Breskensche Courant
200
25
De strijd eener vrouw
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
FEUILLETON
Raadsvergaderi ng
te Aardenburg.
o
41ste Jaargang
Woensdag 13 Juli 1932
Nummer 3746
ABONNEMENT:
per kwartaal 1,25;
buiten Breskens 1,40.
Buitenland 6,50 per
jaar.
Zondagsblad per kwar
taal f 0,65en builen
Breskens 0,725Bui
tenland 3£0 per jaar.
Verschijnt:
- iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND -
Advertentiën worden aangenomen tot uiterlijk I uur nam.
Uitgave:
J. C. LE BLEU. Dorpsstraat 35. BRESKENS
Tel. 21 Postrekening 70179
ADVERTENTIËN:
van 1 5 regels f 0,75;
iedere regel meer 15 ent.
Ingez. mededeelingen 30
cent per regel.
Handelsadüertentiên bij
regelabonnement groote
korting. Tarief op aan
vraag verkrijgbaar.
GRATIS verzekering voor de
abonné's tegen ongelukken, en
mei voor de volgende bedragen:
gulden bij levens- g s~\ gld bij dood rj p* gld bij ver- s-\ gld bij ver- j gld bij ver-
lange ongeschikt- 11 li 1 door lies van een I ^es üan een 41 f ^es üan ccn
heid tot Werken een ongeluk hand of voet oog duim
De risico van bovenstaande verzekering is herverzekerd bij de Ongevallen-Verzekering-Maatschappij „Fatum" te 's-Gravenhage.
gld bij ver
lies van een
wijsvinger
gld bij verlies
I van eiken
anderen vinger
O
V.
Het zal den welwillenden lezer niet
ontgaan, dat door deze verklaring
de eerbiedwaardigheid, ook de be
kwaamheid onzer ministers niet
wordt aangetast. Evenmin die van
den heer Beelaerts. ledereen is over
tuigd van diens goeden wil bij zijn
optreden als minister. Ik heb uit
1928 het bewijs van zijn behoefte
aan steun tegen de aanmatiging der
Belgen. De goede wil blijkt uit het
Witboek van 1929, waarin hij een
op dat van Van Karnebeek gelij
kend kanaal met beslistheid afwijst.
De Nederlandsche regeering, heet
het daar, had aan die van België
„duidelijk en uitdrukkelijk" ver
klaard, dat „voortgaan imet het vra
gen van een zoodanig kanaal het
najagen van hersenschimmen zou be-
teekenenl" Wat dan volgt, levert
het bewijs, hoezeer des ministers op
één punt aan banden gelegde denk
vermogen hem onbekwaam maakte
voor de hem opgelegde taak. Het
Moerdijkkanaal, zou men denken,
was na de „duidelijke en uitdrukke
lijke verklaring" onzer regeering
voor goed van de baan. Maar neen!
De Belgische regeering liet, naar
wij in het Witboek lezen, den eisch
van zoodanigen waterweg niet varen.
Hoe nu? Dit was erger dan aan
matiging. Een regeering, die zichzelf
eerbiedigt, zou niet hebben geduld,
dat op den zoo beslist afgewezen
eisch ooit werd teruggekomen. De
onze niet alzoo. Zij is maar blijven
praten, praten. En van praten is be-
52.
(Honor Bricht)
door
L. G. MOBERLY
met vertaling van
Mevr. De Vry ObreenBreda
Kleynenberg.
o
Een flauwe glimlach gleed over
't vermagerde gezicht, een glim
lach, waar de twee aanwezigen een
prop van in hun keel kregen, en de
diep-weggezonken oogen van den
zieken man keken van den een naar
den ander met een vragende, ver
wonderde uitdrukking.
„Waar zijn ze die duivels?"
vroeg hij en bij dezen vraag voer
er een rilling over zijn uitgemergelde
leden, „ze kunnen ieder oogenblik
terug komen, en als ze me te
pakken krijgen als ze me te
pakken krijgen
Hij hield op en weer rilde hij
hevig, een spookachtige uitdruk
king in z'n oogen.
„Ze zullen je jtiet krijgen, je bent
buiten hun bereik," antwoordde
praten gekomen. Zoo werden de
„hersenschimmen" van 1929 werke
lijkheid in 1931 en heeft onze regee
ring zich laten aftroggelen, hetgeen
zij twee jaar tevoren reeds wist, dat
„door de natie zou worden ge
wraakt".
„Vriendschappelijke'besprekingen
met den heer Hijmans van ouds
de vriend van Nederland! moes
ten voor dezen minister noodlottig
worden.
Zijn noodlot moest worden ver
haast door de aanwijzing van den
heer Colijn als onderhandelaar voor
Nederland. Zeker, deze is een onzer
meest verdienstelijke staatslieden;
maar in de jaren 1926'27 een
vurig verdediger van het verdrag-
Van Karnebeek I Dat noch hijzelf
noch de heer Beelaerts zijn hieruit
voortspruitende ongeschiktheid voor
dezen post heeft ingezien, vindt in
mijn zielkundige hypothese een be
vredigende verklaring.
Is deze hypothese juist, dan volgt
daaruit de noodzakelijkheid van
spoedige personenwisseling aan Bui-
tenlandsche Zaken. Het landsbelang
vraagt om een minister, als het kan
even achtenswaard en onkreukbaar
als de heer Beelaerts; maar in ieder
geval cerebraal vrij staand tegenover
België. En tevens, wat in 1927 reeds
duidelijk was aangewezen, het ver
dwijnen van het Departement van
eenige ongeneeslijke hoofdambtena
ren, opdat er een eind korne aan de
voor ons land zoo onheilvolle huis
epidemie aan het Plein.
Als grondslag voor den opbouw
van behoorlijke NederlandschBel
gische betrekkingen moeten wij eens
en vooral afscheid nemen van de
hopelooze zucht naar „toenadering"
en overgaan tot nuchtere, betrouw
bare zakelijkheid. Komt hier een
man aan het bewind, die het Neder-
landsche standpunt ten volle hand
haaft, dan zal Br-ussel eindelijk we
ten, waar het aan toe is met Ne
derland. Dan zullen bangmakerij en
overvragen verrassend snel ophou
den. Dan zal het uit zijn met het
sprookje, dat het verdrag van 1839
„versleten" en algeheele herziening
ervan een op ons rustende plicht
zou zijn.
Op ons nationaal werkprogramma
voor de eerstkomende jaren moet,
naar ik het inzie, een voorname
plaats worden ingeruimd aan het
Mark kalmeerend, met ,veel meer
vertrouwen in zijn stem, dan hij in
derdaad had. Je bent nu heelemaal
veilig bij ons, waarachtig, daar zul
len we wel voor zorgen, tob over
niets".
Een onuitsprekelijke verlichting
gleed over 't bleeke gezicht, de
angstuitdrukking in de holle oogen
verdween, en een diepe, vermoeide
zucht kwam over zijn lippen. Dan
plotseling kwam de angst weer in
zijn oogen terug.
„Een pijniging," fluisterde hij, en
weer doorvoer hem een hevige ril
ling, „je hebt geen begrip, wat het
was, met geen woorden te beschrij
ven een pijniging die Laten
ze me toch niet te pakken krijgen!"
„M'n beste jongen, ze zullen je
heusch niet te pakken krijgen" en
Mark legde vriendelijk een hand op
z'n arm. „Je bent zoo veilig als iets,
bij ons; je hoeft geen moment meer
angst te hebben, we zullen je gauw
vervoeren, zoodra we kunnen, ver
dwijnen we van hier en nemen jou
mee. Je moet nu gaan slapen en je
geen zorgen meer maken".
Nog; eens glimlachte de patiënt
flauwtjes, en gehoorzamend aan
Mark's bevel sloot hij de oogen en
was weldra rustig in slaap.
„Het is onze plicht, hem moed
in te spreken, arme kerel," zei Mark
tot z'n metgezel, i„hoewel ik niet
vraagstuk Bergen-Op-ZoomSchel-
dehaven en de daarmee samenhan
gende kanalisatie van West-Brabant.
Een nieuwe Rijn-Schelde-verbinding
kan voorloopig niet weer aan de
orde komen. Het terechtertijd te
ruggenomen kanaal-Beelaerts schrijft
een lange rustpoos gebiedend voor.
Evenwel de haven van Bergen-op-
Zoom opent ook voor Antwerpen
een zonnig vooruitzicht. Tot nu toe
heeft België dit vooruitzicht smade
lijk afgewezen. Het zij zoo. Onze
eigen Brabantsche plannen hebben
daarmee niet van doen. Intusschen,
wij behoeven die afwijzing niet al
te ernstig op te nemen. Zij hield
nauw verband met de dwangvoor
stellingen in het betooverde huis aan
het Plein. Tot de nuchtere werkelijk
heid teruggekeerd, zal Antwerpen
een Rijnverbinding door het Kree
kerak als een geschenk des hemels
aanvaarden.
Maar, het spreekt ivanzelf, niet an
ders dan tegen den prijs der weder-
keerigheid! Dit geschenk is zóó
kostbaar, dat in ruil daarvoor niets
minder mag worden geëischt dan
opheffing van;
1. de kostelooze sleepdiensten, 2.
de vrijstelling van opslagrechten, 3.
de ongelijke behandeling in België
van de Nederlandsche en de eigen
schipperij, 4. de onbillijke loodsgeld
en loodsdienstregelingen, 5. de on
gunstige spoorwegtarieven van Ter-
neuzen, 6. de „stop" tusschen de
Albert- en Juliana-kinalen bij Klein-
Ternaaien. En voorts: afzien van den
eisch van medezeggenschap op de
Wester-Schelde en van Antwerpen
oorlogshaven.
(Wordt vervolgd).
Woensdag 6 Juli 1932 des avonds
te 6 uur hield de raad een openbare
vergadering onder presidium van den
loco-Burgemeester, de heer A. I.
Catsman, die na opening der verga
dering mededeelde
le. dat de burgemeester wegens
ziekte afwezig was, waardoor deze
verhinderd was zijn ambtsbezigheden
waar te nemen, maar dat hij tot zijn
overmatig kalm ben, we zitten, dunkt
me, aardig vast. Hem zullen de dui
vels niet levend krijgen, dat is een
zaak, die zeker is, maar of wij hier
levend vandaan komen is een andere
qnaestie. We moeten met een bru
taal gezicht deze dekselsche dorpe
lingen en ons eigen troepje in den
waan brengen, dat we in 't minst
niet in de knoei zitten".
Gedurende den nacht waakten de
twee blanken om beurten bij hun
landgenoot, die gewasschen en
verzorgd door hen, tot den morgen
sliep als een roos, terwijl hij er bij
't ontwaken, werkelijk, tot op zekere
hoogte frisscher uitzag. Maar zijn
omgeving was hem totaal vreemd.
't Lukte Mark, om een reden, al
leen hem zelf bekend, 't hoofd van
'tdorp een flinke angst voor hem
op 'tlijf te jagen en Naboux drukte
'tilt z'n brabbeltaal aldus uit „hij
blij geen blanke man," echter was
de houding van de overige dorpe
lingen nog steeds dreigend, wat zoo
wel Mark als Burnley reden tot on
gerustheid gaf.
Een ruwe draagbaar werd voor
den zieke in elkaar gemaakt, die se
dert een paar uur in een ijltoestand
verkeerde en maar door brabbelde
over rotsachtige bergpassen en don
kere bosschen, of met een beven-
den angst in elkaar dook als iemand
hem naderde, alleen Mark's stem
blijdschap bericht ontvangen had,
dat de ziekte een gunstige wending
genomen had, zoodat hij hoopte we
der spoedig zijn werkzaamheden te
zullen kunnen hervatten.
2e. dat in den korten tijd die ver-
loopen is tusschen deze en de vorige-
raadsvergadering tengevolge van de
vele werkzaamheden ter secretarie
nog geen notulen der vorige ver
gadering aanwezig zijn en die dus
eerst in de volgende vergadering zul
len gelezen worden.
Ingek. stukken.
Aan de vergadering worden de
volgende ingekomen stukken mede
gedeeld.
le. Een schrijven van Ged. Staten
van Zeeland d.d. 24 Juni 1932, waar
bij zij mededeelen, dat de beslissing
omtrent het al of niet goedkeuren
der begrooting 1932 door hun col
lege verdaagd is tot 1 September.
2e. Een schrijven van den heer
Commissaris der Koningin in Zee
land, waarbij den Burgemeester een
ziekenverlof van drie weken toege
kend wordt.
Deze stukken worden voor kennis
geving aangenomen.
Belastingverhooging.
De Voorzitter: Deze vergadering,
is hoofdzakelijk belegd met het oog
op noodzakelijke belastingverhoo
ging voor den dienst 1932/"33.
Om onze begrooting sluitend te
maken, stellen...B. en W. voor 80
pCt. te heffen op de gemeentefonds
belasting en inplaats van 20 pCt.
op de vermogensbelasting, zooals in
April 1.1. besloten is, dit te brengen
op 50 pCt.
Het is lang niet prettig, dat B. en
W. met deze exorbitante of buiten
gewoon ernstige verhooging van de
belasting moeten komen, vooral in
dezen tijd van malaise. Zoo dade
lijk zullen aan den Raad eenige
cijfers medegedeeld worden waaruit
blijken zal, dat er geen andere uit
weg is.
Door den Secretaris worden nu
eenige cijfers medegdeeld, waaruit
blijkt, dat:
le. de bijdrage voor het Nijver
heidsonderwijs meer zal vorderen
dan de raming f 300,-.
2e. voor steun meer gevraagd
wordt f 300,-.
3e. de bijdrage aan de werkloo-
scheen hem eenig .vertrouwen in te
boezemen. Hij was zoo mager en
licht, dat 't dragen van hem niet de
minste moeite was, en zoo vroeg mo
gelijk zette de kleine stoet zich in
beweging, terwijl de dorpelingen hen
onder een drukkende stilte gade sloe
gen, alleen van een vijandigen aan
val teruggehouden, zooals Mark
overtuigd was, door de berispingen
van hun chef, die ze met veel na
druk en een groote omhaal van
woorden toesprak. Maar zelfs zijn
overmacht kon niet verhoeden, dat
er pijlen werden afgeschoten op
Mark's troepje en niet vóór ze
ruim een paar uur geloopen hadden,
waagden de twee Engelschen het,
een zucht van verlichting te slaken.
„Ik dacht vast, dat ze een eind
aan ons zouden maken," merkte
Burnley op; „als jij dien ouwen lee-
lijken hoofdman niet zoo'n verduvel
den angst ingeblazen had, zouden
we allemaal verloren zijn geweest.
Een volksstam als deze, had ik nog
niet eerder ontmoet, 'tis 'tergste
zoodje wilden, waar ik ooit tegen
aan ben geloopen, 't zijn zulke ont
aarde wreedaards I
„Naar mijn vaste overtuiging had
den ze daar achter in dat bosch
den een of anderen ouden afgod,
waar ze den armen zieken kerel
aan wilden offeren," zei Mark, „let
op m'n woorden, we hebben hun
zenkassen verhoogd moet worden
met f 700,-.
4e. het gasbedrijf over het afge-
loopen jaar een verlies aanwijst van
f 3850.
Wat het laatste betreft, had de
Raad liever dat verlies over enkele
jaren verwerkt, maar dat draagt de
goedkeuring niet weg van Ged. Sta
ten, dus moet het in het loopende
dienstjaar gebeuren.
Onvoorziene uitgaven is te laag
om daaruit alles te betalen, waarom
B. en W. op de vermogensbelasting
inplaats van 20 opcenten, 50 opcen
ten willen heffen, dit geeft f 360
meer.
Op het gemeentefondsbelasting
waren nog geen opcenten; daarop
willen B. en W. 80 opcenten heffen,
wat een opbrengst belooft van f 3330.
Wie verlangt het woord over dit
voorstel
Niemand?
Mevr. Van den Broecke: Uit de
medegedeelde cijfers, dunkt mij, dat
het noodzakelijk is en zal er wel
niet veel over te zeggen zijn.
Dhr. Wijffels: Mijnheer de Voor
zitter I Is er dan geen ander mid
del om de zaak te regelen? Het is
toch een zeer groot bedrag, dat de
belastingbetalers opgelegd wordt I
De Voorzitter: U hebt volkomen
gelijk. Wij hebben wel eens ge
dacht aan straatbelasting, maar daar
aan zijn vele bezwaren verbonden.
De ingevoerde vermakelijkheidsbe
lasting zal ook niet zooveel opbren
gen, bovendien lokt deze nog al
discussie uit in den Raad. De op
centen op de personeele belasting
geven voor 1932 niets meer, omdat
dit besluit te laat genomen is, de
inkomsten daarvan komen pas in
1933.
De kans bestaat, dat de belasting
het volgende jaar minder zal zijn,
maar nu moeten wij de geraamde
bedragen zien te vinden, anders krij
gen wij geen goedkeuring op de
begrooting.
Dhr. Wijffels: Kan het geld van
de leening, waartoe in de vorige
raadsvergadering besloten is, niet
gebruikt worden om de verschillende
tekorten te dekken?
De Voorzitter: U bedoelt voor de
wegsverbetering? Het bedrag dier
leening geeft geen invloed op de
gewone uitgaven; die som komt in
den kapitaaldienst.
het meest waardevolle offer afhan
dig gemaakt en dat is de reden,
waarom ze zoo'n diepen haat aan
ons hebben, ik ben er zoo goed
als zeker van, dat ik 'tbij het rechte
eind heb. Ze sarden den ongeluk
kige om hem daarna aan hun „Ju-
Ju" te offeren".
,,'tWas een angstige tocht, want
zoowel Mark als z'n metgezel zagen
duidelijk in, dat de toestand van
hun patiënt zéér ernstig was, hij
vertoonde niet de minste teekenen
tot bewustzijn te zullen terugkeeren.
Sinds hij gesproken had over 't por
tret en zijn smeekbeden hem te red
den uit de handen der wilden, had
hij niet anders dan onsamenhangen
de woorden geuit en ontwaakte hij
af en toe even uit z'n gevoelloosheid
dan brabbelde hij maar steeds als
te voren over bosschen en rotsach
tige wegen. Nu en dan kwam er
even een kleine variatie en herhaalde
hij met zieligen nadruk, „kijk def pri
mula's komen uit, dóór in dat kreu-
pelboschje". Maar tot nu toe had
den zijn redders geen idee, wie hij
was, noch konden ze er uitleg aan
geven hoe hij tusschen die wilden
was verzeild geraakt en al evenmin,
aan welke mishandelingen hij bloot
had gestaan.
(Wordt vervolgd,]