Uorlogsherinnering en,
Dc Overweldiging van België,
Terug naar de grens.
i Een
15
Pluimveeteelt.
Bont Allerlei.
Het beeld in de duisternis.
Eventjes Lachen<
Herinneringen aan de omzwervingen van een oud'
oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen
r Wat liet eten betreft, heb iK vaak ge
brek geleden op het oorlogsterrein, een
jgebrek, dat ik deelde m^t duizenden bur-
jgers. Niet ieder zal het duidelijk zijn,,
hoe het met de voedselvoorziening op het
loorlogsterrein is gesteld en daarom zul
len wc trachten om er den lezer eenig
inzicht in te geven.
Alle troepen voeren in hun z.g- trein
veldkeukens mee, zoodat er betrekkelijk
overal gelegenheid is om voedsel te be-
irciden. Ondoenlijk echter is het om aan
oprukkende legerscharen, tienduizenden
monden „sterk'', voedsel voorraden niec
tc geven, voldoende voor korten tijd.
Wanneer een leger een vijandelijke
fctrcek binnentrekt, dan bestaat het eerste
contact met de burgerbevolking uit een
afdreiging van alles wat eetbaar is. Het
is een harde maatregel, maar als mili
taire noodzaak te verdedigen, althans tc
excuseeren. Gewoonlijk dwingen patrouil
les bepaalde burgers om met 'n bel rond
tc gaan en op de straathoeken het bevel
af te kondigen; soms worden gedrukte
proclamaties aangeplakt en als er voor
dat alles geen tijd is, dan vallen de man
schappen eenvoudig de wgningen, speci
aal de winkelhuizen e.d., binnen eu ze
slccpen er zonder meer, alles weg.
Alleen als de requisites op geordende
wijze plaats vinden, worden voor het ge
leverde bons verstrekt, welke... na den
oorlog kunnen worden ver.ekend.
Bijna nooit wagen de menschen het om
Iets achter te houden, want de opvorde
ringen geschieden onder doodsbedreigin
gen en de Duitschers hebben in België
verschillende malen met executies van
personen voorbeelden gesteld, dat ze in
ilat opzicht geen trucjes tolereerden.
Wanneer de opmarsch der troepen werd
voortgezet, dan bleef in de veroverde stad
of streek eene be/etting achter, welke
fcorgde voor de verbinding met den ctap-
pendienst d.w.z. die bezetting werd een
schakel in de lijn, welke dc legers met
liet moederland verbond en langs welke
dc voorraden aan oorlogstuig en mondbe
hoefte werden aangevoerd.
De étappendienst was soms na enkele
Wagen reeds goed verzorgd en ook ge
beukte het wel, dat er ec.i paar weken
mee heengingen. Dan werden hcele om
streken afgeplunderd en haalde men het
vee uit stallen en weiden.
Was de étappendienst eenmaal ingericht,
Wan ging de aanvoer van levensmiddelen
vrij geregeld en werd er natuurlijk ook
voor de burgerij gezorgd. Duitschc han-
Wclaars overstroomden dan het veroverde
terrein otn er zaken te doen; men zag er
dan ook wel Nederlandsche kooplieden.
Met zal den lezer thans duidelijk zijn,
Vat de burgers in een veroverde stad of
Iticck er in de eerste dagen van de be-
aelfing allerslechtst aan toe waren; er
werd dan Ook bepaald honger geleden.
Het ontbreken van een étappendienst
was voor mij ook oorzaak, dat ik geen
berichten kon verkrijgen. Toen ik op den
8s(cn en Oden Augustus in Luik was,
stond ik voor de keus om; óf naar Aken
tc gaan en vandaar verbinding te zoeken
niet mijn blad, óf terug naar de grens.
Ik besloot tot dat laatste; vele Duitsche
mililairen gaven me brieven voor hun fa
milies mee om deze in Holland te pos
ten.
Het was 's morgens om 6 uur, dat ik
Weer buiten op straat st nd, stijf over al
mijn ledematen, koud en kleumerig. Ik
bad geen ontbijt genoten, want dc hotel
houder, die me had gehuisvest, had zelf
niefs voor zich en de zijnen. Ik klople
bij alle mogelijke menschen, die een win
kel schenen te hebben gedreven, aan,
maar het resultaat was nihil.
Sommige menschen hadden nug wel een
homp brood kunnen en mogen behouden,
maar ze stonden er niets van af, want
ze wisten zelf niet, wanneer ze weer wat
te eten zouden kunnen koopen. Ik bood
een franc voor een stuk brood, twee franc,
maar bet was nulteloos. Toen baalde ik
maar een reep chocolade uit mijn rug-
tasch en deed daarmee op straat mijn
ontbijt.
De algemeene toestand was angstwek
kend op dien vroegen morgen. Steeds
dreunde het geschut en het leek, of de
rotsachtige hoogten rond de ad alle in
brand stonden; de vochtige ochtendlucht
dreef dichte rookwolken vandaar naar de
stad omlaag. Het dorp Bressoux blijkt in
brand te staan; ik zie het geflikker van
de vlammen, ik hoor, dat ook andere
dorpen rond Luik op dergelijke wijze zijn
gestraft".
De Duitsche soldaten, weikc Luik be
volken, treden eveneens dreigender op dan
den avond tc voren. Heel dc burgerbe
volking is in dezen vroegen morgen op
de been en overal rennen groepjes be
angst door de straten, daar allerlei
wilde geruchten over een aanstaande ver
branding en uitmoording der stad de
ronde doen. Deze geruchten worden ver
sterkt door de branden, welke op de
hoogten rond Luik woeden en door dc
verhalen van vele vluchtelingen, die van
uit de geteisterde dorpen naar Luik zijn
getrokken. Ik zie deze menschen met hun
verwilderde gezichten hollen en struike
len over de barricaden, die in verschillende
straten door het Belgische leger nutteloos
Opgeworpen waren geworden.
In den nacht zijn allerlei plakkaten om
trent het krijgsbedrijf tegen de muren
aangeplakt. Het volgende manifest vertaal
ik uit het Fransch:
Het gemeentebestuur van Luik her
innert zijn medeburgers en allen, die
zich bevinden binnen de kom van de
gemeente Luik, dat het ten strengste
verboden is door het oorlogsrecht, dat
e:n burger vijandelijkheden uitoefent
tegen Duitsche soldaten, die het land
bezetten.
Iedere aanslag tegen de Duitsche
troepen door anderen dan militairen
in uniform, stelt niet alleen de schul
digen bloot om onmiddellijk te wor-
cjn doodgeschoten, doch zal tevens
de vreeselijke weerwraak medebrengen
tegen de Luikenaars, die als gijzelaars
in de citadel van Luik door den be-
ve'hebber over de Duitsche troepen
worden gevangen gehouden. Deze gij-
zeiaars zijn:
1. Mgr. Rutten, Bisschop van Luik;
2. K'eyer, burgemeester van Luik;
3. Grégoir, permanent afgevaardigde;
4 Armand Fléchet, senator;
5. Van Zuylen, senator;
6. Eduard Peltzer, senator;
7. Colieaux, senator;
8. de Ponthière, lid van den ge
meenteraad;
9. Van Hoeyaarden, lid van den ge.
meenferaad;
10. Falloise, schepen.
Mgr. Rutten en de heer Kleyer zijn
gemachtigd om voorloopig dc citadel
te verlaten, doch blijven als gijzelaars
ter beschikking van den Duitschen be
velhebber.
Wij bezweren allen, die in de ge
meente zich bevinden, te waken voor
het hoogste belang van alle inwoners
en van hen, die de gijzelaars zijn van
het Duitsche leger, om geen enkelen
aanslag te begaan tegen de soldaten
van uit icgci.
Wij herinneren er aan, dat op be
vel van den gencraal-commandaiit der
Duitsche troepen, dc burgers, die wa
penen onder zich hebben, deze on
middellijk moeten uitleveren aan dc
overheid, in het provinciaal paleis, op
straffe te worden gefusilleerd.
De waarnemende burgemeester,
v. Henault-
Luik, 8 Augustus.
Ik had eigenlijk nog graag wat in de
stad willen blijven, want de geweldige
spanning, welke zich van bezetting en
bevolking had meester gemaakt, moest m.i.
tot een of ander drama leiden, maar ik
tnoest gaan, want tenslotte interesseerde
het oen lezers van mijn blad minder het
geen ik op het oorlogsterrein meemaakte
dan wel, of ik vandaar interessante bij
zonderheden zou kunnen melden. Toen ik
van Maastricht vertrok, wist men in Hol
land volstrekt niet, wat er in en rond
Luik gebeurde. Wolff telegrafeerde na
drukkelijk uit Berlijn, dat Luik genomen
was en Reuter zond even categorische
tegenspraken uit Brussel en Parijs. Ik
zou mijn blad thans precies kunnen in
lichten, dat de Duitschers in de stad
Luik waren, maar nog geen enkel fort
hadden genomen, hoewel ze dat niet be
lette om hun troepen over de Maas heen
te brengen en in de richting Leuven-
Brussel te laten oprukken.
Op den terugweg wordt even buiten de
stad mijn aandacht getrokken door een
klein incident. Een vrouw is bezig een
klein meisje allerlei pakjes in de armen
te duwen en hef gebiedend in de rich
ting van de Nederlandsche grens te
wijzen. Het kind huilt en houdt zicb
angstig aan den rok van de vrouw ge.
klcmd. Naderbij gekomen hoor ik de vrouw
en het kind Nederlandsch spreken, wat
me natuurlijk verwondert, omdat Luik tot
het Fransche taalgebied van België be
hoort.
Ik bemoei me met het geval en hoor,
dat de vrouw inderdaad een Nederland
sche is, woonachtig te Luik. De kleine
meid was een kind van haar zuster iu
Maastricht; het was juist een paar dagen
bij tante te logeeren, tóón de oorlog uit
brak.
Tante had nu dc krankzinnige gedachte
om het 10-jarige meisje in al het oor
logsgeweld alleen den 30K.M- langen weg
naar Maastricht op te sturen! Deze ge
dachte teekende wel scherp de gespannen
situatie in Luik. Hoe ik ook praatte, ik
kon het mensch niet overtuigen, dat ze
op liet puilt stond om een misdaad aan
haar kleine nichtje te begaan. Het mensch
was dol van angst en verzekerde, dat het
nog maar enkele uren kon duren, voor
heel Luik werd platgebrand. Ze wees me
naar Bressoux en andere dorpen op de
hoogten, bezuiden Luik, welke één vuur
zee waren, ,,'t Moet!" zei ze; „het kind
moet weg, want hier gaat alles en een
ieder vernietigd worden!" Ze had verha
len gehoord van vluchtelingen uit plaat
sen, waar geen zuigeling zelfs heette ge
spaard te zijn
Overdreven verhalen, maar ik kon me
voorstellen, dat ze rondgingen.
Ik heb het kind natuurlijk niet alleen
laten gaan, maar nam het met me mee.
't Is in een paar woorden neergeschreven,
maar de uitvoering heeft me heel wat
gekost. Ik voelde m'n 30 kilometertjes van
den vorigen dag nog goed en hoewel
ik thans mijn weg naar de grens langs
de kortste route zou nemen ook voor
mij bleef de afstand naar Maastricht nog
30 K M. Het kind was erg beangst en
dat was te begrijpen. Nu en dan wer
den we door dreigende patrouilles aan
gehouden, maar na het gebruikelijke onder
zoek konden we telkens weer verder trek
ken. Mijn kleine beschermelinge was
slechts in staat om nu en dan 'n eindje
weegs naast me te loopen, dan zette
ik ze maar weer op m'n schouders en
sjokte tot mijn nek stijf werd een aan
tal kilometers voort.
Ik zal thans niet meer in bijzonder
heden treden over wat ik op den weg
kreeg op te merken; de algemeene sfeer
was nog juist als den vorigen dag. De
Luiksche voorstad Herstal leek geheel door
de bevolking verlaten; in werkelijkheid za.
ten de menschen in de kelders hunner
woningen bijeen. Vlak bij het stadje ligt
een fort, hetwelk door de Duitschers hef
tig onder vuur genomen wordt; op ver
schillende punten tegelijk zien we de gra
naten inslaan op dc hoogten, onder welke
Herstal gelegen is. Na veel moeite slaag
ik er in, om in een café een beangsten
waard uit den kelder naar boven te krij
gen en hijwil liet meisje, dat ik bij
me heb, een half uurtje rust geven in
zijn woning. Zelf ga ik onderwijl een der
hoogten op, vanwaar ik uitzicht krijg op
twee Luiksche forten. Ze zijn voortdurend
in een waas van rook gehuld. Rook wijst
ook de plaats aan, waar ongeveer de Duit
sche batterijen moeten zijn opgesteld,
maar veel is er overigens niet tc zien.
ik ga spoedig, want ik voel me daar, al
leen tusschen het oorlogsgedoe, weinig
op m'n gemak. Die orkaan valt geweld
vóór en achter me kwam me niet on
gevaarlijk voor m'n zeiven voor, want ik
zie o.a. twee maal een boerderij, welke
betrekkelijk kort in mijn gezichtsveld lag,
getroffen worden. Twee granaten zijn in
staat om van een boerenwoning een vol
slagen ruïne te maken.
Ik haal mijn kleine reisgezellin op en
sla met haar den weg in naar 't kanaal,
hetwelk ik nu in afwijking van inijn route
van den vorigen dag, beoog te volgen
tot Maastricht.
Iets ten zuiden van Haccourf, bewesten
het kanaal, vind ik een Duitsche batterij
opgesteld en in volle actie tegen het fort
Pontisse. De manschappen, die de stuk
ken bedienden, leken me heel niet be
angst; ze verrichtten hun werk als was
het een gewone oefening. Trouwens hun
vuur werd vanaf Pontisse in het geheel
niet beantwoord; Pontisse scheen zich
meer met de schipbrug te Lixhe bezig te
houden.
Rond de hooge cementfabriek van
Haccourf lagen vele soldaten. De fabriek
zelve blijkt als observatiepost te worden
gebruikt, wanf toen ik passeerde, bulderde
een stem uit het hoogste venster:
Aanhouden daar!
Md. (Wordt vervolgd
w
li
NAJAARSWENKEN.
Het kippenvolkje gaat inu een kwaad
seizoen tegemoet. Zoo tegen Januari kan
de winter koud wezen, maar dan leggen
toch vele kippen en de hoenders geven
dan ook op andere wijze blijk, dat koude
haar grootste vijandin niet is. Tocht en
vocht, daartegen zijn kippen niet bestand.
En omdat we nu het jaargetijde tegemoet
gaan, waarin stormen en regenvlagen
schering en inslag zijn, moeten we ons
pluimvee zoo goed mogelijk beschermen.
Tochtige en vochtige hokken leiden er
toe, dat de kippen bij elkaar gaan zit
ten kleumen en er uit verveling tot on
deugden als het veerenplukken vervallen.
Tocht en vocht leiden voorts tot ver
koudheid, waarvoor kippen zeer vatbaar
zijn, en van verkoudhehid tot snot,
il n'y a qu'un pas, d.w.z. dat is een
overgang, welke zich héél vaak voltrekt.
Dan zit de kippenhouder in last. Snot
is n.l. een kwaadaardige ziekte, waarmee
gewoonlijk een winter lang wordt gesuk
keld, als de ziekte eenmaal in den toom
is uitgebroken. De leg houdt op, som
mige aangetaste dieren sterven cn velen
komen de ziekte nooit goed te boven.
Bovendien raakt de kippenhouder ontevre
den over den dierenarts, die de kippen
heeft ingeënt tegen diphteritis, 'of over
zijn vereeniging, door welker bemiddeling
de enting plaats had. Snot wordt n.l.
door velen verward met diphteritis; de
uiterlijke kenmerken dezer ziekten lijken
n 1. heel veel op elkaar; gezwollen kop
en oogen, de laatste dikwijls ook etterend.
Te dokteren valt er niet veel aan snot.
De aangetaste dieren moeten warm en
droog gehuisvest worden. Door 't drink
water geve men een paar korreltjes
kalium-permanganaat, niet méér dan tot
het water wijnrood
pen der beesten kan 4
flink in een sterkere onl""
genoemde permMgana
oplossing, welke tot blau„
zijn "jS
Voorkomen is beter dan
voorkomen is het cuve| o®*"
kippen te huisvesten in
droog hok, waarin dus ml
kieren zitten en het dak 1!®
doorlaat. Ventilatie moet eg®
make men aan dezelfde zjjd
uitloopgat is gemaakt. B
Beschikt men over 'I
ien, speciaal gebouwd voori''
van legkippen, dan kan
gauw het echte winters^?!
vangt, daarin opsluiten en
opgesloten houden tot on.
toe. Een telkens onderbrofe.'W.
bij slecht weer wél, J*5®
niet leidt absoluut tot on
sulfaten. Men moet de kip*
heel den winter binnenhOudS
bij bepaald zeer slecht tv,
zoo kort mogelijk opsluiten.'
Als men een goed hok fe.
men op het Zuid-Oosten oil
den, dus goed verlicht en
voor zonnestralen, voorts
hoog genoeg van boven,
ste van manshoogte, en ah!®*
dan tenslotte een goed did
heeft liggen, waarin liet HiicJ K
ondergeharkt, dan kan men de J Ej,
wel bij elke weersgesteldheid Lg
geven om buiten te komen,! u
een kip nog verstandig gen» Et
aangename binnenverblijf te w i
guurte buiten te erg won#.,
al te hevig stormweer en bij» F
vorst, is het aan te raden Ir?
naar. buiten tijdelijk af te tiuil Ij
late men de hoenders nooit in, eg
loopenhet kan ze zgn. sneti,
ken. Als men een ren ecüm *hi
kan maken, dan kunnen de
naar buiten, al ligt de sneem,
zoo hoog. Met deze laatste op
zijn we hopelijk vroa 1
Men vergete ze niet in den
ons nog van sneeuwweer sdr R
Een overdekte ren is een Ei
maar als de kippen een goedj
hebbeir, preferceren we toch i
dekte uitloop voor ze. Het i,
erg, als de grond, waarop zej,
pen, al eens nat is, indien r.
sprake is van modder of vul
Een kale bodem, tijdelijk nil]
regen, is niet zoo nadeén I
]ri aats voor hoenders dan' hoc^^Kj
Leg een ren voor de kippen i
hooger aan dan de omgeving!
HOE ERKENT
Volgens den directeur van a
voor psychotherapie te Parijs
de restaurants de nationaliteit vï|
schen herkennen aan hun gedrfl
kenteekenen zijn:
Amerikanen. Als een paartje i
eenigde Staten aan tafel plaats! f<
nomen, neemt de vrouw de spji
hand en bestelt een flinke h
spijzen. Zelf eet zij er heel w1
haar man verslindt de rest i
Engelschen. Een Engelsch jê
eerst de prettigste plaatsen iflf
kiest de spijzen -uit. Beiden tW
Duitschers. De Duitscherf
lijk zonder zijn vrouw. Som$8
gegeten heeft, gaat hij naar wl
om zijn maal te voltooien end
nog meer bier te drinken.
Franschen. Een Fransch patfl
plaatsje uit, vanwaar het all«L
wat er in het eethuis omjM
kiezen der spijzen is een^"1
bezigheid, die een langdurig^
dert. Ij
Nederlanders. Van ons vplkffl
Parijsche deskundige niet 1^'\
zoo goed in geslaagd zijn dc l'\
of de Franschen te imiteeren?
Bh
■M
M
Laten we 't nog eens even herhalen:
bcil nummer 7, gecompliceerde onderarm-
breuk; no. 9, wonden aan de linkerdij en
linkervoet; no. 11, versplintering in den
rug- Alles bij elkaar dus geen bij/onder
ernstig geval. En bovendien, ze zijn in
uw banden, zuster* En... no. 8? Laat
eens kijkeno, ja, dat is die jonge ser
geant, nu ben ik er- Arme stumperdi...
Neen, voor zijn leven vrees ik wei niet,
maar dc kogel, die hem in het gezicht
trof, heeft misschien nog erger veroor
zaakt, want beide pupillen zijn geraakt
cn ik vreesOver een paar weken heb
ben we pas zekerheid als de draden er
uit gaan.
Naar zijn familie? Zet u maar geen
bijzonderheden. Schrijf maar, dat hij aan
bet gezicht gewond is, vrij ernstig, maar
dat zijn leven voorloopig niet in gevaar
is. Maar, wat ik vragen wilde, is 't juist,
wat de iuitcuant van Je administratie be
ween? Zou hij dc zoon vau EHane
d'Avron zijn?
Heet hij Leroux? Ja, dat komt uit-
Dat is de naam van haar overleden man.
Eliaue d'Avron is n theaternaam. Ik zou
toch nooit geloofd hebben, dat ze al een
zoon van 22 jaar hadJe zou haar
geen dertig geven. Ze is 'n knappe vrouw
en bekwame actrice.
Ja, zuster, ik voel me vandaag vrij
goed. Dat verband doet wel pijn, maar
uw hand is zoo licht, zuster, en u bent
zoo zacht, zoo geduldig tegenover mijn
zieke-nukken, dat ik het schandelijk van
me zelf zou vinden, als ik klaagde. Af en
toe denk ik, dat ik thuis verpleegd wordt
door mama. U hebt net haar stem. Als
u nou heel, héél vriendelijk zoudt willen
zijn, zuster, moest u me haar brief nog
eens voorlezen. Dan is 't net, of ik haar
zelf hoor. U zult me misschien wel erg
kinderachtig vinden, maar ik heb ook
zoo' schat van een moedertje en ik houd
zooveel van haar.
Merkt u wef, zuster, dat haar iets
hindert? in haar ongeruste teederheid
denkt ze, dat u haar iets verbergt. Maar
ze weet wel, dat ik haar niet schrijf,
omdat ik daartoe in de onmogelijkheid ben.
En toch mag ze nog niet komen. Ze
moet ine niet zien met dat verband voor
mijn oogen, met die gesloten oogleden
Ze is zoo zenuwachtig, zoo gauw onder
den indruk en daarbij heeft ze 'n zwak
hart. Wilt u me helpen haar nog wat
te bejokken, zustertje?
Ja? Schrijf u haar dan maar, dat de
dokter elk bezoek verbiedt, ook van een
moeder. En dat mijn herstel alleen afhangt
van het naleven van dit verbod. En dan
zou ik nog willenMaar ik word ver
velend, geloof ik?
Nou dan, ik zou graag willen, dat
mama mij niet eerder zag dan op den
dag, dat de draden weggenomen worden.
Ik zou willen, dat zij de eerste was, die
ik voor mijn oogen kreeg, als ik het
daglicht weer mag zien. U begrijpt, dat
ik na die nachtmerrie graag mijn blik
voor liet eerst weer wou laten rusten op
een lief en mooi gezicht. Want ze is
heel mooi, mijn moeder!
Ja, actrice. Ze heeft in het Gymnase
gespeeld en in het theater van de Port
Saint Martin. Het publiek is dol op haar.
Ze is ook zoo grijs, zoo verstandig en
zoo mooi!
Nee, zuster, ze houdt er niet van,
dat ik met de tooueelwereld omga. Ze
zegt altijd, dat de atmosfeer der coulis
sen verderfelijk is voor jonge menschen
en ik geloof, dat ze gelijk heeft. Ik ben
nicl meer dan twee of drie maal «.achter"
geweest, maar altijd heeft me de onge
geneerdheid van de menschen, die haar
omringden, gehinderd. Liever zit ik dan
achter in een loge om haar te bewonde
ren en toe te juichen.
Ik was op de school voor Kunsien
en Wetenschappen. Ik leg me n.l. op schil
deren toe. Dat wil dus zegen, dat het
gezicht voor mij alles is. Hè, kleuren,
die zijn alleen waar. Zuster, nog één ding.
U zöudt me toch niet willen voorjok
ken... Is het wel zéker, dat ik het dag
licht weer zien zal?
Dank u, zuster, 't zou ook tc afschu
welijk zijn, op mijn leeftijd...
,,Neen mama, 't is nog altijd donker,
afschuwelijk zwart. Gisteren, op de ope
ratietafel, hoopte ik ervan bevrijd te wor
den. Maar nee, de doktoren hebben zich
vergist, ik zie nietsik ben blind. Huil
niet, moedertje, huil niet! Ik heb zooveel
moed tioodig en uw smart zou Ik niet
kunnen verdragen. Ik heb een heerlijke
troost, dat ik u n.l. nooit oud kan zien
worden. Den laatsten dag, dien ik bij u
heb doorgebracht, dat was aan zee. De
purperen zon verdween langzaam in het
water en haar laatste stralen omgaven u
met een schitterenden tint. Toen leek
me een ideaal van frischl
heidMoedertje, mijn r
oogen zullen u altijd blijw
mooi en zóó lief, als u op
was. Ik vind nog reden, Go'1(1
DE APPEL EN DE BOO'
Vader tot zoo'n; „Wat heb
mels naam nou weer nilges0\
hoorde net den buurman zeg?*,
pel valt niet ver van den t>0011
ST1JLBLOEMEN UIT DlU I
BOEKEN. J
Heele dagen bracht Jij
>t nabootsen van zijn eigen ha»»
Ludovicus was van liO? t0
Niet minder dan zestien J
stroomden door zijn bloeil—
„....Met den eenen arm1' i|
ongelukkige vrouw boven dc hi
met den anderen riep hij 'uu 1 tv,
„....In groote verlegenheid zat
gloeiende kolen, vvelke de
het hoofd stapelde...
„...Telkenmale doofde het h
detective Smith ontstak- - 1 ki
der, wanhoop klampte Inj Z' lp i
zijn laatste lucifer vast--