Breskensche Courant HBtgeheim der Visschershut CR STIJFSEL HELDERWIT Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. ^>r\ej u\\ ^oeVaves\. FEU1LLETON Boven de Afrikaansche Gletschers. 40ste Jaargang Woensdag 19 November 1930 Nummer 3582 ABONNEMENT: per kwartéal 1,25; buiten Breskens 1,40. Buitenland f 6,50 per jaar. Zondagsblad per kwar- taol f 0,65; en buiten Breskens f 0,725Bui tenland f 3,50 per jaar. Verschijnt - iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND Advertentiën worden aangenomen tot uiterlijk 1 uur nam. Uitgave: J. C. LE BLEU. Dorpsstraat 35. BRESKENS Tel. 21 Postrekening 70179 ADVERTENTIËN: van l 5 regels f 0,75; iedere regel meer 15 ent. Ingez. mededeelingen 30 cent per regel. Handelsadüertentiên bij regelabonnement grcolc korting. Tarief op aan vraag verkrijgbaar. GRATIS verzekering voor de gulden bij levens- 1 f\ 2^ bij 3ood gld bij ver- f" f\ bij ver- J bij ver- s* p* gld bij ver- 2^ bij verlies abonnes tegen ongelukken, en J! II I lange ongeschikt- II II I door lies van een jl0an cen 4( i es üan ccn Z. van een 11/ Van e^en titel voor de volgende bedragen: heid tot werken een ongeluk hand of voet oog duim wijsvinger anderen vinger De risico van bovenstaande verzekering is herverzekerd bij de Ongevallen-Ver zekering-Maatschappij „Fatum" te 's-Gravenhage. De nood der Bessarabisclie boeren. De zware crisis, dje de landbouw in Bessarabië doormaakt, is ook in West- Europa bekend. Reeds in de lente heb ben de boeren erover geklaagd, dat de onkosten voor 'het bewerken van het land en het zaaien meer bedroegen, dan de geheele oogst zou kunnen op brengen. In het Noorden en Noord oosten van het land zijn de wegen bovendien zeer slecht, zoodat het trans port naar de havens aan de Donau veel tijd kost. De Transportkosten be dragen daardoor in enkele gevallen reeds 50 pCt. van de verkoopsprijs. Het geldgebrek onder de boeren is ontstel lend. Zij verkoopen paarden en koeien én soms zelfs een gedeelte van hun huisraad, om hun belasting en hun ver plichtingen aan de banken te kunnen voldoen. De oogst van dit jaar is reeds verkwanseld, omdat de boeren geld noodig hebbenzijnemen zelfs niet de voorzorg, voor het volgend jaar zaad achter te houden. De Roe- meensche minister van bjnnenlandsche zaken heeft kortgeleden in een pro clamatie de boeren aangespoord, geen gerst meer te verbouwen, doch tar we, aangezien daarvoor een ruimer af zetgebied bestaat. Maar de boeren wil len niet, ten eerste omdat zij geen geld hebben voor tarwezaad en ten tweede omdat zij naar hun eigen zeg gen toch arm blijven, aangezien de fiscus hun het vel over de ooren haalt. Elke boer heeft 'thuis een stapeltje onbetaalde wissels en waarschuwingen 1 van de belasting liggen en voor zeer weinig geld kan men de beste boerde rijen koopen. Men vraagt zich af, hoe dat af moet loopen. Het schijnt, dat de regeering nu op het laatste oogenblik energiek wil in grijpen en hulpmaatregelen zal treffen voor de Bessarabische boeren. Doch dan moet er snelle afdoende hulp ge boden worden, want dezen winter staat de hongersnood voor de deur. Ook de Duitsche kolonisten hebben te lijden onder deze omstandigheden en de zwa re arbeid, die zij dagelijks verrichten; brengt niet eens genoeg op voor het voedsel van het gezin. Deze onhoud bare toestand is voornamelijk daaraan te wijten, dat de landbouwproducten van Roemenië niet meer het groote Europeesche afzetgebied hebben van voor den oorlog. En het vroeger tot Rusland behoorende Bessarabië staat, vooral door de slechte wegen, ten ach 57. ter bij het overige Roemenië en onder vindt deze nadeelen dan ook in de eerste plaats. Hetzelfde verschijnsel merkt men op in Zevenburgen, dat het Roemeensche landbouwgebied in 1919 aanmerkelijk kwam vergrooten, juist op een oogenblik toen het reeds een wanhoptgen strijd had te voeren om het behoud van het oude afzetge bied. (Nadruk verboden). De bekende Zwitsersche pi loot Walter Mittelholzer onder neemt binnenkort wederom een vlucht naar Afrika's gletscherge- bied. In verband hiermede geven wij in het volgende zijn indruk ken weer van zijn vorige vlucht naar dit gebied En zoo vlogen wij over de groote- diepblauwe zoutmeren van Amboseü en Lopinya Toen bereikten wij de neerslagzóne van de Kilimanjaro, wel ke zich onder ons duidelijk afteekende in den vorm van wouden en beboschte streken. Aan stuurboordzijde zien wij de kraters van Erok (2553 M.) en Lon- gido (2614) tot kleine nietszeggende heuveltjes ineenschrompelen, terwijl daarentegen de Kibo zijn met een smet teloos wit ijsschild bedekten top nog steeds hoog boven ons uit steekt. Om 7 uur 45 minuten geeft de hoogte meter een hoogte van 5600 Meter aan, terwijl de temperatuur der buitenlucht ongeveer een graad onder nul Celsius is. Desondanks hebben wij in het vlieg tuig, dank zij de speciale verwarmings installatie een aangename warmte van 20 graden en zelfs meer. Ik ben mij duidelijk bewust, dat het slechts te danken is aan het voortdu rende stijgen aan den noordkant van den berg, dat ons zware verkeersvlieg tuig zulk een .abnormale hoogte van 6000 Meter heeft bereikt. Daarom ben ik van den beginne af aan meegevlogen in ae rlclitjng der naar boven gerichte luchtstroomingen, op de wijze, als ons eigenlijk pas in de laatste jaren, door de verbreiding van het zeilvliegen, is duidelijk geworden Daar de luchtstroo mingen al naar de hoogte van de berg in bruikbaarheid verschillen, gaat het erom de beste strooming te zoeken, teneinde hooger te Ikunnen komen. Voor zichtjg bedient Kunzle het hoogtestuur, want wij moeten nog ruim 600 Meter hooger komen, om de geheimen van den kraterbodem te kunnen doorgron den. Vergt hij 'van het hoogtestuur teveel, dan gaat de boeg van ons vliegtuig wel omhoog, doch wij zakken dan tegelijkertijd, tengevolge van het verlies aan snelheid weer evenveel om laag. Tenslotte hebben wij dan toch, door middel van een nauwkeurige ver gelijking van snelheidsmeter en aneroi- de de meest gunstige stijgsnelheid be paald en tot onze groote vreugde be merken wij duidelijk, dat wij, zij het dan ook slechts langzaam, stijgen. Zelfs zonder hoogtemeter bemerk ik zeer goed, dat wij in zulke hooge regionen zweven, want in het volle vertrouwen op mijn robuuste gezondheid heb ik geen zuurstoftoestellen medegenomen. Terwijl Künzle, die aan het stuur zit, langen tijd achtereen zonder eenige be weging in den stuurstoel zjt en zich dus lichamelijk niet jnspant, krijg ;k langzamerhand een hevige hoofdpijn en mijn pols begint gejaagd te klopjaen. Na iedere <5}mame, na iedere draai aan den hefboom van het filmtoestel, moet ik diep ademhalen. Het gebrek aan zuurstof, dat door het zuurstofverbruik van onze motoren bovendien nog ver groot wordt, maakt iedere mensche- iijke bezigheid buitengewoon inspan nend. Maar de opwinding, die door onze vreugde wordt veroorzaakt, de in gespannen wilskracht om het voorge" stelde doel te bereiken, doet ons alle bezwaren vergeten. Zooals wij het uit het vliegtuig zien, schijnt het ijsdak van Afrika slechts centimeter voor centimeter onder ons weg te zakken. Wij vliegen in groote kringen om den berg, voornamelijk langs de Noord- en postzijde, omdat daar de voorwaarden voor een vlotte stijging het beste zijn. Om 8 uur 30 kan ik over de concave gletschervlakte heenkijken. Eenige oogenblikken later zie ik de scherjre kam, die op haar Westzijde steil naar de krater leidt Het hoogste punt is 6010 Meter. De peiling geeft aan, dat wij nu het zesde duizendtal boven de oppervlakte van de zee hebben bereikt Voor de laatste 200 tot 300 Meter, die wij voor een gevaarlooze tocht over de bergtop noo dig hebben zijn 10 minuten voldoende. Jntusschen ontvouwt zich voor onze blikken een merkwaardig panorama, dat onze verwachtingen verre overtreft. Op de ronde top van de berg, die wel 5 a 6 iK.M. doorsnede heeft, kunnen wij duidelijk de scherjae rots- en ijsranden waarnemen van de oude, gebluschte krater. Langzamerhand neemt deze ring de vorm aan van een reusachtige arena, waarbinnen het 21/2 K.M. breede gat ligt, waaruit vroeger de vlammen om hoog sloegen en de gloeiende steenen en lava zich een weg baanden. Als het donkere oog van een sprookjesachtige reuzenfiguur ligt de krater daar in de witte ijsvlakte en doet ons terugden ken aan periodes, die reeds lang voor bij en vergeten zijn. In het midden ligl als een enorme figuur van gelijkvormi ge ellipsen, die bij onze stijging cirkels blijken te worden, (de met ijs- en sneeuw bedekte hoogste top van het zwarte werelddeel. Hoe dikwijls heb ik reeds vanuit ons vliegtuig dingen gezien, die nog door geen menschelijk oog ooit aanschouwd waren, zonder dat ik daarbij bijzonder getroffen was. Zoo vanzelfsprekend is voor ons, piloten, dit alles reeds ge worden. Nu echter - nu ik kalm neer kijk vanaf een reusachtige hoogte op dit fantastisch gevormde, groteske pa norama, dat zijn geheimen een voor een voor onze bewonderende blikken onthult - nu voel ik een prettige tin teling door mijn lichaam gaan, een tin teling van vreugde over het welslagen van ons plan, van trots over onze ont dekking. Op 6400 Meter hoogte zoemt de Switzerland" over de Kibo. Juist bo ven de gapende, diepe kraterafgrond wordt het vliegtuig in een luchtstroo- ming getrokken, die mij haast omver werpt. Gedurende meer dan een half uur, waarbij ik honderden Meters film draai, vliegen wij in groote kringen over en om de Kibo, wiens grootste gletschers, de Credner-, de Drygalsky- en de Penk-gletscher op de Westzijde meer dan 1200 Meter over de grijze lavamassa heen hangen. De 5355 Meter hooge Mawenzi steekt oostelijk van de Kibo met zijn bizarre rotstoppen dreigend in de wolkenmas sa's, die na zonsopgang zijn ontstaan en nu steeds hooger stijgen. Ik stel een bezoek aan deze rotsburcht uit en geef Künzle een feeken om de motoren af te zetten en de terugtocht naar Nairobi te ondernemen. Plotseling bemerk ik, dat zijn gezicht een bleeke, vale kleur „Neen, zij zeggen, dat ze deze verloren hebben tijdens den stormach- tigen overtocht, waarbij het schip in groot gevaar was. Maar zij zijn niet in staat er een afschrift van te geven''. De jonker gaf zich een fermen klap op de knie en begon wederom harte lijk te lachen. „Kom, kom, vader," riep hi), „dat is toch al te bespottelijk om nog een oogenblik te gelooven. Beste papa, laat u dat toch niet verontrus ten. Voelt gij dan niet dat het (een oplichterstriic is, die, naar het mij toe schijnt, nog al heel onnoozel in elkaar gezét is. Wat is u van plan er mee te' doen Wordt het een rechtszaak i„Ik weet het niet. Dat hangt van de andere partij af. Oosterbaan zegt, dat zij misschien wel met een zekere som af te koopen zijn, inplaats van een proces te aanvaarden, doch dat zou niet eervol voor ons Zijn. Indien zij werkelijk de wettige erfge namen zijm dan hebben zij ook de Volle rechten op j,Grafhorst" en dan hebben wij heen te gaan, ofschoon het onzen volslagen ondergang, kan beteekenen". „Heengaan!" stiet de jonge man driftig uit, terwijl hij zich in zijn volle lengte oprichtte. „Voor wie? Daar zul len we dan eerst nog eens zwaar voor strijden. Wij zijn de rechtmatige erf genamen, anders geen. Ik zou ze wel eens willen zien, die ons Grafhorst'? betwisten". „Je zult ze vandaag zien, Adolf. Het is afgesproken, dat ik om 12 uur een onderhoud met hen zal hebben en ik heb je juist over laten komen om mij te vergezellen. Je zult je dan nader overtuigen of je vermoeden gegrond is". Zeer goed vader, ik ben zeer verlangend kennis te maken met mijn onbekenden neef en tante. Dat be looft een interessante 'ontmoeting te worden". „Jij noemt het interessant. Ik hoop voor jou en voor ons allen, dat het werkelijk zoo zal zijn. Als het an ders is dan zijn we er heel slecht aan toe. Dan rest ons niet6 dan ellende. Als die twee menschen hun beweringen kunnen staven en hun eischen rechts geldig maken, dan zijn we straatarm. Want al ons kapitaal zit in „Graf horst" en zijn aanhoorigheden. Heb je daar al aan gedacht Adolf? Ik ben een oud man en zou geen andere bron van inkomsten meer -kunnen zoeken. Ach, nu voel ik hoe dwaas ik 'ge handeld heb door jouW opvoeding lou ter te doen strekken tot het volgen van een politieke carrière, zonder je te doen bekwamen voor een maatschap pelijke positie. Ach,'hoe vreeselijk voor Bertha en mijn lieve vrouw". De jonkheer had zijn hoofd laten hangen en leek gansch en al verslagen door het vooruitzicht dat zijn gezin plotseling in armoede gedompeld zou worden. Dit gezicht ïscheen den jon ker buiten zichzelf 'te brengen. Zijn oogen begonnen te flikkeren en zijn lichaam schokte, als werd het geschud door het besef van de krachten die er in sluimerden. Hij kwam vlak voor zijn vader staan ien zeide met tril lende stem: „Lieve vader, luister toch eens even. De menschen die ons „Graf horst" betwisten, zijn bedriegers, ik. geloof het vast. Maar aangenomen dat ze het niet zijn dat wij werkelijk van onze bezittingen ontzet zouden wor den, wat dan nog Wat denkt ge wel van mij, gelooft ge nieti dat ik dag en nacht voor u en moeder en Bertha zou willen werken? Ben ik dan niet sterki heb ik mijn heele leven niet ge studeerd en mijn doctorsgraad gehaald aan een der beste universiteiten? Gij en moeder hebben zoo lang voor mij gezorgd en kostbare opofferingen ge daan, nu ben ik gereed om voor u te zorgen als het noodig blijkt. Denkt ge dat de vrouw en de zoon van oom Albert nooit iets hadden laten hooren, als zij geleefd hadden. Het is te on zinnig om er over te praten". Het was onmogelijk om niet onder den invloed te komen van de overtui gende en kloeke taal van den jongen man. De jonkheer hief zijn hoofd op en keek zijn zoon aan met oogen, waar in wederom een straal van hoop schit terde en zijn gelaat leek minder be wolkt. Iets van het jeugdig optimisme van den zoon ging over op den vader. „Het doet mij goed, je zoo te hooren spreken, mijn jongen," sprak de jonkheer. „De gedachte aan het geen ons allen te wachten stond had mij totaal verslagen. Want je moet de zaak niet te Ucht schatten. Indien het zou blijken, dat deze twee men schen werkelijk de 'rechtmatige erfge namen waren, zou ons dit tot den bedelstaf brengen. Al ons geld zit in de bezittingen en njemand zou de nieu we bezitters kunnen dwingen er iets van terug te betalen. Ge ziet dat het verschrikkelijk genoeg zou kunnen zijn". „Ik kan de gédachtej dit u daar DOOR »JlSlOciP.PAK 1 krijgt. Hij klaagt over zware hoofd pijn, zoodat ik het stuur van hem overneem, opdat hij in de wanne ka- bine wat op kan knappen. Doch in de warme lucht knapt hij al heel Weinig op. Dan moet, hij overgeven en eenige oogenblikken later neemt hij, zichtbaar opgelucht, het stuur weer van m.ij over. Hoewel onze motoren bijna geheel uitgeschakeld zijn, dalen wij slechts uiterst langzaam. Als een reuzenvogel wiegelt onze lichtgeladen machine in de steeds onrustiger wordende lucht stroomingen. Terwijl wij een groote spiraal beschrijven 'boven het Amboseli- zoutmeer (4000 M.) zie ik, dat de top van de Kibo langzamerhand door wolken wordt omgeven. Spoedig heb ben de sneeuw- en ijswolken, die een bestijging zoo gevaarlijk maken, hem voor altijd aan onze blikken onttrokken. Eenlgszins vermoeid van al de glans der ijsregionen en van de onafgebro ken spanning, waarin jk heb verkeerd, arriveer ik om 10.40 uur, dus na een hoogtevlucht van ruim vier uur, op het vliegveld van Nairobi. (Nadruk verboden). Mobilisatie-Invalide- Dienstplichtige Militairen. Description aan de Koningin, Door de Nederlandsche Mobilisatie- Invaliden en Nabestaanden-Kring, is een description over de aangelegenheid der werkelijk invalide-mobiijsatie militairen uit de jaren 1914—1918, en Nabestaan- ultspreekt, niet verdragen, vader," her vatte de jonker idriftig. „Ik verlang er naar dat deze duistere, onverkwik kelijke geschiedenis maar zoo s|x>edig mogelijk opgehelderd wordt. Liefst zou ik u de pijnlijke beproevingen, die aan deze netelige kwestie verbonden zijn, besparen en 'geheel alleen met Oosterbaan en Smallegange deze zaak afwerken. Ik vrees, dat die listjge be driegers u allicht zouden overrompe len en gij u reeds vóór den tijd ge wonnen zoudt geven. Daarom stel ik voor vader, dat ik straks maar alleen zal gaan. De oude heer glimlachte bij deze driftige woorden van zijn zoon, ter wijl het weinige vertrouwen dat deze scheen te stellen in zijns vaders kor daatheid, den jonkheer prikkelde om zich over zijn bezwaren heen te zetten. „Kom, kom, Adolf," sprak hij ..voor zoo onnoozel moet je mij nu niet hou den. Neen, we gaan allebei en kunnen elkander helpen. Wie weet hoe zwaar de strijd zal zijn en hoeveel moeite ons nog wacht. Maar laat ons nu gaan. We kunnen eerst nog eens een bezoek bren gen bij Oosterbaan". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1930 | | pagina 1