Breskensche Courant 200 25 Nederland - België. De strijd eener vrouw van sa Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. FEUILLETON Provinciale Staten. 41ste Jaargang Woensdag 22 Juni 1932 Nummer 3740 ABONNEMENT. per kwartaal 1,25 buiten Breskens 1,40. Buitenland 6,50 per jaar. Zondagsblad per kwar taal f 0,65; en builen Breskens 0,725. Bui tenland 3£0 per jaar. Verschijnt - ïederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND - Advertantiën worden aangenomen tot uiterlijk 1 uur nam. Uitgave: J. C. LE BLEU, Dorpsstraat 35, BRESKENS Tel. 21 Postrekening 70179 ADVERTENTIËN: van l 5 regels f 0,75; iedere regel meer 15 ent. Ingez. mededeelingen 30 cent per regel Handelsadocrtcntiën bij regelabonnemenl groote korting. Tarief op aan vraag verkrijgbaar. CR A TI S verzekering voor de abonné"s tegen ongelukken, en mei voor de volgende bedragen: gulden bij levens- j s-\ s~\ gld bij dood wj j— gld bij ver- r~ gld bij ver- a gld bij ver- lange ongeschikt- 11 II I door J lies van een J{ ^es üan een van ccn heid tot werken een ongeluk hand of voel oog duim De risico van bovenstaande verzekering is herverzekerd bij de Ongevallen-Verzekering-Maatschappij „Fatum" te 's-Gravenhage. gld bij ver lies van een wijsvinger ■t gld bij verlies III Van eiken anderen vinger door Prof. H. BURGER. 0 Bij de N.V. Amsterdamsche Boek en Steendrukkerij v/h Ellerman, Harms en Co. te Amsterdam ver scheen een brochure van Prof. H. Burger over de Nederlandsch-Belgi- sche betrekkingen. Om het groote belang van dit onderwerp nemen wij het geschriftje gaarne op. De om slag leidt in met het onderstaande gedichtje van den juist overleden dichter René de Clercq. Tractaten, Tractatenl Zoo menschen zijn, zoo staten. Eén pink aan Kwabuur is te veel. Hij wil de hand geheel. Tractaten, Tractatenl Van praten komt bepraten. Want Kwabuur wordt geen praten [moe, En Goedgebuur geeft toe. Tractaten, Tractaten! Moest Goedgebuur maar laten. Wie Kwabuur uit zijn huis niet weert, Wordt kwalijk getracteerd. Tractaten, Tractaten! Zoo menschen zijn, zoo staten. Te licht wordt één man toevertrouwd Wat gansch een volk berouwt. René de Clercq. Een vriendschappelijke verhouding tusschen Nederland en België, zie daar een ideaal, door niemand vuri ger begeerd dan door mij. Een vriendschappelijke verhouding tus schen deze twee landen sluit in zich een vriendschappelijke verhouding tusschen de beide volken, die den Belgischen staat vormen. Een vriend schappelijke verhouding met Ne derland is alleen mogelijk, wanneer de Belgische staat vriendschappelijk gezind is jegens het Nederlandsche deel van zijn eigen bevolking. Al dus is het Zwitserland lange, lange jaren gelukt, zooal niet bepaald vriendschappelijke, dan toch alles zins behoorlijke betrekkingen te on derhouden, zoowel met Duitschland als met Frankrijk. Dit is te danken aan de zuivere, op gelijkheid be rustende verhouding tusschen de volksdeelen, die tezamen den Zwit- serschen staat uitmaken. Stel, dat in dezen staat het sterkere Duitsche volksdeel een overheerschende plaats 46. (Honor Bricht) door L. G. MOBERLY met vertaling van Mevr. De Vry ObreenBreda Kleynenberg. Hoe flink ze ook altijd geweest was, nu liet ze toch ook den moed zakken en voor een oogenblik kon ze niet anders, dan haar schoonzus ter hulpeloos aanstaren, terwijl een somber voorgevoel zich als een knellende band om haar hart samen kneep. Ze was zich bewust, dat ze op een punt genaderd waren, dat iedere kans op een uitweg buiten sloot. Ze had 't gevoel of ze in een net gevangen zat, dat steeds dichter aangehaald werd en waaruit ze nooit meer in staat zou zijn, zichzelf te bevrijden. „We zijn 'teind genaderd," zei Molly op een diep wanhopenden toon. „David is uitgegaan, hij moest wat loopen, 'twerd hem te machtig innam en dat de uit de meerderheid voortgekomen regeering deze plaats met alle machtsmiddelen handhaafde; stel dat het kleinere Fransche volks deel moest vechten, moest worstelen voor een gelijkwaardige plaats in het gemeenschappelijk staatsverband; wel, zoolang deze worsteling duurde, zou er geen sprake kunnen zijn van vriendschappelijke verhoudingen tus schen Frankrijk en den Zwitserschen staat. Niet alleen omdat de Fransch- man de minderwaardigheid zijner stamgenooten zou aanvoelen als een hem persoonlijk aangedaan onrecht; maar ook omdat de Zwitsersche re geering den invloed van den Fran- schen buurman als een gevaar voor zijn machtspositie zou vreezen. Dit voorbeeld toont aan, hoe het in België moest zijn; hoe het er zou kunnen zijn, wanneer niet de ge schiedenis van een paar eeuwen het eene volksdeel had geplaatst in de rol van overheerscher, het andere in die van verschoppeling. Deze om schrijving behoeft voor ingewijden geen toelichting of rechtvaardiging. De Nederlander, die zich geheel on bevooroordeeld wil bekend maken met het Vlaamsche vraagstuk, zal leeren inzien, dat door mijn om schrijving de bestaande wanverhou ding geenszins wordt overdreven. Hij moet zich eenige studie getroosten: van de plaats die in Vlaanderen het Vlaamsch inneemt in het onderwijs, in de rechtspraak, in het leger, in de zakenwereld; van de staatsuit gaven ten behoeve van de "Fransche en van Vlaamsche instellingen; van de aantallen Fransch en Vlaamsch sprekende ambtenaren en beambten; maar niet alleen van de aantallen, ook van de plaats, waar, op de maat schappelijke ladder, Vlamingen en Walen staan, in den staat, in de kerk en in alle kapitalistische bedrijven. Het zal hem dan ook duidelijk wor den, waarom tot op den dag van heden de numerieke meerderheid der Vlamingen zoo goed als geen in vloed heeft kunnen doen gelden. Deze getallen-meerderheid immers gaat naar den maatstaf van macht, aanzien, rijkdom, wetenschap over in een allerdroevigste minderheid. Dat de bezitters, dat de macht hebbers met hand en tand trachten bezit en macht vast te houden, is niet christelijk, maar wel menschelijkniet sympathiek, maar wel begrijpelijk, en ik zou het hun niet gaarne euvel duiden. Maar toch ligt hier de ver in huis, oh, hij is gewoon ge broken, net als ik". En als om haar woorden kracht bij te zetten, brak ze in een hart verscheurend snikken uit, op de ca napé neervallend, met haar gezicht in de kussens en in zoo'n onbe- heerscht zich-laten-gaan, dat 't erger lijk was om aan te hooren en 't wekte dan ook Honor's woede op. „Molly, 't heeft geen nut zoo als een gek te gaan huilen," riep ze uit „probeer je wat te beheerschen. Wat voor zin heeft 't je een soort zenuw toeval op den hals te halen, je doet er niets geen goed mee, integendeel, je maakt 't er ons allen des te moei lijker door. Vecht er tegen en be- heersch je, dan kunnen we de zaak verstandig bespreken". „Me beheerschen?" Molly ging rechtop zitten en wierp een woe denden blik om zich heen. „Jij hebt makkelijk praten, dat ik me moet beheerschen, dat ik verstandig moet redeneeren. Jij bent nou eenmaal een wondermensch in dat opzicht. Maar 't is j o u baby niet, die om zal komen van honger, of jou man, ze zijn van mij. Ik heb alle recht er kapot onder te zijn, waarom in vredesnaam moet ik allemaal zulke vreeselijke dingen hebben, wat heb ik mis daan om zóó gestraft te worden? klaring van de eeuwige onrust bin nen België en van de onmogelijkheid de letterlijke onmogelijkheid van vriendschappelijke betrekkingen tus schen den Belgischen en den Neder- landschen staat. Ik bepaal mij in deze beschouwin gen tot de na-oorlogsche jaren. In dezen tijd zie ik de staatkunde der Nederlandsche regeering beheerscht door het streven naar „toenadering," naar vriendschap met België tot el- ken prijs. Deze staatkunde is een voortdurende mislukking geweest. Zij moest het zijn en zij zal het blij ven; want om de reeds uiteengezette reden, kan er tusschen België en Nederland geen vriendschap bestaan De mogelijkheid ervan wordt eerst geschapen, wanneer in België de machtstrijd tusschen de beide volks deelen zal zijn uitgestreden. Dat wil zeggen; met de volkomen vrijwor ding van het Nederlandsche volks deel. Zoolang het Fransch sprekend volksdeel nog een rest van zijn macht over Vlaanderen heeft behou den, zoolang zal de onrust blijven. Zoolang ook zal dat volksdeel steun zoeken, steun moeten zoeken bij Frankrijk en vijandig staan tegenover Nederland. Een Nederlandsche staatkunde, die deze verhoudingen miskent, is bij voorbaat met lamheid geslagen. Zij put zich uit in vriendelijkheden, die naar den vorm met vriendelijk heden worden beantwoord, maar die in den werkelijken toestand hoege naamd niets wijzigen. Ons deelne men aan de onafhankelijkheids-ten toonstellingen, evenals de zgn. intel- lectueele toenadering, ook feest banketten, toespraken en ridderor den moeten in dit licht worden be schouwd. Hoe weinig al dit klater goud een werkelijk vijandige gezind heid vermag te bedekken, toont met verrassende welsprekendheid een feit uit den allerjongsten tijd: de beken tenis van minister van Caneghem van 19 April in de Belgische Ka mer, dat de uitvoering van bepaalde werken aan het Albertkanaal niet is gegund aan de firma, die het beste ontwerp had ingediend, en wel om dat deze firma van Nederlandschen oorsprong was. Let goed op: dit be sluit is door de Belgische regeering genomen in denzelfden tijd, dat onze oud-minister Colijn met burgemees ter Van Cauwelaert zoo uiterst vriendschappelijk onderhandelde over het verdrag, dat de Nederlandsch- Ik ben overtuigd, dat ik niet slechter ben, dan andere menschen, maar ik krijg alles. En wat geef ik om die knapheid van jou, als je toch geen rijken man kan trouwen en ons alle maal helpen?" voegde ze er met een onlogische zelfzucht aan toe, heele- maal 't feit over 't hoofd ziende, dat Honor's verdiensten jaren achtereen, 't kleine huishoudentje staande had den gehouden. Honor staarde Molly met groote oogen aan en hief haar hand op, als wilde ze 't een of ander dreigende ongeluk afwenden, doch ze wist dat niets werkelijks af kon wenden, wat komen zou. „Het is beter, deze narigheden nu niet te bespreken, laat ons er nog even mee wachten," zei ze. „Jij bent overstuur en ik ben niet in staat 'tgoed in me op te nemen, dus spreken we er morgen over, als Da vid er ook bij is. Ik ben zoo op nu dat ik een gevoel heb, niet goed te kunnen denken en nog minder de zaak te bespreken. Probeer flink te zijn, lieve Molly, we moeten elkaar helpen, om 't beste er van te maken we moeten den moed niet opgeven. „Misschien" en ze glimlachte flets" misschien is zelfs dezet don kere wolk met een zilver randje om lijnd". Belgische betrekkingen op een nieu wen grondslag moet opbouwen. Dit feit is er maar één uit een lange rij van laat ik het zéér zacht zeggen onwelwillendheden die de Belgische regeering zich je gens ons land heeft veroorloofd, na dat in Versailles haar aanslag op ons grondgebied en onze souvereiniteit was mislukt. Men mag mij niet ten kwade duiden, dat ik deze voor mijn betoog onmisbare feiten oprakel. Ik beoog daarmee allerminst een aan klacht tegen de Belgische regeering, die op haar wijze haar landsbelang heeft willen dienen. Haar staatkunde vertoont, bij alle wisselingen van mi nisters, een vaste lijn, die zij volgt met een bewonderenswaardige vol harding. Deze staatkunde is doelbe wust en krachtig, en waar zij met onze Nederlandsche belangen in botsing komt, zonder mededoogen. Wij mogen dit betreuren, het ware struisvogelachtig het te verbloemen. Een voorbeeld: de dringend noo- dige verbetering van den vaarweg van Holland naar Maastricht en Luik is altoos afgestuit op de tegen werking der Belgische regeering die de kanalisatie der Maas, waar deze grensrivier is, stelselmatig heeft te gengehouden. Dit was haar recht. Zij alleen heeft te beslissen of zij het belang van Luik dan well dat van Antwerpen zwaarder wil laten we gen. Welgezindheid jegens Neder land echter blijkt uit deze staatkunde niet. Een ander voorbeeld: het Moer dijkkanaal. De regelrechte verbin ding van de Antwerpsche dokken met het Hollandsch Diep zou van Antwerpen een Rijnhaven maken, binnenkort de voornaamste Rijnha ven. "Hierover zijn de deskundigen het eens. De wensch van België naar zulk een verbinding is haar recht. Maar deze begunstiging van Antwerpen zou gansch en al worden verkregen ten koste van Rotterdam. Naar algemeen oordeel zou het de nekslag zijn van Rotterdam als we reldhaven; voor heel Nederland een economische ramp. Naar tonnenmaat staan Rotterdam en Antwerpen vrijwel naast elkaar maar niettemin is reeds thans de Antwerpsche haven veel belangrijker dan die van Rotterdam, de waarde van het verkeer is er wel vijf maal zoo groot. (Wordt vervolgd.) „Ach, wat heeft 'tvoor zin zulke dingen te zeggen?" was Molly's kor zelig antwoord, ,,'t Helpt nogal wat, te praten over wolken met zilveren randen, als we voor harde feiten staan, ontzettende harde feiten zelfs. Ik moet naar boven, want ik hoor Baby huilen, 'tarme kind. Nou als jij vanavond toch over niets wil] spre ken, dan maar niet". Ze verdween en Honor liet zich weer in haar stoel neervallen, te uitgeput om zelfs te trachten wat eten te vinden, 't Eindeloos zoeken naar werk, al vanaf 's morgens, toen 't opwindend gesprek met Upton en ten slotte de scene met Molly, dit alles samen had haar krachten tot 't uiterste gespannen, en lichamelijk en geestelijk op lag ze achterover in haar stoel niet in staat geregeld te denken of zich ook maar in 't minst met iets in te spannen. Het klagend gehuil van de baby maakte haar dol zenuwachtig. Molly's zieke lijk gebrek aan zelfbeheersching gaf haar physiek een onbehagelijke ge waarwording, en opeens voelde ze, dat de last voor deze zielige, hulpe- looze familie, meer was, dan ze kon dragen. Een groot verlangen naar Guy en Guy's steun overviel haar. Nu, in dezen vermoeiden toestand drukten sluimeren in Uw huid. Gelaatsmassage met Purol wektze.tot nieuw leven. Een handleiding voor gelaatsmassage ont vangt U gratis bij koop van Purol (doos 30 ct.ytdbe 80 ct.j. AJTeen bij Apoth. en Drogisten. Exploitatie Provinciale Stoom bootdiensten. Dienst Vlissingen-Ter Neuzen. Ged. Staten deelen mede, dat reeds aan een commissie uit hun midden was opgedragen een rapport uit te brengen over dezen dienst, toen de Minister van Waterstaat be richtte, dat met ingang van 1 Jan. deze dienst van rijkssubsidie zou wor den uitgesloten. Op 3 Maart j.l. meldde de minister echter, dat voor 1932 de Rijkssubsidie ook voor de zen dienst nog zou gelden, doch na 1 Januari 1933 deze subsidie achter wege blijft, ook wegens de verminde ring die de betrokken post op de Rijksbegrooting voor 1933 zal moe ten ondergaan. Reeds door den eer sten brief van den minister was ech ter de vraag omtrent het al of niet voortbestaan van de lijn Vlissingen- Ter Neuzen in een geheel ander licht gesteld, van het meer theoretische was zij overgebracht op het gebied der werkelijkheid en een uitspraak werd door de omstandigheden een eisch. De genoemde commissie kwam tot de volgende conclusies: 1. Al beschouwt men de lijn Vlis- singenTer Neuzen niet als een lijn van doorgaand verkeer, toch mag daarin door den Minister geen aan leiding worden gezien de rijksbij drage voor die lijn in te trekken, zoolang de provincie haar aandeel blijft betalen in de tekorten op de lijnen, die wel tot het doorgaand verkeer gerekend moeten worden. 2. Opheffing van de lijn Vlissin- genTer Neuzen brengt voor het reizend publiek mede een langduri ger en minder geriefelijke reis, die bovendien veel duurder zal worden. Op het reizend publiek zal daardoor een zwaardere last gelegd worden die te schatten is op minstens f25.000 per jaar. 3. Door de opheffing zal de ver- de moeilijkheden, waar ze als vrouw alleen voor stond, haar dubbel zwaar en ten volle was ze zich bewust van haar onmacht. Hoe kon zij als zwakke vrouw, den levensstrijd aan, niet alleen wat haar zelf betrof, maar eveneens voor David, Molly en de baby. De kleine slordige kamer leek haar met z'n rommeligheid in 't ge zicht te slaan. Hoeveel honderden malen had ze die kamer opgeruimd en had Molly hem weer in een paar uur tijd in de grootste wanorde her schapen. Het was onmogelijk op te tornen tegen Molly's manier van laat- maar-waaien, en haar hopelooze tot- niets-in-staat-zijn. Héél langzaam stond ze ten slotte op, zocht zich wat te eten in de keuken, waar 't een nog ijselijker bende was, dan in de zitkamer en ging dan naar boven, naar haar eeni ge toevluchtsoord, haar slaapkamer. Hier werd ze ten minste met rust gelaten over 't algemeen en hier ging ze nu rustig haar moeilijke proble men overdenken. Toen ze zich in den eenigen makkelijken stoel dien ze bezat, had neergevleid, kwamen Molly's woorden weer bij haar op. „Wat geef ik om al je knapheid, als je toch geen rijken man kunt trouwen en ons helpen?" (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1932 | | pagina 1