WM^SCEQöl
Rechtszaken.
Raadsvergadering
te Breskens,
Koning Kikkerdik en zijn Zoontje
Ned. Herv. Kerk.
Zondag 29 Mei 1932.
Biervliet v 9,30 u ds Vrijlandt
Breskens v 9.30 ds W. H. Kelder Jr.
n 1,30 Zondagsschool.
n 5,30 ds W. H. Kelder Jr.
Cadzand v 9,30 u ds Visser
Groede v 9.30 u ds van Kooten
Hoofdplaat n 2.30 u ds Vrijlandt
Nieuwvliet vil u ds van Kooten
Oostburg v 10 u ds Faber
Schoondijke v 9,30 u ds Snijdelaar
Waterldk. v 9,30 u ds Huizinga
IJzendijke v 9,30 u ds Castelein
Ev. Luth. Gem. Groede.
v 9,30 u Mej. Da Dufour.
NIEUWVLIET.
Aan de A. S. S. V. te Arnhem ver
wierf de heer P. I. de Keuninck alhier,
het diploma voor cursus Boekhouden
voor de practijk.
Arrondissements-Rechtbank
te Middelburg.
Zitting van 27 Mei.
De volgende zaken werden be
handeld:
Diefstal: C. V. G., 25 j., vlasbewer
ker te Aardenburg, gedetineerd,
vrijspraak.
A. A. G., 18 j., arbeider te Aarden
burg, gedetineerd, werd verdacht dat
hij op 1 April 1932 te zamen en in
vereeniging met J. P. v. G. te Aarden-
burg, een aantal baalzakken heeft weg
genomen, toebehoorende aan K. H.
Elsch 2 maanden gev. straf.
Mr. Dieleman Jr., verdachtes raads
man, vroeg een lichtere straf.
A. A. G., voornoemd, werd ook nog
ten laste gelegd dat hij op 29 Maart
1932 te Aardenburg heeft weggeno
men een aantal baalzakken, toebehoo
rende aan A. d. B.
Eisch 2 m. gev. straf.
Mr. Dieleman Jr., verdachtes raads
man, vroeg een lichtere straf.
J. P. v. G., 19 j„ arbeider, Aarden
burg, gedetineerd uit anderen hoofde,
werd ten laste gelegd, dat hij op 1
April 1932 te zamen en in vereeniging
met A. A. G. te Aardenburg heeft
weggenomen een aantal baalzakken,
toebehoorende aan K. H.
Eisch 4 m. gev. str. Mr. Dieleman
Ir., vroeg lichtere straf.
L. B. V., 40 j„ aannemer en met
selaar te Hoofdplaat, was door den
Kantonrechter te Oostburg op 24
Maart 1932 veroordeeld tot f 60 of
20 dagen hechtenis, wegens het niet
ïakomen van de voorgeschreven
veiligheidsmaatregelen bij het bouwen
van een landbouwschuur te Biervliet,
3p 19 Januari 1932.
De verdachte was tegen die ver-
jordeeling in hooger beroep gekomen.
Eisch: Bevestiging vonnis Kanton-
echter. Mr. P. C. Adriaansen achtte
iet ten laste gelegde niet bewezen en
vroeg vrijspraak, of bij eventueele
veroordeeling een lichtere straf.
op Dinsdag 24 Mei 1932.
Te drie uur wordt de voltallige
vergadering geopend door den Voor-
ritter; de notulen der vorige ver
gadering worden hierna voorgele-
ten en ongewijzigd goedgekeurd.
Ingek. stukken.
aIngekomen is het goedkeurings
besluit van Ged. Staten van het
aadsbesluit tot vaststelling van een
straatgrens en een rooilijn aan het
Molenwater.
Op voorstel van B. en W. voor
iennisgeving aangenomen.
V ermakelijkheidsbelasting.
In de vorige vergadering werd op
voorstel van dhr. Carels besloten
dat B. en W. zouden nagaan de
mogelijkheid van vrijstelling der be-
asting op de eerste twee kermisda
gen.
Hernieuwde bespreking deed het
college besluiten niet van standpunt
ie veranderen.
Voorzitter: Wij willen eens afzien,
een geheel jaar, hoe de belasting
werkt. Nu al wijziging aanbrengen
zou het overzicht onzuiver maken.
Wenscht hierover nog iemand het
woord? Niet? Dan is aldus conform
ons voorstel besloten.
hkelsluiting.
0. en vvuieiieu ter vaststelling
in de Winkelsluitingsverordening,
waarbij, rekening houdend met een
opmerking van den minister, het
uur van openen op de zomer-zon-
dagen op 9 uur is bepaald. De vol
ledige tekst dezer verordening, die
1 Juni a.s. in werking treedt, vinden
de lezers elders in dit blad.
Dhr. Carels: Er blijven nog altijd
de 21 dagen, waarop de wet uit
zonderingen toestaat. Hoe denken
B. en W. die toe te passen?
Voorzitter: Die zijn toch reeds in
deze verordening verwerkt
Dhr. Carels: Nee, de uitzonderings-
dagen zijn nog niet aangewezen.
Voorzitter: Dan zullen we in een
volgende vergadering daaromtrent
ons advies uitbrengen.
Beroep Woningwet.
B. en W. merken hieromtrent het
volgende op
1. Op ons vorig voorstel besloot
de Raad op 29 April j.l. tot verda
ging, burgemeester en Wethouders
opdragende, juridisch advies en
nadere inlichtingen in te winnen en
te streven naar een oplossing, waar
bij niettemin het peil op de in den
brief aan Nieuwenburg van 9 Maart
j.l. aangegeven hoogte gehandhaafd
zou blijven.
2. Het resultaat onzer bemoei
ingen kunnen wij als volgt samen
vatten: Nieuwenburg bleek niet be
reid met ons te onderhandelen, zoo
dat van een gezamenlijk zoeken naar
een oplossing geen sprake kon zijn.
De vrijspraak is op zuiver-formee-
le gronden (en volgens onzen rechts
geleerden adviseur bovendien ten
onrechte) gedaan en het laat zich
aanzien, dat een nieuwe vervolging
een geheel anderen uitslag hebben
zal, terwijl bovendien de ernstige
kans bestaat, dat, mochten de hui
zen afgebouwd worden, de Justitie
bewoning straffen (en verhinderen)
zal op grond van artikel 71 bis der
bouwverordening.
Handhaving van het aangegeven
peil is ook uit technisch oogpunt
geboden, omdat bij verlaging met
20-25 c.m., het bouwen verderop, na
bij de Vergouwestraat, practisch on
mogelijk zou worden. Onze Juridi
sche adviseur ten slotte concludeert
tot de volledige rechtskracht van
de toegepaste artikelen der bouw
verordening; hij wijst voorts op het
verschil tusschen de bepaling door
burgemeester en wethouders van het
peil ingevolge lid 3 (welk geval
zich hier voordeed) en de eenvoudi
ge aanwijzing, die door den Opzich
ter gebeuren kan, ingevolge lid 1
van artikel 8 der verordening, zoodat
juridisch het gemeentebestuur vol
komen in het gelijk gesteld moet
worden. Ook billijkheidsoverwegin
gen kunnen z.i. niet aangevoerd wor
den om af te wijken van de geno
men beslissing, al ware het alleen
op grond van het feit, dat de bouwer
zich van de schriftelijke mededeeling
van het peil niets bleek aan te trek
ken, hoewel zijn beroepschrift ter
dege deze beslissing van burge
meester en wethouders als zoodanig
erkent.
3. Wij handhaven dan ook ons
prae-advies strekkende tot verwer
ping van het beroep, omdat noch
juridische, noch technische, noch
billijkheidsoverwegingen bestaan, die
grond opleveren om van ons besluit
af tc wijken. Naar onze stellige over
tuiging bovendien, zal verwerping
van het verzoekschrift uiteindelijk
meer in het belang van requestrant
blijken te zijn dan een tegengesteld
besluit van den raad.
4. De verschillende stukken liggen
vanzelfsprekend als steeds ter in
zage. Artikel 8 der bouwverordening
luidt als volgt:
„De bovenkant van den vloer
der benedenwoonvertrekken mag niet
lager gelegen zijn dan 0,15 Meter
boven de aangrenzende straat of,
indien het gebouw verder dan 5
Meter van eene straat verwijderd is,
boven den aangrenzenden beganen
buitengrond en in elk geval ten min
ste 0,50 Meter boven den aldaar
hoogst bekenden waterstand.
Onder de hoogte van de aangren
zende straat verstaat men de hoogte
van de kruin van den weg.
Voor woningen, gelegen aan den
voet van dijken en binnen 5 Meter
van de straat verwijderd, zullen Bur
gemeester en Wethouders eene an
dere vloerhoogte vaststellen, met
dien verstande, dat deze niet minder
zal bedragen dan 0,50 Meter boven
den aldaar hoogst bestaanden wa
terstand".
Voorzitter: Dit is dan de uitslag
van ons onderzoek; de stukken heb
ben de h azien. Ver
langt ieir, e inlichtin
gen?
Dhr. Carels: Ik wensch alleen nog
maar op te merken dat ik geen
volledige bevrediging kan vinden in
het advies van B. en W. en in
de stukken die over deze kwestie
ter inzage hebben gelegen. Ik kan
met het voorstel van.B, en W. dan
ook niet megaan.
Dhr. Lijk: Ik ga met de opmer
king van dhr. Carels geheel accoord.
Voorzitter: Willen we de zaak
misschien nog even nader toelichten
Maar, daar er een persoonlijke kant
aan de zaak verbonden is, zullen
we deze zijde in geheime vergade
ring moeten behandelen; het zakelij
ke deel kan dan in openbare be
spreking komen.
Dhr. Vasseur: Meneer de Voor
zitter, ik vind dat het persoonlijke
element bij deze zaak veel te veel
naar voren wordt gebracht. De kwes
tie is toch zoo simpel mogelijk. B.
en W. hebben geheel rechtens ge
handeld, terwijl volgens het prae-
advies Nieuwenburg weigert verdere
onderhandelingen te voeren.
Ik zie de zaak nu aldus: Er is
een aanvrage voor een bouwvergun
ning; B. en W. geven die onder
voorwaarde dat het peil nog zal
worden aangegeven. De bouwers
houden zich niet aan dat peil, ter
wijl het toch tijdig bekend is ge
maakt. Verder wenscht de betrok
kene over de zaak niet te onderhan
delen, dus is lang praten m.i. niet
noodig. Het komt mij voor dat er
veel sousa wordt gemaakt van een
eenvoudige zaak.
Voorzitter: Dat is ook zoo; toch
ben ik gaarne bereid verdere inlich
tingen te verstrekken. Verlangt ie
mand over te gaan in besloten zit
ting?
Dhr. Notebaart: Ja, meneer de
Voorzitter, mijn houding is nog
steeds niet bepaald; ik zou graag
nog g ontvangen.
De dt daarop ge-
sloter c. Na de her-
openi
Voi e persoonlijke
gesch ee afgedaan.
Wens et woord over
de za
Dh: neer de voor
zitter, rhalen dat B.
en W Het beroep
schrift afgewezen in
het b ente en ook
in da ;e bewoners.
Het p het later in
orde t hooge kosten
meebr
Dhr tter, is het
waar rgegaan met
bouwe
Voo
Dhr en ze moeten
afbrek beroepschrift
afwijze
Voo, :en zullen ze
het pe ming moeten
brenge gevene.
Aan een situatie-
teeken :itter een en
ander
Hier iming, waar
bij de Lijk „blan
co" li, ertegen ver
zette z lie opmerkte
dat al en gestemd
moest
Het orde wordt
hierop Brand blijkt
gelijk l a genoemde
heeren en het voor
stel va verwerping
van het 't algemeene
stemmt ïgenomen.
iestrating.
B. ei dat het ge-
wensch kuit, die de
toegang we begraaf
plaats heele lengte
in goec gen en vra
gen dat t van f2100.
Voor. mand daar
over h
Dhr. er de voor
zitter. it eens be
keken t lat ze tame
lijk got n wonen er
maar 3 aan, zoodat
een uitg or die straat
wel hoe
Voor: 2t vergeten,
dat het de begraaf
plaats i goed zijn.
Verder lijk bedoeld
als obje erschaffing.
Dhr. .ar gaat de
oude st<
Voorz ve nog niet.
Ook nii e zal zijn,
klinker latste geeft
meer we beter voor
de werk
Dhr. groot is de
heele oj
door G. Th.ROTMAN.
114.
Gelukkig was dokter Universalus
thuis en z'n baard was ook al weer
een beetje langer geworden. Hij
keek en keek naar de oogen van het
meisje. „Hm," bromde hij. Toen
bestreek hij de oogen met zalf en
bond er stijf een doek om. Zoo
moest ze nu drie dagen geblinddoekt
op bed liggen. „En dan zullen we
zien, of ze genezen is of niet," zei de
dokter.
115.
Och, och, wat duurden die dagen
lang! Pierewiet brandde van onge
duld! Zou de zalf helpen, of niet?
Hij bleef voortdurend aan het bed
zitten en den volgenden dag kwam
zoowaar dr. Snufneus ook al een
bezoek brengen. Toen er drie dagen
voorbij waren, zei dr. Universalus:
„Ziezoo, nu zullen we eens kijken!"
Voorzichtig maakte hij den doek los
en.... „O! wat heerlijk!" riep het
meisje. „Ik kan zien! Ik zie jullie
allemaal!" En ze klapte in de han
den van blijdschap.
D '«ranoimswflE
Voorzitter: Die bedraagt 600 M2
berekend ad f 3. Met eenige bij
werkjes samen dan f 2100.
Dhr. Brand: Is het de bedoeling,
het werk in eigen beheer te doen
uitvoeren?
Voorzitter: Ja!
Dhr. Carels: Als hét bedoeld is als
object voor de werkverschaffing, kan
ik met het voorstel meegaan. Zoo
niet, zou ik beter vinden, het werk
een jaar uit te stellen, daar het voor
dezen tijd te duur is.
Voorzitter: Het is ook de bedoe
ling niet, het werk direct aan te
vatten. Alleen zoodra blijkt dat het
noodig is. Nog iemand iets te vra
gen? Is niemand er tegen? Dan is
het met algemeene stemmen aange
nomen.
W er k verschaf fing.
B. en W. deelen den Raad als
hun zienswijze mede;
Ons is gebleken, dat er thans in
den landbouw voldoende werk te
vinden is voor de als werkloos in
geschrevenen. Wij stellen u daarom
voor de werkverschaffing tijdelijk
stop te zetten onder bepaling, dat
ons college, zoodra de toestand zich
wijzigt, de tewerkstelling heropent.
Voorzitter: Verlangt hierover ie
mand het woord?
Dhr. De Kruijter: Ja, voorzitter!
B. en W. zeggen dat hun gebleken
is dat er thans voldoende werk in
den landbouw te vinden is. Ik zou
graag zien dat dit bewezen werd.
Voorzitter: Laat ik beginnen met-
te zeggen dat we zelf niet erg te
vreden zijn en tot nu toe zijn ge
weest over de door ons zelf ont
worpen en tot nu toe toegepaste
regeling. Menigmaal hebben we er
over nagedacht, hoe een wijziging
aan te brengen zou zijn. Speciaal
hadden we daarbij ook op het oog
het dagloon van f 2.50, omdat we
meenden dat er bij zoo'n dagloon
werkloozen zouden zijn, die we nooit
zullen kwijtraken en die altijd bij den
steun zullen blijven. Dit is niet goed,
ook niet voor de menschen zelf;
die dienen zelf naar werk uit te
zien, altijd door.
De regeling voldeed ons dus niet.
Bij de laatste besprekingen daarover
kwam dan de meening naar voren
dat er thans in den landbouw wel
werk te vinden zou zijn. We hoorden
verder van een 5 a 6 landbouwers
dat ze nooit een Breskensche werk-
looze om werk kregen, terwijl er
in deze dagen wel werk was. Mis
schien dat niet ieder klaar zou ko
men, maar er zijn toch genoeg jon
geren, die best konden aanpakken.
En hiermee is ons voorstel dunkt
me voldoende toegelicht.
Dhr. De Kruijter: U zegt dat ge
bleken is dat er werk is, maar u
hebt niet aangewezen waar. Ik heb
hier een lijstje van menschen, waar
om werk is gevraagd zonder succes.
Spr. bespreekt hierna een voor
een een aantal boeren, waar eenige
werkloozen den vorigen dag waren
heengegaan, en vervolgt dan:Waar
om komen ze niet naar het arbeids
bureau? Ze weten toch, jïat er werk
loozen in de gemeente zijn! Het zou
voor onze gemeente heel wat voor-
deeliger komen. Nu hebben ze volk
van Groede en No. Eén; voor ons
beteekent het: geen werk. Hoe moet
het dan met de werkloozen?
Voorzitter: Probeeren werk te
krijgen.
Dhr. De Kruijter: Op déze manier
worden de menschen naar de gevan
genis gevoerd; dat kan zoo niet
gaan!
Dhr. Notebaart: B. en W. zeggen
wel dat er werk te vinden is maar
ze bewijzen niets. Bovendien, in den
landbouw zelf gaat het ook slecht
genoeg; er zijn weinig menschen
noodig en vele landarbeiders staan
zelf als werkloos ingeschreven. Dat
een landbouwer deze liever neemt
dan een havenarbeider spreekt van
zelf; de kans voor deze laatste is
dan ook heel gering. Hoe komen
B. en W. dan tot dit voorstel? Was
het dan niet beter geweest, als deze
regeling niet voldeed, er een andm
voor in de plaats te g
de leden dan ook a
met het voorstel va
mee te gaan.
Voorzitter: Als u h
eens is kunt u tegen
Dhr. Brand: Na ht
en het intreden der ut-u irv.
me meermalen afgevraagd, of de
toestand van den arbeider bij B. en
W. bekend is. Na dit voorstel twijfel
ik niet meer. Bij hen zit de prikkel
tot loonsverlaging. Bij du Bois wer
ken om die reden menschen uit
Groede. De Voorzitter vraagt zich
af, waarom, maar hij weet het well
Op een te Oostburg gehouden ver
gadering is gebleken, dat overal
landarbeiders ingeschreven staan.
Met dit idee van B. en W. zouden
die menschen door anderen, haven
arbeiders, uit het werk worden ver
dreven. Dat mag niet; evenmin als
deze door landarbeiders het werk
mag worden ontnomen.
Ik begrijp B. en W. niet en spe
ciaal niet, hoe weth. Cappon, die
als voorzitter van het crisis-comité
toch weet welke toestanden er in
onze gemeente heerschen, met zoo'n
voorstel durft komen.
Voorzitter: Ik moet, na het ge
sprokene, mijn meening handhaven.
Dhr. Notebaart: Het voorstel van
B. en W. zegt: Zoodra de toestand
zich wijzigt. Maar wat is er dan
veranderd?
Voorzitter: De zomer staat voor
de deur en daarmee komt werk los,
terwijl ons ter oore kwam dat bij
verschillende werkgevers nog nooit
een Breskensche werklooze om werk
had gevraagd.
Dhr. De Kruijter: We waren reeds
meer rond geweest; een week of
vier geleden is het ook gedaan.
Voorzitter: Dan toevallig toch niet
bij die menschen, die m ijhebben
ingelicht.
Dhr. Notebaart: B. en W. weten
wel, dat bij het uitkomen van werk
de landarbeiders vóórgaan. De heele
kwestie is, dat het college weinig
voor de werkloozen voelt.
Voorzitter: Dat ben ik niet met
u eens. Maar men behoeft in onze
gemeente toch geen arbeiders uit
andere gemeenten te laten voor
gaan!
Dhr. De Kruijter: Zou u niet den
ken, dat die werkverschaffing altijd
zal blijven bestaan?
Voorzitter: Dat weet ik niet; dat