Breskenssche Courant
TWEEDE BLAD
Herfst in de vrije stad Irier
De avonturen van een veertje.
VOOR DE JEUGD.
Binnenland.
van de
van
Zaterdag 18 October 1930. No. 3573.
j
\n\evessaxv\e ipaguva.
II
Het bezoek van Hindenburg aan
tiet Moezellantl.
Trier, 12 October 1930.
In de wijngaarden langs de stads-
zooinen van Trier, de Moezelstad, prij
ken Weer de druiven. Er is heel w:at
regen gevallen sinds het voorjaar, se
dert deze schoone stad^ ^die zich ide
oudste van Duitschland noemt, haat
uiterlijk heeft veranderd. Toen zag men
overal op de straten de Fransche mi
litairen en ook de koloniale troepen,
de Marokkaansche negers, ontbraken
niet. Lastwagens, volgeladen met pro
viand, iratelden door de straten, lange
rijen pantserwagens keerden van hun
oefeningen terug in de vroeger Duit-
sche kazernes en uit de draaibare to
rentjes van deze ijzerkolossen gluur
den de gezichten van de „Franzosen"
met hun sierlijke staalhelmen en hun
lichtblauwe uniformen Dan weeir
drentelden scharen Fransche school
kinderen over de straten, merkwaardig
vroegrijpe gezichtjes, in donkere droei-
geestige klceren gestoken. Ook de da
mes van de Fransche officieren, die
hier heele huizenblokken bewoonden -
speciaal voor hen opgebouwd maak
ten (denzelfden indruk - een tikje ou-
derwetsch, Fransch-provinciaal.
Dat alles is nu voorbij. Zelfs de ge
neraal, die een «prachtige villa Jje-,
woonde in het cenltrum der stad, is
er niet meer. Vrede ligt weer over
Trier, de merkwaardige stad in het
schilderachtige 'Moezelbekken, die reeds
getuige was van zooveel historie! De
Romeinen (kwamen onder Julius Cae
sar voor de eerste maal in deze streeki,
troffen hier de woonplaatsen en heilig
dommen jdier Treveren-stam aan, die
zich in het dal en op de berghellin
gen hadden genesteld en bouwden hier
een brug met wachtpost. Nog steeds
rust de Moezel'berg op dezen Ro-
meinschen onderbouw. In de latere
jaren stichtte Keizer Augustus hier de
Hoofdstad ..Augusta Treverorum"j een
moderne, Romeinsche koloniale stad
met 'rechthoekige ..insiilae," d.w.z. hui
zenblokken van rechthoekigen vorm,
doch op de meest Luxueuse wijze uitge
voerd: zuilengaanderijen omgaven wel-
's-Gravenhage, 13 October 1930.
Er was eens een aardig wit veertje,
dat heel lang met andere veertjes in
een kussen had gezeten. Het was daar
erg donker en benauwd ook, want al
die veerfjes zaten zoo dicht op elkaar!
Maar op een morgien.ijdat de 'meid
op de waranda het kussen uitklopte,
werd Ihet veertje ,door het gedrang
van de andere veertjes uit het kussen
geduwd. Het woei hard buiten - de
wind mam het lichte veertje op
blies het ver weg over de wereld.
Dat was nog eens iets anders, dian
in het donkere kussen te zitten! He|t
was buiten zoo licht, zoo luchtig en
zoo 'ruim, dat het veertje zijn plezier
niet op kon.
Wat zag het veel onder zich!
Menschen en rijtuigen, huizen en auto
mobielen, paarden en honden!
Kijk, daar kwam een heer aan met
een glimmende hooge hoed.
„Wacht/' zeide de wind, ..daar kun
nen wij plezier van belevenl" en hij
waaide het witte veertje vóórop den
zwarten hoed.
De heer merkte er niets van, maar
de menschen die hij tegenkwam wel!
In plaats van dat zij hem vertelderq,
dat er een veertje op zijn hoed zal
lachten zij hem in zijn gezicht uit,
omdat hij er zoo dwaas uitzag.
De heer, die .zichzelf zeer deftig
Vond en goed om zich heen keek, om
te kunnen zien of de menschen vdajt
biet met hem eens waren, vond het
onderhouden tuinen met bronnen en
fonteinen, .een drinkwaterleiding zorgd#
voor \vater, gladde geplaveide straten
werden aangelegd met hooge trottoirs,
zoodat 'men zonder gevaar op de hoog-
wielige iRomeinsche wagens met een
groote (snelheid over het keurige pla
veisel door de straten kon rijden. Er
moet n l. een levendig verkeer in deze
Romeinsche wereldstad geheerschtheb-
bqd - ovant een stad van werfeldbeleeke-
nis iweu'd Trier tenslotte, toen in de
derde 'eeuw na 'Christus de Keizer
hier zijn residentie vestjgde. Uit dien
tijd stammen ook de bewonderenswaar
dige 'bouwwerken als de Porta Nigra
en het Termenpaleis de Dom en de
Basilica, die tegenwoordig nog steeds
meer of minder goed onderhouden en
gerestaureerd met hun Romeinsche
reuzen-afmetingen boven de middel-
eeuwsche bisschopstand uitsteken.
Veie gebeurtenissen zag Trier binnen
zijn, zoo dikwijls verwoeste muren af
spelen. in den wereldoorlog was het
Trier, waar men dag - in dag - uit
de grauwe en eindelooze Duitsche troe
penmassa's zag voorttrekken. In .het
kloostergebouw, dat door Napoleon
werd ontruimd en voor wereldsche doel
einden werd ingericht, alsook in liet
tuinpaleis van den vroegeren geestelij
ken keuTvorst, lagen toen de Duitsche
soldaten (gekazerneerd, Nu wacht dit
paleis met zijn schitterende barok-gevel
geduldig .op een nieuwe bestemming.
In den herfst van 1918 trokken de
overwinnaars binnen en brachten hun
troepen in de kazernes in en om Trier
onderdak. Vreeselijk was de toestand
waarin dit alles twaalf jaar later door
hen werd achtergelaten. De welstand
van de stad was verdwenen. Daarbij
heerschte er geen luidruchtige vreugde
weerklonk 'er geen feestgejuich, toen
de 'bezetting eindelijk de stad verliet
Men .„vierde" dit blijde gebeuren met
liet drukkende bewustzijn, dat de moei
lijkheden nu eerst in hun vollen om
vang te overzien zouden zijn, economi
sche moeilijkheden, waarvoor bij de te
genwoordige toestand van Duitschland
bezwaarlijk een oplossing zou kunnen
worden gevonden. Reeds toen ver
wachtte men van Duitschland. als een
teeken van dank aan de zoo zwaar be
proefde Westmark. het bezoek van den
grijzen 'Rijkspresident. Men wilde zich
door 'Jiet gejubel 'bij zijn aankomst
lachen van die menschen zeer onge
past en onopgevoed.
„Wat valt er nu-om een ihoogen
lioed te lachen!" dacht hij, „dat doen
ze ;zeker, omdat zij niet zulk een mooien
hoed hebben en op geen stukken na
zoo deftig zijn ais ik. Ze lienijdcJn
miji - dat is de kwestie!"
Maar - dat iedereen lachte, dat vond
hij toch wel wat vreemd, zooiets was
hem toch nog nooit overkomen. Hij
begon zich hoe langer hoe minder
deftig en op zijn. gemak te voelen.
Daar kwam hij een dame met haar
twee dochtertjes tegen, kennissen van
hem. De dame probeerde een ernstig
gezicht te zetten, maair de meisjes kon-
dep hun lachen niet bedwingen en
keken ,met ondeugende blikken naar
zijn mooien hoogen hoed.
De heer bloosde tot ver onder zijn
stijve, witte booird en groette lang zoo
zwierig en voornaam niet als hij zich
had voorgesteld. Toen de dame en haar
dochters 'voorbij waren, liep hij nog
een eindje dop ïij zeker
wist dat de meisjes hem niet meer
zien konden, nam hij zijn hoed at,
keek en bemerkte het witte veertje!
Boos plukte hij het af en liet hef
wegwaaien. Toen voelde hij zich weer
even deftig als voorheen. Alleen speet
het hem, dat hij kennissen was tegen
gekomen en nam zich voor voortalan
nog deftiger tegen ze te zijn. opdat
ze niet lang meer aan dat belachelijke
veertje zouden terugdenken, <3, wat
haatte hij dat onschuldige veertje! Maar
de wind lachte zich krom en toen
de meneer een hoek omsloeg;, wcnei
hij plotseling den hoed af en liet die
een heel eind over de straat ^rollen.
Ziezoo, daar kon die meneer het mee
bevrijde" van den drukkenden last der
ondergane vernedering. Maandenlang
besprak men den feestdag. De groote
magazijnen boden gratis vlaggen aan
en zelfs werd één der zakenlieden door
de bezettings-autoriteit'en veroordeeld,
omdat (hij in zijn étalage in een aan
kondiging van het „bevrijdingsfeest"
had gesproken. Voor den ontvangst
van Hindenburg waren tallooze straten
versierd en een heel nieuw stadion injge
richt. Vele duizenden bereidden zich
overal in de omstreken op dit 'feest
voor. |En men moet dit steeds in af
zondering gelegene Triersche boeren
land Ikennen, om te beseffen, wat dit
bezoek, kort na den aftocht der bezet
ting toeteekende! „Berlijn" zou in het
grensgebied ikoinen in het 'oude
keurvorstendom Trier. waar de men
schen izulk een apart-staand sterk ont
wikkeld vaderlandslievend gevoel be
zitten
Toen gebeurde het ongeluk in Co-
blenz, (dat een vijftigtal slachtoffers
eischte. Het geschiedde vlak vóór het
bezoek van Hindenburg aan de Moezel-
hoofdstad. In dezelfde nacht wend het
bezoek |nog afgezegd. En nu volgde een
eigenaardige 'morgen: overal prijkten
bloemenslingers jen vlaggen - in tal
van Vensters en étalages stond hef
portret van Hindenburg, ,de schooljeugd
verzamelde zich reeds in den vroegen
morgen voor den gemeenscliappelijkén
opmarsch. de vereenigingen rukten op,
onophoudelijk .rolden groote wagens
met provincialen de stad binnen, dui
zenden waren reeds 's nachts op stap
gegaan, ,om den „sagenfiguur" van Hin
denburg te kunnen begroeten. De hoofd
straten waren reeds in de vroege mor
genuren liet tooneel van een vroolijke,
opgewonden menschenmenigte. tot de
extra-bladen uitkwamen met de tijding
Vreeselijk ongeluk in Coblenz - Hin
denburg komt niet! Niemand wilde het
gelooven. Men stond als versteend en
weer drukte er een ongeluksstemming
op Trier. De menigte verspreidde zich
een uur later waren de slingers en vlag
gen verdwenen. Niets herinnerde meer
aan liet verwachtte feest en liet
gewone sleurleven nam weer een aan
vang. Toch werden de slingers en
vlaggen bewaard htj-r werd
liet portret van Hindenburg ingepakt.
Maanden en maanden zijn er sinds
dien Verloopen. De zomer verzonk in
regen jen nevel. De bezetting is ver
geten. De kazernes zijn schoon gemaakt
en de Herfst zinkt melancholiek over
liet Moezeldal. De druiventrossen prij
ken ,al aan de ranken, maar er wordt
niets verkocht; de kelders zijn nog vol
oude jaargangen. De meeste fabrieken
om Tirier liggen stil. De stad strijdt
om haar economisch bestaan. Slechts
de oude, eerwaardige cultuur is haar
(rouw gebleven. Nog kort geleden vond
men in het beroemde tempelkwartier
overblijfselen van de Romeinsche en
vóórromeinsche tijden. Men ontdekte
de hooge muren van een antieke leer
fabriek en van een pottenbakkerij; ver
der inscriptie's met de namen van on
bekende -godheden, waarschijnlijk goden
der inheemsche stammen. Verschillende
doen en de wind nam het veertje, dat
hij zoo lang op den grond had neerge
legd, (weer op en blies het door het
open raam een huis binnen, waar het
in een kopje thee terecht kwam.
De oude dame. die net een slokje
wilde mennen, schrok er van. Ze zette
het kopje met een vies gezicht weftr
neer en schelde het kamermeisje.
„Kijk eens, wat er nu weer is ge
beurd!" zei de dame verontwaardigd
tot liet kamermeisje en wees op het
veertje.
Het kamermeisje schrok ook en zei.
dat zij er lieusch niets aan kon doen.
Zij schonk een nieuw kopje voor de
oude mevrouw in en nam het andere
kopje mee naar de keuken. Daar stond
het tweede meisje vaten te wasschen.
iiGooi dat vieze ding weg!" beval
liet kamermeisje. Want zelf voelde zij
zich te hoog voor dergelijke werkzaam
heden. Bovendien moest zij haar han
den dan weer wasschen en op die ma
nier kon ze aan den gang blijven.
Het tweede meisje nam het veertje
op en wierp het in de vuilnisbak. Daar
lag liet veertje nu tusschen allerlei
rommel en het voelde er zich niets
op zijn gemak. Maar na een uur kwam
de vuilnisman al, 'die de vuilnisbak
opnam om hem in een grooten wagen
te ledigen. Nu kwam de wind het veer
tje weer te hulp en op /het ilaatsjfe
nippertje vloog het weg, de ruime,
vrije lucht in. Dat duurde echter niet
lang - het was een beetje mat en
kon niet ver weg vliegen. Het daalde
en kwam neer op de neus van het
paard van de vuilniskar. Daar bleef het
zitten. Zooiets had het paard niet ver
wacht! Het sloeg onmiddellijk op hol
en sleepte de zware vuilniskar achter
tempels waren daar gewijd aan „Ne-
ineta" en „Virioni deo". Machtige mu
ren leggen getuigenis af van het be
staan van grootsche bouwwerken, welke
twintig eeuwen geleden reeds ontston
den.
Als U dit leest heeft het bezoek
van den President tóch plaats gcvo.i-
den. Hindenburg heeft Trier en Aken
zoo ,juist bezocht, doch nu heeft hij een
heele 'andere stemming aangetroffen,,
als toen het geval zou zijn geweest:
heel wat ernstiger of beter gezegd
vreugdeloozer!
Nergens hebben de gevolgen van den
oorlog een dieper stempel .achterge
laten op de menschen, als hier. Veel
goede wil en energie moet hier worden
aangetoond, wil hier uit de oude cul
tuur weer een normaal leven opbloeien.
Men spreekt daar in het druivenland
in de taal van de wijngaardeniers
„Het heeft hen aan zon ontbroken
maar imisschien worden zij desondanks
toch inog goed!"
(Nadruk verboden).
Aangifte van radio ontvangiin-
richtingen
In den loop van deze week zal aan
de P.T.T.-kantoren verkrijgbaar worden
gesteld een „Uittreksel uit het Radio-
reglement 1930," met betrekking tot de
radio-ontvanginrichtingen.
Het „uittreksel" bevat tevens enkele
nadere inlichtingen en wordt op ver
zoek aan het ipubliek, in de eerste
plaats aan houders van radio-ontvang-
inrichtingen, kosteloos uitgereikt!
In dit verband wordt er nogmaals
de aandacht op gevestigd, dat houders
van een radio-ontvangïnrichtjng binnen
14 dagen nadat deze inrichting ten ge-
bruike gereed is, gehouden zijn hiervan
aangifte te doen bij den directeur van
het betrokken rijkstelegraafkantoor,
door invulling van een aldaar verkrijg
baar formulier. Bij inlevering van d;t
formulier wordt door den directeur van
liet telegraafkantoor een ontvangbe
wijs 'uitgereikt, hetwelk te allen tijde
op de plaats, waair de inrichting zjch
bevind, moet kunnen worden vertoond
Aangifte van verplaatsing of opruiming
van de iradio-ontvanginrichting is even
eens verplicht gesteld.
Boekbespreking-
MENSCHEN IN 't HOTEL,
door Vicki Baum.
(Uitg. W. de Haan, Utrecht.)
Dit is nu eens geen roman in de
gewone beteekenis van het woord, niet
de ontwikkelingsgeschiedenis van één
bepaald leven of van één bepaalde
groep van menschen, Vicki Baum heeft
met buitengewoon talent de levens ge
schetst van een aantal willekeurig bij
eengekonien, toevallig elkaar ontmoe
tende menschen. Een groot hotel in
zich aan. Eerst reed het paard een
bakkerswagen omver, toen trapte het
bijna op een hond. die jankend van
schrik wegliep. „Paard op hol!" rie
pen de straatjongens. Alle menschen
vluchtten in portieken. Maar de wa
gen was te zwaar voor een paard om
latsoendelijk op hol te kunnen slaan
en het duurde niet lang of het dier
werd moe. De wagen botste tegen een
lantaarnpaal, die kromboog, maar toen
6tond (het paard ook stiL het kon nick
ineer. De menschen durfden weer uit
hun portieken te komen, de vuilnisman
nen namen het paard bij den teugel
en de straatjongens kwamen er om
heen staan en vonden het verschrikke
lijk jammer, dat het paard niet nog
verder was gehold. Wat een „paard
op1 hol" vonden ze een van de ge-
noegelijkste gebeurtenissen, die een
mensch maar kan meemaken.
Het arme paard stond te trillen op
zijn beenen, maar ide vuilnismannen
brachten het spoedig tot rust. Toen
zij het veertje op den neus van het dier
zagen, begrepen zij onmiddellijk, dal
dat de oorzaak van het ongeluk was
geweest.
„Van jou zullen wij geen last meer
hebben," zei de eene vuilnisman boos.
Hij liep naar een goot en liet liöt
erin vallen. Daar kwam het in hot
vuile water terecht
«„Wat ben ik nu diep gezonken/,'
dacht het veertje, maar spoedig was
het aan zijn nieuwe omgeving gewend
en toen vond het 'twel aardig zoo op
liet water te drijven. ,En kijk eens,
het bleef niet liggen maar dobberde
gezellig .weg! „Wie had kunnen den
ken, dat ik ook nog eens varen zou!"
dacht het blij.
een wereldstad - hoevelen komen en
gaan er dagelijks in en uit! En wat
weten zij van elkander? Een ieder
heeft zijn eigen kamer, en wanneer
hij die kamer binnengaat, sluit hij de
deur achter zich dicht, en is alleen,
met zijn lief en leed. En juist, omdat
Vicki Baum dit groote hotel als kader
genomen heeft, kon zij de eenzaam
heid van de door haar beschreven fi
guren zoo accentueeren. Daardoor is
haar boek zoo aangrijpend en tragisclr
geworden.
Kringelein, het dorpsboekhoudertje is
door een specialist ongeneeslijk ver
klaard en nu wil hij de weinige le
vensmaanden, die hem nog resten, be
steden, om eindelijk te genieten van
alles, waarnaar.hij in zijn nietig bur-
gerbestaantje gehunkerd heeft, van al
les, wat hem, in zijn waan; het hoogste
en heerlijkste van het Leven schijnt
te zijn. Hij wil wonen in het groote
hotel, waar ook zijn Directeur Preysing
logeert, telkens wanneer hij voor za
ken in de stad moet zijn. Preysing
de doorsnee zakenman, zooaXs er dui
zenden eiken nacht de bedden der
hotelkamers beslapen, de zoo door
Kringelein benijde Preysing, krijgt ook
zijn zorgen en zijn leed, vecht en wor
stelt ook in eenzaamheid.
Enkele kamers verder logeert de een
maal zoo gevierde Russische danseres1
Girusinskaja, wier successen nu haar
schoonheid begint te verwelken, sterk
verminderen. „Wie vraagt er nog naar
ten Grusinskaja, die niet meer danst?
Waarvoor leef ik dan nog? Ik heb
niemand j
„Ik heb niemand" kan ook Dr. Ot-
teruschlag zeggen de oorlogsverminkte,
die nu al 10 jaar lang. elk jaar een
paar maanden komt logeeren, en iede-
ren avond zijn stereotype vraag doet:
„Nog post voor me gekomen? Te
legram Niemand naar me gevraagd?"
en van den vriendelijken portier steeds
weer ten antwoord krijgt: „Vandaag
niet, dokter!" En dan zijn daar nog
de lichtzinnige baron Gaigern. het 19-
jarige levenswijze Flammehen, de ho-
telciief Rliona, de portier Leuf, allen
hebben huil eigen leven en niemand
weet iets van den ander af. De kleine
volontair Georgi eindigt het boek met
te zeggen: Fijn toch, zoo'n groot
hotelbedrijf. Altijd gebeurt er wat!
Eén wordt gevangen genomen, één
sterft er, één vertrekt en éen komt aan.
L>e een dragen ze op een baar langs
de achtertrap weg en tegelijkertijd
wordt den ander een kind geboren,
interessant toch! Maar zoo is het
leven!"
Het is een zeldzaam aangrijpend
boek.
iE. B. M.
&e \)oxv
aam. omme^de.
Het was anders bar donker, daar
ouder den grond en het stonk er erg,
minstens zoo erg als in den vuilnis
bak en tiet veertje was blij, toen liet
ui üe verte weer liclit zag - want de
goot liep uit ju een gracht en de gracht
in een rivier en de rivier in zee! Eerst
kwam liet veertje (in de gracht te
recht en, toen het dagenlang gevaren
Had, in de rivier. Daarna ging Tiet
golf-op, golf-af, vlug de rivier door en
eindelijk was het in de zee!
Daar vond een vogel het, nam het
mee in zijn snavel en legde het onder
in zijn nest. Het ,nest was op een
hooge rots gebouwd, die aan alle kan
ten dooor water was omgeven.
Kort nadat net veertje in het nest
gekomen was, legde 'de vogel drie
eieren, waar na een poos drie aardige,
kleine vogeltjes uitkwamen. Eerst 'had
den ide vogeltjes het erg koud, maar
weldra begonnen zij met het veertje te
spelen. Een nam het in zijn snaveltje
en dan pikte een ander het hem af.
Dat deed het veertje veel pijn, want
telkens bleef een stukje van hem aan
een der snaveltjes hangen. Het werd
daardobr hoe langer hoe kleiner .en
eindelijk was het zóó klein geworden,
dat de vogeltjes het niet eens meier
konden zien en toen was het gelijk
dood.
Maar - in elk geval had het veertje
héél wat meer beleefd, dan de meeste
veertjes wel beleven. En omdat het
zélf z'n geschiedenis niet meer ver
tellen kan, heb ik het maar voor hem
gedaan. Nu weet iedereen, hoe won
derlijk het soms met een klein veertje
kan gaan.
P. VAN RENSSEN.
(Nadruk verboden).