en eindelijk kon ik, van hun beste wenschen vergezeld, mijn weg naar de grens vervolgen. Verscheidene malen moest ik mijn ge zellin rust geven in het gras aan den kant van den weg, maar tegen den avond bereikte ik toch gelukkig de Nederland sche grens, waar ik dc kleine meid bij de dounac achterliet, die op zich nam om haar verder naar Maastricht en haar ou ders te doen vervoeren. Nog vóór ik aan rust kon gaan den ken, moest ik eerst naar het postkantoor. De publieke ruimte was er geheel gevuld met Belgische vluchtelingen, die er van alles te beredderen hadden. Aan een der schrijftafels ging ik mijn verslag staan opmaken, hef werd een telegrammetje van méér dan een bladzijde druks in de krant, welke ik vertegenwoordigde. Terwijl ik vel na vel volschreef, stond er al dien tijd een pater achter me en blijkbaar keek hij over mijn schouders heen. Toen ik eindelijk klaar was, kwam hij naar me toe. „Ik ben pater Hendrichs," zei hij. „Hebt u al een hotel? Neen? Kom dan maar mee."" Hij bracht me ergens, waar het goed was te zijn. Toen ik op mijn kamer was, heb ik me allereerst verfrischt, daarna kreeg ik een huilbui. Tegelijkertijd werd er op de deur geklopt en stond pater Hendrichs weer voor me. Maar zóó kon hij niet praten, of dat weigerde ik. Jn eten had ik hcelemaal geen trek. Nu liet de pater een taxi aanrukken en we reden naar Momus, de gezellige socië teit op het Vrijthof. We gingen buiten zitten. alleen aan wat rookpluimen zien, waar! ze met den dood zouden moeten boeten het fort gelegen was. Mij werd door den voor eventueele vijandelijke daden d^r be- „ïk neem 'n groene pommerans," zei pater Hendrichs. „En wat zult u gebrui ken?" Ik wist het niet. Ik had geen trek en sterke drank had ik in de 24 jaren van mijn bestaan nog nooit geproefd, vertel de ik. „Ober! Twéé groene pommeranzen!" Die bestelling werd-zóó een paar keer doorgegeven. Geheelonthouders mogen het mij en dien pater vergeven, maar het be kwam me best. Ik heb dien avond nog wat gegeten en ik heb heerlijk geslapen. Om <k?n lezer «enigen indruk te geven van wat men, zwervend op et oorlogs terrein, te ondervinden krijgt, heb ik mijn eersten tocht naar Luik vrij uitvoerig be schreven, maar het is mijn bedoeling met om ook verder hun aandacht tc vragen "oor eiken stap, dien ik in België deed. 'echts van*mijn bijzonderste ervaringen wil ik ze thans nog verhalen en ik vrees, dat ik ook daórtoe nog vele „vervolgen" zal behoeven. Tijdens de gevechten om de forten heb ik nog verschillende tochten door liet ge bied van Luik gemaakt en gruwelen aan schouwd, welke in de daar gelegen dor pen werden gepleegd. In de stad Luik zelve echter was ik niet meer terug ge weest, toen ik mc op den morgen van den 15en Augustus op pad begaf om dóór dc situatie nog eens tc gaan op nemen. Ik werd weer over de schipbrug van Lixhc geleid, welke sinds mijn eerste be zoek nog drie maal vernield en weer her bouwd was. Thans werd de brug niet moer beschoten. Den avond tevoren was het fort Pontisse gevallen; het fort Lierce weerde zic'i nog, maar zond haar gra naten nog alleen in de richting Tongeren, blijkbaar om de wegen te bestoken, langs welke de Duitsche troepen hun opinarsch over de Maas voortzetten. Dc mooie, tien eeuwen oude kerk te Visé was door dc Duitschers in brand gestoken en daarmee was ook de toren vernield, welke voor de bezetting van liet fort Pontisse van nut zou zijn geweest om richting te nemen bij de bediening van het geschut. Direct nadat de kerk in brand was gestoken, waren de pastoor deken, de burgemeester en een vijftal kloosterzusters gevangen genomen; deze laatsten hebben ruim 14 dagen gevangen gezeten, tot eindelijk bleek, dat ze van Duitsche nationaliteit waren. In liet stadje zelf heerschte het grootste gebrek, daar de Duitschers steeds waren doorgegaan met van alles op te eischen. Hompjes brood, als stecncn zoo hard, werden bewaard voor nóg kwader dagen! De Duitschers zelve hadden reeds vol op levensmiddelen, welke vanuit Duitsch- land werden aangevoerd. Toen 'n Duitsch officier bemerkte, dat ik de restaurants afliep om wat te eten te bekomen, bood hij mc aan om in dc wacht te komen maaltijden, een aanbod, hetwelk ik noch tans meende te moeten afslaan. Er werd een waar schrikbewind uitge oefend; telkens gingen mannen niet de bel rond, verkondigende, wat de verove raars weer eischten. Alle fietsen moesten worden ingeleverd; zóóveel honderden flesschen wijn moesten worden aange bracht, enz. Alles onder bedreiging met executie van de mannelijke bevolking, als het bevel niet werd nagekomen en met verbranding van de stad. Tusschen Lancy en Haccourt hebben de Duitschers zwaar geschut opgesteld, waar mee ze het fort Lierce bestoken. Ik kan naderbij komen en een Duitsch officier stelt me in staat om vanaf een hoogte de Duitsche operaties te volgen. Ik kon bedoelden officier uitgelegd, dat 't zware geschut tenslotte niet alles kon doen. I let fort zou in gruizelementen gebombar deerd kunnen worden, maar tenslotte zou er toch nog een stormaanval noodig kun nen wezen om de eventueel resteerende bezetting tot overgave te bewegen. Voor de bestorming van Lierce waren het 7e en Qe regiment voetartillerie uit Keulen aangewezen. Deze regimenten hadden den avond te voren Pontisse genomen, nadat de zware artillerie de bezetting had down gesteld. Vér voor ons uit trokken eenige af- dcelingen, licht geschut met zich' meevoe rend, in verspreide orde over hef open veld naar een tusschemliggende hoogte. Mijn omgeving was echter door de werk zaamheid van de Deutsche gcschutsbatterij zóó zwaar met rook bezwangerd, dat de operaties in het veld moeilijk te volgen waren. Dat werd nog erger, toen ook eenige salvo's vanuit Lierce zware ont ploffingen in ons vóór-terrein veroorzaak ten. In ieder geval bleek Lierce nog tot af weer in staat, want als de rook nu en dan even optrok, kon men slachtoffers in het veld zien liggen en ook werden meermalen gewonden langs ons heen van uit het vóór-terrein aange/oerd. Die mcn schen bezag ik met kommer en ook niet afgrijzen soms. Men heeft er geen idee vant hoe de oorlog de menschen juist in de uren des gevaars doet verwilde ren. De meeste gewonden bleken vervuld van wraakgevoelens cn wilden tenslotte niets liever dan wéér' het veld intrekken. Heel anders is de stemming, als die mcn schen eenmaal uit de hel zijn weggevoerd; ik heb later nog meermalen hospitalen bezocht en in ambulance-treinen gereisd, maar dan zijn al die gewonden niets meer dan brokken wanhoop en ellende. De weerstand van de bezetting der for ten versaagde zienderoogen, nu de Duit schers in staat waren geweest om hun zwaar geschut in stelling te brengen. Voor de beschieting der forten werd over liet algemeen Oostenrijksch berggeschut gebezigd; z.g. 30-5 mortieren. Deze stuk ken werden ten decle ook door Oosten- rijksche gedetacheerde manschappen be diend, niettegenstaande toen, half Augus. i tus, Oostenrijk aan België nog niet of- fideel den oorlog had verklaard- Doordat het Belgische veldleger van de Maaslinie was geweken en ook geen Bel gische vliegtuigen zich meer boven het gebied van Luik konden wagen, miste de bezetting der forten alle hulpmiddelen om de opstelling der Duitsche batterijen te weten te komen. De forten werden ge beukt met granaten, terwijl niets tegen dat vuur kon worden ondernomen. Zoo speedig mogelijk zette ik mijn tocht naar Luik voort. Ik passeerde nóg eens een Duitsche batterij cn vernam onder weg van de Duitschers) dat hun dezen dag en daags te voren' meerdere forten in handen waren gevallen. In de onmid dellijke nabijheid van Luik hielden nog slechts drie forten stand; van deze was Loncin de voornamste versterking. Des avonds van denzelfden dag was liet al leen nog Loncin, welker bezetting tegen stand bleef bieden. In Luik zelve bleek me de toestand veel verbeterd. Het was er niet meer zoo druk kend en op straat was het verkeer min of meer hersteld; de winkels waren op last van de Duitschers heropend gewor den en Duitsche kooplieden verzekerden den aanvoer van levensmiddelen. In den avonü werd ik ontvangen door Mgr. Rutten, bisschop van Luik, nadat ik van den portier, dien ik in het Fransch had aangesproken, de heilzame vermaning had meegekregen otn als Nedcrlandsch journalist bij den bisschop niet met de Franschc taal aan boord te komen, daar Monseigneur een Vlaming pur-sang was) Dc grijze bisschop deelde me 'n hoop bittere ervaringen mee, die bij van de Duit schers had opgedaan. Hij was slecht be handeld door ?.e. Direct nadat de vreem de troepen de stad waren binnengetrok ken, namen ze den bisschop en andere notabelen gevangen, ze mededeelende, dat volking. Mgr. Rutten werd naar de ci tadel gevoerd en daar opgesloten In een schuurtje, waar het hemelwater van alle kanten door het dak heengutste. Nat en koud heeft de grijze prelaat een dag en een nacht in dat schuurtje opgesloten ge zeten, zonder dat hem zelfs voedsel was aangeboden. Daarop werd den bisschop toegestaan om naar huis terug te keeren, waar hij zich evenwel als gijzelaar ter beschikking van de Duitsche bevelvoering moest houden. Monseigneur gaf ine nog vele bijzonderheden over het optreden der Duitschers in Luik, maar op zijn verzoek beloofde ik, dat ik sommige zaken niet zou publiceercn en aan dié belofte acht' ik me thans nog gebonden. De Duitsche commandeerende generaal von Emmich is den bisschop enkele dagen later trouwens zijne verontschuldigingen voor verschillen de buitensporigheden komen aanbieden. Md. (Wordt vervolgd ONS WEEKPRAATJE. Deze hoog-gesalarieerde houdt ons in den crisisput, Merkwaardig, dat eerst thans bekend is geraakt, wie eigenlijk het voortduren van de crisis op z'n geweten heeft. Ergens moest er een lek zijn dót voelde een ieder waar doorheen alle welvaart weer wegvloeide, welke dc maatschappij 5 of 6 crisisjaren lang bezig is te verzame. len met belastingverhooging, bezuiniging, versobering, loonsverlaging enz- Gelet op de hoeveelheid toegepaste middelen, had de crisis al lang geweken moeten zijn, en tóch Aan Mr. Wendelaar, voorzitter van de Liberale Staatspartij, danken we het, dat het lek in onzen welvaartspot eindelijk is ontdekt. Mr. Wendelaar had zijn liberale mannen uit het hoogc noorden van ons land op Zondag j.l« in Zuidlaren ter po- litieken Landdag vergaderd en bij die ge legenheid heeft hij ze, alles blijkens het verslag in „Dc Courant", allereerst den somberen toestand van 's Rijks schatkist voorgehouden. Op de begrooting komen we nog een slordige 40 niillioen tekort, zei hij, maar die moeten dan maar gevonden worden door middel van bezuinigingen, in geen geval door nieuwe of verhoogde belas tingen, want de bevolking kan geen nieu wen druk meer torsen. Juist! Onder „bezuiniging" bleek Mr. Wende laar ook een nieuwe koriing te verstaan op het salaris van het overheidspersoneel, hetwelk derhalve blijkbaar niet tot „de bevolking" behoort, althans niet tot het deel, hetwelk geen nieuwen druk meer zou kunnen torsen. Mr. Wendelaar wenseht alleen niet een percents-gelijken aftrek voor allen. Hij acht b.v- de materieele positie van een Ieeraar M- Oniet al te lucratief en zelfs vrij. beroerd, vergeleken met een ge lijkwaardige positie in de vrije maatschap pij. Van het salaris van zoo'n leeraar kan derhalve niet veel meer af, meent Mr. Wendelaar. Anders is dat echter, en let wel hier komt de onthulling, anders is dat, als men „kijkt naar liet loon van een weg werker bij de Spoorwegen en naar dat van diens gelijkwaardige in het particu liere bedrijf". Wie dat beziet, meent Mr. Wendelaar, moet „CONCLUDEEREN, DAT DE „SPOORWEGARBEIDER NOG „WEL WAT KAN LATEN „VALLEN." Daar hebben we dus den crisisdader, den bollebof, die tot op heden stiekum parasiteerde op de malaise en door het toucheeren van een onevenwichtig-hoog inkomen het herstel van het economisch evenwicht in de maatschappij tegenhield. Zoo'n rakker! Zijn hooge sprongen zullen nu weldra uit zijn. We wilden zoo'n crisis-croesus nog eens zien en spreken, vóór hij gevild geschoren zou /ijn door het politiek? gerdom, dat he,n op het spoor js komen.- Na ons in onze Zondagsche p|UiI: jj hebben gestoken en onzen hoed te' ben geborsteld, wat we alleen bij hc?r nissen-cn andere plechtigheden plerj. p doen, hebben we ons aan een der tions van de Ned. Spoorwegen ajs meld cn daar gevraagd, of we J>niej| mochten spreken. Eerst kwam er iemand met een r pet, maar toen we vroegen, of hij mensch was, van wiens loon, volgens Wendelaar, nog wel wat af kon, moesten we snel drie pas achterv, 52 springen om een moord te ontwijkt: Wien je zoekt, weet ik niet b: 2- de man maar i k ben de chef van het station, ik heb 33 jaar lang r en nacht gewerkt en geploeterd vo w maatschappij, welke nu in enkele tijds mijn salaris met méér dan 'n heeft gekort; ik. heb trouw premie v£ taald van mijn oude, hoogerè ink 11 maar ik word strak9 op straat gezet 'a' een pensioen, dat naar mijn verlaagd komen wordt berekend. Ikarc 't Was ons al lang duidelijk, da: g den verkeerde te pakken hadden. ine jiict kwalijk stamelde ik ik zocht dien man met het gr< komen: den spoorweg-wegwerker Man repliceerde de dief gekomen bent om ons hier een b' beduvelen, dan zal ik je eens laten hoe ik jou hier van den spoorw< wegwerken, ja, dan zal ik je. Omdat de man min of meer di op me afkwam, hebben we haast beenen genomen. Maar ons doel we tenslotte toch bereikt, want v ben in Utrecht geïnformeerd en hebben ze de noodige gegevens De meeste spoorwegwegwerkei leerden we, zijn in de ive klasse gebracht, omdat de meeste lijnen maal buiten de steden liggen. Zoi slagen wegwerker der IVe klas: aangesteld op een loon van fll jaar, waarvan 8i/2 pCt. wordt voor pensioen; hij ontvangt dus pel f19 80- Na een aantal dienstjaren man zijn maximum bereiken en komen te genieten krijgen van fl welk bedrag ook weer met 8i/2 pcy geminderd; er blijft dan per v f 23.—. Op verdere verhooginjBs geen uitzicht meer, tenzij de man groot gezin krijgt, in welk geval het derde kind een toeslag van wordt verleend. Zoo'n SpoorwCg-arbeider heeft dag-uit zwaren arbeid, grondwerk, richten; telkens weer wordt hij 0| pen voor nachtarbeid, zonder dat h extra-vergoeding voor wordt ge; De menschen klagen niet- We van deze lieden gesproken en ze den, (dat ze tevreden waren met hun sitie en dat ze voor dezen tijd uit renen mochten worden geheeten. Maar dat zij de menschen zouden van wie Mr. Wendelaar zei, dat wel wat van hun loon kunnen latend ir len eerder zij, dan leeraars MO-! is iets om er van te In dezelfde rede vertelde de heer &id< delaar onder applaus van zijn ge hod op leger en vloot in geen geval bezuinigd mocht worden; onze weerif zei hij, moet integendeel worda I ••oog»1- Laten wc toch eens gaan inzien, e{n noch onze economische weerkracht, cp j onze militaire weerkracht worden hoogd door ons volk in liet paupc terug te trappen. Economische weer] eischt koopkracht van de massa; mi at weerkracht is onmogelijk, als het one waaruit de soldaten moeten voortkc rine verzwakt door de ellende van een ai v°oi D< bi laat h ider, tan bestaan. Madame d' Estrée was op weg naar het station van liet kleine Fransche stad je, waar ze mi zeven jaar woonde. Of juister: gewoond had, want ze ging liet ptaatsje verlaten en ze zou er nooit meer terugkeereii. Haar man, Dr. Jules d' Es trée, bleef achterZóó waren ze over eengekomen, als verstandige mens. en verstandig meenden ze zich althans in hun besluit mênschen, die inzien, dat het beter is om gescheiden van elkaar in vrede tc leven, dan mét elkaar in onverdraag zaamheid. Het ging immers niet langer meer. Haar man leefde geliecl voor zijn practijk en nam weinig, om niet fe zeggen géén, notitie meer van haar. Het huwelijk was een sleur geworden; men trachtte nog slechts beleefd te zijn jegens elkander, maar dat mislukte maar al te vaak. Een verkeerd begrepen woord lokte telkens een twistgesprek uit. Hoe anders was de ver houding in de eerste huwelijksjaren ge weest, onbegrijpelijk, hoe dat alles in betrekkelijk korten tijd zoo geheel was kunnen veranderen. Ze zouden geen schandaal maken, ■een, vooral geen schandaal. Het zou hee. fen, dat madame d' Estrée omwille van haar gezondheid voor lanoe.n tlirt hli Ka->, moeder zou gaan logeeren en later, dan zouden ze hun gewijzigde verhouding wel regelen. Van enkele relaties had madame afscheid genomen en daar straks had ze ook haar man vaarwel gezegd. Och ja, 't had haar natuurlijk wei wat aangegre pen, maar ze had er niets van laten blij ken. Tenslotte echter is het voor een vrouw toch een desillusie, als ze na zeven huwelijksjaren weer naar moeder terug keert. Enfin, hier had ze thans niets meer te doen Hé, wat eigenaardig, dacht ze, zooveel menschen, als er met bloemen loopen. O ja, dat was waar ook, 't was Aller zielendag vandaag. Met een schok stond ze stil. Allerzielen! Hoe had ze... Aan alle plichten meende ze bij dit afscheid voldaan te hebben endaar op 't kerk hof lag haar kleine Francoisvergéten! Haar kind! Haast was ze heengegaan, zon der ook hem g'ndag fe hebben gezegd, zonder als anders op dezen dag een tuiltje bloemen tc liebben gelegd op zijn kleine grafke... Madame d' Estrée keerde aanstonds op haar schreden terug. Na zich een schoone bos bloemen te hebben gekocht, ging ze naar het kerk hof. Die arme, kleine Francois... Wat had ze van hem gehouden. En wat had het kind ook van haar man gehouden. Ja, fUfr WlQ <*pn mrvoó» lllrl ««.„neo* «>-" jammer toch, dat die kleine haar was ont vallen Nu wist ze ineens, hoe het ge komen was, dat man en vrouw zich van elkaar hadden verwijderd. Ieder voor zich had alle liefde, welke in hen was, op het kleine kereltje overgedragen en i n het kind vonden ze ook elkaar steeds weer. Toen was de kleine heengegaan en ze hadden er nooit aan gedacht om aan elkaar weer de oude liefde te hergeven.. Die scheen mee begraven te zijn met hun dierbaren Francois. Het was druk op het kerkhof, maar madame d' Estrée kende den weg naar het grafke. Ze schikte er haar bloemen en knielde neer op den steen. Van alles kwam haar weer voor den geest, een geest, welke plots verhelderd was en véél begrip vertoonde. Maar 't was te laat... Tranen rolden haar over de wangen en drupten neer op het graf van haar kind. Zij boog zich en kuste den steen... „Moedertje toch!" riep plots 'n stem achter haar. Als vernageld van schrik bleef de arme vrouw op den grafsteen rusten. Die stém „Arm moedertje!" zoo hoorde ze weer. Toen werden haar twee handen onder de armen geschoven en langzaam liet ze zich oprichten. Zacht draaide ze het bleeke ge- laat om en keek in het betraaride geUicht en staarde op de bloemen, die uit zijn handen waren gegleden, toen hij {zijn vrouw had opgericht. Ze leunde tegen hem aan en 'n zalig gevoel van rust doorstroomde haar, toen ze zöÓ steunen kon. 5,Arme papa!" zei ze zacht. Dr. d' Estrée leidde zijn vrouw weer naar den steen, welke het graf van den kleinen jongen dekte. Onderwijl hun mon den murmelden, schikten hun handen de bloemen dooreen, de bloemen van vader en moeder Eindelijk hief de dokter zijn vrouw weer overeind. „Nou gaan we naar huis, moedertje," zoo zei hij, „waar we samen de her innering aan onzen kleinen jongen leven dig zullen houden, zonder elkaar te vergeten. En misschien, hé moedertje, mis schien dat we dan nog. ééns..."- Madame d' Estrée keek haar man ver legen aan en bloosde als in de eerste weken van haar huwelijk. ONS KENT ONS1 „Henri, Ik ben diep beleedlgd!" schrei de het jonge vrouwtje, toen haar man pon 5e icei rod: „Door wie?'' vroeg hij verbaas „Door je moeder,'' snikte ze. „Door ni'n moeder? Dat is nonsft '»e ,,llc zal 't je vertellen," sniHtl^3" vrouwtje. „Vanmorgen kwam er 'o f'er voor jou, en ik zag dat 't je moedert was. Toen heb ik hem open gem „En toen „Ja, hij was aan jou gericht.'' „Goed, wat heeft dat met een diging te maken?" „Nou, in 't post-scriptum stond: Dora, vergeet niet dezen brief aan te geven." BOOZE MENSCHEN. „Mama, u moet niet meer bij lor hen gaan koopen, hoor, het zijn boozf schen!'" v; „Maaar, Marietje, dat mag je zoo ;CI niet zeggen!" „Ja, want de juffrouw op schi gezegd: Slavenhandelaren zijn Schen „Maar, Marietje, dat mag je z< SCHERPZINNING. Jong vrouwtje (snikkend): „M» je mij nog werkelijk lief?" Hij: „Zeker, kind! Is er soms j van m i ■tal een "koo pri ie zi 'dt e blijft

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1934 | | pagina 4