Breskensche Courant 200 50 40 25 De lamp in de woestijn Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Van varen en schilderen. FEUILLETON Een Meisjesgezicht Raadsvergadering Oostburg, 42ste Jaargang Woensdag 19 October 1932 Nummer 3774 ABONNEMENT: per kwartaal f ,25; buiten Brcskens 1,40. Buitenland 6,50 per jaar. Zondagsblad per kwar taal f 0,65; en buiten Breskens 0,725Bui tenland f 3,50 per jaar. Verschijnt - iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND - Advertentiën worden aangenomen tot uiterlijk 1 uur nam. Uitgave: J. C. LE BLEU, Dorpsstraat 35. BRESKENS Tel. 21 Postrekening 70179 ADVERTENTIËN: van I 5 regels f 0,75 iedere regel meer 5 ent. Ingez. mededeelingen 30 cent per regel. Handelsadüertentiên bij regelabonnement groote korting. Tarief op aan vraag verkrijgbaar. CR A TIS verzekering voor de abonn£a tegen ongelukken, en mei voor de volgende bedragen; gld bij ver lies van een gulden bij levens- gld bij dood wj gld bij ver- lange ongeschikt- 11 IIJ door lies van een heid tot werken een ongeluk hand of voel m~~' w oog De risico van bovenstaande verzekering is herverzekerd bij de Ongevallen-Verzekering-Maatschappij „Fatum" gld bij ver lies van een duim te s-Gravenhage. gld bij ver lies van een wijsvinger f gld bij verlies f J van eiken anderen vinger Aan het verzoek om iets te wil len schrijven over het leven aan boord van ons zeilschip, de „Em my," voldoe ik gaarne. Wie zou den vriendelijken Bressianers, in wier ha ven we zoo gastvrij zijn ontvangen, zooiets kunnen weigeren. Hoe lang wij zoo al zwerven? zoo'n zigeunerleven leiden, zooals een Bressianer het uitdrukte. Al menig jaar, en het bevalt ons uitstekend. Men leeft zooveel eenvoudiger; en vooral moeder de vrouw is het naar den zin. Geen groote kamerbeurten, geen wekenlange schoonmaak, enz., enz. Veel tijd blijft er hierdoor over voor intellectueele arbeid zooals ver talen uit het Engelsch, etc., zoodat we daardoor een schepje meer op de kachel kunnen gooien, wat zeer van pas komt; daar in dezen crisis tijd het aanschaffen van een schilde rij nogal eens achter moet staan bij meer materieele aankoopen. Bij me nigeen zal de vraag rijzen: waarom schilder je dan nog als er zoo wei nig mede verdiend wordt? Daar kan ik alleen op antwoorden: ik schilder omdat ik het niet laten kan; het is een drang in je, die je er steeds 19. Uit het Engelsch van ETHEL M. DELL door CATH. A. DERMOUTWISSER HOOFDSTUK Vil. De slang in een tuin. Nu, oude zondaar, laat eens hoo- ren wat je te vertellen hebt". On verschillig ging Ralph Dacre zijn vreemdsoortigen bezoeker in het maanlicht tegemoet. Het contrast tusschen hen beiden was opvallend. Zoo sterk en zelf bewust de een, zoo zwak, gebogen en onderdanig de ander. Dacre was flink en sterk gebouwd, hij had al het air van een Engelsch landedel man. De man die voor hem in het stof boog was mismaakt, leek bijna geen mensch meer, kon wel afkomstig zijn uit een andere wereld, of de een of andere onderwereld, waar Volendammer botters. toe aanzet. Nu is het algemeen be kend, dat het door alle tijden heen in de kunst nooit vet is geweest en daarvan werd hier een visscher- man overtuigd, toen hij mij de vraag stelde, die je zoo vaak gedaan wordt als je zoo aan den weg zit te schil deren: „Is er nou nog een boterham te verdienen met dat werk?" „Beste vriend," antwoordde ik, „een bo terham gaat nog wel, maar het mid dageten, zie je, dat houdt er nog wel eens om". Hier moest de man om lachen, hetgeen bewees, dat hij zin voor humor bezat. En zoo bekijken wij het leven ook zooveel mogelijk van den vroolijken kant. En dat mag ook well Hebben we niet een prachtig bestaan zoo reizend en trekkend per schip? Voor al voor een kunstschilder is het een ideaal vervoermiddel Hoeveel groo- ter wordt het arbeidsterrein, welk een zee van nieuwe indrukken doet men geregeld op en hoe interes sant is het de verschillende volks aarden te leeren kennen en begrij pen! En wat ook van groot belang is, steeds heeft men nieuw afzetge bied en daar moet het schoorsteentje toch van blijven rooken. allerzonderlingste schepsels in duis ternis en schaduw rondkruipen. Hij boog weer diep bij Dacre's verachtelijke woorden en raakte met zijn voorhoofd bijna den grond. „Uw allergenadigste is haast al te vriendelijk," mompelde hij, „zoudt u zoo vriendelijk willen zijn uw on- waardigen dienaar te volgen het gei tenpad op, opdat niemand ons zal kunnen beluisteren. Dan zal uw die naar u zeggen wat hij te zeggen heeft en heengaan". Eenigszins onwillig volgde Dacre hem op het aangewezen pad. „Maar schiet wat op! Ik ben niet van plan zoo heel ver te gaan, en heb ook niet zooveel tijd voor je te missen. Ik heb wel wat beters te doen". De oude man keerde zich daarbij in allerlei bochten. „O, allergenadig ste, nog maar een klein eindje, een klein eindje maar". En pijnlijk strompelend ging hij dc morrenden Engelschman voor. Het pad liep steil naar boven tus schen struikgewas door en volgde den loop der rivier daar beneden. Op sommige plaatsen gaapten af gronden en het geruisch der rivier werd sterker wanneqr zij^Van de rotsen naar beneden stortte. Overal hing een sterke geur van bloeiende azalea's, die zich mengde in het Eenigen tijd geleden maakten wij een tocht langs de Engelsche kust, waar de kolossale krijtrotsen ons, vlakkelandsbewoners, in verrukking brachten; en dezen zomer bracht een Oostelijk windje (we hebben geen motor in het schip) ons naar de Fransche kust, alwaar we in Gra- velines aanlandden, een mooi plaats je met een schilderachtige visschers- haven, waar ik weer heel wat stof tot werken vond. En zoo trekken we van het eene oord naar het an dere; onze bestemming hangt daar bij veelal van de beleefdheid van den wind af. Toch zijn we altijd weer blij als we onze vriendelijke duinen terugzien. Ja, ons waterrijk landje, met zijn verscheidenheid van sappige land schappen, zijn mooie steden en histo rische gebouwen is wel een Dorado voor een schilder. Ook bevaren we veel de Zuider zee met haar mooie oevers, hier en daar onderbroken door pittoresk ge legen •stadjes en dorpen, die alle weer hun eigen visschersvloot heb ben, hun eigen type van schepen en hun eigen kleederdrachten, dialec ten, enz. Hoe jammer, dat dit histo rische gedeelte van Nederland ge doemd is te verdwijnen; de duizen den visschers kunnen tenminste wel kachelhout van hun scheepjes ma ken. Maar laat ik niet treuren want er zijn nog vele schoone streken in ons land over. En dan denk ik allereerst aan het mooie Zeeland, met zijn eigen atmosfeer, die alles in teere aquareltinten hult. Machtige en on vergetelijk schoone tafereelen doen zich aan het oog voor als men zoo per schip door Zeeland trekt. De drooggevallen platen in gouden gloed, wazige silhouetten van steden aan den horizon. Zierikzee b.v. levert met zijn eigenaardigen plompen to ren een magnifieken aanblik op. En dan Veere! dat met zijn groote kerk en ranke stadhuistorentje, telkenma le als men de Zandkreek uitkomt als een verrassing voor je ligt. Op een onzer tochten maakten we kennis met de Bressianer-bemanning van de Albatros II, die op het water ook voor geen kleintje vervaard is. „U moet eens in Breskens komen, daar valt beslist wat te schilderen" verzekerden zij mij. Nu, en daar is niet te veel mee gezegd, want werkelijk, Breskens is een schilderachtig plaatsje! Vooral aan de haven waar we met ons schip midden tusschen de visschers liggen, waar ik mij als schilder en varens man zoo thuis gevoel. Ik geniet van de bedrijvigheid langs de kaden en welk een imposanten aanblik leveren de visschersschepen op als ze ge meerd langs den wal, allen bezig zijn de versch gevangen garnalen te koken en groote rookwolken tus schen de te drogen gehangen netten, opstijgen. Ook een kijkje in de zeilmakerij is de moeite waard, daar zijn vele nijverige handen voor de visschers vloot bezig en interessant is het te welriekend aroma van Dacre's si gaar, die hij pas weer had opgesto ken. Met de handen in de zakken volgde hij zijn gids, op zijn gemak, inet lange passen. Voor hem be- teekende die klimpartij niets en de moeite die 't den ander scheen te kosten deed een spottenden glim lach om zijn lippen spelen. Wat die oude kerel met dat onderhoud dacht te verdienen was hem een raadsel. Ze klommen verder totdat ze ein delijk aankwamen op een, door de natuur gevormd, platform, waar de oude man zich omkeerde en vlak voor Ralph bleef stilstaan. Hij stond in 't volle, licht der maan en iedere bijzonderheid kon nu worden waar genomen. Toen hij de oogen op hief, brandden die in hun roodge rande kassen, maar hij zei geen woord, ook niet toen de Engelsch man den laatsten stap had gedaan en naast hem stond. De bruisende rivier daarbeneden maakt een ge luid als een trein, die door een tun nel rijdt. De bedding was daar smal en de stroom snel. Eenige oogenblikken stond Dacre stil in afwachtende houding met de sigaar in den mond, het oog gericht op de glinsterende toppen der sneeuwbergen in de verte, maar al Wrak aan de Fransche kust. heel spoedig week de betoovering. Hij was er de man niet naar om lang te zwijgen. Met een hooghartig lachje keerde hij zich om en wendde zich tot zijn onbewegelijken metgezel, dien hij van het hoofd tot de voeten opnam. „Nu," zei hij, „heb je me hier gebracht voor het mooie uitzicht? 't Is ongetwijfeld prachtig, maar dat had ik ook wel kunnen doen zon der jou geleide". Hij kreeg niet onmiddellijk ant woord op die los daarheen geworpen opmerking en hij begon nu inder daad eenigszins nieuwsgierig te wor den. Hij stak de hand in den zak en haalde eenige a n n a s te voor schijn. „Nu," zei hij, „hoeveel kost die gewichtige mededeeling?" De ander maakte een plotselinge beweging; 'twas alsof hij zich moest bedwingen om geen gewelddaad te begaan. Hij ging een paar stappen achteruit en in het maanlicht, vóór Dacre's brutale oogen, veranderde hij van gedaante. Met een zware ademhaling richtte hij zich op, tot de lengte van een slanken man. Zijn gebogen saamge trokken ledematen werden lenig en sterk. En de kruipende onderdanig heid scheen van hem af te vallen zien hoe de netten vervaardigd wor den. Het liefst nog schiet ik daar binnen als de visschers er, gezeten in een kring, de een op een rol touw, de ander weer op een vat teer of een bos netten, hunne verha len ten beste geven. Stof in over vloed voor schilder of schrijver. Allen houden ze veel van hun plaatsje, die wakkere mannen van de zee. Er is maar één Breskens 1 plegen ze te zeggen. En daar stem men wij ten volle mee in! C. VISSER. verliest nimmer zijn frissche teint en soepele gaafheid, wanneer men voor de verzorging van het gelaat „Zij"- Crême gebruikt. In prijzen van 20—30—45 en 75 cent. op Dinsdag 11 Oct. 1932. 0 (Slot.) Waterleiding. Het 8-gemeentenplan is niet kun nen doorgaan, door het afwijzen der gemeenten Biervliet en Sluis. Om de welwillende medewerkers bij lateren aanleg hiervan niet de dupe te doen worden, wordt voorgesteld, toch aan deelhouder te worden, waardoor dan belangrijke voordeelen ten opzichte van anderen worden verkregen. Noo- dig is het nemen van 3 aandeelen van f 100.-. Gemeentelijke garantie treedt pas in, als met het aanleggen op het gemeentelijk grondgebied wordt begonnen. VOORZITTER: B. en W. stel len voor, op deze gunstige voor waarden in te gaan. Dhr. VAN GINKEL: Maar als nu het Oosten zijn leiding krijgt en het loopt verkeerd, zijn wij dan ook aansprakelijk? VOORZITTER: Neen, wij behoe ven niet meer dan de 3 aandeelen te nemen. Overigens is de risico niet groot. De garantie van Rijk en Pro vincie is voor de eerste jaren zeker voldoende en volgens deskundige be rekening zal de exploitatie na 6 jaar zichzelf dekken. Dhr. RISSEEUW: Gaat de aan- als een kleed. Hij stond rechtop tegenover Ralph Dacre, een man in de kracht van zijn leven. „Dat is," zeide hij, „een kwestie van opvatting. Wat mij betreft heeft het me een vervloekt moeilijke reis gekost, maar uu zal het waarschijnlijk meer kosten". „Lieve hemell" zei Dacre. Hij bleef stokstijf staan en staarde en staarde. Dat korte antwoord, de bijna verachtelijke hooghartige hou ding, het groote zelfbewustzijn bij den man, dien hij een oogenblik te voren nog zoo diep had beleedigd, deed hem ontstellen en maakte het hem bijna onmogelijk om geregeld te denken. Misschien voor het eerst van zijn leven was hij volkomen de kluts kwijt. Maar toen hij zoo keek naar den man voor hem, doemde plotseling de herinnering in hem op aan een zekeren warmen dag, meer dan een jaar geleden, toen hij en Everard in de gymnasiastenclub hadden ge worsteld, ten aanzien van een troep officieren die de noodige wedden schappen over den uitslag hadden aangegaan. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1932 | | pagina 1