De Overweldiging van België»
Tusschen de forten door naar Luik.
Alleen thuis»
Pluimveeteelt.
Eventjes Lachen.
-
Herinneringen aan de omzwervingen van een oud-
oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen.
De Belgen drinken over hef algemeen
heel wat méér wijn dan wij- Ook de een-
voudige burgers hebben daar hun voor
raad in hun kelder opgeslagen vooral
voor het Walenland geldt dat en men
wedijvert met elkaar om het bezit van
oudste en meest wèl-belegen flesschen.
Zoo de Duitschcrs zulks al niet wisten,
dan hebben ze een en ander toch gauw
practisch ervaren, toen ze verschillende
dorpen in het land van Luik plunderden.
Vóór een woning in brand werd gesto
ken, haalden de soldaten eerst den wijn
kelder leeg.
De doortrekkende troepen waren behoor
lijk gedisciplineerd, maar de afdeelingen,
die in dorpen en steden achterbleven om
de etappen-linie te verzorgen, d.i. de ver
binding tusschen de voorste troepen met
de depóts uit het achterland te onder
houden, maakten zich op vele plaatsen aan
de ergerlijkste uitspattingen schuldig en
gingen zich aan dronkenschap te buiten.
Toen ik bij mijn aankomst aan de schip
brug van Lixhe werd aangehouden, werd
ik door dronken soldaten omringd cn heel
de bende, welke daar met het brugge-
onderhoud was belast, gedroeg zich als
een horde wilde dieren. Ze liepen de
brandende woningen in en uit, telkens met
nieuwe flesschen wijn zwaaiende; ze dron
ken eenvoudig uit den hals van de flesch.
Ik zal nader gelegenheid hebben op een
en ander terug te komen, maar hier wil
Ik toch reeds vastleggen, dat het door
mij nis systeem is vastgelegd, hoe in. het
begin van den oorlog aan de soldaten,
die in de vuurlinie een dorp waren bin
nengedrongen en dat bezet moesten hou-
w den onderwijl de tegenstand van de vij-
andlijke troepen nog voortduurde, de vrije
hand werd gelaten om te plunderen en
te rooven. Dat wildemansgedoe en die
dronkenschap werkten op den „moed" der
manschappen, terwijl bovendien werd ver
kregen, dat de burgerbevolking door zoo
veel schrik werd bevangen, dat elke ge
dachte aan verweer of tegenwerking werd
uitgebannen. 1
De patrouille, welke me gevangen nam,
leidde me allereerst voor een tweetal of
ficieren, die aan onzen kant van de schip
brug den overgang van de troepen regel
den Ze controleerden mijn papieren en
gaven daarop aan drie man last om me
naar het brugge-commando te brengen aan
de andere zijde van de rivier. We moeten
langs de uiterste kanten van de half-los
liggende planken loopen, welke ratelen
onder het gewicht van de overtrekkende
wagens. Hier en daar spatten granaten
in de Maas uiteen en van beide walkan
ten rijzen huizenhooge stofwolken omhoog,
als de projectielen, welke van het fort
Pontisse worden afgevuurd, in den grond
slaan Van mijn geleiders hoor ik voor
het eerst het bekende en beruchte „man
hat geschossen", op m'n vraag, waarom
al die huizen in de omgeving brandden.
Met woeste gezichten vertellen ze me van
de franc-tireurs, die hun kameraden in
den rug hadden aangevallen, kameraden,
die op deze wijze gewroken werden.
Of ze ook zelf door tranc-tireurs be
laagd waren geworden, vroegen we ze.
Maar neen, dat nog niet....
We zullen gelegenheid vinden om ook
op dit chapitre nog nader terug te komen.
Ik deel onderweg nog cigaretten rond
onder mijn begeleiders, wat ze merkbaar
mild stemt, en wordt tenslotte door een
lage bosschage aan den wallekant naar
een kleine open ruimte geleid, in het mid
den waarvan een wit-gedekte tafel staat,
waarop verscheidene flesschen wijn en gla
zen, alsmede een aantal stafkaarten liggen.
Om de tafel ziften zes officieren geschaard.
Mevrouw Miep van Straalen lag al ruim
een uur te bed, maar ze kon maar niet
in slaap komen- Wat naar ook^,dat Jan
nu juist over rpoest blijven op reis, nu
Marietje een paar dagen naar huis was-
Marietjc was de jonge gedienstige in het
nieuwe gezin der nog slechts kort ge
trouwde Van Straalens, waarvan „Jan"
liet hoofd was, de heer des huizes* Onder
wijl zijn vrouwtje alleen in haar woning
was, eenigszins onrustig en ongewend,
sliep hij in Brussel, waar hij voor zaken
vertoefde, den slaap des rechtvaardigen.
Mevrouw Van Straalen was een beetje
nerveus. Eerstens had ze tegen den avond
een vreemd sujet op verdachte wijze aan
den overkant heen en weer zien loopen
en voortdurend naar haar huis zien loe
ren, maar bovendien knaagde haar eenig
zelfverwijt* Jan was vanmorgen vertrok
ken na een heel klein kibbel partijtje,
het eerste wolkje, dat boven hun huwe-
lijkshemcl was komen drijven* Hij had
zijn reis naar Brussel niet willen uitstellen
tot Marietje terug was; van het eene
woord was het andere gekomen en ein
delijk, toen hij wegging, had ze hem nog
wel een hand gegeven, maar een zoen
Een der officieren, blijkbaar de comman
dant in die eerste oorlogsdagen wa
ren we nog niet sterk in het onderscheiden
der distructieven, welke te velde trouwens
ook niet zoo sprekend zijn wenkte
ons nader.
Wéér moest ik mijn papieren laten zien.
Het aanvankelijke wantrouwen week,
ik had goede Duitsche aanbevelingen.
De Duitsche troepencommandanten wis
ten in den aanvang van den oorlog niet
goed, wat ze met oorlogscorrespondenten
moesten uitvoeren; blijkbaar hadden ze ter
zake geen instructies. Mental werd ik
voorkomend behandeld, als ze merkten,
dat ik een Nederlandsch journalist was;
soms echter kreeg ik ook wel met zoo'n
echten ijzervreter te doen, van wiens ge
zicht de spijt was af te lezen, dat-ie je
niet zonder meer tegen een muur kon
laten zetten
De brugge-commandant te Lixhe nam
me een soort verhoor af voor wat mijn
gevoelens van sympathie en antipathie
betrof en dat liep goed af. Wie niet kan
huichelen, moet zich niet op een oorlogs
terrein wagen. We raakten het er over
eens, dat Nederlanders en Duitschers de
beste vrienden van elkaar waren en dat
de wereldpers slechts leugenberichten gaf
van de Duitsche oorlogvoering. Men ziet:
de Duitschers van 1914 hadden geen an
dere mentaliteit dan die van 1934.
Ik wist het zoover te brengen, dat ik
een „laisser-passer" kreeg voor 'n tocht
naar Visé. De brugge-commandant kon me
geen permissie geven om naar Luik te
gaan, want hoe het daar stond, wist
hij zelf niet
Bij het hnigge.-eommando is het een
voortdurend gaan en komen van militai
ren; als ik tusschen het groen uittreed,
staan verscheidenen te wachten met tns-
schen of losse papieren in de handen.
Het is dezelfde patrouille, welke me weer
over de schipbreuk terugleidt. We pas-
seeren een groep soldaten, die aan het
spitten zijn, even verderop liggen een
aantal soldatenlijken Brancardiers dra
gen gewonden over het terrein.
Ais ik over de brug ben teruggeleid,
laat men mij alleen verder gaan. De oor-
logsdonder raast aan alle kanten om me
heen; boven me sist en fluit het voort
durend vermoedelijk zijn 't granaten
rechts van me zie ik slechts brandende
huizen, vóór en achter me hoor en zie
ik granaten inslaan_
In Devant-le.Pont, een gehucht tegen
over Visé, treed ik een der kleine café-
tjes binnen. In dit gehucht is nog geen
brand gesticht; de deuren van alle wo
ningen staan open als gevolg van een
Duitsch bevel.
Na lang roepen verschijnt de waardin.
Ik bestel een glas bier en wil een praatje
maken, maar ik krijg niets anders te hoo-
ren dan een schuchter ja of neen. Als
ik wil betalen, weigert ze om het geld in
ontvangst te nemen, 't Is warm, zegt ze,
en een soldaat moet óók wat hebben.
Het kostte me heel wat moeite om het
menschje eindelijk te doen gelooven, dat
ik een Nederlandsch oorlogscorrespondent
was, maar toen werd ze eindelijk ook
mededeelzamer. Haar man en kinderen
waren naar Holland gevlucht, zelf had ze
te lang getreuzeld. Ze vreest elk oogen-
blik, dat de Duitschers weer aan 't bran
den en moorden zullen gaan. Verscheidene
burgers, die ze kende, zijn al gedood,
sommigen, omdat ze weigerden om arbeid
te verrichten voor de Duitschers, anderen,
omdat ze geschoten zouden hebben.
Ik ga verder en kom voortdurend
groepjes soldaten tegen, die me molestee-
De vaste brug over dc Maas bij Visé
hebben de Belgen vóór hun aftocht op
geblazen; een granaat, vanaf het Pontisse
verschoten, verergerde de vernieling. Twee
jongens irit Devant-le-Point zijn door de
Duitschers aangewezen om voor hen een
veerdienst te onderhouden en op vertoon
van mijn pas zetten ze me over.
Het aardige oude stadje Visé met haar
meerendeels witgekalkte huizen braadde in
een warme zon. Huis aan huis zitten de
menschen op stoelen voor hun geopende
deuren. Elk huisje heeft een stok, waar
aan een laken als witte vlag, uit het ven
ster hangen, 't Is griezelig. De bewoners
vormen ter linker- en ter rechterzijde on
afgebroken rijen en toch is het doodstil;
zwaar hoor ik mijn eigen stap dreunen
door de straat. Kijk ik omhoog, dan zie
ik niets dan witte lappen; zie ik terzijde,
dan buigen vele hoofden in een verang
sten groet, 't Is, of ik mijn eigen begra
fenis loop te dirigeeren
Honderden ruiten zijn gebroken door het
geweld van het geschut, dat de lucht voort
durend doet trillen; slechts hier en daar
echter is door het granaatvuur directe
schade aangebracht.
Ik ga een groot gebouw binnen: het
college St. Hadelin. De directeur, Dr.
Frits Goffin, ontvangt me zeer welwillend.
Deze priester vertelde me het een en
ander van hetgeen in de plaats was ge
beurd. Op Dinsdag 4 Augustus waren de
eerste Duitsche troepen voor het stadje
verschenen. De gendarmen, die te Visé
lagen, hadden nog gepoogd om weerstand
te bieden, maar ze werden allen door een
groote overmacht neergeschoten. Dr. Gof
fin was op het geluid der schoten komen
toesnellen. Alle gewonden waren katho
liek en toen ze den geestelijke zagen,
smeekten ze om de absolutie en eenigen
baden luide een acte van berouw. De
priester had geen gelegenheid meer om
allen afzonderlijk te naderen en riep daar
om met luider stemme: ,,Mijn Jezus, barm
hartigheid!" Daarop gaf hij allen de
absolutie. Terwijl hij daartoe knielde, floot
hem een kogel latigs het oor en richtten
meerdere voorbijsneliende Duitschers drei
gend hun geweren op hem, zoodat Dr.
Goffin dekking moest zoeken achter een
boom.
Vele burgers werden in de eerste dagen
der bezetting gedood, niet alleen in Visé,
maar meer nog in de omliggende dorpen
Mouland en Berneaux, welke bijna ge
heel werden afgebrand. Vele mannen, die
waren opgecommandeerd om werkzaam
heden te verrichten, bestaande in liet kap
pen van boomen, het aanleggen van een
hulpweg e. d., zijn nooit teruggekeerd-
Degenen, die dezen arbeid weigerden, wer
den dadelijk overhoop geschoten.
Het college St. Hadelin is door Dr.
Goffin aanstonds tot hospitaal ingericht
geworden. Ik heb er gestaan aan het
sterfbed van een 90-jarigen grijsaard, die
gedwongen was om mee te werken aan
den bouw van een brug, totdat de stak
kerd eindelijk neerviel en naar het ge
noemde gebouw werd gedragen om er
te sterven^
Nóg, toen we dien dag in Visé waren,
werden de bewoners voortdurend met den
dood bedreigd. Dan werden zóóveel man
nen opgevorderd voor dit of voor dat,
een anderen keer moesten bepaalde arti
kelen worden geleverd; honderden fles
schen wijn of jenever werden dagelijks
opgeëischt. Voor al J zulke opvorderingen
werd regelmatig met de bel rondgegaan
en de bewoners waren zóó beangst voor
de daarbij geuite bedreigingen, dat ze tot
bij elkander de kelders gingen afzoeken
om te zien, of niets werd achtergehouden
van hetgeen de Duitschers verlangden.
Ofschoon ik van den brugge-comman
dant fe Lixhe slechts permissie had om
tot Visé te gaan, besloot ik om verder
het Luiksche in te trekken. Indieh het
mogelijk zou blijken, wilde ik tot de stad
zelve komen, maar dat zou moeilijk wor
den, want zeker was in elk geval, dat
alle forten zich nog in handen der Bel
gen bevonden en ik zou tusschen een
dubbelen ring van deze forten door moe
ten gaan.
hier en daar staat een groepje Duitsche
soldaten aan een woning of liggen zwaar
gewonden op matrassen en stoelen te
wachten op verder transport. Bijna eik-
huis langs den weg is tot nood-hospitaal
ingericht; van alle kanten worden de mi
litairen aangedragen, die gewond zijn door
granaatscherven. De weg, welken ik ga,
wordt trouwens door verschillende forten
bestreken en op verscheidene plaatsen te
gelijk zie ik de stof- en aardwolken op
slaan uit de rotsen, welke den Maasoever
tusschen Visé en Luik markeeren.
Met de gewonden maak ik hier en daar
een praatje en waar me dat wordt ge
vraagd, laat ik mijn buitenlandsche pas
zien. Als „bevriende" Hollander krijg ik
dan telkens den raad om terug te gaan,
maar bevolen wordt het me niet en dus
ga ik voort onder den razenden donder
in de richting van Luik
Op circa 5 kilomter van Visé kom ik
een groote schare vluchtelingen tegen. De
menschen schijnen al ver gegaan te zijn,
want velen loopen kreupel en de meesten
hebben in de gloeiende hitte kousen en
schoenen uitgetrokken. >t Is een stoet van
honderden; mannen, vrouwen en kinderen.
Oude menschen worden ondersteund,
kleine kinderen gedragen. Op den rug of
onder den arm hebben de meesten een
nietig pakje of een bundeltje kleeren; ik
zie een vrouw met een vogelkooitje sjou
wen
Al die menschen, niet wetende wat ze
aan me hebben, groeten me schuw en
angstig. Ik maak een praatje met enke
len, maar hun verhalen zijn verward. Ze
komen uit dorpen ten zuiden van Luik;
op aanzegging, dat die plaatsen binnen
een uur in brand gestoken zouden wor
den, waren de ongelukkigen geweken voor
liet Duitsche geweld. De jonge mannen
waren weggevoerd geworden; verschillen
de burgers waren geëxecuteerd.
Terwijl ik nog met de menschen sta
te praten, komt een Uhlanen-patrouille
aangerend. Vanuit de verte dreigen de
kerels reeds met hun geweren en com-
mandeeren ze van „Handen omhoog!" Op
hetzelfde moment liggen de honderden
vluchtelingen terzij van den weg, allen
op de knieën, met de handen in de hoogte.
Genade! Jezus, Maria..*!" 't zijn kre
ten van doodsangst, welke opstijgen, ter
wijl de Uhlanen met branie-lach voorbij
snellen.
(Wordt vervolgd.)
JONGE HENNEN.
Merkwaardig, zooveel jonge kuikentjes
als we thans nog zien loopen, niettegen
staande de maatregelen der regeering,
waarbij het fokken van kuikens per broed
machine vroegtijdig verboden werd in dit
seizoen. Velen hebben daardoor op een
tekort van jonge hennen gerekend en op
een goeden prijs voor eigenlijk te la'at
geboren dieren, die alsnog met be
hulp van kloeken werden verkregen. Voor
liefhebbers in de stad kan het bezit van
jonge kuikens in dezen tijd van het jaar
nog wel worden verklaard; zij verlangen
niet in de allereerste plaats voordeel van
hun kippen, ze zoeken dat althans
meestal niet; zoo'n klein koppeltje kuikens
„doet het" in den zomerdag over het al
gemeen beter in de stadstuintjes dan in
het vroege voorjaar, als de zon in die
ingesloten ruimten nog maar kortstondige
bezoeken aflegt. Maar men ziet thans
buiten nog zooveel van het donzige
goedje loopen en daar houdt men de
hoenders toch om het voordeel. Veelal
weet men dus blijkbaar nog steeds niet,
dat van zomerkuikens nooit voordeel ,te
behalen is, nog minder van Augustus,
kuikens, welke in goed boeren-vertrouwen
nog al eens als bijzoonder „sterk" wor
den aangemerkt.
De zaak zit zóó: jonge hennen begin
nen in het najaar, omstreeks September/
October, als ze dan tenminste legrijp zijn,
eieren te produceeren en gaan in dat
geval bij goede behandeling, vooral
goede huisvesting, met den leg dóór, ook
had ze hem geweigerd* Spijt had ze er
nu van, reuze-spijt!
Lieve help! Wat was dat? Kaarsrecht
zat ze in bed* Hoorde ze daar beneden
niet Luister, daar ging de deur weer
dicht -
Ondanks dat het hart haar in de keel
bonsde, stapte ze het bed uit en liep zc
naar het portaal, waar ze het licht op
draaide. Het was stil beneden, maar ze
v o e 1 d e, dat er iemand was* Nu hoor
de ze, hoe de knop van de kamerdeur
beneden knarste
Jan, ben jij het? Ze probeerde
zoo ferm mogelijk te spreken.
Van beneden klonk eenig nasaal geluid,
dat blijkbaar een bevestiging van haar
vraag bedoelde- Het bloed stolde in haar
aderen.
Oh!-., ga je... nog wat in de
kamer... doen?
Wéér die klanken als een onbestemd
antwoord.
Komjestraks boven4 Jan
N-a.n-n-ja!
Mevrouw Van Straalen keek nog even
omlaag, onderwijl ze de hand op haar
onstuimig kloppend hart hield. Toen
draaide ze het licht uit en stak ze den
overloop weer over.
'Beneden bleef er eenig, nu niet lan
ger onderdrukt gerucht iti de kamer. Na
een poosje richtte de bezoeker zijn schre
den weer naar de kamerdeur om die te
openen. Maar nóg was hij daar niet ge
komen, of uit den gang klonk hem de
stem tegen van mevrouw Van Straalen,
die naar beneden was gekomen.
Jan! zei ze Mag ik... mag
ik binnenkomen
Nee! klonk het nijdig van de andere
zijde.
Jan, ben je ben je nog boos op
me?
Geen antwoord.
Jan, ik heb er 2oo'n spijt van, dat
ik leelijk tegen je heb gedaan* Kom nu
weer uit je kamer, Jan, en laten we het
weer vergeten... Ik vind het zoo lief van
je, dat je toch nog teruggekomen bent uit
Brussel. Toe, Jan, zeg nu wat. Toe, Jan!
Geen antwoord kwam uit de kamer ten
antwoord.
Toen, eindelijk, klonken schreden bui
ten. Een druk op de schel... Mevrouw
Van Straalen vlóóg naar voren om de
deur te openen* Maar nu werd ook de
kamerdeur opengeworpen en een
vreemde kerel stoof den gang in, met een
tasch in de hand* Ruw stootte hij mevrouw
Van Straalen opzij, die de buitendeur reeds
op een kier had; regelrecht liep hij in
dé armen van twee boomen van politie
agenten.
Mevrouw lag in den gang, flauw ge
vallen op het moment suprème. Onderwijl
een der agenten zich met den indringer
bezig hield, belastte de ander zich met
haar. Ze kwam direct bij en voelde zich
op liet gezicht van de gewapende macht
weer gauw op haar gemak-
Ja, zoo vertelde ze, ze had direct ge
hoord, dat het haar man niet was, die
antwoordde, maar zich voorgedaan, alsof
ze zich liet misleiden. Ze had den kerel
bezig gehouden, nadat ze boven eerst voor
zichtig de politie had getefoneerd*
Jan van Straalen is tegenwoordig nóg
trotscher op zijn moedig vrouwtje* Hij
laat ze trouwens nooit meer alleen in
huis en tot drank krijgt hij eiken mor
gen een zoen van ze, als hij voor zijn
werk uitgaat.
JUIST.
Op school werden de werkwoorden
behandeld. De onderwijzer vervoegde als
voorbeeld: ik wasch mij, jij wascht je,
hij wascht zich, wij wasschen onsen
opeens vraagt hij:
Jan, welke tijd is dat eigenlijk?,
Jan antwoordde onmiddellijk:
Zaterdagavond, mijnheer!
noemden tijd nog ni»t
door intredende ttirlh,
harer productie als rem
het vroege voorjaar, fA
intusschen den Ieeftiirt
hebben bereikt. De etr^H
het voordeeligste is m'}< if
der, zal dus, waar alle
Augustus van het vo,
ruien en den leg staken r*
boren jonge hennen 0«r r»
maanden loopen, voor ."J if
echter over circa 3 a 4 nde
De productie van de eerste"
als regel veel grooter j;:/' F*
een deel der productie J* mi
verd" in de wintermaand,, t
prijs het hoogst is. Lichte
5 4 6 maanden leeftijd 1,A
nen daarvan moeten d„, p -
laatst half-Mei zijn gefoj*
middenzware rassen Ij; P
ger. Tot deze laatste rek,,*51
Barnevelders, Reds en
eerste de Leghorns. 5
Kuikens fokken of kon»,
het oogenblik volstrekt
ze kunnen ons slechts strop»
Wel is het zeer aan te ben
jonge hennen te koopen;
moeten wezen, kan men uit
gegevens nu gemakkelijk
men ze van een goed gd
park koopt, weet men, dat
deelkundig zijn opgefokt en
dat men krachtige dieren i
ten. Er is ook dit jaar nogi
te halen aan jonge henna
broederijen hebben in het
volop ingelegd. Voor jong,
3 maanden behoeft men o;
blik niet meer dan een daal
uit te leggen.
Als men de aanschaffing)
van ééndaagskuikens, plus e
verwarming (of kloek), de i
uitval, het dure opfokvoeri
iooven we, dat men voord)
als men jonge hennen kop
neer men in het voorjaar k
kocht.
Wie nu jonge hennen he;,
als hij ze goed en krachtig
straks bemerken, dat ze al»;
kammetjes gaan krijgen ené
nesten bezoeken. Oppassen] L
niet te vroeg aan den leg pj
hoe trotsch vele kippenh«h
hun vroeg leggende dieren* ezil
worden toch een strop! Alkk eei
in het najaar gaan ruien en i hu
een paar maanden onderbrtk -D-
Vóór half-September moet
geen eieren van jonge henne
Als ze ons te vroeg dreigeir
dan houden we het meelvoe f
veertien dagen in en verpla W
zoo mogelijk, van ren en hot
de omgeving doet het begin i
vertragen. J I
Voer ze steeds volop gr
vooral als het gras
gesneden. Ze mogen er z
ben, als ze lusten, maar
restanten niet verdrogen; ro
weg.
Koop nog wat jonge
Die dingen hebben haast j
noodig en als we ze in t
ten, hebben we van den wm
lelijkste groenvoer voor de jj
maar denkbaar is.
TEGEMOETKOM
Rekent die dokter veel
„Neen! Hij doet werkeüjj
te zorgen, dat het ziek-zijnl
bereik blijft."
ALTIJD PECH-
Als een man voor
boren is, dan gaat het
Herinner jij je de laatste
gevangenen L
Ja!
Toen was ik juist vrij.
DIEET.
Dokter: Schitterend! U L_
houden: één borrel na ie#5]
U bent zelfs eenige pon
worden.
Patiënt: Geen wonder! ft
achtmaal per dag!
ZIJN LIST.
Op een standplaats voor
der chauffeurs te dommelen
Het portier staat open.
Piet, roept een collega
een actetasch in je wagen!
Weet ik, die leg ik fr
als het wat slap is. Er z'iR
wat ingevlogen, die alleen voo
zich een eind laten rijden.
niets in hoor!
EEN GELUK-
Och kerel, wat «en
vrouw; ze wéét niet, wat z
Je weet niet, hoe ê€U m
man. De mijne weet het v
ZIEK
Mijn «lokter heef! mij»
boden te koken.
Is ze ziek?
Neen, ik ben net-