Breskensche Courant 200 25 Nederland - België. De strijd eener vrouw Uitvoering Crisis-Zuivelwet 1932, Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. FEUILLETON Handleiding: grétis. 41ste Jaargang Woensdag 29 Juni 1932 Nummer 374'» ABONNEMENT: per kwarléal 1,25; buiten Breskens 1,40. Buitenland f 6,50 per jaar. Zondagsblad per kwar taal f 0,65; en buiten Breskens f 0,725Bui tenland 3,50 per jaar. Verschijnt - iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND - Advertentiën worden aangenomen tot uiterlijk t uur nam. J. C. LE BLEU, Tel. 21 Uitgave: Dorpsstraat 35, BRESKENS Postrekening 70179 ADVERTENTIËN: van I 5 regels f 0,75; iedere regel meer 5 ent. Ingez. mededeelingen 30 cent per regel Handelsadoertenti€n by regelabonnemenl groote kortingTarief op aan vraag verkrijgbaar CR A TIS verzekering voor de abonn£s tegen ongelukken, en mei voor de volgende bedragen: gulden bij levens- 1 f} 8^ bij dood wj gld bij ver- r" f\ 8^ bij ver- a a-\ gld bij ver- lange ongeschikt- f Jf J door S lies van een J bies oan ecn ^cs üan cen heid tot werken een ongeluk hand of voet oog duim De risico van bovenstaande verzekering is herverzekerd bij de Ongevallen- Verzekering-Maatschappij „Fatum" te 's-Gravenhage. gld bij ver lies van een Wijsvinger f gld bij verlies JIJ van eiken anderen vinger door Prof. H. BURGER. O III. Mr. Zaayer heeft een verdienstelijk werk gedaan, met aan te toonen, dat in deze weinige jaren door Frankrijk en België reeds drie maal is ge poogd, internationale rechtsbepalin gen zoodanig te wijzigen, dat de tusschenwateren zouden komen te vallen onder het begrip „inter nationale rivier". Men denke niet licht over dit gevaar I Op een Rijn kanaal, dat de grens kruist, verliest Nederland de bescherming van het beginsel, dat voor de nationale tus schenwateren geldt. Het is nauwe lijks te gelooven, dat de leider onzer buitenlandsche staatkunde aan het Moerdijkkanaal alleen een economi- schen kant heeft ontdekt, en dat hij het weigeren van een grens kruisend, gesloten kanaal toeschrijft aan de plaagzucht zijner landgenooten. De Staten van Noord-Brabant heeft hij gerustgesteld met de verzekering, dat zijn kanaal (het verkapte Moer dijkkanaal) „zuiver Nederlandsch" zou zijn. Maar zulk een verzekering heeft voor de toekomst geen betee- kenis. Ook niet al zou zij berusten op een in het verdrag opgenomen en dus door België onderteekende verklaring. In de eerste plaats niet, omdat door een Nederlandsch-Bel- gisch verdrag niet ook Frankrijk wordt gebonden. In de tweede plaats niet, naar mr. Zaayer betoogt, om dat het formeele recht zich op den duur moet schikken naar de werke lijkheid. En alles doet voorzien, dat na ingebruikneming van het nieuwe kanaal, Antwerpen weldra de voor naamste Rijnhaven zal zijn gewor den 1 Bij voorbaat stuwt sedert eenige jaren de Fransch-Belgische Rijnpoli- tiek krachtdadig in deze richting. België betaalt de sleeprechten Dord rechtAntwerpen. F rankrijk ont hief de vaart op Antwerpen van de pakhuisrechten te Straatsburg. De Fransche regeering heeft zich niet ontzien, een verdrag, door Rotter dam met de Straatsburger kalimaat schappij gesloten, ongedaan te ma ken ten bate van Antwerpen. Het zoo pas in onze Tweede Kamer1 naar behooren gehekelde Fransche ver bod van in- en doorvoer onzer groen- 48. (Honor Bricht) door L. G. MOBERLY met vertaling van Mevr. De Vry ObreenBreda Kleynenberg. o „Wat is er met dien mijnheer Mar tin gebeurd?" „Ik weet 'teniet, hij was voor! zaken ergens in een heel verafgelegen streek, waar weet ik niet, maar ik vermoed, dat hij gestorven is," zei Lettice afwezig. Ik wou, dat Honor en ik 't meer aangehouden hadden, ze is zoo'n schat, een pracht-karak- ter, bepaald iets bijzonders, maar doordat we geen van beiden goeie schrijfsters zijn, zijn we heelemaal uit elkaar geraakt, 't Spijt me toch zóó, ik kan 't niet goed hebben, dat ik nu zoo geheel buiten haar leven sta". „Jou schrijfkracht bepaalt zich meer tot brieven voor midden-Afri- ka," zei Dorothea met een schalksch ten en vruchten is wederom een staaltje van hetgeen Frankrijk zich sedert den oorlog tegenover ons land durft te veroorloven. Intusschen tiert welig op onzen bodem de Al liance fran^aise, propagandawerktuig van het Fransche imperialisme, met haar liefelijke „annexion des cer- veaux": Fransche bezoeken, Fran sche voordrachten, Fransche tooneel- voorstellingen, Fransche ridderor den. Wat onze minister van Buitenland sche Zaken aan België heeft be loofd ten opzichte van Antwerpen oorlogshaven, is tot heden onbekend gebleven. De geschiedenis van het Moerdijkkanaal moet ons ook hier het ergste doen vreezen. Toen in 1925 minister Van Karnebeek toe stond, dat uit het verdrag van 1839 het verbod Antwerpenoorlogsha ven zou worden geschrapt, moet hij hebben ingezien, welk gevaar deze schrapping zonder meer voor ons land inhield. Het denkbeeld vaneen oorlogshaven is iets ongerijmds, wan neer niet oorlogsschepen vrijelijk kunnen in- en uitvaren. In Antwer pen kan dit niet zonder schending van ons hoogheidsrecht op de Wes- ter-Schelde. Minister Van Karnebeek moet hebben begrepen, dat deze schrapping, zonder uitdrukkelijke be vestiging van dat recht, den Schelde- mond in oorlogstijd zou openstellen voor een Fransche oorlogsvloot, va rende onder Belgische vlag! Hij moet dit gevaar hebben ingezien, en toch is het hem blijkbaar niet mogen ge lukken het te bezweren. Waarom toch is België zoo gebrand op de schrapping van dat wijze en voor beide landen heilzame verbod? Ik voor mij ben overtuigd, dat de in het verworpen verdrag belichaam de militaire wenschen door België niet uit innerlijken aandrang zoo fel worden verdedigdmaar dat de groo te broer, die zijn hand vasthoudt, daarin beteekenisvol weet te knijpen. Thans wordt aangestuurd op een NederlandschBelgische tolunie. Wij nemen nota van het feit, dat de „Etoile Beige," en dat de heeren Devèze en Forthomme en nu waar lijk ook burgemeester Max warme voorstanders van deze nieuwe toe nadering zijn. En wij houden ons hart vast bij de gedachte, dat on zerzijds over deze zaak wordt on derhandeld door een minister, die aan het Moerdijkkanaal den politie- lachje, „die lijvige epistels nemen je zooveel tijd, dat er voor anderen geen tijd overschiet I" „Ja, dat is waar, aan die brieven verdoe ik alles, wat ik aan schrijf talent bezit," antwoordde Lettice lachend. „Die neef van u is dan ook een zéér veel eischend mensch, gauw tevreden is hij om den dooien niet. Hij verwacht een soort dag- om niet te zeggen, uurjournaal van me, n.b. alles wat ik zeg, denk en doe wil hij van me weten!" „En de lieve, kleine Griselda, mijn aanstaand nichje, verwent hem in hooge mate, door aan al zijn wen schen toe te geven" zei Dorothea schertsend. „Ik begrijp de toestand volkomen, je zal een allerliefst vloer matje zijn voor Mark's voeten". „Zoodra u me den weg op ziet gaan van een Griselda of een vloer mat, geef ik u 't recht, me 't huis uit te zetten," en haar lach deed prettig aan. „Ik moet niets hebben van 't vloermat-type-vrouw, dat vind ik hoogst vervelend. Nee, Mark zal door mij niet verwend worden, dat laat ik over aan zijn aanbiddende tante! U weet, oh zoo goed, dat u Mark schandelijk bederft, en dat hij u met 't grootste gemak om z'n pink windt 1 U kan 't niet tegenspreken, lief pleegmoedertje, want 'tis waar.En ken kant niet heeft gezien. Het samengaan van Nederland met het Fransch-Belgische broederpaar schijnt nog steeds voor sommige Ne derlanders een aanlokkelijk denk beeld te zijn. Wat mij betreft, ik vrees, dat het Nederland evenzoo zou vergaan als die jonge dame in het Engelsche kinderrijmpje: „There was a young lady in Djaigar, Who went for a ride on a tiger. They returned from the ride, But the lady inside And a smile on the face of the tiger". De zelfbewuste, onverzettelijke, ons vijandige Fransch-Belgische staat kunde van sedert den oorlog wordt in Den Haag Beantwoord met osten tatieve vriendelijkheden. Vriende lijkheden, opofferingen zelfs tegen over lieden, die niet van ons zijn gediend en die dit niet onder1 stoelen en banken steken! En toch, zoo menschen zijn, zoo staten! De hou ding van Nederland en die van Bel gië in de tegenwoordige verdrags- politiek is, meer dan een halve eeuw geleden, door Piet Paaltjes aldus be zongen Die van 'Nederland: „Hem die mij grof beleedigt, Mij overlaadt met schand, En openlijk mij belastert, Hem reik ik de broederhand". En die van België: „Die mij voorkomend bejegent, Die mij aan zich verplicht, Die zich mijn vriend durft noemen, Dien spuw ik in 'tgezicht". Dit laatste heeft België op verdien stelijke wijze gedaan in de verdra gen van 1919 en 1925 en in het em- bryonaire verdrag van 1931. Niet bepaald welgemanierd was deze han delwijze, maar karaktervol zeker! Zeer kort na de verwerping door de Eerste Kamer van het verdrag Van Karnebeek gaf een in de poli tiek ervaren man mij een voorspel ling ten beste. Let eens op, zeide hij, over een paar jaar, als de storm zal zijn geluwd, komt het verdrag weer terug, niet of nauwelijks gewij zigd, en de Kamers zullen het slik ken, tegen heug en meug. Zijn toe lichting was dat het Departement maling had aan het volk en aan de Kamers en dat tegen een aaneenge sloten ambtenaarskorps maar zelden een minister was opgewassen. Ik heb aan deze voorspelling niet kunnen oh, beseft u wel, dat we nu eindelijk eens kunnen gaan denken aan zijn thuiskomst? Is dat eigenlijk wel al heelemaal goed tot u doorgedrongen Uit mijnheer Mandover's laatsten brief bleek, dat de expeditie zich spoedig op zal maken voor den te rugtocht!" „John houdt ons maar heerlijk op de hoogte van Mark's doen erf laten, eigenlijk hooren we van hem meer, dan van Mark zelf, 't moet een vreeselijke tijd voor hem zijn geweest, met dat trekken door wil dernissen en kampeeren onder inlan ders". „Nou, zoo erg zal dat voor hem niet zijn geweest, pleegmoedertje. U weet net zoo goed als ik, dat Mark gewoon opgaat in dat wat u noemt, een vreeselijke tijd. Hij vind er z'n hoogste genot in, door onmogelijke oerwouden te worstelen en verschrik kelijke insecten te ontmoeten, kort om in hoogst onbehagelijke omstan digheden te verkeeren. Ik geloof al z'n dagen, dat hij dit alles werkelijk dol vindt. Hoe hij me ooit heeft kun nen misleiden in de veronderstelling dat hij een gewoon huiselijk leven zal kunnen lijden, dat weet ik niet! Ik maak er uit op, dat ik makkelijker om den tuin te leiden ben, dan 't gros van de vrouwen, anders zou ik gelooven. De openbare meening, in deze zaak beter ingelicht dan ooit anders het geval is, had het verdrag met verontwaardiging afgewezen. Het was een oorlogsschatting, door een overwinnaar opgelegd aan een overwonnen volk. Het was de straf voor onze onzijdigheid in den oor log, het loon voor onze aan «het Belgische volk betoonde broederlief de. De voor mij ongeloofelijke voor spelling is letterlijk uitgekomen. Op één punt althans is alle twijfel uitge sloten: het Moerdijkkanaal is door minister Beelaerts opnieuw aan Bel gië aangeboden. Omtrent heel den verderen inhoud van diens verdrag tasten wij, tast ook onze volksver tegenwoordiging in volslagen duister. (Wordt vervolgd.) - Schatten van schoonhjidsluimeren in Uw huid. Gelaatsmassage met Purol wektze tot nieuw leven Eenhandleiding voor gelaatsnusiage ontvangt U gratis bij koop vairlPurol (doos 30 ct., tube 80 ct.)./ Al/en bij Apoth. en Drogisten. o Uitvoering crisis-zuivelwet 1932. Inlichtingen voor zeifkarnende en zelfkazende boeren. Met ingang van 3 Juli a.s. zal de wet betreffende tijdelijke maatrege len tot hulpverleening aan de vee houderij (Crisis-Zuivelwet 1932) in werking treden. In verband daar mede, worden de volgende inlich tingen ter kennis van de zeifkarnen de en/of zelfkazende veehouders ge bracht. De rrijze waarop getracht zal wor den het beoogde doel door middel van deze wet te bereiken, kan in hoofdtrekken als volgt worden om schreven. Van alle bereide boter, met uitzondering van de voor eigen gebruik benoodigde hoeveelheid, zal een heffing plaats vinden, tegen be taling waarvan een speciaal merk, crisis-botermerk, wordt verstrekt, dat op de boter dient te worden aange- hem nooit geloofd hebben. Niet, dat ik dat nu doe, inderdaad, voordat er een paar jaar om zijn, zal hij weer verlangen er op uit te trekken! Nou moet ik eens uitdenken, wat voor een echt prettig huwelijkscadeau ik Ho- nor zal kunnen geven, ik vermoed dat ze gedeeltelijk in Parijs en ge deeltelijk in Londen zal gaan wonen, dus daar moet ik rekening mee hou den". „En, zal jij je tevreden kunnen voelen in dit eenvoudige buitenleven met Mark? Zal je niet hunkeren naar Londen of Parijs?" „Ik zal overal tevreden zijn met Mark". Lettice stond op en legde liefkoozend een hand op Dorothea's schouder, „we zullen volmaakt ge lukkig zijn, uitgezonderd als Mark verkiest, de wereld door te gaan zwerven. Dan zal ik of mee moeten gaan, of alleen m'n geluk zoeken". Was televisie bereids tot practisch nut gekomen, dan zou Lettice dien zelfden dag, haar geliefde hebben kunnen gadeslaan, langzaam zijn weg zoekende langs een hoogvlakte, waar 't hooge gras het gaan al even moei lijk maakte als in de wildernis zelf en waar het zonlicht al evenmin door kon dringen, vanwege den dichten plantengroei, zoodat reizigers in een onuitstaanbaar soort schemering ver bracht. De boterproducenten komen, in verband daarmede, onder toe zicht van de ambtenaren van de Botorcontrólestations. Het crisis-bo termerk wordt gevormd door de let ters C Z C, met aan weerszijden een leeuw, terwijl daarboven en daaronder de woorden: „boter voor het binnenland" voorkomen. Het is de bedoeling, dat het be drag der heffing op het merk bij verkoop van de boter in laatste in stantie op den consument wordt ver haald, zoodat de boterprijs met minstens het geheven bedrag stijgt. Ondermeer uit de opbrengst dezer merken wordt een fonds gevormd, het Crisis-Zuivel-Fonds, waaruit uit- keeringen kunnen plaats vinden, ten behoeve van het melkveehouders- bedrijf. Bij de uitvoering van de Crisis- Zuivel-Wet wordt de Regeering bij gestaan door een lichaam, Crisis-Zui vel-Centrale genaamd, terwijl verder de medewerking van de Boter- en Kaascontrölestations is verkregen. Per 3 Juli a.s. zal het aan alle boterproducenten verboden zijn om boter te vervoeren, te verkoopen, voorhanden te hebben of af te leve ren, welke niet is voorzien van een crisis-botermerk. Dit merk moet voorkomen op ALLE boter, die de producenten afleveren, ook al ge schiedt dit in kleine verpakking. De crisismerken zullen worden beschik baar gesteld voor hoeveelheden boter van resp. 1/4, Va, 1, 21/?, 5, 10, 20, 25 en 50 K.G. De uitreiking zal ge schieden door bemiddeling van de genoemde contrólestations. Dienten gevolge zullen, zooals reeds hier- voren gezegd is, ALLE boterpro ducenten, dus ook de melk-, room- of weiboter bereidende veehouders, onder toezicht der ambtenaren van een contrölestation komen te staan; zulks in dier voege, dat de uitslui tend boterproduceerende veehouders ingedeeld worden bij een Botercon- trölestation, terwijl op de boterbe- reiding van degenen, die tevens melk- verkazen zal worden toegezien, door de ambtenaren van één der Kaas contrölestations. Uit het voorgaande volgt, dat alle veehouders, die boter voor verkoop produceeren en die niet zijn aange sloten bij de boter- of kaascontröle, zich zonder uitzondering onverwijld bij het contrölestation, waaronder zij behooren, dienen aan te melden met verzoek om in het bezit der crisis der moesten tasten. Tegen 't eind van een langen, uitputtenden marsch, bereikte het kleine troepje een vun zig dorpje en dankbaar ging Mark in op 't voorstel van z'n hoofdman om daar te kampeeren voor den nacht. „Het lijkt naar niets, deze plaats, maar ik ben te moe, om nog een stap verder te doen, we moeten er 't beste van maken," merkte hij op, en de inboorling knikte grijnzend of hij volkomen begreep, wat z'n meerdere zeide, hoewel hij maar een zéér vaag begrip had van de be- teekenis van Mark's woorden. „Banatava is een lustoord, verge leken bij dit gat," zei Mark tot Jack Burnley, zijn eenigste blanke mak ker, toen ze vol walging het verlaten groepje hutten en de algemeene ver- waarloozing van 'tdorp opnamen, „en ik heb 'took niets op z'n be woners," voegde Mark er aan toe, de onheilspellend, vijandige blikken opmerkend, waarmee hij en zijn par tijtje opgenomen werden door de dorpsbewoners, die om hun hutten heen zwierven. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1932 | | pagina 1