Uorlogsherinnering en, Dc Overweldiging van België, Terug naar de grens. i Een 15 Pluimveeteelt. Bont Allerlei. Het beeld in de duisternis. Eventjes Lachen< Herinneringen aan de omzwervingen van een oud' oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen r Wat liet eten betreft, heb iK vaak ge brek geleden op het oorlogsterrein, een jgebrek, dat ik deelde m^t duizenden bur- jgers. Niet ieder zal het duidelijk zijn,, hoe het met de voedselvoorziening op het loorlogsterrein is gesteld en daarom zul len wc trachten om er den lezer eenig inzicht in te geven. Alle troepen voeren in hun z.g- trein veldkeukens mee, zoodat er betrekkelijk overal gelegenheid is om voedsel te be- irciden. Ondoenlijk echter is het om aan oprukkende legerscharen, tienduizenden monden „sterk'', voedsel voorraden niec tc geven, voldoende voor korten tijd. Wanneer een leger een vijandelijke fctrcek binnentrekt, dan bestaat het eerste contact met de burgerbevolking uit een afdreiging van alles wat eetbaar is. Het is een harde maatregel, maar als mili taire noodzaak te verdedigen, althans tc excuseeren. Gewoonlijk dwingen patrouil les bepaalde burgers om met 'n bel rond tc gaan en op de straathoeken het bevel af te kondigen; soms worden gedrukte proclamaties aangeplakt en als er voor dat alles geen tijd is, dan vallen de man schappen eenvoudig de wgningen, speci aal de winkelhuizen e.d., binnen eu ze slccpen er zonder meer, alles weg. Alleen als de requisites op geordende wijze plaats vinden, worden voor het ge leverde bons verstrekt, welke... na den oorlog kunnen worden ver.ekend. Bijna nooit wagen de menschen het om Iets achter te houden, want de opvorde ringen geschieden onder doodsbedreigin gen en de Duitschers hebben in België verschillende malen met executies van personen voorbeelden gesteld, dat ze in ilat opzicht geen trucjes tolereerden. Wanneer de opmarsch der troepen werd voortgezet, dan bleef in de veroverde stad of streek eene be/etting achter, welke fcorgde voor de verbinding met den ctap- pendienst d.w.z. die bezetting werd een schakel in de lijn, welke dc legers met liet moederland verbond en langs welke dc voorraden aan oorlogstuig en mondbe hoefte werden aangevoerd. De étappendienst was soms na enkele Wagen reeds goed verzorgd en ook ge beukte het wel, dat er ec.i paar weken mee heengingen. Dan werden hcele om streken afgeplunderd en haalde men het vee uit stallen en weiden. Was de étappendienst eenmaal ingericht, Wan ging de aanvoer van levensmiddelen vrij geregeld en werd er natuurlijk ook voor de burgerij gezorgd. Duitschc han- Wclaars overstroomden dan het veroverde terrein otn er zaken te doen; men zag er dan ook wel Nederlandsche kooplieden. Met zal den lezer thans duidelijk zijn, Vat de burgers in een veroverde stad of Iticck er in de eerste dagen van de be- aelfing allerslechtst aan toe waren; er werd dan Ook bepaald honger geleden. Het ontbreken van een étappendienst was voor mij ook oorzaak, dat ik geen berichten kon verkrijgen. Toen ik op den 8s(cn en Oden Augustus in Luik was, stond ik voor de keus om; óf naar Aken tc gaan en vandaar verbinding te zoeken niet mijn blad, óf terug naar de grens. Ik besloot tot dat laatste; vele Duitsche mililairen gaven me brieven voor hun fa milies mee om deze in Holland te pos ten. Het was 's morgens om 6 uur, dat ik Weer buiten op straat st nd, stijf over al mijn ledematen, koud en kleumerig. Ik bad geen ontbijt genoten, want dc hotel houder, die me had gehuisvest, had zelf niefs voor zich en de zijnen. Ik klople bij alle mogelijke menschen, die een win kel schenen te hebben gedreven, aan, maar het resultaat was nihil. Sommige menschen hadden nug wel een homp brood kunnen en mogen behouden, maar ze stonden er niets van af, want ze wisten zelf niet, wanneer ze weer wat te eten zouden kunnen koopen. Ik bood een franc voor een stuk brood, twee franc, maar bet was nulteloos. Toen baalde ik maar een reep chocolade uit mijn rug- tasch en deed daarmee op straat mijn ontbijt. De algemeene toestand was angstwek kend op dien vroegen morgen. Steeds dreunde het geschut en het leek, of de rotsachtige hoogten rond de ad alle in brand stonden; de vochtige ochtendlucht dreef dichte rookwolken vandaar naar de stad omlaag. Het dorp Bressoux blijkt in brand te staan; ik zie het geflikker van de vlammen, ik hoor, dat ook andere dorpen rond Luik op dergelijke wijze zijn gestraft". De Duitsche soldaten, weikc Luik be volken, treden eveneens dreigender op dan den avond tc voren. Heel dc burgerbe volking is in dezen vroegen morgen op de been en overal rennen groepjes be angst door de straten, daar allerlei wilde geruchten over een aanstaande ver branding en uitmoording der stad de ronde doen. Deze geruchten worden ver sterkt door de branden, welke op de hoogten rond Luik woeden en door dc verhalen van vele vluchtelingen, die van uit de geteisterde dorpen naar Luik zijn getrokken. Ik zie deze menschen met hun verwilderde gezichten hollen en struike len over de barricaden, die in verschillende straten door het Belgische leger nutteloos Opgeworpen waren geworden. In den nacht zijn allerlei plakkaten om trent het krijgsbedrijf tegen de muren aangeplakt. Het volgende manifest vertaal ik uit het Fransch: Het gemeentebestuur van Luik her innert zijn medeburgers en allen, die zich bevinden binnen de kom van de gemeente Luik, dat het ten strengste verboden is door het oorlogsrecht, dat e:n burger vijandelijkheden uitoefent tegen Duitsche soldaten, die het land bezetten. Iedere aanslag tegen de Duitsche troepen door anderen dan militairen in uniform, stelt niet alleen de schul digen bloot om onmiddellijk te wor- cjn doodgeschoten, doch zal tevens de vreeselijke weerwraak medebrengen tegen de Luikenaars, die als gijzelaars in de citadel van Luik door den be- ve'hebber over de Duitsche troepen worden gevangen gehouden. Deze gij- zeiaars zijn: 1. Mgr. Rutten, Bisschop van Luik; 2. K'eyer, burgemeester van Luik; 3. Grégoir, permanent afgevaardigde; 4 Armand Fléchet, senator; 5. Van Zuylen, senator; 6. Eduard Peltzer, senator; 7. Colieaux, senator; 8. de Ponthière, lid van den ge meenteraad; 9. Van Hoeyaarden, lid van den ge. meenferaad; 10. Falloise, schepen. Mgr. Rutten en de heer Kleyer zijn gemachtigd om voorloopig dc citadel te verlaten, doch blijven als gijzelaars ter beschikking van den Duitschen be velhebber. Wij bezweren allen, die in de ge meente zich bevinden, te waken voor het hoogste belang van alle inwoners en van hen, die de gijzelaars zijn van het Duitsche leger, om geen enkelen aanslag te begaan tegen de soldaten van uit icgci. Wij herinneren er aan, dat op be vel van den gencraal-commandaiit der Duitsche troepen, dc burgers, die wa penen onder zich hebben, deze on middellijk moeten uitleveren aan dc overheid, in het provinciaal paleis, op straffe te worden gefusilleerd. De waarnemende burgemeester, v. Henault- Luik, 8 Augustus. Ik had eigenlijk nog graag wat in de stad willen blijven, want de geweldige spanning, welke zich van bezetting en bevolking had meester gemaakt, moest m.i. tot een of ander drama leiden, maar ik tnoest gaan, want tenslotte interesseerde het oen lezers van mijn blad minder het geen ik op het oorlogsterrein meemaakte dan wel, of ik vandaar interessante bij zonderheden zou kunnen melden. Toen ik van Maastricht vertrok, wist men in Hol land volstrekt niet, wat er in en rond Luik gebeurde. Wolff telegrafeerde na drukkelijk uit Berlijn, dat Luik genomen was en Reuter zond even categorische tegenspraken uit Brussel en Parijs. Ik zou mijn blad thans precies kunnen in lichten, dat de Duitschers in de stad Luik waren, maar nog geen enkel fort hadden genomen, hoewel ze dat niet be lette om hun troepen over de Maas heen te brengen en in de richting Leuven- Brussel te laten oprukken. Op den terugweg wordt even buiten de stad mijn aandacht getrokken door een klein incident. Een vrouw is bezig een klein meisje allerlei pakjes in de armen te duwen en hef gebiedend in de rich ting van de Nederlandsche grens te wijzen. Het kind huilt en houdt zicb angstig aan den rok van de vrouw ge. klcmd. Naderbij gekomen hoor ik de vrouw en het kind Nederlandsch spreken, wat me natuurlijk verwondert, omdat Luik tot het Fransche taalgebied van België be hoort. Ik bemoei me met het geval en hoor, dat de vrouw inderdaad een Nederland sche is, woonachtig te Luik. De kleine meid was een kind van haar zuster iu Maastricht; het was juist een paar dagen bij tante te logeeren, tóón de oorlog uit brak. Tante had nu dc krankzinnige gedachte om het 10-jarige meisje in al het oor logsgeweld alleen den 30K.M- langen weg naar Maastricht op te sturen! Deze ge dachte teekende wel scherp de gespannen situatie in Luik. Hoe ik ook praatte, ik kon het mensch niet overtuigen, dat ze op liet puilt stond om een misdaad aan haar kleine nichtje te begaan. Het mensch was dol van angst en verzekerde, dat het nog maar enkele uren kon duren, voor heel Luik werd platgebrand. Ze wees me naar Bressoux en andere dorpen op de hoogten, bezuiden Luik, welke één vuur zee waren, ,,'t Moet!" zei ze; „het kind moet weg, want hier gaat alles en een ieder vernietigd worden!" Ze had verha len gehoord van vluchtelingen uit plaat sen, waar geen zuigeling zelfs heette ge spaard te zijn Overdreven verhalen, maar ik kon me voorstellen, dat ze rondgingen. Ik heb het kind natuurlijk niet alleen laten gaan, maar nam het met me mee. 't Is in een paar woorden neergeschreven, maar de uitvoering heeft me heel wat gekost. Ik voelde m'n 30 kilometertjes van den vorigen dag nog goed en hoewel ik thans mijn weg naar de grens langs de kortste route zou nemen ook voor mij bleef de afstand naar Maastricht nog 30 K M. Het kind was erg beangst en dat was te begrijpen. Nu en dan wer den we door dreigende patrouilles aan gehouden, maar na het gebruikelijke onder zoek konden we telkens weer verder trek ken. Mijn kleine beschermelinge was slechts in staat om nu en dan 'n eindje weegs naast me te loopen, dan zette ik ze maar weer op m'n schouders en sjokte tot mijn nek stijf werd een aan tal kilometers voort. Ik zal thans niet meer in bijzonder heden treden over wat ik op den weg kreeg op te merken; de algemeene sfeer was nog juist als den vorigen dag. De Luiksche voorstad Herstal leek geheel door de bevolking verlaten; in werkelijkheid za. ten de menschen in de kelders hunner woningen bijeen. Vlak bij het stadje ligt een fort, hetwelk door de Duitschers hef tig onder vuur genomen wordt; op ver schillende punten tegelijk zien we de gra naten inslaan op dc hoogten, onder welke Herstal gelegen is. Na veel moeite slaag ik er in, om in een café een beangsten waard uit den kelder naar boven te krij gen en hijwil liet meisje, dat ik bij me heb, een half uurtje rust geven in zijn woning. Zelf ga ik onderwijl een der hoogten op, vanwaar ik uitzicht krijg op twee Luiksche forten. Ze zijn voortdurend in een waas van rook gehuld. Rook wijst ook de plaats aan, waar ongeveer de Duit sche batterijen moeten zijn opgesteld, maar veel is er overigens niet tc zien. ik ga spoedig, want ik voel me daar, al leen tusschen het oorlogsgedoe, weinig op m'n gemak. Die orkaan valt geweld vóór en achter me kwam me niet on gevaarlijk voor m'n zeiven voor, want ik zie o.a. twee maal een boerderij, welke betrekkelijk kort in mijn gezichtsveld lag, getroffen worden. Twee granaten zijn in staat om van een boerenwoning een vol slagen ruïne te maken. Ik haal mijn kleine reisgezellin op en sla met haar den weg in naar 't kanaal, hetwelk ik nu in afwijking van inijn route van den vorigen dag, beoog te volgen tot Maastricht. Iets ten zuiden van Haccourf, bewesten het kanaal, vind ik een Duitsche batterij opgesteld en in volle actie tegen het fort Pontisse. De manschappen, die de stuk ken bedienden, leken me heel niet be angst; ze verrichtten hun werk als was het een gewone oefening. Trouwens hun vuur werd vanaf Pontisse in het geheel niet beantwoord; Pontisse scheen zich meer met de schipbrug te Lixhe bezig te houden. Rond de hooge cementfabriek van Haccourf lagen vele soldaten. De fabriek zelve blijkt als observatiepost te worden gebruikt, wanf toen ik passeerde, bulderde een stem uit het hoogste venster: Aanhouden daar! Md. (Wordt vervolgd w li NAJAARSWENKEN. Het kippenvolkje gaat inu een kwaad seizoen tegemoet. Zoo tegen Januari kan de winter koud wezen, maar dan leggen toch vele kippen en de hoenders geven dan ook op andere wijze blijk, dat koude haar grootste vijandin niet is. Tocht en vocht, daartegen zijn kippen niet bestand. En omdat we nu het jaargetijde tegemoet gaan, waarin stormen en regenvlagen schering en inslag zijn, moeten we ons pluimvee zoo goed mogelijk beschermen. Tochtige en vochtige hokken leiden er toe, dat de kippen bij elkaar gaan zit ten kleumen en er uit verveling tot on deugden als het veerenplukken vervallen. Tocht en vocht leiden voorts tot ver koudheid, waarvoor kippen zeer vatbaar zijn, en van verkoudhehid tot snot, il n'y a qu'un pas, d.w.z. dat is een overgang, welke zich héél vaak voltrekt. Dan zit de kippenhouder in last. Snot is n.l. een kwaadaardige ziekte, waarmee gewoonlijk een winter lang wordt gesuk keld, als de ziekte eenmaal in den toom is uitgebroken. De leg houdt op, som mige aangetaste dieren sterven cn velen komen de ziekte nooit goed te boven. Bovendien raakt de kippenhouder ontevre den over den dierenarts, die de kippen heeft ingeënt tegen diphteritis, 'of over zijn vereeniging, door welker bemiddeling de enting plaats had. Snot wordt n.l. door velen verward met diphteritis; de uiterlijke kenmerken dezer ziekten lijken n 1. heel veel op elkaar; gezwollen kop en oogen, de laatste dikwijls ook etterend. Te dokteren valt er niet veel aan snot. De aangetaste dieren moeten warm en droog gehuisvest worden. Door 't drink water geve men een paar korreltjes kalium-permanganaat, niet méér dan tot het water wijnrood pen der beesten kan 4 flink in een sterkere onl"" genoemde permMgana oplossing, welke tot blau„ zijn "jS Voorkomen is beter dan voorkomen is het cuve| o®*" kippen te huisvesten in droog hok, waarin dus ml kieren zitten en het dak 1!® doorlaat. Ventilatie moet eg® make men aan dezelfde zjjd uitloopgat is gemaakt. B Beschikt men over 'I ien, speciaal gebouwd voori'' van legkippen, dan kan gauw het echte winters^?! vangt, daarin opsluiten en opgesloten houden tot on. toe. Een telkens onderbrofe.'W. bij slecht weer wél, J*5® niet leidt absoluut tot on sulfaten. Men moet de kip* heel den winter binnenhOudS bij bepaald zeer slecht tv, zoo kort mogelijk opsluiten.' Als men een goed hok fe. men op het Zuid-Oosten oil den, dus goed verlicht en voor zonnestralen, voorts hoog genoeg van boven, ste van manshoogte, en ah!®* dan tenslotte een goed did heeft liggen, waarin liet HiicJ K ondergeharkt, dan kan men de J Ej, wel bij elke weersgesteldheid Lg geven om buiten te komen,! u een kip nog verstandig gen» Et aangename binnenverblijf te w i guurte buiten te erg won#., al te hevig stormweer en bij» F vorst, is het aan te raden Ir? naar. buiten tijdelijk af te tiuil Ij late men de hoenders nooit in, eg loopenhet kan ze zgn. sneti, ken. Als men een ren ecüm *hi kan maken, dan kunnen de naar buiten, al ligt de sneem, zoo hoog. Met deze laatste op zijn we hopelijk vroa 1 Men vergete ze niet in den ons nog van sneeuwweer sdr R Een overdekte ren is een Ei maar als de kippen een goedj hebbeir, preferceren we toch i dekte uitloop voor ze. Het i, erg, als de grond, waarop zej, pen, al eens nat is, indien r. sprake is van modder of vul Een kale bodem, tijdelijk nil] regen, is niet zoo nadeén I ]ri aats voor hoenders dan' hoc^^Kj Leg een ren voor de kippen i hooger aan dan de omgeving! HOE ERKENT Volgens den directeur van a voor psychotherapie te Parijs de restaurants de nationaliteit vï| schen herkennen aan hun gedrfl kenteekenen zijn: Amerikanen. Als een paartje i eenigde Staten aan tafel plaats! f< nomen, neemt de vrouw de spji hand en bestelt een flinke h spijzen. Zelf eet zij er heel w1 haar man verslindt de rest i Engelschen. Een Engelsch jê eerst de prettigste plaatsen iflf kiest de spijzen -uit. Beiden tW Duitschers. De Duitscherf lijk zonder zijn vrouw. Som$8 gegeten heeft, gaat hij naar wl om zijn maal te voltooien end nog meer bier te drinken. Franschen. Een Fransch patfl plaatsje uit, vanwaar het all«L wat er in het eethuis omjM kiezen der spijzen is een^"1 bezigheid, die een langdurig^ dert. Ij Nederlanders. Van ons vplkffl Parijsche deskundige niet 1^'\ zoo goed in geslaagd zijn dc l'\ of de Franschen te imiteeren? Bh ■M M Laten we 't nog eens even herhalen: bcil nummer 7, gecompliceerde onderarm- breuk; no. 9, wonden aan de linkerdij en linkervoet; no. 11, versplintering in den rug- Alles bij elkaar dus geen bij/onder ernstig geval. En bovendien, ze zijn in uw banden, zuster* En... no. 8? Laat eens kijkeno, ja, dat is die jonge ser geant, nu ben ik er- Arme stumperdi... Neen, voor zijn leven vrees ik wei niet, maar dc kogel, die hem in het gezicht trof, heeft misschien nog erger veroor zaakt, want beide pupillen zijn geraakt cn ik vreesOver een paar weken heb ben we pas zekerheid als de draden er uit gaan. Naar zijn familie? Zet u maar geen bijzonderheden. Schrijf maar, dat hij aan bet gezicht gewond is, vrij ernstig, maar dat zijn leven voorloopig niet in gevaar is. Maar, wat ik vragen wilde, is 't juist, wat de iuitcuant van Je administratie be ween? Zou hij dc zoon vau EHane d'Avron zijn? Heet hij Leroux? Ja, dat komt uit- Dat is de naam van haar overleden man. Eliaue d'Avron is n theaternaam. Ik zou toch nooit geloofd hebben, dat ze al een zoon van 22 jaar hadJe zou haar geen dertig geven. Ze is 'n knappe vrouw en bekwame actrice. Ja, zuster, ik voel me vandaag vrij goed. Dat verband doet wel pijn, maar uw hand is zoo licht, zuster, en u bent zoo zacht, zoo geduldig tegenover mijn zieke-nukken, dat ik het schandelijk van me zelf zou vinden, als ik klaagde. Af en toe denk ik, dat ik thuis verpleegd wordt door mama. U hebt net haar stem. Als u nou heel, héél vriendelijk zoudt willen zijn, zuster, moest u me haar brief nog eens voorlezen. Dan is 't net, of ik haar zelf hoor. U zult me misschien wel erg kinderachtig vinden, maar ik heb ook zoo' schat van een moedertje en ik houd zooveel van haar. Merkt u wef, zuster, dat haar iets hindert? in haar ongeruste teederheid denkt ze, dat u haar iets verbergt. Maar ze weet wel, dat ik haar niet schrijf, omdat ik daartoe in de onmogelijkheid ben. En toch mag ze nog niet komen. Ze moet ine niet zien met dat verband voor mijn oogen, met die gesloten oogleden Ze is zoo zenuwachtig, zoo gauw onder den indruk en daarbij heeft ze 'n zwak hart. Wilt u me helpen haar nog wat te bejokken, zustertje? Ja? Schrijf u haar dan maar, dat de dokter elk bezoek verbiedt, ook van een moeder. En dat mijn herstel alleen afhangt van het naleven van dit verbod. En dan zou ik nog willenMaar ik word ver velend, geloof ik? Nou dan, ik zou graag willen, dat mama mij niet eerder zag dan op den dag, dat de draden weggenomen worden. Ik zou willen, dat zij de eerste was, die ik voor mijn oogen kreeg, als ik het daglicht weer mag zien. U begrijpt, dat ik na die nachtmerrie graag mijn blik voor liet eerst weer wou laten rusten op een lief en mooi gezicht. Want ze is heel mooi, mijn moeder! Ja, actrice. Ze heeft in het Gymnase gespeeld en in het theater van de Port Saint Martin. Het publiek is dol op haar. Ze is ook zoo grijs, zoo verstandig en zoo mooi! Nee, zuster, ze houdt er niet van, dat ik met de tooueelwereld omga. Ze zegt altijd, dat de atmosfeer der coulis sen verderfelijk is voor jonge menschen en ik geloof, dat ze gelijk heeft. Ik ben nicl meer dan twee of drie maal «.achter" geweest, maar altijd heeft me de onge geneerdheid van de menschen, die haar omringden, gehinderd. Liever zit ik dan achter in een loge om haar te bewonde ren en toe te juichen. Ik was op de school voor Kunsien en Wetenschappen. Ik leg me n.l. op schil deren toe. Dat wil dus zegen, dat het gezicht voor mij alles is. Hè, kleuren, die zijn alleen waar. Zuster, nog één ding. U zöudt me toch niet willen voorjok ken... Is het wel zéker, dat ik het dag licht weer zien zal? Dank u, zuster, 't zou ook tc afschu welijk zijn, op mijn leeftijd... ,,Neen mama, 't is nog altijd donker, afschuwelijk zwart. Gisteren, op de ope ratietafel, hoopte ik ervan bevrijd te wor den. Maar nee, de doktoren hebben zich vergist, ik zie nietsik ben blind. Huil niet, moedertje, huil niet! Ik heb zooveel moed tioodig en uw smart zou Ik niet kunnen verdragen. Ik heb een heerlijke troost, dat ik u n.l. nooit oud kan zien worden. Den laatsten dag, dien ik bij u heb doorgebracht, dat was aan zee. De purperen zon verdween langzaam in het water en haar laatste stralen omgaven u met een schitterenden tint. Toen leek me een ideaal van frischl heidMoedertje, mijn r oogen zullen u altijd blijw mooi en zóó lief, als u op was. Ik vind nog reden, Go'1(1 DE APPEL EN DE BOO' Vader tot zoo'n; „Wat heb mels naam nou weer nilges0\ hoorde net den buurman zeg?*, pel valt niet ver van den t>0011 ST1JLBLOEMEN UIT DlU I BOEKEN. J Heele dagen bracht Jij >t nabootsen van zijn eigen ha»» Ludovicus was van liO? t0 Niet minder dan zestien J stroomden door zijn bloeil— „....Met den eenen arm1' i| ongelukkige vrouw boven dc hi met den anderen riep hij 'uu 1 tv, „....In groote verlegenheid zat gloeiende kolen, vvelke de het hoofd stapelde... „...Telkenmale doofde het h detective Smith ontstak- - 1 ki der, wanhoop klampte Inj Z' lp i zijn laatste lucifer vast--

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1934 | | pagina 4