Breskensche Courant
200
40
25
li) üan e^cn
Huldiging van Opper de Voogt
De strijd eener vrouw
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
FEUILLETON
Rechtszaken,
41ste Taarerang
Woensdag 27 April 1932
Nummer 3725
ABONNEMENT:
per kwartaal 1,25;
buiten Breskens l ,40.
Buitenland 6,50 per
jaar.
Zondagsblad per kaar-
taal f 0,65; en builen
Breskens f 0,725. Bui
tenland 3JjO per jaar.
Verschijnt
- iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND -
Advertentiën worden aangenomen tot uiterJQk t uur nam.
Uitgave:
J. C. LE BLEU, Dorpsstraat 35, BRESKENS
Tel. 21 Postrekening 70179
ADVERTENTIËN:
van 5 regels f 0,75;
iederè regel meer 15 ent.
Ingez. mededeelingen 30
cent per regel.
Handclsadvertenliên bij
regelabonnement groote
kortingTarief op aan
vraag verkrijgbaar.
GRATIS verzekering voor de
abonnfs tegen ongelukkenen
mei voor dé volgende bedragen:
gulden bij levens- x-v gld bij dood p* gld bij ver- z-v gld bij ver-
lange ongeschikt- IIJII door j lies van een j ^es üan een
hcid lot werken een ongeluk hand of voet oog
De risico van bovenstaande verzekering is herverzekerd bij de Ongevallcn-Verzekering-Maatschappij
gld bij ver
lies van een
duim
Fatum" te 's-Gravenhage.
gld bij ver
lies van een
wijsvinger
•t gld bij verlies
anderen vinger
De uitreiking der gouden medaille
Op 23 April j.l. had de uitrei
king plaats van de gouden medaille
■wegens langdurigen dienst aan den
opperwachtmeester J. de Voogt, com
mandant van de brigade Maréchaus
see alhier. Te omstreeks twee uur
had zich op het terrein bij het ka
zernegebouw een talrijke schare col
lega's, vrienden en belangstellenden
verzameld, ten einde die uitreiking
welke op officieele wijze voor het
front van den troep door den Divisie
commandant, in tegenwoordigheid
van den Districts-commandant zou
plaats hebben, bij te wonen.
Nadat alle brigade-commandanten
uit het district Vlissingen, vele wacht
meesters en maréchaussee's, onder
commando van den oudsten opper
wachtmeester waren aangetreden,
had de uitreiking door den Divisie-
C. plaats, waarbij hij den opper
wachtmeester De Voogt ongeveer als
volgt toesprak:
Opper de Voogt, nu het heden
zes en dertig jaren is geleden, dat
u als militair in dienst trad en het
vaderland gedurende dien tijd trouw
en eerlijk, tevens op waardige wijze
31.
(Honor Bricht)
door
L. G. MOBERLY
met vertaling van
Mevr. De Vry ObreenBreda
Kleynenberg.
„Beesten veranderen wel eens van
gedaante als sprookjes waar zijn.
Ze hebben soms de aangename ma
nier in prinsen te veranderen
jonge, betooverende prinsen!"
„Een gedaanteverwisseling bij dht
soort van beest is niet aan te nemen,
verbeeldt je, hij plotseling een be
korende prins, 't Is wel jammer, dat
Honor z11 hoofd er niet af kan
hakken, maar dan zou 't ook uit zijn
met haar werk en 't is toch nog
beter voor een beest te werken, dan
heelemaal nietl Ha, brieven," brak
ze opeens 't gesprek af, toen 't meisje
met een blad binnenkwam, waarop
brieven lagen. „Eén voor mij uit
Banalares, oh, wat eenig van Mark
mij te schrijven, dat is een echte
verrassing I Deze mail schijnt hij mij
eens te hebben geschreven, inplaats
hebt gediend, acht ik het mij een
voorrecht, u persoonlijk daarvoor de
gouden medaille te mogen uitrei
ken. Zes en dertig jaren is een lange
tijd, vooral bij het wapen der Kon.
Maréchaussee met zijn dikwijls moei
lijk te vervullen politiedienst, die
zoowel bij dag als nacht de geheelc
persoon vereischt. Bij een ander wa
pen toch wordt den ouderen veelal
op hoogeren leeftijd een lichamelijk
lichtere taak toegewezen, wat bij ons
niet het geval is.
Zes en dertig jaar. Het moet u
geweest zijn alsof u een hoogen
berg te beklimmen had, toen u uw
diensttijd begon. U hebt den moed
gehad er mee te beginnen en hebt
volhard tot u op den top zijt be
land. Vandaar dat het u zeker is
gelukt, steeds de slanke lijn ts be
waren, als gevolg waarvan u nog
altijd een vlug politieman en een
kwiek militair is.
Deze dag zal voor u en de uwen
ongetwijfeld een feestdag zijn, nu u
in het bijzijn van velen uwer collega's
en vrienden deze hooge onderschei
ding wordt verleend. Dat het een
zeer hooge onderscheiding is, bewijst
welhaast het metaal waarvan ze is
vervaardigd, n.l. van het „edele"
goud.
Echter is er ook een schaduwzijde
aan dit jubileeren verbonden en wel
dat u binnen korten tijd onze ge
lederen met pensioen gaat verlaten.
Het strekt u daarbij tot eer dat u
eigener beweging uw taak neerlegt
om die over te geven aan een jon
gere kracht. Ik wensch u dan ook
nog een langen en aangenamen tijd
van rust toe.
Vervolgens voerde de Districts-
C. het woord en sprak ongeveer
als volgt:
Geachte opperwachtmeester de
Voogt. Het zij mij als uw Districts
commandant vergund-, u in aanslui
ting op het gesprokene allereerst ge
luk te wenschen met de verleening
van de gouden medaille voor lang
durigen dienst. Hoewel nog niet zoo
heel lang het commando over u
voerende, heb ik u toch leeren ken
nen en hoogachten als een goed
Brigade-commandant. Het is mij al
tijd een genoegen geweest de noodi-
dige dienstbesprekingen met u te
houden. Ik feliciteer u met deze
welverdiende onderscheiding.
van U1"
Dorothea keek glimlachend naar
't opgewonden gezichtje en héél even
kwam er op haar gezicht een on
deugend trekje, zonder dat Lettice
't echter opmerkte. Toen ging ook
zij zich verdiepen in haar correspon
dentie, tot ze hierin werd opgeschikt
door een plotselingen uitroep van
Lettice.
Het meisje stond voor 'topen
raam, de zachte Meiwind, die heer
lijk binnen woei, speelde door haar
haar, en 't frissche opgewekte ge
zichtje stond stralend.
„Ik kan me niet begrijpen, dat 't
waar is," zei ze, terwijl een lieve,
droomerige uitdrukking in haar
oogen kwam, „'tis eenvoudig weer
een stukje droom, wat ik beleef in
dit sprookjesland; straks ontwaak ik
en zal dan weer in 't alledaagsche
teruggevoerd worden. Ik geloof vast,
dat ik gewoon in mijn slaapkamer
op de flat wakker zal worden en
dat dit alles maar een droom is
geweest".
„Je praat wartaal, lieve kind. Wat
is er niet waar? Wat is een droom?"
„Wel, dit," Lettice zwaaide den
brief als een banier boven haar
hoofd, „ik geloof zeker, dat hij me
door een belachelijk mooie rose bril
ziet, hij kan niet alles meenen, wat
hij zegt, of hij past een soort biolo
gie op me toe. Maar hij oh,
Een overzicht der feestgroep. Zittend, in het midden, van links naar rechts: Divisie-Commandant,
Opper de Voogt, zijn Echtgenoote en de Districts-Commandant.
De Edelachtbare Heer D. H. van
Zuijen nam vervolgens als burge
meester het woord om den „Opper"
als een in de gemeente geziene per
soonlijkheid te schetsen. Verder ken
de hij hem als een ambtenaar die
een zaak objectief wist te behande
len. Zijn schriftelijke rapporten wa
ren onberispelijk; zijn mondelinge
bezaten vaak een kernachtige pittig
heid. De gemeente ziet hem on
gaarne vertrekken.
Als collega en vriend sprak ver
volgens de opperw.meester Donker:
't Is me een waar genoegen een
enkel woord tot den jubilaris te mo
gen spreken, waarvoor ik op de
eerste plaats mijn hartelijken dank
betuig aan den H. E. G. Heer Di
visie Commandant, die me daarvoor
in de gelegenheid stelt.
Waarde collega en vriend Opper
wachtmeester de Voogt het is heden
den dag, dat ge den gouden me
daille ontvangt voor zes en dertig
jarige trouwen dienst. Dit feit brengt
ons bijéén om den dienstmakker,
die altijd is geweest een betrouw
baar collega en vriend, te huldigen.
Het moet ons tot blijdschap stem
men dat we een voorbeeld hebben
gehad van iemand die als soldaat
schat van een sprookjesfee, denkt U,
dat U 't prettig zoudt vinden als ik
echt, heelemaal bij U zou hooren?"
Vlug kwam ze door de kamer
en knielde bij Dorothea's stoel, haar
handen vouwende over die van de
oudere vrouw en haar met schit
terende oogen aanziende.
„Ik weet nog maar steeds niet,
waar je 't over hebt, je verhaal
is erg onsamenhangend" zei Doro
thea bedaard, „je moet me uitleg
geven van al je opmerkingen, als je
wilt, dat ik begrijp, waar 'tom gaat".
„Luister. Deze brief is van
hem aan mij".
„Van Mark, bedoel je? Je zei ten
minste iets van een brief van Mark,
toen 'je net post kreeg".
„Ja van Mark en hij schrijft
ja hij schrijft 't werkelijk, dat hij
me voor altijd bij zich wenscht. Het
kan niet waar zijn, natuurlijk, het is
weer een stukje droom, wat hier
bij dit sprookjesland hoort, maar een
feit is, dat hij 't me zwart op wit
schrijft".
„M'n lieve kind" Dorothea
legde haar beide handen op de
beide schouders van 't meisje „oh,
wat vind ik dat heerlijk, ik ben
er zóó verrukt over, want 't is juist,
wat ik me gekozen zou hebben, als
'taan mij was geweest! Maar waar
om heeft de goeie jongen al dien
tijd gewacht met je dit te zeggen?
het moeitevoi politiewerk getrouw is
nagekomen. Voorwaar in dezen tijd
van zooveel verval en onoprechtheid
in de samenleving, een gelukkig ver
schijnsel.
Ge kunt er van overtuigd zijn,
dat het ons goed doet aan U en
mannen in ons korps de gouden
medaille te zien uitreiken.
Voor ons allen waart ge een voor
beeld als collega en vriend en tot
steun van een ieder waar zulks noo-
dig bleek. Daarom namens allen die
ik vertegenwoordig „proficiat," dat
ge nog dikwijls moogt peinzen aan
dezen gewichtigen dag, welke we
thans met U gedenken. Behoud een
aangename herinnering aan den
dienst en kameraadschap en laat het
devies zonder Vrees en zonder Blaam
Uw devies blijven.
We hebben gemeend U als aan
denken een kleinigheid te moeten
aanbieden. Gelieve deze schemer
lamp en rooktafel te aanvaarden als
blijk van goede kameraadschap en
we willen hopen, dat wanneer deze
bij schemeravonden is ontstoken, ge
dit jubilé van tijd tot tijd de revue
zult laten passeeren.
Het heeft Opper de Voogt dien
dag niet aan belangstelling ontbro
ken, getuige de groote opkomst van
Waarom 't niet wat eerder gezegd,
desnoods vóór hij op reis ging?"
„Ja, dat is zoo," en Lettice liet
een gelukkig lachje hooren, „doch
er is maar één antwoord op deze
vragen en wel, omdat hij een man
is en er van die soort malle bezwa
ren op na houdt, zooals sommige
mannen wel hebben. Hij wou me
niet binden, of zooiets idioots, zelfs
nu drukt hij zich niet ronduit uit!"
„Wat schrijft hij dan, vertel me
toch eens, zie je niet, dat ik brand
van nieuwsgierigheid? Tot in de
puntjes wil ik er alles over hooren".
„Hij schrijft, dat als hij thuiskomt,
hij me zou willen vragen, of ik ook
van hem zou kunnen houden. „Als
ik thuis kom" schrijft hij, dus eigen
lijk stelt hij me de vraag nu niet".
Met een verholen schalksche uit
drukking zag ze Dorothea aan. „Hij
voelt, dat hij 't niet moest vragen,
terwijl hij zoo ver weg is, er mocht
eens iets gebeuren, dus hij vraagt
alleen, of hij 't mag wagen, als hij
terug komt. Oh, is 't niet een koste
lijke typel Ik veronderstel, dat hij
nu nog geen antwoord verwacht,
pas als hij thuiskomt. Zou 't dat
zijn? Wat zou ik nu voor antwoord
moeten geven? Natuurlijk is hij vrij
me .te vragen, wat hij wil als hij
thuiskomt!"
„Lettice, je bent een ondeugende
kleine plaaggeest, je weet best, wat
belangstellenden, alsmede vele fraaie
bloemstukken en een zeer groot aan
tal felicitaties.
Politierechter te Middelburg.
Zitting van 19 April.
De volgende zaken werden., o. m.
behandeld:
P. v. d. B„ 63 j„ huisvr. van E. M„
zonder beroep te Oostburg, werd ver
dacht dat zij op 27 Febr. 1932 te
Oostburg S. N. heeft beleedigd.
Eisch f 10 s 5 d„ uitspraak idem.
S. M. d. P., huisvr. van C. T„ 54
zonder beroep te Hoofdplaat, werd
verdacht dat zij op 28 Febr. 1932 te
Hoofdplaat Fl. S. met een hard voor
werp op het achterhoofd en rug heeft
geslagen. Eisch f 15 s 10 d., uit
spraak idem.
D. F„ 45 j„ arbeider te Schoon-
dijke, werd beklaagd dat hij op 15
Maart j.l. te Schoondijke met een
mestriek in de hand gedreigd heeft L.
M. dood te zullen steken, als zij niet
weg ging.
Eisch vrijspraak, uitspraak idem.
hij wil en ben je soms niet van
plan, mij je antwoord te zeggen,
hoewel die arme Mark maar moet
wachten, tot hij terug komt?"
„Ja zeker, arme Markl Maar, lief
pleegmoedertje," Lettice zat recht
op voor haar geknield, „vindt U,
dan niet, dat hij een flink standje
verdient met zoo verschrikkelijk
dwaas te doen?"
„Wat is er dan zoo dwaas van
hem?"
„Wel, uit dezen brief is duidelijk
te lezen, dat hij al zeker was van
zijn gevoelens, vóórdat hij wegging,
hij wou me er alleen niet over spre
ken, omdat hij naar zulke onbe
kende oorden trok, waarvan hij mis
schien nooit meer terug zou keeren.
Hij vond 't niet goed mij te binden
aan een man, die trekkende was
door wildernissen en waarvan de toe
komst onzeker was! Nou, dat vind
ik gewoon bespottelijk, U niet?"
„Nee, Mark voelde je niet te mo
gen binden aan hem in deze om
standigheden".
„Ja, dat begrijp ik maar toch
is 'tmal van hem. Ik ben toch niet
zóó jong en onnoozel, dat ik niet
tegen eenige risico kanWaar
om zou hij veronderstellen, dat ik
niet 't hoofd kan bieden aan moei
lijkheden?"
.(Wordt vervolgd}.