Breskensche Courant 50 40 25' Het geheim der Visschershut Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. §>etv s\a& \xt FEUILLETON Raadsvergadering Aardenburg. 40ste Jaargang Woensdag 5 November 1930 Nummer 3578 ABONNEMENT: per kwartaal 1,25; buiten Breskens 1,40. Buitenland f 6,50 per jaar. Zondagsblad per kjBQr- taal f 0,65; en builen Breskens f 0,725Bui tenland f 3,50 per jaar. Verschijnt: - iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND Advartentiën worden aangenomen tot uiterlijk 1 uur nam. J. C. LE BLEU. Tel. 21 Uitgave: Dorpsstraat 35, BRESKENS Postrekening 70179 ADVERT ENTIÊN: van 5 regels f 0,75; iedere regel meer 15 ent. Ingez. mededeelingen 30 cent per regel. Handclsadocrtcntiën bij regelabonnemenl groote kortingTarief op aan vraag verkrijgbaar. GR A Tl S verzekering voor de /-v abonncs tegen ongelukken, en JIJ nel voor de volgende bedragen gld bij ver lies van een gulden bij levens- /-t /~v gld bij dood wy f-* gld bij ver- lange ongeschikt- IIJIJ door j lies van een heid tot werken een ongeluk hand of voet oog De risico van bovenstaande verzekering is herverzekerd bij de Ongevallcn-Verzekering-Maatschappij „Fatum" gld bij ver lies van een duim te 's-Gravenhage. gld bij ver lies van een wijsvinger in gld bij verlies lij van eiken anderen vinger Danzig ;s een mooie, oud-DuiJsche stad. De Mariak'erk met haar koepels beschaduwt de oude Gothische huis jes, de mooie gevel van het Artushof glanst in het schrale zonlicht. Op de Weichsel manoeuvreeren de vrachtstoom booten. Om het andere huis schenkt men likeur: men kan er voor weipig geld een glaasje drinken van het een of andere elixer der oude Hanzestad. Wij gaan naar het groote station en nemen een kaartje naar Gdingen. On ze ergste concurrent," zeggen de goe de Danzigers met hun zoetvloeiend ac cent. Zij beschouwen het als een Poolsch Chicago. De Luxe trein naar Warschau is heel iets anders, dan wij op onze reis Idoor Duitschland gezien hebben. De wagens zijn lichtblauw en beschilderd met in drukwekkende gouden letters, waarvan wij de beteekenis niet kunnen gissen. De eenige concessie aan onze onbe kendheid met het Poolsch is het „Wag gon lit" in de taal der Fransche bond- genooten. Ik kom ,in een compartiment met eenige Poolsche officieren. Een Van hen ziet er uj,t als de portier van een danszaal; hij is echter chef der kust- artillerie. Dan zijn er twee burgers, die Fransche romans lezen in hardge len omslag. Allen irooken -ontelbare si garetten, laten de asch op de kussens en op mijn broek vallen en spreken 'met ïlkaar in een onverstaanbaar taaltje met sissende medeklinkers. De trein rijdt door een mooie, groe ne landstreek met nieuwe, mooie vil la's en welvarende boerderijen. In het voorbijrijden lees ik: Sappot, bacca rat en roulette. Het geheele jaar door geopend". De trein houdt er niet lang stil. iWij zijn nu buiten het gebied der vrije stad Danzig. Een Danziger. die Schulze heet, wordt hier plotseling Schulzinsky. Overal, ook langs den spoordijk ziet men Poolsche mjlitairlen. Tien mjnuten na het passeeren van de grens stopt de trein in Gdingen. Op het perron zien wij een druk, schil derachtig gedoe- Boerinnen met hoofd doek en rijglaarzen dragen manden met marktwaren, levend gevogelte en reusachtige veeren bedden. Elegante da mes begroeten er haar kennissen. On telbare officieren loopen rond met rij- zweepen en badinetjes in de hand. iMijn pas wordt door drie zwaar gewapende douaneambtenaren lang en nauwkeurig onderzocht;. Ik begin Duitsch te spreken, doch allen, van 53. „Ah, werk," viel Lize in, „dat li een zeer goed ding ais een'jong meisje wil werken. Maar welk werk zou je willen doen, wat kun je 7" „Het is mij vrijwel gelijk, als Ik maar werken kan om in mijn onder houd te voorzien. Ik heb werken ge leerd en ik zou gaarne hier of daar in betrekking willen gaan als dienst bode of huishoudster. Ik ben-sterk en gewillig en zou hard willen werken, als ik daarvoor in ruil ergens een on derkomen vond". De zuster keken elkaar een oogen- blik aan en zwegen. Als het aan Lize had gelegen, dan was Lien direct mee gegaan naar het huis der zusters om bij haar te blijven, doch Johanna, die haar begreep, gaf haar een wenk om zich niet te haasten en eerst nog eens beter te onderzoeken met wie tij te doen haddeh. „Heb je wel eens beer gediend?" vroeg ze, hoog tot laag houden zich alsof zij mij niet verstaan, Ik ga over naar Fransch en het gaat direct veel beter. Een klein jongetje zal mij als gids dienen. Wij verlaten het station en zien al da delijk het beeld der stad voor ons, of liever: van de stad in aanbouw. 'Vlak voor ons liggen groote puin- hoopen. De treinen rijden kris en kras over het terrein en waarschuwen met schril geflujt de onvoorzichtige voet gangers. Beneden ons ligt de haven: een gewirwar van kranen en schoorstee- nen. Er voert een mooie breede straat naar toe, die echter nog n;et klaar is. De weg is op het oogfenbljk nog hief goed begaanbaar. Overal zijn reus achtige wolkenkrabbers gebouwd-, d'e hier en daar reeds bewoond zijn. De benedenverdiepingen zijn alle bezet door elegante winkels, waar vooral confcc- tiekleederen, odeur en delicatessen wor den verkocht. De grootste winkel is die van Paul Ladislaus Völzing, die afkomstig ,s uit Zappot en de slagroom- koning van Gdingen wordt genoemd. Doch vlak er tegenover melkt een oude vrouw een geit en verdwijnt dan met de melk in *êen armelijke hut. Zoo is het overal. Tusschen de nieuwe en groote huizen staan nog houten 'huis jes, stallen en werkplaatsen van kleine ambachtslieden. Men heeft blijkbaar niet den moed of de macht gehad, alles af te breken, voordat men de nieuwe stad gjng bouwen. Heele legers van arbeiders graven aan den haven. Er worden straten aan gelegd, cement en zand aangevoerd. Een speciale kolenhaven wordt met prik ketdraad afgezet, op de werf sleepen de arbeiders met buizen voor de nieuwe waterleiding. Een door stoom gedre ven heimachjne werkt met regelmatige schenpoozen. In de 'haven ligt een groot drijvend dok met een nieuwe Poolsche torpedoboot. Op de reede liggen eenjge buitenlandsche koopvaar dijschepen om kolen te laden. In den binnenhaven js men juist bezig het groote passagiersschip „Gedansk" aan de kade ite meren. Het is bestem'd om later de Poolsche emigranten naar Amerika te brengen. Verder in de zee ligt de Poolsche oorlogsvloot, alle spiksplinternieuwe kruisers en onder zeeërs. Wij hooren de watervliegtui gen door de lucht vliegen; het'geluid vermengt zich met de trompetsigna len en geweerschoten der Poolsche sol daten, die zjch in de heuvels rondom de stad oefenen in het schijfschieten. Het loopen over de ongeplaveide straten met gaten en steenhoopen valt op den duur niet mee. Twee verkeers agenten wijzen de autobus Gdingen- „Neen, nog nooit," antwoordde Lien. „Dan zal het niet zoo gemak kelijk gaan om hier in betrekking te komen. Er worden zekere eischen ge steld en zonder goede getuigschriften vindt je haast geen plaats. De men- schen moeten toch weten wat ze heb ben en vooral als het vreemd Is," zei- de Johanna een beetje aarzelend,, als of zij terugschrok voor haar eigen woorden. „Zou je ons niet willen zeggen, bij wie je geweest bent en waar je vandaan komt?" „Neen, dat kan ik niet zeggen, vraag me dat als 'tu belieft niet," antwoordde Lien en er kwam een pijnlijke trek op haar gelaat, die den zusters niet ontging. Maar juist dat wekte haar nieuwsgierigheid des te meer. „Maar waar ben je dan nu vroeg Johanna verder. „Ik bedoel waar je logeert" „Ik logeer in het „Wapen van Friesland," Inde Waarmoesstraat, maar ik zal er niet lang kunnen blijven, want het kost mij te veel". Weer Was er stilte en mejuffrouw Johanna nam Lien eens scherper op. Zij vond het geval raadselachtig ge noeg: dat een jong meisje, bijna nog Zoppat de beste weg over de onvol tooide straten. Verder hebben zij niet veel te doen. Met belangstelling zie ik de drukke bedrijvigheid der menschen, waarvan er velen 'nog in nationaal kostuum zijn. En weer zie ik militairen nu met gasmaskers op. 's Middags wordt mij vol trots het strand getoond. Er its een bioscoop, die „Harry Pjel" speelt en een reeds min of meer bouwvallig kurhaus met den weidschen naam „Poolsche Rr- vièra". Het was vroeger een zwembad voor Duitsche militairen en men tracht er nu een moderne plaats van te ma ken. Vöorloopig zijn er slechts wei nig badgastende opkomst van het strand schijnt pas te kunnen worden verwacht na de voltooiing van Gdingen. Men zal er ook nog wel het een en ander te verbeteren of te modernisee- ren hebben: zoo zag ik op het strand een huisje van petroleumkjsten, waarin een landloopersfamilie. Een vrouw in lompen was juist bezjg een van haar kinderen te „reinigen". De Polen zijn wel meer bang voor water; zelfs de badgasten gaan slechts bij uitzonde ring jn zee. Zij wandelen slechts op liet strand heen en weer en vluch ten met angstige kreten, wanneer er een hooge golf aankomt en hen dreigt nat te maken. De badplaats valt af na het zien van de stad. Het kan zijn, dat men er later nieuwe 'gebouwen optrekt doch op het oogenblik is van plannen in die richting niets te bespeuren. Mijn dag; was echter welbesteed door de interessante indrukken van Gdingen zelfl; hier ;s werkelijk een wereldstad in aanbouw; die op andere steden vóór heeft, dat men er geen „oude wijk'' met nauwe, bochtige straatjes en schil derachtige, doch onpraktische gebou wen heeft. Als zoodanig kan men het inderdaad met de Amerikaansche steden vergelijken en is de bijnaam „Poolsch Chicago" niet onverdiend. (Nadruk verboden). (Slot). Vérder zegt Mevr. Ancion, dat het er beroerd uitziet voor de arbeiders- Wel, mijnheer de Voorzitter,, door de waterleiding kan de toestand der arbeiders hier verbeteren, doodat er daandoor misschien de kans komt, dat hieri eenjge industrie komt en dan zul len de loonen minstens op peil blijven. Misschien vinden sommigen dit niet een kind, zich heel alleen bevond in Amsterdam zonder vrienden of fami lie, en niet wilde zeggen waar zij van daan kwam. Doch toen zij een blik wierp In de groote blauwe oogen van het meisje, waarin zich haar onschuld en re nheid weerspiegelden, verdween haar argwaan en liet zij de verden king, die zij een oogenblik gekoesterd had, terstond varen. Lize wierp haar een blik van verstandhouding toe, die zooveel moest beduiden als -dat hier geen bedrogen 't spel was. „Hoor eens Lien, als ik je zoo mag noemen," begon Johanna weer op vertrouwelijken toon, „ik wil open hartig en ronduit met je praten. Wij vertrouwen je heelemaal, maar toch is er: iets over je, dat ons heel raad selachtig lijkt. Ik moet het je zeggen, dat als je niet meer over je zelf kunt vertellen, zoodat de menschen beter weten met wie ze te doen hebben, het heel moeilijk Zal zijn om je te helpen. Het is nu eenmaaL zoo, dat de wereld geen mensch gelooft alleen op zijn woord. We moeten weten, wat we aan elkaar hebben, is het niet zoo, Lize 7" De aangesprokene knikte toestem* mend en zeide„Je hebt gelijk, Jo hanna. Mijn beste kind", ging zij voort, prettig, maar 'twas te wenschen, dat de waterleiding industrie in de streek bracht. Dhr. CATSMANIk ben het eens met dhr. Hollebrand. De regenbak moet toch ook onderhouden worden. Mevrouw Ancion noemt een getal van f 12.000. Dat is weer een typee- rend staaltje, hoe men de waterleiding bestrijdt. Men noemt maar luk raak een cijfer, liefst zoo hoog mogelijk! zonder dat men weet, hoe men er aankomt en of het waar kan zijn. Zoo zegt Mevrouw Ancion ook dat de aansluitjng zoo 'veel kosten zal. Dit is beslist niet waar; de aan sluiting kost niets. De tarieven zijn niet hoog. Wanneer een groote mijnheer 1 f 1,- per week voor voldoende water en alle gemak ken daaraan verbonden te veel zou vinden en daarvoor verhuizen ging, dan is hij geen groot man. De kans dat er industrie kómt, be staat werkelijk, 't Vorige jaar zijn er ernstige plannen geweest, om in Oost- Z.-Vlaanderen een stroocartonfabriek te stichten, maar omdat er geen water leiding was, kon er niets van komen. Mevr. ANCIONDe tarieven zijn niet laag. Dhr. CATSMANIk zal eenige cij fers noemen van andere waterleidin gen, dan zult u hoorenj dat de tarie ven hier laag zijn. (Spreker geeft eeni ge cijfers.) Mevr. ANCION: ls het gewenscht.' dat hier eenjge industrie komt? Dhr. CATSMANMevrouw Ancion negeert alles, wat wij voorstanders zeggen, 't Is alles bangmakerij. Mevr. ANCIONlk heb straks het getal f12.000 genoemd, maar ik wist niet hoeveel het kon zijn en hoe ik aan dat getal kom. Dhr. CATSMANDaar heb je het weerde tegenstanders weten niet, hoe, zij aan hun argumenten komen, maar zij zeggen maar zoo iets. Mevr. VAN DEN BROECKE: Het lijkt mij alles een herhaling van wat reeds vroeger gezegd is. Mevr. ANCIONEr moet immers ook, een rioleering gelegd worden? Wat zal die aan de gemeente kosten? De VOORZITTER: De tegenwoordi ge rioleering zal voldoende zijn. Er wordt nu toch ook water verbruikt Konjt de leiding-er, dan zal het ver bruik niet -zoo veel meer worden, zoo dat wel geen rioleering noodzakelijk zal worden. Wenscht nog iemand het woord te voeren Kir- HOLLEBRAND: ,Ja, mijnheer de Voorzitter! Mevrouw Alictón zet zich tot Lten wendend, „zou je ons niet-een klein beetje meer van jezelf kunnen vercellen. Het is geen onbe scheidenheid van-ons, maar alleen onr je te helpen. Zou je ons nu niet zeg gen, vanwaar je komt en waarom je zoo onder deze omstandigheden hier bent. Me dunkt, als ik je zoo aankijk, dat je toch wel ergens een tehuis zult hebben gehad en menschen die voor je zorgden". De drie vrouwen waren al pratende afgedwaald buiten het drukke Zon- dagsche gewoel der stad en bevon den zich op een stil punt aan de Westersdoksstraat. De gevoelvolle woorden van juffrouw Lize hadden Lien's gemoed diep geroerd met een gesmoorden snik bracht zij uit: „Ja, ik heb dit alles gehad maar het is voorbij." Lize wlschte een traan uit haar oogen. Haar zuster, niet zoo zacht van aard, doch eveneens getroffen, legde haar hand op Lien's arm. „Kom Lten, je kunt ons vertrouwen, zeg maar hoe het is, en als we kunnen, zullen we je helpen." „Ik kan u niet alles Vertellen," begon het meisje, dat zich intusschen hersteld had, „want lk moet ter wille van anderen zwijgen. Ik heb een te* dei zaak op zijn kop. Zij is bezorgd voor de loonen der arbeiders. Industrie verhoogt de loonen overal. En nu vraagt Mevrouw Ancion: „Is het ge wenscht dat er hier industrie komt?" Hoe heb ik het nu? 1 Zij spreekt van malaise en vreest voor nog erger. Maar een middel aan te grijpen om die malajse te bestrijden doet zij niet. De tuinbouw breidt zich hier steeds (neer en meer uit bijv. de teelt der aardbeien. Welnu wanneer 'men de meeste vruchten wil plukken van deze beeft, is waterleiding noódijg om de vruchten goed zuiver te krijgen om ze te cönserveeren. Zonder leiding gaat dit gewoon weg niet. Mevrouw ANCIONIndertijd werd in Sluis ook druk gesproken van een suikerfabriek, maar er is niets van gekbmen Dhr. VAN DER HOOFT: Kan Me vrouw Ancion wellicht ook vertellen waarom die fabriek te Sluis er niet genomen Is? De VOORZITTER: Wenscht iemand nogi het woord te voeren? Niemand? Dan gaan wij tot stemming over; ik zal eerst het 'besluit voorlezen. Mevr. ANCION: Mag ik de cijfers nog, eens hooren, de geldelijke bedra gen i voor de gemeente De VOORZITTER: Drie aandeelen van i f 100 .r.eemt Aardenburg en de gemeente is garant voor f200.000. Dhr. VAN DER HOOFT: Mijnheer de Voorzitter, ik wensch mijn stem te motiveeren. In de vtagen van Mevrouw Ancion huisi gehad, maar ik'heb het verlaten, omdat het mij onmogelijk- was er lan ger te blijven. Ik wai de oorzaak dat het geluk van het huis verstoord werd, zonder dat ik het wilde-of-dat lk er schuld aan had. Ik moest heengaan, terwille van anderen en ik heb het in stilte gedaan, omdat niemand mocht weten waar ik was," „Wel, wel, hoe vreemd," mom pelde Johanna. „Je hebt je dus opge offerd voor anderen en bent alleen de wereld ingegaan. Het is haast niet te geiooven, het is zoo raadselachtig. Maar toch geloof ik je wel," voegde ze ec aan toe. „En voel je nu geen berouw over je «tap en verlang je nu niet om naar huls terug te gaan „Berouw kan ik niet voelen, want ik weet heel goed wat ik ge daan heb. Maar wel trekt mij alles terug naar huls, want lk wist niet, dat het zoo hard was om alleen te zijn in de wereld." De twee zusters gaven elkander een wenk en Johanna zeide„Wil je even op ons wachten, mijn zuster en lk moeten iets met elkander bespreken, We loopen even door en zijn zoo terug," (Wordt v«rvolj{d). j

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1930 | | pagina 1