Breskensche Courant 200 25 Een Verkeersminister? De lamp in de woestijn „Zij"-Crême De lepenziekte. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. FEUILLETON Een bijzondere gast in de haven van Breskens. 42ste Jaargang Woensdag 12 October 1932 Nummer 3772 ABONNEMENT: per kwartóal 1,25; builen Breskens 1,40. Buitenland 6,50 per jaar. Zondagsblad per kwar taal f 0,65; en builen Breskens 0,72^Bui tenland f 3,50 per jaar. Verschijnt: - lederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND - Advertentiën worden aangenomen tot uiterlijk I uur nam. Uitgave: J. C. LE BLEU, Dorpsstraat 35, BRESKENS Tel. 21 Postrekening 70179 ADVERTENTIËN: van 5 regels f 0,75; iedere regel meer 15 cnl. Ingez. mededeelingen 30 cent per regel. Handelsadoertentiên bij regelabonnement groole korting. Tarief op aan vraag verkrijgbaar. GR A TI S oer zekering ooor de abonndtegen ongelukken, en mei voor dó volgende bedragen: gulden bij levens- -t gld bij dood vj gld bij ver- s~\ gld bij ver- a a~\ gld bij ver- lange ongeschikt- f f door j lies van een J ^es üan een f ^es van een held tot werken een ongeluk hand of voet oog duim De risico van bovenstaande verzekering is herverzekerd bij de Ongevallen-Verzekering-Maatschappij „Fatum" te 's-Gravenhage. gld bij ver lies van een wijsvinger -t gld bij verlies lij van eiken anderen vinger o Êr begint een publieke geest vaar dig te worden, welke zich keert tegen verder misbruik van den weg door onverantwoordelijk-rijden- de chauffeurs van allerlei slag. Nu het aantal verkeersongelukken meer en meer toeneemt, schijnen de mo- torduivels met grooter onverschillig heid dan voorheen tegenover de ge volgen van hun roekeloosheid te staan. Iets vreeselijks, dat regelmatig gaat gebeuren, verliest op den duur haar schrikwekkend karakter. Als er onverwachts ergens een brandje uit breekt, loopt een halve gemeente te hoop, maar als er elk uur van den dag zoo iets te bezichtigen zou vallen, kwam al gauw niemand meer kijken. Op het moment maakt het al geen indruk meer op ons, als we dagelijks in de krant vluchtig de lijst van verkeersongelukken doorzien. Alleen een typische bijzonderheid kan ons nog boeien, als b.v. een toevoeging, dat de chauffeur, die de aanrijding veroorzaakte, dronken en onder he vig verzet werd gearresteerd. Of: de chauffeur keek even naar het lijk van zijn slachtoffer, haalde zijn schouders op en reed weg. Juist die bijzonderheden hebben gemaakt, dat het publiek kregelig werd en stelling neemt tegen de motorduivels. Er moet iets gedaan worden voor veiliger verkeer. De tegenwoordige bepalingen zijn geheel onvoldoende. Er moeten zwaarder straffen ko men voor hen, die door schuld, door drankgebruik b.v., onverschilligheid of roekeloosheid, ongelukken ver oorzaken. Aan dezulken moet levenslang, althans voor verscheidene jaren, de bevoegdheid worden ontnomen om een auto of motor te besturen. De leeftijdsgrens moet worden verhoogd; aan de bestuurders moe ten hoogere eischen van vaardigheid worden gesteld; moreele minder waardigheid (herhaaldelijk betoonde roekeloosheid en onverschilligheid) moet grond kunnen opleveren voor ontneming van het rijbewijs. De werktijd van chauffeurs be hoort wettelijk te worden geregeld. Aan wagens, voor personenvervoer ingericht, en aan de besturing van zulke wagens, moeten strenge ei- 17. Uit het Engelsch van ETHEL M. DELL door CATH. A. DERMOUT-VISSER „Altijd aan 't peinzen?" vroeg hij half schertsend, „we worden toch niet uit den hof van Eden verdreven hoop ik. Dat zou toch wat al te hard zijn voor twee zulke onschade lijke stervelingen als wij, vindt je niet, lieveling?" „Ik weet het niet," zei ze ernstig „Ik betwijfel of onschadelijkheid voor iemand de poorten des hemels zou openen". Hij lachte. „Op dezen tijd van den avond heb ik heusch geen zin om over ethiek te spreken, schat, 't is tijd dat we onze legerstede gaan opzoeken. Ik geloof, dat als ik je gang liet gaan, je hier zoudt blijven zitten tot zonsopgang, meest etheri sche aller vrouwenI Ik geloof dat je nooit om je lichaam denkt, is 'twel?' schen worden gesteld. De Dpitsche chauffeur, die dezer dagen bij Hilversum op de bekende roekelooze wijze van „het-kan-nog- net" de Gooische Tram wilde pas- seeren, en daarbij de grootste onge lukken teweeg bracht, bestuurde een vrachtwagen, welke met een zeil, dat aan de inzittenden elk uitzicht ontnam, tot autobus was ingericht. Met een Hollandschen wagen, zoo lazen we, welke er aldus zou uit zien, zou men hier niet op den weg mogen komen. Prachtig, maar waar om laat men Duitsche wagens, al dus toegerust, wél toe?l Voor enkele guldens maken gega digden in zulke rijdende doodkisten retourreizen ze hópen tenminste nog retour te komen! van Duitsch- land op Den Haag en Amsterdam. Ook binnenslands worden op roeke looze wijze allerlei particuliere au tobusreizen georganiseerd, waarmee den Spoorwegen een oneerlijke con currentie wordt aangedaan en de staat op dezer exploitatie een jaar tekort van 22 millioen krijgt te dek ken. We zouden niet gaarne aansporen tot den strijd tegen de autobussen, welke het platteland uit haar isole ment hebben verlost, maar wel is op het autobusverkeer uit binnen- en buitenland, voor zoover dat laat ste zich tot over onze grenzen uit strekt, meer toezicht noodig, opdat aan het publiek een zoo veilig mo gelijk vervoer wordt gegarandeerd. Veiligheidsmaatregelen kosten geld, maar het zijn kosten, welke auto busondernemers zich moeten ge troosten, gelijk de Spoorwegen dat van jaar op jaar hebben gedaan. Hun exploitatie-rekening zal er dan in vele gevallen wel anders gaan uitzien, maar de billijkheid zal er ook in den strijd van autobus contra spoor door winnen. Ons huidig verkeer is min of meer een chaos en uit dien chaos klin ken dagelijks de kreten van veron gelukte menschen omhoog. Er valt héél wat te doen om uit den war winkel van thans een geordenden gang van zaken te scheppen lap middeltjes helpen niet; een geheel nieuw complex van regelingen moef hier een veiliger verkeer scheppen. Daartoe lijkt ons de instelling van een Departement voor Verkeer wél aanbevelenswaardig. In andere lan den ging men ons trouwens reeds voor. Hij kuste haar in den hals, ze hui verde even en maakte een bijna on willekeurige beweging om los te ko men. Maar een oogenblik later greep ze angstig zijn arm. „Ralph, wat is dat?" Ze keek naar de schaduw van een groepje bloeiende azalea's op ongeveer tien meter afstand van de plaats waar ze zaten. Dacre ging kalm en zelfbewust uit zijn liggende houding rechtop zitten en keek in dezelfde richting. Hij liet zich niet gauw van zijn stuk brengen. Maar Stella hield zijn arm vast en drukte die zenuwachtig. „Wat is het?" fluisterde zij. „Wat kan het zijn? Ik heb het zien bewegen, twee maal. O kijk, het is het is een panter 1" „Lieve hemel kind, wel neen!" Hij gaf haar doodkalm antwoord nam haar hand van zijn arm en stond op. ,,'t Is hoogstwaarschijnlijk de een of andere bedelaar di,e een bachshiesh*) hoopt te krijgen en ons daarom lastig valt. Blijf jij maar kalm hier, dan ga ik eens kijken" Maar Stella was angstig. Ze sprong ook op en trachtte hem terug te houden. „O, doe dat niet. Ralphl Ga niet, roep een van de bedien denl Roep Peterl" Een dezer dagen is de bekende kunstschilder Cor Visser, die dezen zomer met zijn zeilschip de „Emmy" een tocht langs de Fransche kust maakte, de Breskensche haven bin- nengeloopen en heeft ligplaats ge kozen achter in de oude haven, om ook hier het typische visschersleven dat een groote aantrekkingskracht op hem uitoefent, te vereeuwigen. We hebben eens een kijkje aan boord genomen en kunnen niet an ders dan onze groote waardeering over zijn werk uitspreken. De ver schillende olieverven, aquarels en teekeningen, welke dé heer Visser dezen zomer tijdens zijn reis maakte, zijn zeer zeker de moeite van het bezichtigen ten volle waard. O.a. zagen wij „Schepen op het droge te Gravelines „Een typisch buurtje in Calais" enz. Maar vooral trok het Zeeuwsche werk onze aandacht, waarvan in het bijzonder Veere met het schilder achtige havengedoe, een aquarel van hoogaarsen in Terneuzen, een bui tengewoon teer geschilderd gezicht in de haven van Wemeldinge en last but not least enkele studies uit onze eigen haven, ons zeer bekoorden. Verder werden ons nog olieverven van Antwerpen getoond. Typische snede, evenals van een ets, meer dere exemplaren gedrukt kunnen worden. De prijs is daardoor ook oude straatjes en hofjes waarin mooi licht is bereikt. O.a. noemen wij het „Stoelstraatje". Wij zagen nog verschillende por tretten. En dat hij ook op dit gebied goed thuis is getuigt de frappante gelijkenis in een portret dat hij van een onzer ingezetenen maakte. Dan waren er de houtsneden die Visser om zijn kunde in deze techniek een bekende naam ook in het buiten land, o.a. in Amerika, gaven. Zij verraden een sterk psychologisch in zicht. Een zelfportret op 15-jarigen leeftijd werd door het Rijksmuseum aangekocht. Wij werden er opmerk zaam op gemaakt, dat van een hout- Hij lachte om haar zenuwachtig heid. „Maar lieve kind, wees toch niet zoo dwaas. Ik heb Peter niet noodig om zoo'n inlander weg te jagen. Buitendien geloof ik niet dat 'hij zich daartoe leenien zou". Maar ze bleef hiem vasthouden. „Ralph, ga niet! Och ga toch niet. Ik heb een voorgevoelik ben bang... ik..." Ze zweeg en hield hem bij den mouw vast. „Ga niet," herhaalde ze nog eens. Hij sloeg den arm om haar heen. „Maar lieveling, wat denk je dan dat zoo'n havelooze schooier mij doen zal? Misschien is 'twel een slangenbezweerder en hoe eerder we dan van hem afzijn hoe beter. Daar, wat heb ik je gezegd. Hij komt al uit zijn schuilhoek te voorschijn. Wees niet zoo bang. Men moet der gelijke menschen nooit toonen dat men angstig is". Hij hield haar stevig vast en wachtte. Naast de bloeiende azalea bewoog zich iets en terwijl zij er naar bleven kijken, werd een zon derlinge gedaante zichtbaar en kwam naar hen toegeslopen. Hij droeg de kleeding der inlanders en schoof in gebogen houding voort; 'twas of hij mismaakt was. Stella werd koud van angst. Er was in die kruiperige ma Boer. nier om naar hen toe te sluipen iets dat haar vrees aanjoeg. „Laat een van de bedienden hem wegzenden." fluisterde zij. „Toe, als je blieft! 't Is misschien wel een slan genbezweerder zooals je zegt. Hij beweegt zich als een kruipend ge dierte. En ik ben bang van slan gen". Maar Dacre stond zijn man. Hij voelde niets wat naar schrik of angst geleek voor die gebogen mismaakte figuur die naderbij kwam. Hij was alleen nieuwsgierig, hoever de bruta liteit van den Kashmirischen bede laar gaan zou. Op ongeveer twaalf pas afstand bleef de havelooze gedaante staan en salaamde met uitgestrekte handen, die veel van klauwen had den. Zijn mismaakte gestalte was bijna dubbel gevouwen en hij was zóó met lompen bedekt, dat het bijna onmogelijk was eenige men- schelijke gedaante daarin te her kennen. Een verwarde zwarte baard kwam als een bosje te voorschijn uit zijn vuile chuddah, die zijn hoofd bedekte en daarboven keken loerend twee oogen uit, die koorts achtig gloeiden. Nadat de salaam*) was volbracht, richtte hij zich op, voor zoover zijn mismaaktheid dat toeliet en een Houtsnede. van dien aard, dat men niet al te diep in zijn beurs behoeft te tasten. De heer Visser was zoo welwil lend om een cliché van een zijner- werken ter reproductie af te staan.- Wij wenschen deze begaafden, jongen kunstenaar veel succes met zijn werk. Hij zal eventueele kunst- minnenden gaarne zijn collectie too nen. werkt zacht en weldadig; Uw huid ontwaakt tot nieuwe schoonheid onder haar aanraking. In prijzen van 20-30- 45 en TfVcenc. 0 VIII. Het Iepenziekte-comité en zijn werk. Ten einde de voortzetting en uit breiding van het onderzoek inzake de iepenziekte mogelijk te maken, werd in 1930 op initiatief van de Vereeniging van deskunOige hoof den van Gemeentebeplantingen in Nederland het „Comité tot bestudee ring en bestrijding van de Iepen ziekte" opgericht. Daarin namen zit ting de hoofden van instellingen, die deel zouden nemen aan het on derzoek, of die bij hun practisch werk bij de oplossing van het vraag stuk bijzonder belang hadden. Op verschillende wijzen heeft het Comité een groote bedrijvigheid ontwikkeld. Het wist provincies, gemeenten, wa- oogenblik sprak hij met zwakke ge broken stem als een stokoude man. „Wil de allergenadigste heer zoo goed zijn, om een, die gelijk is aan 't stof waarover hij loopt, toe te staan- hem iets te zeggen, wat alleen zijn ooren mogen hooren?" Het was geheel de manier van doen van een Hindoeschen bede laar, aarzelend, smeekend en weer zinwekkend onderdanig. Stella rilde van afschuw. De geheele vertooning paste zoo slecht in dat, door het' maanlicht beschenen paradijs. Maar Dacre's nieuwsgierigheid was blijkbaar opgewekt. Hij sloeg geen acht op haar dringend ver zoek om den man weg te zenden Een geest van tegenstand (of legde het noodlot de hand op hem) deed hem den kruiperigen bezoeker zijn volle aandacht schenken. „Spreek, zoon van een duizend poot," hernam hij vriendelijk. „Ik ben geheel oor en de Mem-sahib ook". Bachshiesh aalmoes. Salaam Plechtige groet bij Oosterlingen, buiging met de rech terhand aan 't voorhoofd. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1932 | | pagina 1