RESKENSCHE COURAK
juws- en Advertentieblad voor geheel Zeeuwsch-Vlaanderen W. D.
fie op den goeden weg?
let bittere erfdeel.
Nationale Luchtvaartschool.
jaargang
„iijnt iederen DINSDAG- cn VRIJDAGAVOND. Telefoon 21. Postgiro 70179. Uitgave J. C. LE BLEU v|h E. BOOM-BLIEK, Breskens
FEUILLETON
lie weging gehad. In hoelang heb je
niet bereden? Ik veronderstel
meer na den laatsten keer dat
Dinsdag 21 Augustus 1934.
Nummer
ABONNEMENTSPRIJS:
Per drie maanden f 1.25. Buiten Breskens per drie maanden 1.40.
Franco per post per jaar I 5.00
Buitenland per jaar f 6.50. Alles bij vooruitbetaling.
ADVERTENTIEPRIJS
Van 1-5 regels 10,75. Iedere regel meer I0;15. Ingez. Med. 30 ct. per regel
Abonnements-advertenties groote korting.
Kleine Advertenties tot hoogstens 5 regels 0.40 (bij vooruitbetaling)
BEERMACHINE.
)e beermachine komt a.s. Maandag,
kan zich ter Secretarie opgeven.
0
Be Voorzitter van den Bond van
jasproducten, de heer A. van Wij-
ai, schrijft het volgende:
Wanneer deze vraag zoo wordt
geae'd. dan is dit niet om mee te
dm in het koor van critici, waar
de vraag stelt, maar het ant
ioord ook onmiddellijk klaar heeft,
et ontkennend antwoord. Voor die
elen zijn alle vraagstukken duide-
ik: al wat geschiedt, is verkeerd
[eestal ontbreekt er juist het meest
trdinale aan, d.i. aanwijzing hoe
et dan wèl moet.
Wanneer dit opschrift aan dit ar-
kei wordt gegeven, dan is het om
lie zaak aan de orde te brengen,
nog wat meer in het middelpunt
belangstelling van belangheb-
iden, leidende personen en regee
g te brengen en om tot het na-
iken hierover aan te sporen.
De steun aan de grondcultuur in
derland is gegroeid. Stuk voor
ik zijn de diverse cultures onder
steunregelingen gekomen en bij
stuksgewijze behandelen der ma
ne krijgt men niet gemakkelijk
sluitend geheel. Wanneer weer
nieuw object voor steun in
imerking kwam, werd de voor
tn steun meest bruikbare en meest
:tbrengende weg gevolgd. Dat
en ander moest leiden tot een
gszins bont geheel, is volkomen
klaarbaar. Het is het nog te meer,
^Beer men het nieuwe en onbe-
!e van de opkomende vraag-
tken er bij in acht neemt. In cri
door
MARGARET PEDLER.
Uit het Engelsch vertaald door
itU të.C. VUERHARD-BERKHOUT
vit
0
jjet ''&ne deelde in de algemeene
voldaanheid en begon rusteloos
tel hoofd op te gooien, beet op
f ,?t gebit en krabde over den grond
us Herricks lichte doch ferme hand
\,\C in bedwang hield. Severn reed
aar de piek waar de kleine scher
mutseling tusschen paard en berijd
plaats vond.
Jg "Hoe eerder de honden weer een
U«fj5oor vinden, des te beter voor
zei hij. „Die merrie van jou
iL ^en tijd niet genoeg
dm»
Vamen reden, hè?
j/;errick bloosde onder den on
n°ekenden blik, dien hij op haar
j..^ Met zijn karakteristieke bru-
gCwClt hij den dag nadat ze
€1gerd had met hem te trouwen
siswerk duiken steeds puzzle's op,
die niet geheel door verstandelijke
edeneering zijn op te lossen, maar
door het eenvoudige „knoop-door-
hakken" tot een einde moeten wor
den gebracht.
Wanneer we dus achteraf de bo-
engenoemde vraag stellen en de
balans opmaken, dan is dit volstrekt
niet alles critiek. Dan zit voorop de
raag, of, nu we achter veel feiten
staan, geen wijzigingen moeten wor
den aangebracht.
De gang van zaken is ongeveer
aldus geweest: De tarweteler vroeg
steun. Verkreeg deze in de tarwe-
steunregeling. Het publiek offerde
in hooger broodprijs. De tarweteler
kreeg een hooger prijs voor zijn pro
duct. Met de suikerbieten, aardap
pelen enz. idem. Voor elk dier pro
ducten bracht de consument een of
fer. En de producent van het be
treffende artikel incasseerde dit. Ook
de veehouderij kwam in de knel.
Crisis-zuivelwet ontstond. Botervet
en aanverwante en concurreerende
producten werden belast. Deze be
lasting van het publiek bracht de
fondsen voor den steun aan de, vee
houderij. Hier treedt echter een car-
dinaal verschil op. De boter voor
binnenlandsch gebruik wordt belast,
maar de fondsen daaruit ontstaan,
dienen niet om boterproducenten te
steunen of den melkveehouder, die
melk voor boterbereiding levert,
maar worden gebruikt tot steun van
alle melkveehouderij, onverschillig
of de melk voor boter, kaas, condens
of andere producten is bestemd.
Hier dus een combineering, om uit
de beschikbare fondsen, opgebracht
door den consument, het geheele
bedrijf te steunen in tegenstelling
met de individueele producten-steun
tot heden gevolgd bij den akker
bouw. De tarwe-, de suikerbieten-,
de aardappelteler haalde ieder voor
zich de beschikbare fondsen, uit hef
fingen op het publiek ontstaan, naar
zich toe, maar liet daarin niet dee-
len den akkerbouwer op de zand
gronden, die gerst en haver enz.
verbouwt, m.a.w. het offer van het
publiek kwam niet ten goede aan
den akkerbouw als geheel zooals bij
de zuivel.
Deze fout moest «ich wreken. Ook
die andere akkerbouwcultures kwa
men (waren) in beknelling en had
den recht op steun. De objecten
door de telefoon gevraagd, hoe laat
ze wilde gaan rijden en had tot
antwoord een korte weigering ge
kregen. Doch schijnbaar had dat
niet den minsten indruk op hem ge
maakt of hem eenig gevoel van
eigen tekortkomingen gegeven de
stormachtige scène die tusschen hen
had plaats gehad, had hem totaal
niet uit het veld geslagen en
Herrick werd zich geërgerd haar
eigen onmacht om door zijn arro
gante zelfverdediging heen te bre
ken, bewust.
„De merrie heeft beweging ge
noeg gehad, al heb ik haar zelf niet
gereden," antwoordde ze koeltjes.
„Best mogelijk, maar als je iets
goed gedaan wilt hebben, moet je
het zelf doen," antwoordde hij. „En
er was geen enkele geldige reden
waarom je den volgenden dag wei
geren zou met me te rijden".
„Vindt je van niet? Ik vrees, dat
ik het niet met je eens ben".
„Wel," zei Severn nadenkend, „ik
vind het feit, dat je ten slotte toch
met iemand zult trouwen juist eer
een reden om wèl dan niet met
hem te gaan rijden".
„Maar die reden die jij noemt
bestaat in het geheel niet in dit
geval," zei ze scherp.
Op dat moment veroorzaakte Fla
me, die ongeduldig heen en weer
had gedanst, een consternatie door
ontbraken, om ook hiervoor steun
van het publiek te vragen. Men is
toen tot steunmaatregelen overge
gaan op heel andere basis en die de
vraag doen opkomen: zijn we op den
goeden weg. Voor den steun aan
den verderen akkerbouw heeft men
het graanmonopolie ingesteld met
graanheffing, welke heffing recht
streeks en onverkort moet worden
opgebracht door de vee- en var
kenshouderij, eveneens een gesteund
en noodlijdend bedrijf. Hier dus niet
meer fondsen direct van den consu
ment verkregen, hier fondsen uit
belasting van grondstoffen voor een
ander bedrijf.
Men zal hier misschien van ze
kere zijde tegen aanvoeren, dat de
bovengenoemde motieven niet al
leen tot dezen gang van zaken heb
ben geleid, maar dat daaraan ook
ten grondslag ligt het loonender ma
ken van den akkerbouw boven de
veehouderij om een verschuiving
naar dien akkerbouw te bewerken.
Het is echter niet aan te nemen,
dat dit hierbij een rol heeft gespeeld.
Daarvoor dezen omslachtigen weg
te kiezen, zou eenvoudig energie
verlies zijn. Immers, de veehouderij
wordt door een ingewikkeld systeem
financieel gesteund. Dezen steun
doen ophouden, leidde dan langs
veel eenvoudiger en sneller weg tot
het doel. Als doel kan dit dus nooit
aangenomen worden, ten hoogste is
het een bijkomstig resultaat, door
velen voorgestaan en bepleit. Maar
dan wel buitengewoon onaangenaam
voor de betrokkenen, die, zooals in
de intensieve bedrijven van Zuid
Holland en een deel van Utrecht,
soms allen steun, uit anderen hoof
de ontvangen, zien verdwijnen aan
de belasting, hun voor andermans
steun opgelegd.
Wanneer men dus de verschui
vingsgedachte niet als leidende fac
tor aanneemt, dan is deze vorm van
akkerbouwsteun op den rug van een
andere groep, in geen enkel opzicht
te verdedigen. Wanneer deze ver
schuivingsgedachte toch wèl mede
op deze houding invloed heeft ge
had, worden zeer tegenstrijdige we
gen gevolgd; eenerzijds steunen an
derzijds dezelfde bedrijven weer
moedwillig onrendabel maken. Hoe
ook bezien, over dezen gang van
zaken mag met recht de vraag ge
steld worden: zijn we op den goeden
weg.
Is het probleem in wezen toch
niet eenvoudig? De grondcultuur is
door de lage productieprijzen in nood
en gevaar voor ondergang. Het is
een Nederlandsch belang, dat zij be
staan blijft. De consument profiteert
van die lage prijzen, heeft bovendien
belang bij het in stand blijven onzer
bodemcultuur. De consument moet
daarvoor dus een offer brengen.
Niet aan de crisis-organen, maar
aan de regeering is het te bepalen,
hoe hoog dit offer moet en mag
zijn. Als consument moeten ook de
diverse groepen, die bodemcultuur
beoefenen, mee helpen dragen aan
dit offer.
En dit totaaloffer dient dan voor
den steun. Zoo is het redelijk, dat
het offer van den consument voor
akkerbouwproducten aan allen ak
kerbouw ten goede komt, en niet
aan eenige producten daarvan, waar
op toevallig gelieven kan worden.
Zoo moeten de opbrengsten uit hef
fingen op veehouderijproducten alle
veehouderij ten goede komen. En het
is alweer de regeering, die heeft
te bepalen, hoe groot het offer voor
elk dezer bedrijfsgroepen voor het
Ned. volk zal zijn.
Men zou misschien nog verder
kunnen gaan en ook hier de schei
ding laten wegvallen en de een
voudige vraag stellen: hoeveel moet
en kan de Ned. bevolking voor in
standhouding onzer boclemcultuur
bijdragen en dan deze bedragen aan
die bodemcultuur ten goede laten
komen door een eenvoudigen bij
slag per H.A. cultuurgrond al of
niet met eenige variatie daarin. Het
systeem van werken zou daarmede
ontzaglijk veel vereenvoudigd wor
den en men liet het dan geheel
aan het bedrijfsleven over, de beste
plaats onder de zon te veroveren.
Men behoeft werkelijk niet be
vreesd te zijn, dat dan geen ver
schuivingen zullen plaats hebben.
Wanneer door de zekerheid en meer
dere stabiliteit van dit vereenvou
digde systeem fantastische ver
wachtingen en verklaarbare vrees in
zake toekomstregelingen zijn wegge
nomen, gaat het bedrijfsleven zelf
in het labyrint den besten weg zoe
ken. Er zullen er dan op het ver
keerde paard wedden; er zullen ge
lukkigen zijn. Is het echter te ver
wachten, dat, wanneer de regeering
recht op haar achterpooten te gaan
staan en het duurde een paar mi
nuten voor Herrick haar weer tot
de orde kon brengen.
„Ik wou, dat ze nu maar een
vos vonden," zei ze, toen de rust
weer hersteld was.
„Ik niet," antwoordde Gair
kalmpjes. „Ik amuseer me. Je hebt
me de laatste twee, drie dagen zoo
hardnekkig ontloopen, dat het een
verfrisschende nieuwigheid voor me
is om weer in je gezelschap te zijn"
„Het spijt me, dat ik het compli
ment niet kan beantwoorden".
Hij glimlachte onverstoorbaar,
„Ik geloof niet, dat dat er veel
op aan komt. Ik ben altijd van mee
ning geweest, dat wat tegenstand
en tegenzin in het begin een
uitstekend voorteeken is voor een
gelukkig huwelijk. Een soort voor
jaarsbelofte, weet je".
„Hè, sta toch stil," riep Herrick
boos tegen Flame. Haar toenemende
ergernis tegen Severn, maakte haar
prikkelbaar en boos op het lastige
paard. Onwillekeurig rukte ze aan
den teugel waardoor het gebit hard
tegen de zachte lippen van de merrie
kwam die, tot het uiterste geprik
keld, steigerde en hinnikend de voor-
pooten in de lucht sloeg. Met een
snelle beweging hief Herrick den
arm op en liet haar zweep hard neer
komen tusschen de ooren van de
hierin gaat ingrijpen, het haar beter
lukt om den juisten weg voor nu
en de toekomst te vinden? Bestaat
er eenige zekerheid over de toekom
stige positie van akkerbouw- en vee
houderijproducten? Durft men voor
spellen, waarmee Nederland nog een
kans heeft en wat het bedrijfsleven
in Nederland in het algemeen nog
het beste in stand houdt?
De man van de straat, die over
de brugleuning kringetjes in het wa
ter spuwt, weet het. Ieder, die ernst
an het vraagstuk maakt, weet het
niet.
Zijn we met onzen steun aan de
grondcultuur op den goeden weg?
Ja, voorzoover deze steun bedoelt
de grondcultuur in Nederland in
stand te houden. Maar mag niet
even positief een „neen" gehoord
worden, wanneer de steunmaatrege
len zoo ruw ingrijpen in de onder
linge betrekkingen der groepen?
Het eerste halfjaar 1934 is voor
de N.L.S. in alle opzichten zeer
gunstig geweest. Er werden totaal
1852 uren gevlogen tegen 1014 uren
in het eerste halfjaar 1933, zijnde
een accres van 82 pCt. In het eerste
halfjaar werd het brevet „A" door
27 personen behaald (eerste halfjaar
1933 10) terwijl 79 nieuwe leerlin
gen, (eerste halfjaar 1933 31) zich
aanmeldden.
De vloot werd in 1934 met 3
FK 46 Koolhoven lesvliegtuigen uit
gebreid en bestaat thans uit 12 een
heden. Binnenkort zal de vloot nog
worden uitgebreid met een derde
gesloten drie persoons vliegtuig.
Eenige motoren werden door meer
moderne vervangen.
In verband met den groei der
School werd het administratiege
bouw op Waalhaven belangrijk uit
gebreid. Het personeel moest na
tuurlijk gelijken tred houden met
den groei en zijn er thans 7 vlieg-
instructeurs aan de N.L.S. verbon
den, terwijl gedurende den herfst
tijdelijk een 8ste instructeur door
den Commandant der Luchtvaart-
afdeeling ter beschikking wordt ge
steld. Bij den groei van het Lucht-
merrie en op hetzelfde moment von
den de honden een spoor en blaften
verwoed. De combinatie van die
twee dingen was te veel voor het
zenuwachtige, kittelige dier. Het
sprong vooruit en sloeg op hol.
De eerste seconden van dien wil
den ren realiseerde Herrick nauwe
lijks wat er gebeurde. Eerst toen
ze merkte, -dat de gewoonlijk zoo
gevoelige mond van het paard ab
soluut niet gehoorzaamde aan de
teugels, begreep ze in welk gevaar
ze verkeerde. Ze had het paard ab
soluut niet meer in haar macht. Ach
ter haar hoorde ze vaag het rumoer
van roepen en schreeuwen, ver
mengd met het diepe bassen van de
honden. Toen stierven die geluiden
weg, naarmate het paard verder hol
de en de afstand tusschen haar en
hen vergrootte en ze was zich niets
bewust, dan het kletteren van de
hoeven onder haar en het fluiten
van de wind in haar ooren. Geluk
kig was de weg over een geheelen
afstand eenzaam en stil een bree-
de, golvende streep heidegrond tus
schen ingehaagde en bebouwde vel
den, met hier en daar bossen brem
en braamstruiken. Doch verderop
eindigde het stuk heideland plot
seling in een onafgezette, twaalf voet
lager gelegen weg. Herrick herin
nerde zich dat met verlammenden
schrik. Ze moest het dolle dier in
houden vóór ze bij die plek kwam.
Lukte haar dat niet ze kon zelfs
onder het voortvliegen het onvermij
delijke einde zien den -razenden
ren naar den rand, den blinden
sprong in de ruimtedan den
weeën slag als paard en berijdster
neerstortten op den weg daar bene
den.
Ze trok met allg macht aan de
teugels. Toen trachtte ze het gebit
langs den mond van het paard te
zagen, doch het dier had het stijf
tusschen de tanden geklemd en galop
peerde als krankzinnig verder. Her
rick had even goed kunnen probee-
ren een waterval tegen re houden
met een strooTialm. Het hopelooze
van haar pogingen inziende, hield
ze toch vast met pijnlijke armen en
met handen, die als dood waren
door de verschrikkelijke inspanning
en hoorde alleen het onophoudelijk
gekletter van de vliegende hoeven.
En toen hoorde ze plotseling andere
hoeven dichtbij. Ze durfde niet om
kijken. Als ze het gedaan had, zou
ze Severn gezien hebben, diep ge
bogen in het zadel, haar na galop-
peerend, zijn paard met handen en
stem en meedoogenlooze sporen aan
zettend tot bijna ongelooflijke snel
heid.
(Wordt vervolgd).