Breskensche Courant 50 40 25 De strijd eener vrouw Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Breskens IV. FEUILLETON 41ste Jaargang Woensdag II Mei 1932 Nummer 3729 ABONNEMENT: per kwarléal 1,25 builen Breskens 1,40. Buitenland 6*50 per jaar. Zondagsblad per kwar taal f 0,63; en builen Breskens 0,725Bui tenland 3*50 per jaar. Verschijnt - iedeten DINSDAG- en VRIJDAGAVOND - Advertentie» worden aangenomen tot ui&ex-IIjjc 1 uur nam. Uitgave: J. C. LE BLEU, Dorpsstraat 35, BRESKENS Tel. 21 Postrekening 70179 ADVERTENTIÈN: van 1—5 regels f 0,75; iedere regel meer 15 ent. Ingez. mededeelingen 30 cent per regel Handelsadvertcnltèn bij regelabonnement groote kortingTarief op aan vraag verkrijgbaar. 1 CR A TI S verzekering voor de abonnë* tegen ongelukken, en mei moor dè volgende bedragen: gld bij ver lies oan een gulden bij levens- 1 A gld dood mm r* gld by ver- lange ongeschikt- f JÊ I door j lies oan een hcid tot werken een ongeluk hand of voel oog De risico van bovenstaande verzekering is herverzekerd bij de Ongevallen-Verzekering-Maatschappij „Fatum" gld bij ver lies van een duim te 's-Graoenhagc. gld bij ver lies van een wijsvinger I x-v gld bij verlies lij van eiken anderen vinger Met onderbreking van de histo rische volgorde, wensch ik hieron der een woord te wijden aan een vereeniging, die mij na aan het hart ligt en die in zoo ruime mate zegen verspreidt in onze gemeente. Haar naam is zoo aantrekkelijk en er schuilt een zoo wonderbare sym boliek 'in 1 In de wereld van het Christendom is het kruis het tee- ken van het lijden. Maar het groen is de kleur der hope en gij, lezers, weet het allen, hoe groot de be- teekenis van de hoop in het men- schelijk leven is. In de Grieksche mythologie is de hoop het groote geschenk en voorrecht, dat de menschheid behoudt, als na het ope nen van de doos van Pandora door den onvoorzichtigen, verliefden Epi- metheus, allerlei ellende, ziekten en kwalen zich over de menschheid uit storten en de hoop alleen op den bodem achterblijft. Zoolang het lij den nog verankerd is in-de hoop, blijft de lijdende zijn moed en wils kracht behouden I Ziet hier verklaard, waarom de naam van onze prachtige vereeniging mij zoo boeit. Op de belangrijke vraag, hoe is het „Groene Kruis" bij ons ontstaan en aan wien komt daarvoor aller eerst idank toe, behoef ik u, ge lukkig, het antwoord niet schuldig te blijven. Immers, in de Meimaand van het jaar 1912 bracht op ver zoek van den burgemeester de zeer, zeer ijverige propagandiste, wijlen Mejuffrouw van Hilst ze overleed helaas, het vorige jaar een be zoek aan onze gemeente, waardoor zich een commissie vormde met het doel, zoo mogelijk te geraken tot de oprichting van een plaatselijke afdeeling van het Groene Kruis. Uit die commissie werden enkele leden aangewezen om met elkander een „werk"- of propaganda-commissie te vormen en die tot directe taak kreeg: het werven van leden. Waarschijnlijk hebben het zeer mooie doel en de ijver en toewijding samengewerkt om de taak der propaganda-commissie tot een zeer dankbare te maken. Immers, de leden stroomden toe en zelfs kon de voorzitter van de com missie op de constitueerende ver gadering der afdeeling op 1 Juni 35. (Honor Bricht) door L. G. MOBERLY met vertaling van Mevr. De Vry Obreen—Breda Kleynenberg. o „Nee, dat zie ik zeker niet in," antwoordde hij vol vuur, terwijl hij haar hand nam en haar dichter naar zich toe trok, „jij zult nooit oud worden, liefste, je hebt je gelaafd aan de fontein der eeuwige jeugd". „Hè, praat toch als 't je blieft verstandig," Jachte ze iets of wat bewogen, „we zijn geen kinderen en je moet je niet allerlei dingen van me verbeelden, die niet waar zijn". „Ik zeg niets, wat niet waar is," antwoordde hij onverstoorbaar, „ik spreek de waarachtige waarheid. Ik wensch je voor mezelf. Ik ben van daag gekomen, om je te vragen met me te willen trouwen". „Maar, ik heb nooit er aan ge dacht, ik bedoel, dat ik mezelf veel te oud vind, om 1912 onder warm applaus mededee- len, !dat in het onderdeel onzer ge meente, Nieuwe Sluis, ieder die daarvoor in aanmerking kwam, lid was geworden. Hier komt een herinnering bij mij boven aan een gebeurtenis, die op zoo eenige wijze illustreert, dat „het nieuwe," hoe goed ook bedoeld, niet altijd en door iedereen dadelijk wordt begrepen en gewaardeerd. Toen na melijk kort na de oprichting de af deeling van het „Groene Kruis" een verzoek richtte tot de vereeniging, het Ziekenfonds, voor het sluiten van een leening van f 500.-, werd hierin pas na een zeer rumoerige vergadering toegestemd, terwijl bij de gehouden discussies de meening werd geopperd, dat het Groene Kruis toch maar een „vereeniging voor de heeren" was. Lacht u daarom, le zers? Ja, het was ook belachelijk. De man, die destijds deze dwaas heid verkondigde ik zal zijn naam verzwijgen zal in de ver streken twintig jaar wel overtuigd zijn, dat als één vereeniging de naam zou mogen dragen „door het volk, voor het volk," het deze zou zijn. In deze eerste bijeenkomst werd door den voorioopigen voorzitter een woord van welgemeenden dank ge bracht aan den heer C. Dieleman voor het artikel in de Breskensche courant, waarin hij een sterk aanbe velend woord voor de oprichting eener afdeeiing had geschreven. Nadat nog de juiste bedoeling van het Groene Kruis uitvoerig en nauw keurig was uiteengezet, werden de statuten en het huishoudelijk regle ment vastgesteld en overgegaan tot de benoeming van een bestuur. Daar in werden gekozen de heeren E. de Thouars, L. J. Roggeband, K. Min- derhoud, C. Dieleman, J. Hoogstad, P. C. van den Heuvel en C. Nier- mans. In de e.v. bestuursvergade ring werden de functies aldus ver deeld: de heer De Thouars, voorzit ter; Roggeband, vice-voorzitter; Nier mans, secretaris; Dieleman, pen ningmeester en van den Heuvel, commissaris van het materiaal, ter wijl de doktoren van Noppen en Frazer werden uitgenoodigd als ad- viseerende leden op te willen treden. Laat ik er dadelijk aan toevoegen dat de heer Niermans zich de be noeming slechts had doen welgeval len onder mededeeling dat hij het „Je bent niet te oud, dat een man van je zou kunnen houden, als 't dat is, wat je bedoelt," viel hij haar in de reden. „Wat zijn dat voor gek ken, die uit willen maken, dat liefde alleen de jeugd toebehoort? 't Is zul ke gekheid, dat we er niet verder over hoeven te spreken! Liefde is niet eensklaps uit op een zekeren leeftijd. Ik heb dit zelf ontdekt, ik ontdekte 't van 't eerste moment af, dat ik jou zag". „Maar begon ze, echter om dadelijk weer in de reden te wor den gevallen. „Kom me niet met „maren" aan," zei hij vroolijk, „vertel me alleen dit, vertel 't me eerlijk, zou je genoeg van me kunnen houden, mijn vrouw te worden? Dat is 't eenige, wat er op aan komt". „Ik dacht nooit," aarzelde ze nog eens, maar de sterke greep van zijn hand had een wonderlijk kalmee renden invloed en ze keek hem in 't krachtige gelaat, tot de gewaar wording komend, dat er een gevoel van groote kalmte van uitging. „Je bent iemand om heelemaal op te vertrouwen," zei ze langzaam. „Dat hoop ik," antwoordde hij, „ik hoop, dat de vrouw, die ik lief heb me altijd zal kunnen vertrou wen, maar de vraag is, kan de vrouw waar ik van houd, leeren mij lief te hebben?" secretariaat slechts tijdelijk wenschte waar te nemen; hij werd dan ook i;n 1913 vervangen door den heer Dieleman. Voorts vermeld ik hier ook nog dat de opengekomen plaats door het overlijden van den heer Roggeband werd ingenomen door den heer Geelhoed. In de jaarvergadering van 1914 werd een begrooting aangeboden, waarin de inkomsten en uitgaven werden geraamd op f 255, een be drag dat den snellen vooruitgang der vereeniging teekent, althans wat het ledental betreft. 't Was in deze jaarvergadering dat Dg. Meeuwenberg, wiens naam met erkentelijkheid in de annalen van het Groene Kruis staat opgeteekend, zoo wel door zijn ijveren bij de oprich ting als door zijn geslaagde poging om de diaconie tegen een vrij hooge contributie lid te doen worden, met het voorstel kwam om door de ver eeniging een cursus voor eerste hulp bij ongelukken te organiseeren. Ik maakte zooeven het voorbe houd „althans wat het ledental be treft," want het ijverige bestuur er gerde er zich aan, dat de jaarver gaderingen zoo slecht bezocht wer den door de leden, zoodat het zich wel moest afvragen of het hier gold een overmaat van vertrouwen in de leiding of een ondermaat van be langstelling bij de leden. Trouwens, laat ik er geen doekjes om windenin menige vereeniging is de toestand op het oogenblik nog niet gunstiger; de leden „gelooven het wel" en laten de besturen maar werken en beslissen. Het zou mij een buitengewoon genoegen doen, indien ik mocht bemerken dat in de geesteshouding en de gedragin gen van de Bressianers in dit op zicht een belangrijke wijziging intrad. In de jaarvergadering van 1916 stelde de heer Van Zuijen voor, dat de afdeeling Breskens van het Groene Kruis lid zou worden van de Provinciale vereeniging tot bestrij ding van de tuberculose, welk voor stel werd aangenomen, terwijl de heer De Groote er nog eens op aan drong dat de afdeeling zou trachten een wijkverpleegster aan te stellen. Het jaar 1916 bracht nog een for tuintje voor de kas. Immers in dat jaar organiseerden de Belgische vluchtelingen een soirée, waarvan de netto-opbrengst aan het Groene Dan was er een moment van stilte, alleen onderbroken door 't gezang der leeuwerikken boven de hei en Dorothea stond met gebogen hoofd, haar oogen gericht op de rozen in 'tgras aan haar voeten. Eindelijk zei ze: „Eens, héél lang geleden, is er een man geweest in m'n leven, waar ik van hield. Hij ging in den oorlog naar Zuid-Afrika en nooit heb ik geweten of hij van mij hield of dat 't alleen vriendschap was. Hij sneuvelde op 't veld van eer, maar ik heb hem nooit kun nen vergeten". „En zal dat tusschen ons in staan?" Zijn diepe stem klonk bijna hard. „Kan je mij niet geven, wat die ander overliet?" Toen hij dit zei, richtte ze haar oogen naar hem op. „Je bent zoo'n goede vriend van me geworden," zei ze, „een echte lieve vriend, en ik geloof dat ik je wel meer kan geven, dan wat je daar vraagt". „Bedoel je, dat je van me zou kunnen houden, op de manier, zoo als ik 't zoo graag zou willen?" Er was iets peinzends in den blik, dien ze op hem richtte. „Ik vraag me af, of we werkelijk onze verloren jeugd in kunnen ha len". Een glimlach overtoog haar gelaat, iets innigs liefs er aan ge vend, „Dat had ik niet moeten zeg- Het Echtpaar P. DE SM dat heden (Dinsdag) zijn Kruis werd geschonken. Twee jaar later, in de jaarvergade ring van 1918, kwam Dr. Wallien met het voorstel om een gebouwtje met lighal en plaats voor een paar zieken te stichten en over te gaan tot de aanstelling van een wijkver pleegster, doch om de hooge kosten en de betrekkelijk nog geringe mid delen, waarover men beschikte, moest daarvan worden afgezien. Intusschen bleek de behoefte aan een ligtentje zóó groot dat de af deeling in 1921 bij het gemeente bestuur om subsidie aanklopte. Over-' tuigd van het groote nut, van den zegen door het Groene Kruis ge sticht, schonk het uit de gemeente kas het ligtentje. Belangrijk is het, thans te ver melden, dat in Februari 1925 de wensch om een wijkverpleegster aan te stellen, opnieuw met klem werd verdedigd en wel met het gelukkig resultaat, dat met groote meerder heid van stemmen werd besloten het bestuur op te dragen, met de zus tervereniging te Groede en met de twee doktoren te confereeren en voor 1 Mei met bepaalde voorstellen te komen. Welnu, op den 16 Mei 1925 valt het besluit, dat met subsi die van de gemeenten Breskens en Groede, van de Prov. vereeniging het Groene Kruis en van de Prov. vereeniging tot bestrijding van de tuberculose voor de beide gemeenten te zamen één wijkverpleegster zal gen, het is absoluut in tegen spraak met al m'n principes, alles waar ik in geloof. Ik geloof even min, dat leeftijd iets met liefde te maken heeft, en ik weet, dat ik van je kan houden, zooals jij 'twenscht alleen ze hield op. „Alleen wat?" vroeg hij, haar meer naar zich toetrekkend. „Als je alleen maar niet van me verlangt, dat ik den man, die daar in Afrika begraven ligt, heelemaal zal vergeten 1 Iets van mijn liefde moet altijd aan hem toebehooren". „Jij zou niet zijn wie je bent, als je een oude liefde zoudt verge ten," zei hij teeder. „Lieveling, ik misgun den man, waar je van hield niet, niets. Geef me alleen 't beste, wat je nog te geven hebt en ik zal meer dan tevreden zijn. Ik verlang je gelukkig te maken". „En iedereen zal zeggen: „Wat een paar oude gekken," lachte Do rothea, terwijl hij bukte, om haar te kussen en lachend antwoordde hij: „Wat wij doen is een dwaas heid, die de heele wereld ons zal benijden, liefste, geloof dat maar. Hoe ze ook kletsen, ze zullen ons van ganscher harte benijden 1" 0 —Westerweel te Breskens )-jarig Huwelijksfeest viert. worden aangesteld. Als zoodanig wordt kort daarop aangesteld de Diacones Zuster Mien, die nu nog te Groede is. Hoewel over het optreden van de ze zuster niet anders dan met den grootsten lof kan worden gesproken, bleek toch al spoedig, dat het be dienen van twee gemeenten met schier onoverkomelijke moeilijkhe den gepaard ging, terwijl overigens de hulp van een verpleegster in alle kringen der bevolking hoogelijk werd gewaardeerd. En zoo is het begrij pelijk dat al gauw de wensch op kwam en het plan ontstond om voor elk van de beide gemeenten een verpleegster te hebben. Met groote geestdrift gaat men aan het werk; een commissie wordt ingesteld die alle inwoners nog eens langs wil gaan, hetzij om nog als lid toe te treden, hetzij om de contribu tie te verhoogen. Verdienstelijk daar bij maakte zich vooral Dr. Wallien, hoewel de verstandhouding tusschen hem en het bestuur in den laatsten tijd wel wat te wenschen had over gelaten; hij alleen bracht 55 nieuwe leden aan. Zoo komt dan 28 Octo ber 1927, de dag waarop wordt be sloten met verhoogde subsidie van de beide gemeenten in elk een ver pleegster aan te stellen. Als eerste zuster wordt daarop spoedig voor de afdeeling Breskens aangesteld Mej. A. IJzenbrant, in de wandeling bekend als „Zuster HOOFDSTUK XV. Een dilemma. Maanden waren voorbij gegaan. De winter had plaats gemaakt voor 't voorjaar; de zomerpracht was ge volgd op de ontluikende lieflijkheid van de lente; weer was er een winter voorbij gegaan en weer gevolgd door een lente en nog steeds was er geen tijding van Guy Martin. Meer dan twee jaar was hij al weg en langer dan achttien maanden was er niets van hem gehoord, terwijl alle navraag niet de minste uitwerking had gehad. Sinds zijn laatsten brief, geschreven vanuit een afgelegen plaats in Azië, ruim achttien maanden geleden was er dus taal noch teeken van hem vernomen. Hij was eenvoudig ver dwenen in 't onbekende, geen spoor achter zich latend. De wanhoop van 'tmaar altijd wachten en 't geslin gerd worden tusschen hoop en vrees, was Honor's uiterlijk niet ten goede gekomen, ze zag er mat en bleek uit en om 'haar mond vertoonden zich lijnen; maar de wereld toonde ze een moedig gezicht en nog sprak er een zekere moed uit haar stem en lach; ze wilde niet, dat de uit drukking van haar oogen iets van haar innerlijke wanhoop zou ver raden. ÏWordt vervolgd .1

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1932 | | pagina 1