Breskensche Courant
25
200
Het bittere erfdeel.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
43ste Jaargang
Woensdag 31 Januari 1934
Nummer 3904
ABONNEMENT:
per kwartaal f 1,25;
buiten Breskens f 1,40.
Buitenland 6,50 per
jaar.
Zondagsblad per kwar
taal f 0,65: en buiten
Breskens f 0,72$Bui
tenland f 5.50 per jaar.
Verschijnt
- iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND -
Advertentiën worden aangenomen tot uiterlijk 1 uur nam.
Uitgave:
J. C. LE BLEU, Dorpsstraat 35, BRESKENS
Tel. 21 Postrekening 70179
ADVERTENTIËN:
van 5 regels f 0,75;
iedere regel meer 15 ent.
Ingez. mededeelingen 30
cent per regel.
Handelsadoertentiên bij
regelabonnement groote
kortingTarief op aan
vraag verkrijgbaar.
GRATIS verzekering voor de
abonn€legen ongelukkenen
mei voor de volgende bedragen:
gulden bij levens- s-\ gld bij dood p* gld bij ver- gld bij ver- j gld bij ver-
lange ongeschikt- 11 Jl J door lies van een j() ^es üan een 4(J Van een
heid tot werken een ongeluk hand of voet oog duim
De risico van bovenstaande verzekering is herverzekerd bij de Ongevallcn-Vcrzckcring-Maalschappij „Fatum" te 's-Gravenhage.
gld bij ver
lies van een
wijsvinger
•t gld bij verlies
lij van eiken
anderen vinger
Het autoverkeer eenbelang
voor de arbeiders- en de
middenklasse.
o
Vele jaren geleden ontstond de
naam „luxe-auto" in tegenstelling tot
dien van de „vrachtauto"; heden
ten dage kan men dienzelfden naam
vrijwel dagelijks nog in ongevallen
berichtjes in de dagbladen aantref
fen, hoewel de werkelijke „luxe
auto" even zeldzaam is geworden
als de equipage. „Personen-auto" is
de juiste benaming voor het motor
voertuig, dat zonder eenige luxe,
maar als zuiver utiliteits-vervoermid-
del, personen vervoert.
Uit die zelfde oude tijden is nog
de opvatting afkomstig, dat „auto
mobilist wel betalen kan"; en een
symptoon van die opvatting vindt
men terug in het wetsontwerp, dat
beoogt om het gezamenlijk wegver
keer, hoewel dit de kosten van zijn
eigen weg ruimschoots betaalt, nu
ook nog te belasten met een extra
belasting van negen millioen gulden
ten bate der spoorwegen.
Het is daarom goed, te bedenken,
dat deze extra-belasting niets van
haar onrechtvaardigheid zou
verliezen als inderdaad ieder wegge
bruiker een „rijke automobilist" was,
en voorts dat dit sprookje tot het
verleden behoort, dat deze negen
millioen geheven zullen worden van
de zwaarst belaste groep uit onze
geheele samenleving, de weggebrui
kers, dus van de hard-werkende
vrachtauto-houders, de ploeterende
middenstanders en handelsreizigers,
de ambtenaren en arbeiders, voor
wie de (ook extra te belasten I) fiets
een dagelijksch vervoermiddel is en
diezelfde fiets, dan wel een goed
koop uitstapje per touringcar, de
eenige afwisseling in een sleurbe
staan vormen.
Zij allen en de andere groepen
van fietsers, auto- en motorrijders
mogen toch zeker allen geenszins
tot de kapitalisten gerekend worden.
Zeker, een vijftiental jaren geleden
zou het nog ondenkbaar geweest
zijn, dat de melkbezorger of tram
conducteur per auto of motor met
zijn vrouw een reisje langs den Rijn
maakte; eenerzijds de veranderde le-
FEUILLETON
door
MARGARET PEDLER.
Uit het Engelsch vertaald door
A.E.C. VUERHARD-BERKHOUT
0
„Ik zal je helpen," antwoordde
hij opgewekt. „Zet jij ze, terwijl ik
kopjes en zoo opscharrel".
Met de zekerheid van lange ge
woonte, wandelde hij naar een hoo-
ge kast in een hoek en begon er
het noodzakelijk aardewerk uit te
halen, terwijl Herrick, wier stem
ming verscheidene graden gestegen
was sedert de komst van haar be
zoeker, koffie begon te zetten.
Paul Breton, zoon van een Fran-
schen vader en een Engelsche moe"
der was bijna haar eenige intieme
vriend in Parijs. Ze hadden elkaar
oorspronkelijk leeren kennen op een
atelier-fuif in het Quartier Latin,
waarheen een collega mannequin, die
wel eens voor model zat voor de stu
denten, haar had meegenomen en
er was een eigenaardige, begrijpende
vriendschap tusschen hen ontstaan,
bijna broederlijk in zijn soort en toch
vensomstandigheden en anderzijds de
ontwikkeling van de auto, dikwijls
als gecombineerd vervoermiddel voor
zaken en ontspanning, hebben die
verandering gebracht. Wanneer u op
een mooien dag in Augustus die
honderden eenvoudige, goedkoope
auto's tegenkomt, bemand met vroo-
lijke menschen, dan zal het u dui
delijk geworden zijn van welk een
grooten ideëelen invloed het mo
derne verkeersmiddel op het bestaan
van velen is. De monotonie van het
alledaagsche wordt gebroken, ook de
kleine winkelier, de laaggesalarieerde
ambtenaar en de werkman zijn in
staat gesteld om met een eigen ver
voermiddel langs een door henzelf
bepaalden weg de vrije natuur in te
trekken, te stoppen, waar het hun
belieft.
De prijzen van automobielen en
motorrijwielen zijn in de laatste jaren
aanmerkelijk gedaald, menig gezin
is thans in staat om er een eigen
voertuigje op na te houden, dat a
raison van enkele honderden guldens
aangeschaft werd. Somtijds wordt
die auto inderdaad alleen op den
vrijen Zaterdagmiddag of den Zon
dag gebruikt, om er tochtjes mee te
maken, in zeer veel andere geval
len echter wordt de wagen tevens
gebruikt voor beroep. Het aantal
auto's, dat werkelijk slechts voor luxe
gebruikt wordt is zoo. klein, dat het
tegenover de overgroote meerderheid
in het niet verzinkt. Want wanneer
menschen, die de geheele week moe
ten werken, er Zaterdagmiddag of
Zondags na de kerk met hun gezin
op uit trekken, mogen we dat dan
als luxe beschouwen? Een dag in
de vrije natuur is veeleer een levens
behoefte: de menschen, die in de
huizenzee der groote steden wonen
en werken, hebben toch ook hun
recht op een klein beetje levensblij
heid! Dat in het bijzonder in dezen
crisistijd zeer velen tengevolge van
werkloosheid of minder inkomsten
zich een dergelijke ontspanning
moeten ontzeggen, is een der meest
betreurenswaardige gevolgen dezer
crisis.
Is dus eenerzijds de goedkoope
auto (en evenzeer de touringcar) een
middel om den kleinen burger en
arbeider de noodige ontspanning en
afwisseling in zijn bestaan te ver
schaffen, anderzijds is de personen
auto voor beroepsdoeleinden en de
met die kleine piquanterie er in,
die ontstond door het feit, dat ze
in werkelijkheid niet broer en zuster
waren. „Het komt, doordat je half
een Engelschman bent, daarom kun
nen we zoo goed met elkaar opschie
ten," zei Herrick altijd en het is
zeker, dat maar weinige van de an
dere studenten uit het Quartier Latin
de combinatie van spontane hartelijk
heid en Engelsche terughoudend
heid, van vurige cameraderie en koe
le onafhankelijkheid, die in Herrick
vereend waren, zouden hebben be
grepen.
„En vertel me nu eens wat de re
den is van deze aanval van landerig
heid?" vroeg Paul in 't Engelsch
toen ze ieder aan een kant van de
kachel hun koffie zaten te drinken,
een blikje biscuits gemakkelijk op
den grond tusschen hen in. Hij
praatte even goed Engelsch als
Fransch en hij en Herrick hadden
de gewoonte om willekeurig van de
eene taal in de andere over te gaan,
naar het hun inviel.
„De oorspronkelijke reden?"
Hij glimlachte.
„Natuurlijk".
„Er waren twee zulke schatten
van Engelsche menschen van mor
gen bij madame Clémentine een
moeder en een zoon".
„Eh bien, als ze zulke schatten
waren, waarom hebben ze dan zoo'n
bestel- en vrachtauto een machtig
hulpmiddel geworden om het zaken
leven tot nieuwen bloei te brengen,
om den reiziger of chauffeur een
grooter rayon te doen bewerken zon
der de al te afmattende dagen op
fiets of bestelwagen dan wel achter
een handkar. Het platteland is, dank
zij goede wegen en snelle, goed
koope vervoermiddelen, bewoonbaar
geworden voor degene die zijn werk
in de stad heeft; ook hier is de
kleine burger en arbeider gebaat ge
weest met de nieuwe mogelijkheden,
welke eerst de fiets en later de auto
en het motorrijwiel openden.
Is dus in dit opzicht het wegver
keer een arbeiders- en middenstands-
belang, niet minder is het dit uit een
oogpunt van werkverschaffing. Reeds
eerder is in de pers er op gewezen,
dat momenteel reeds 150.000 men
schen arbeid vinden in qn door het
motorverkeer en dat dit aantal, als
geen belemmeringen aan deze ont
wikkeling in den weg worden gelegd,
elk jaar opnieuw met pl.m. 10.000
zal blijven stijgen. Tienduizend jon
ge mannen worden jaarlijks op deze
wijze voor werkloosheid behoed
en dit niet ten koste van werkloos
heid elders! Want het is uit de
ontwikkeling van het moderne ver
keer langs den weg voldoende geble
ken, dat dit niet groeit ten koste
van ander vervoer, bijv. het spoor
wegvervoer. Zeker, gevallen van con
currentie doen zich ongetwijfeld
voor, maar het Övergroote deel van
het vervoer van personen en goede
ren is geschapen door.die auto zélf;
het is ontstaan dank zij het gemak,
dat de auto oplevert, dank zij den
lagen prijs van dit vervoer of de
economische wijze van vervoeren,
welke aldus mogelijk bleek. De open
stelling van deze mogelijkheden
heeft dit vervoer gekweekt; zonder
die mogelijkheid zou het vervoer er
niet zijn en zeer zeker zou slechts
een bitter-klein percentage aan de
spoorwegen ten goede komen. Ook
als deze laatste ons land bedekten
met een net van spoor- en tramwe
gen, even dicht als dat der huidige
landwegen, (hetgeen finantieel on
uitvoerbaar is) dan nog zou van
zulk een volledigen overgang van
het eene vervoer naar het andere
geen sprake zijn; daarvoor verschilt
het teveel van karakter.
deprimeerenden invloed op je ge
had?"
„Omdat
„Omdat?" herhaalde hij plagend,
toen ze ophield.
„Ach, ik denk, omdat ze me lieten
voelen wat het leven voor me had
kunnen zijn als vader zijn geld niet
verloren had. Ik ik ben zoo al
gesneden van mijn eigen soort,"
barstte ze hartstochtelijk uit. „Afge
sneden van het soort leven dat ik
graag zou leiden van de men
schen, die ik graag zou kennen
Paul knikte.
„Ik begrijp je," zei hij. „Ouders
zijn erg zorgeloos ze hebben geen
gevoel van verantwoordelijkheid. Ze
zetten je voor hun eigen genoegen
in de wereld voeden je in weel
de op en verliezen dan hun geld.
En jij kunt er voor boetenIk
heb precies hetzelfde doorgemaakt,
ma chérie".
„Maar jij hadt ten minste talent
een genie dat je eens al wat je
verlangt zal brengen".
„Ik weet niets van genie af,"
weerstreefde hij. „Ik kan een beetje
schilderen, dat is waar en ik denk,
dat ik op een goeien dag wel voor
uit zal komen".
„Natuurlijk. Terwijl ik ze stak
haar handen met een gebaartje van
wanhoop en leegte uit. „ïk ken niets,
Ik heb geen opleiding gehad, niets
De auto geeft dus aan tienduizen
den werk, dat er zonder die auto
niet zou zijn (hetzelfde kan men b.v.
van de radio zeggen) en dit belang
mogen de arbeiders en de midden
klasse zeker niet uit het oog verlie
zen. Men is wel eens geneigd, een
zekere tegenstelling in 't leven te
roepen tusschen het belang van den
spoorwegarbeider en dat van den
arbeider in het automobielbedrijf. Dit
is principieel onjuist; voldoende is
reeds eerder aangetoond, dat spoor
weg en auto kunnen samenwerken,
dat de laatste „voedend" kan wer
ken ten opzichte van de eerste en
dat verder een taakverdeeling moge
lijk is. Voor beide groepen, zoowel
voor de 38.000 werknemers als voor
het viervoud daarvan, werkzaam op
de auto, in het autobedrijf of aan
wegenbouw, is, wanneer de wereld
crisis voorbij zal zijn, een behoorljjk
bestaan mogelijk. Maar dan zal niet
zooals thans dreigt te geschieden,
een wet moeten worden ingevoerd,
welke het motorverkeer zal maken
tot een noodlijdend bedrijf en de
werkloosheid in de hand zal werken,
zonder den spoorweg uit het moeras
te helpen.
Want inderdaad: de wet tot in
stelling van een Verkeersfonds be
oogt een vermindering van het mo
torverkeer. De Minister van Water
staat spreekt zelf in de toelichting
van „een terugslag op het motor
verkeer"; mocht gehoopt zijn, dat
die terugslag ten goede zal komen
aan den spoorweg, dan moet deze
illusie al dadelijk verstoord worden.
Neen, niet de vervoerder, die keus
had tusschen spoor en auto, zal in
de eerste plaats getroffen worden;
deze heeft gewoonlijk wel voldoende
uithoudingsvermogen om de nieuwe
lasten te dragen. Getroffen zal wor
den het autotje van den kleinen
handelsreiziger, wiens bestaan toch
al moeilijk was, het wagentje van
den kleinen koopman, den vroegeren
venter-met-hondekar, den huisvader
met het groote gezin, den visch-
venter-per-motordriewieler; getrof
fen wordt ook de arbeidersfiets.
Daar zullen de offers vallen; auto's
worden afgeschaft, chauffeurs ont
slagen of geen nieuwe aangesteld,
werkvermindering in plaats van jaar
lijks werk voor 10.000 arbeidskrach
ten meer zal het resultaat zijn.
dan een behoorlijk figuur om klee
ren aan te hangen. Ik zit in den
tredmolen en zal er wel mijn heele
verdere leven in moeten blijven rond-
zeulen".
„O neen, dat zal je niet," zei hij.
„Je zult op zekeren dag met mij
trouwen als mijn „genie" zich
gematerialiseerd heeft in huizen en
tuinen en stoelen en tafels. En we
zullen daarna lang en gelukkig le
ven, net als in de sprookjes".
Herrick schudde haar hoofd.
„Neen, dat zal ik niet, ik zal
nooit met iemand trouwen," zei ze
ernstig.
„Nonsens. Natuurlijk trouw je.
Weet je wat, ik heb een spel kaarten
in mijn zak en 'ik zal je de toekomst
eens voorspellen".
Haar oogen schitterden. Er zijn
zeer weinig menschen, al beweren
ze nog zoo cynisch of ongeloovig
te zijn, die totaal ontoegankelijk zijn
voorde emotie, die toekomstvoorspel
ling geeft, tenzij de jeugdige geest
totaal in hen gestorven is. En in
Herrick was die geest zeer'levendig,
al was ze onderdrukt door de om
standigheden.
,10, Paul, kun je dat?"
„Natuurlijk. Ik zou alles willen
doen om je wat meer schik in het
'leven te doen krijgen, dan je op het
oogenblik hebt".
_,„Ik weet niet pf het dat effect
Het autoverkeer, mits niet onrecht
vaardig belast (zijn eigen kosten be
taalt het al ruimschoots!) kan jaar
lijks verscheidene duizenden jonge
mannen behoeden voor werkloosheid;
het betaalt daarbij de kosten van een
goed wegennet, een eerste voorwaar
de om in betere tijden de vruchten
van de opleving te kunnen plukken.
Goede wegen brengen welvaart en
werk; juist nu is werkverruiming een
zegen voor ons volk, juist nu gun
nen wegen en bruggen aanmerkelijk
goedkooper dan ooit te voren wor
den gebouwd. Een wet, welke het
zegenbrengende wegverkeer thans
door een extra belasting noodlijdend
zou maken, alleen om er enkele
millioenen uit te persen ten bate
van het spoorwegverkeer, zou vooral
voor de arbeiders- en middenklasse
noodlottige gevolgen meebrengen,
waarop het goed is het volle licht
te laten schijnen.
Fransche indrukken over
Nederland.
Claude Blanchard besluit in de
Petit Parisien zijn indrukken over
Nederland. Hij is te Rotterdam de
gast geweest van een reeder, van
wien men hem verteld had, dat hij
Duitschgezind was. Overigens, naar
hij opmerkt, niet verwonderlijk wan
neer men bedenkt hoezeer de haven
van Rotterdam van Duitschland af
hankelijk is. Des te meer stond hij
verbaasd over hetgeen hij van zijn
gastheer vernam. Deze zette hem
uiteen, hoezeer Rotterdam onder de
oeconomische maatregelen van het
huidige regime in Duitschland te lij
den heeft. Het Hansa-kanaal zou,
als het tot stand kwam, den handel
van Rotterdam geheel den nek om
draaien. Bij het huidige streven naar
autarkie in alle landen ontgaan Ne
derland steeds meer afnemers en
Duitschland bljjft het eenige land
waarheen het met veel moeite nog
een afzetgebied vindt. Het valt niet
te ontkennen dat dit tête a tête, wan
neer het blijft voortduren zekere ge
volgen kan hebben voor zijn richting
in de buitenlandsche politiek. „Geen
verwikkelingen, is ons beginsel,"
zei een Nederlandsch staatsman tot
zal hebben. Wat er voor geluk voor
mij in petto is als dat er is
zal wel zoo ver weg zijn".
„Poel Daar kun je niets van zeg
gen. Maar ik zal toch als een genees
middel voor het heden een atelier-
fuif geven, als je dat leuk vindt,
Zou je dat gezellig vinden?"
Ze knikte. „Ja, ik houd erg van
je atelierfuiven".
„Goed, dat is dan afgesproken,
En nu het heden naar tevredenheid
geregeld is, zal ik je eens laten
zien hoe rooskleurig je toekomst zal
zijn".
Hij haalde uit zijn zak een spel
tamelijk beduimelde, oude kaarten,
haalde de hartenvrouw er uit en
legde die open op tafel.
„Daar, dat stel jij voor. De ruiten
vrouw is te blond en de schoppen
vrouw te donker. Jij bent net tus
schen in, dus hartenvrouw is jouw
privé kaart". Hij hield haar de rest
van het spel voor. „Schud ze nu
en coupeer ze drie maal," beval hij.
„Je zult toch niets mooier maken
dan het is, hè?" zei ze. „Voorspel
me geen „rooskleurige toekomst"
alleen maar om me pleizier te doen.
Beloof je me dat?"
Hij haalde zijn vinger langs zijn
hals en zijn oogen lachten haar toe.
„Je le jure!"
(Wordt vervolgd).