Breskensche Courant 200 25 De lamp in de woestijn Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. 3®weexv\e ^vesVexvs. Ons vveekpraatje. o FEUILLETON Bij Verkoudheid Mijnhardt's Kerstmis in crisistijd. o Zeeland. 42ste Jaargang Zaterdag 24 December 1932 Nummer 3793 ABONNEMENT: per kwartaal 1,25: buiten Breskens f 1,40. Buitenland 6,50 per jaar. Zondagsblad per kwar taal f 0,65; en builen Breskens 0,72$Bui tenland 3,50 per jaar. Verschijnt - iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND - Advertentiën worden aangenomen tot uiterlijk 1 uur nam. Uitgave: J. C. LE BLEU, Dorpsstraat 35. BRESKENS Tel. 21 Postrekening 70179 ADVERTENTIËN: van 1—5 regels f 0,75; iedere regel meer 15 ent. Ingez. mededeelingen 30 cent per regel. Handelsadoertentiën bij regelabonnemenl groote kortingTarief op aan vraag verkrijgbaar. GRATIS verzekering voor de abonnis tegen ongelukken, en mei voor de volgende bedragen: gulden bij levens- -a s~\ gld bij dood gld bij ver- f s~\ gld bij ver- j x-v gld bij ver lange ongeschikt- 11 II I door S lies van een j( I van een 4 f f ^es van een heid tot werken een ongeluk hand of voet oog duim De risico van bovenstaande verzekering is herverzekerd bij de Ongevallen-Verzekering-Maatschappij „Fatum" te 's-Gravenhage. gld bij ver lies van een Wijsvinger gld bij verlies n III van eiken anderen vinger TfF In verband met het Kerstfeest zal a.s. Dinsdag geen nummer van ons blad verschijnen. WINKELSLUITING. Ingevólge raadsbesluit van 23 Juni jl. is hel/sluitingsuur van Dinsdag 27 tot en rtiec Zaterdag 31 December 1932 vastgesteld op 23 uur. Heel diep verscholen soms, schui len toch ook in den beschaafden menscli van den modernen tijd nog jachtinstincten, welke in bepaalde omstandigheden des levens tot uiting komen. Persoonlijk herinneren we ons daaromtrent den jare 1918. 't Was zomer en mobilisatie. We hadden pas een paar sterren op on zen militairen kraag gekregen en waren daarop als loon voor de den lande reeds bewezen diensten, in het militaire kampement te Milligen ge plaatst, midden op de hei. Op an derhalf uur gaans stonden een paar boerenwoningen, welke de gemeente Stroe vormden. Om de zes weken kwamen we er slechts, als we via Stroe met een paar weken verlof naar de bewoonde wereld mochten. In die dagen gebeurde het, dat de mare tot het kamp, althans tot ons doordrong, dat aan de kusten van het Uddelermeer vier Amsterdam- sche jongedames waren neergestre ken met een tent, om er een korte vacantie door te brengen. Voor die dagen was zoo'n dam es-uitstapje nog iets heel bijzonders en zéker voor ons, kampbewoners, die in geen zes weken een vrouwenrok te zien kre gen. Tegen den avond van den zelfden dag voelden we behoefte om te gaan zwemmen in het Uddeler meer. Omdat we meenden, dat de andere lui er nog niets van wisten van de tent en de jongedames 38. Uit het Engelsch van ETHEL M. DELL door CATH. A. DERMOUT-VISSER O De weg voerde midden door de rimboe en was op vele plaatsen wei nig breeder dan een wagenspoor. De wagen hobbelde en danste en scheen om erbaming te smeeken, maar Monck spaarde hem niet en Stella zat ineengedoken naast hem, te vol verbazing om eenigen angst te gevoelen. Eindelijk raakten ze uit de wilder nis en reden nu langs uitgestrekte katoen- en rijstvelden. De weg was nu gemakkelijker en Stella bemerkte, dat het eind van de reis nabij was. Ze kwamen nu aan het inlandsche gedeelte van Kurrumpore. Ze wend de zich tot den zwijgenden man naast haar. „Verwacht Tommy mé?" vroeg ze. Hij antwoordde niet onmiddellijk gingen we alleen. De lezer begrijpt de rest. Er volgde een toevallige ontmoeting en kennismaking. We in viteerden ons zelve op een kopje thee tegen den volgenden avond, maar dat ging niet door. Wél wer den we voor den eerstvolgenden Zondagavond gevraagd. Met pope lend hart bestegen we dien avond ons stalen ros om na een uurtje het land van belofte te bereiken. Nauwelijks hadden we de tent eenigszins benaderd, of een luid ge juich steeg op helaas niet al leen van vrouwenstemmen. Alle ge- sterde militairen van Milligen, van den jongsten 2en luitenant tot den luitenant-kolonel, brigade-comman dant toe, waren in en rond de tent op theevisitie. De verveling dreef ons tenslotte weer tot nieuwe jachtavonturen. In de nabijgelegen bosschen was een zwijnen-pad ontdekt. Op een keer togen we met drieën uit om zóó'n beest te verrassen. Schieten zou te veel lawaai maken op zoo'n stroop tocht en daarom wapenden we ons slechts met den klewang. We lagen een poosje op de loer en eindelijk, daar kwam een groot wild zwijn uit den boschrand te voorschijn, ge volgd door een heele troep biggen. Snel sprongen we overeind en met getrokken klewang renden we naar voren. Onder snaterend misbaar stak heel de zwijnentroep over een stuk hei heen naar een tegenoverliggend bosch, waar de zwijnen zich eerder reeds een pad tusschen de struiken door hadden gebaand. We kwamen er bijna tegelijkertijd aan. Een paar biggen waren reeds in het erg smalle looppad verdwenen, maar ze moesten er alle stuk voor stuk in en konden slechts achter elkaar aan loopen. Dat hield ze op. Juist zwaaiden we onze klewangs suizend omlaag, toen moe der-zwijn, dat de kleintjes had laten vóórgaan en zich beschermend naast het looppad had opgesteld, zich woest en luid grommend tot ons richtte, een tegenaanval inzettende. Het beest stóóf op ons afToen de lezer zal het van ons willen ge- looven, dat drie Nederlandsche offi cieren, als ze voor den vijand staan van ontembaren moed zijn bezield maar in dit geval was vóór alles noodig, dat we onze kostbare lijven zouden sparen voor het vaderland. Deshalvé maakten we gezwind rechts omkeert en togen we met onze nog steeds getrokken wapens in de loop pas richting-Milligen retour. en zei toen: „Toen ik wegging was hij bewusteloos". Hij sprak die woor den haastig uit, als gunde hij zich geen tijd. En ze begreep, dat zijn angst te groot was om veel woorden te wisselen. Ze gingen door het inlandsche gedeelte als op vleugels. De regen viel bij stroomen neer. Het was, als of de een of andere duistere macht hen wilde tegenhouden en ze- stelde zich Monck's vastberaden en streng gelaat voor, zooals hij den strijd aanbond tegen de elementen. Den man zelf kon ze nauwelijks zien. Voor ze nog goed begreep, waren ze in het Europeesch gedeelte en ze hoorde het knarsen van de rem, toen ze bij het hek van „De Groe ne Bungalow" waren aangekomen. Monck reed den kleinen wagen het erf op en uit de veranda straalde hun licht tegemoet. Toen de wagen stilstond zei Monck: „Hebt u er iets op tegen om het eerst uit te stappen?" Werktuigelijk voldeed ze aan zijn verzoek. Hij volgde haar onmiddel lijk. Met zijn harde, gespierde hand vatte hij haar arm en leidde haar de houten trap op, waarvan de tre den glimmend en nat waren door Dat alles herinneren we ons, toen we dezer dagen van andere avontu ren bij de wilde zwijnen-jacht op de Veluwe lazen. De meeste menschen hebben er geen flauw idee van, hoe ook in ons land nog sensaties bij de jacht op grof wild kunnen worden beleefd. Zoo'n onderneming is wer kelijk niet zonder gevaar. Het bedoelde bericht vermeldde, hoe de hof jager S. de vorige week in de Wiesselsche bosschen onver hoeds door een reeds aangeschoten wild zwijn werd overvallen. De heer S. werd op den grond geworpen en reeds had hij „een klein schaaf- wondje" aan het been opgeloopen, toen hij eindelijk zijn geweer van zijn schouder kon lichten en er in slaagde om het zwijn dood te schie ten. Bedoeld geval deed op haar beurt weer de herinnering rijzen aan een- Hoest - Keelpijn - Griep - helpen tabletten, poeetêrs of siropen het best. Alléén echten goed wanneer de naam Mijnliardt op de verpakking staat. Let hierop. In prijzen vanaf 20 en 30 ct. Bij Uw Drogist. zelfde geschiedenis, welke zich en kele jaren geleden voordeed, toen wijlen de heer Tutein Nolthenius door een aangeschoten wild zwijn werd aangevallen. Die herinnering is in verschillende bladen opgehaald maar wij geven hier de lezing weer van De Maasbode. „Den heer Tutein Nolthenius werden niet alleen zijn kleeren opengereten, doch ook het been van enkel tot knie en stellig zou hij het leven er bij hebben ingeschoten, als niet Z. K. H. Prins Hendrik op het herhaald geroep van „Hoogheid, schiet!" het dier boven het hoofd van den opperhoutvester met een welgericht schot had gedood". Daaruit hebben we geleerd, dat, zoo een zwijnenjacht al gevaarlijk is, een hofjacht op zwijnen nog weer extra gevaren met zich brengt. On der ons, gewone menschen, zouden we in het hierboven weergegeven geval volstaan kunnen hebben, met den regen. Onder de beschutte ver anda stond hij stil. „Wacht hier een oogenblik," zei hij. Maar Stella keerde zich om en hield hem vast. „Neen, neen, ik ga met u mee! Ik wil liever dadelijk weten waar ik aan toe ben!" Zonder tegenspreken haalde hij de schouders op en ging een eind ach teruit om haar voorbij te laten gaan. Later scheen het haar, dat het het beste was geweest wat hij kon doen. Maar op dat oogenblik dacht ze er niet aan hem te bedanken, maar liep hem haastig voorbij, de ver anda langs, naar Tommy's kamer. Het raam was open, een enkele lichtstraal drong daardoor, als een vurig zwaard door den neerstroo- menden regen. Een oogenblik deins de ze voor dat licht terug, maar bemerkende dat Monck onmiddellijk achter haar kwam, overwon ze haar vrees en ging naar binnen. Ze zag dat de lichtstraal kwam van een met een kap bedekte lamp, die naar het venster was gekeerd en het bed in de schaduw liet. Daar boog zich een man overheen. Hij richtte zich op toen ze naderbij kwam en ze herkende majoor Ralston. Toen ging ze dichter naar het bed en met al het toeroepen van „schiet!" mét of zónder krachtterm er achter. Wie echter met een prins op jacht gaat, beloopt de risico, dat een aangescho ten zwijn hem in den ure des ge- vaars geen gelegenheid laat om het woord „Hoogheid" uit te spellen, alvorens zijn eigenlijk ,,schiet"-ge- bed te kunnen doen. Het Kerstfeest, dat we thans vie ren, herinnert ons aan het Kerstfeest in de oorlogsdagen. Ook toen im mers was er een schijnbare tegen stelling tusschen strekking en wer kelijkheid. Als in den Kerstnacht de kerkklokken beieren, dan klinkt het gegalm als een juichtoon en hooren we tusschen het klokkenspel door .het gezang der engelen over de ge boorte van den Verlosser. „Vrede zij U!" zingt het hem eikoor. En onderwijl donderden in de oorlogs jaren de kanonnen en rijst in on ze dagen het geweeklaag op van de tallooze duizenden over heel de wereld, die zonder arbeid zijn en schier zonder brood. En voor wie zich ook geen gunstiger verschiet schijnt te willen openen. Voor den mensch, dien het wél gaat, is het niet moeilijk om zich in een vredige Kerststemming te brengen. Hij schrijdt in een duffel- sche jas ter kerke en raakt gemak kelijk onder de bekoring van de flonkerende sterren in den Kerst nacht. Als er dan nog wat groote, droge sneeuwvlokken neerdwarrelen, is alles net-écht, als op de mooie, oude sentimenteele plaatjes. Zoo'n kerkganger hóópt al, dat er aan de kerkdeur een arm, schamel gekleed vrouwtje zal staan met opgehouden hand. Hij zal er een zilverstuk in laten glijden en met groote voldoe ning over zich zelf zal hij de kerk binnentreden, waar zacht orgelge- ruisch zijn zoo ontvankelijk gebleken gemoed voortwiegtZoo'n mensch is niet slecht, hij is geen huichelaar en geen dweper, hij is slechts een eenvoudig geloovige in „goeden doen". En over zich zelf voldaan. In gelijke omstandigheden zijn we misschien allen juist zoo. En zoo is het wellicht goed. Méér dan voor zoo een echter, is het Kerstfeest er voor de tinde ren, voor wie de viering er van nochtans moeilijker is. Kerstfeest is de teederheid die in haar hart was zei ze: „Tommy, lieveling!" Hij gaf geen antwoord. Hij lag daar als een beeld uit marmer ge houwen en toen de lamp naar hem toe was gekeerd, zag ze dat zijn gezicht doodsbleek was en zijn oogen gesloten en ingezonken. Een vreeselijk voorgevoel deed haar ontstellen en onwillekeurig deed ze een stap achteruit. Op hetzelfde oogenblik voelde ze Moncks handen de hare vastgrijpen. Hij trok de overjas los die ze nog altijd om had. Ze stond roerloos, koud en mach teloos en voelde zich geheel van hem afhankelijk. Toen hij de overjas uittrok, zei hij zacht: „Geef den moed niet op, we zullen hem er samen doorheen halen". Weer voelde ze die rilling en weer was het haar, alsof hij haar kracht gegeven had. Ze keerde weer naar het bed terug. Majoor Ralston stond aan den anderen kant en over de levenlooze gedaante heen zei hij tot haar: „Probeer of ge dit naar binnen kunt krijgen. Ik ben wel bang dat het niet lukken zal, maar probeer het in ieder geval". geen vrede, maar een belofte van vrede. Christus heeft de wereld niet verlost door Zijn geboorte, maar door Zijn Lijden en Dood. De hooge zin van het Kerstfeest is tenslotte slechts in zijn volle beteekenis te vatten door degenen, die behoefte hebben aan de verlossing en zich voorshands gesterkt kunnen gevoe len door de belofte daartoe. Schamperen we niet over de te genstelling, welke er zou zijn tus schen den feitelijken toestand en het vredesideaal van Kerstmis. Een vre- desideaal heeft geen beteekenis, als de vrede er al was en is. De Kerst belofte had zin, omdat de mensch- heid bij Christus' geboorte in ver worpenheid ter neder lag. En het Kerstgeluk viel niet in de eerste plaats ten deel aan de machtigen en rijken der aarde, maar de bood schap des vredes werd gebracht door de geboorte van Christus temidden van een verdrukt en gesmaad volk. De eersten, die de Kerstboodschap mochten aanhooren, waren arme her ders. De rijke koningen, die óók het Licht wilden aanschouwen, dat te Betlehem was opgegaan, moesten daartoe van verre komen. Dat daarom niemand zich door de omstandigheden late ontmoedi gen, maar dat een ieder met groote intensiviteit de Kerstgedachte in zich late doorwerken, opdat hij gelouterd en gesterkt de nog komende moei lijkheden in het leven trotseeren kun ne. Het Vrede zij U, was allereerst een geestelijke belofte, een ver kondiging van de aanstaande bevrij ding der ziel. Maar de Heer der Volkeren leidt in Zijn Al-bestiering ook ons tijde lijk lot. Wat Hij den mensch ook overzendt, het is tot diens bestwil. Hij zendt ons beproeving, maar tot loutering. Hij drukt ons, om onze zielen te verheffen. Hij laadt lasten op ons, maar doet ons niet bezwij ken. Als we meewerken met Zijn genade. Als we het zóó verstaan, dan vie ren we het Kerstfeest, zooals het be hoort, en luisteren we met nieuwe hoop in het hart naar het engelen gezang, dat het „Vrede zij U" over de aarde verkondigt. Onze oogen zijn verricht op een machtig verschiet: de Verlossing! Kostelooze Ouderdomsrente. Volgens de bepalingen der Ou derdomswet 1919 heeft iedere Rijks- Ze zag dat hij een lepel in de hand had en ze dwong zichzelf dien aan te nemen. Ze was zelf verbaasd over de vastheid van haar eigen hand, toen ze dien aan de witte bioedlooze lippen bracht. Ze waren op elkaar geklemd en een oogenblik dacht ze dat haar pogingen hope loos waren, maar toen gingen ze langzaam vaneen en ze bracht er den lepel tusschen. In de kamer heerschte doodsche stilte. De hitte was drukkend. Bui ten viel de regen bij stroomen neer en door het eentonig gesuis klonk het gekwaak van tallooze kik- vorschen. Noch Ralston, noch Monck ver roerden een vinger. Ze zagen met stokkenden adem toe. Van Tommy's ademhaling be merkte men bijna niets, maar na lang, lang wachten, meenden ze in de keel een kleine beweging waar te nemen. Maar toen liep het vocht, dat op den lepel was geweest, weer langs de mondhoeken den mond uit. Ze stond op en wendde zich tot den man die naast haar stond. ,,'t Gaat niet!" zei ze hopeloos. .(Wflrdt vervolgd,)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1932 | | pagina 1