Breskensche Courant 40 25 200 Het geheim derVisschershut Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. ^\menVaaxvsc\ve W\e$ FEUILLETON ^ux-VscVe W\eJ 39ste Jaargang Zaterdag 13 September 1930 Nummer 3563 ABONNEMENT: per kwartaal 1,25 buiten Breskens f 1,40. Buitenland 6,50 per jaar. Zondagsblad per kwar taal f 0,65; en buiten Breskens 0,725. Bui tenland f 3,50 per jaar. Verschijnt: iederen DINSDAG- en VRIJDAGAVOND Advertentiën worden aangenomen tot uiterlijk 1 uur nam. Uitgave: J. C. LE BLEU, Dorpsstraat 35, BRESKENS Tel. 21 Postrekening 70179 ADVERTENTIËN: van I 5 regels f 0,75; iedere regel meer 15 ent. Ingez. mcdedcelingen 30 cent per regel. Handelsadvertentiên bij regelabonnement groote kortingTarief op aan vraag verkrijgbaar. GR A TIS verzekering voor de abonnes tegen ongelukken, en wel voor de volgende bedragen: gulden bij levens- 7 x-\ gld bij dood r>y gld bij ver- gld bij ver- lange ongeschikt- 111(1 door lies van een ^es 0an een heid tot werken een ongeluk hand of voel oog De risico van bovenstaande verzekering is herverzekerd bij de Ongevallen- Verzekering-Maatschappij gld bij ver lies van een duim Fatum" te 's-Gravcnhage. gld bij ver lies van een wijsvinger gld bij verlies lij van eiken anderen vinger publiceeren wij in het volgende een artikel van iemand, die thans te midden van de woelingen in Koerdistan ver toeft en daarover verschillende belang wekkende bijzonderheden mededeelt: Angora. September 1930. Een tocht door Koerdistan mag nog altijd een gevaarlijk experiment ge noemd worden, maar het is daarom dan ook des te interessanter en zeer zeker uiterst avontuurlijk. Het is zon" derling, maar het lijkt alsof de zon de Koerden kwaadaardig maakt, ter wijl 's winters best met hen valt op te schieten. In Mei van <St jaar verbleef ik in Koerdistan. Ik ging naar Bazar- djik, een droomerig Oostersch nest, aan den Giaurgul. het Meer der Onge- loovigen. Bazardjik ligt op een hoog vlakte, die zich uitstrekt langs den voet van het Albistan-gebergte. Voor de grootste helft wordt het door Koerden bewoond. Iederen dag beleefde men er een nieuw avontuur. Want de 100 vliegtui gen, die men onlangs naar dit gebied gezonden heeft, waren toen nog ver en eveneens de 35.000 soldaten. Slechts twee dozijn Anatoolsche Gendarmen za ten in de bergen een bende Koerden op de hielen. Twee dagen achtereen hoorde men 'hen schieten. „Zoo waar als deze moerbeiboom hier staat, welke kort ge'eden nog tien roovers als vruchten droeg, zoo waar zullen ze ons niet ontgaan!" zwoer een beambte. En nauwelijks had hij deze woorden uitgesproken of daar klonk reeds het doffe gerommel van trommels en het doordringende geluid der politigfluiten. In dichte stofwolken gehuld galop peerden de gendarmen langs ons heen. Voorop een jonge officier, welke de met Hennah roodgeverfde staart van zijn paard om den hals van een .doode had geknoopt. Het was 'net lijk van den leider der Koerdenbende, dat hij door het stof sleepte. Eerbied voor den doode kent men er niet. Op de maat van het hoef getrappel klapten de omstanders in de handen - 'harder roffelden de trommels. Honden beten blaffend in de reeds verstijfde beenen van het lijk. De Ana toolsche jeugd zodit ijverig naar rotte vruchten, om 'hiermede naar den doode te kunnen werpen. De Koerden uit het dorp verwijderden zich met sombere gezichten. Den volgenden dag, hadden de Tur ken met genoegen hun ergsten vijand den Koerdenleider, voor het Karakol, het politiebureau, aan een kruis zien hangen, grootendeels naakt, de doode- lijke wonden met houtskoolstrepen dui delijk aangegeven. Misschien zijn zij noodzakelijk, deze krasse maatregelen, maar deze noodzakelijkheid neemt toCn niets weg van den afkeer, dien zulke paardenmiddelen opwekken. In dit ge val had d^ze wreedneid zelfs geen enkel resultaat. Spoedig daarna overviel een rooverbende een nieuwe barak voor den aanleg van den nieuwen spoorweg te Haydarli. Zij stalen de loonkas en schoten twee beambten neer. Van één lid der bende, dat was gevallen door de schoten van de spoorwegbeambten werd den schedel dusdanig met steenen verminkt, dat hij onherkenbaar was. Op denzelfden dag kwatnen vier chauf feurs van vrachtauto's, tot op 'het hemd toe uitgeschud, in Bazardjik aan en vertelden, dat hun wagens zonder ban den bij Malta lagen. Want gummizolen zijn bij de Koerden zeer m trek. Deze overvallen op de straatwegen zijn na tuurlijk zeer onaangenaam, maar zelden worden de beroofden gekwetst of ge dood. De Koerden zijn vroolijke en beleefde roovers. Een ongewapende, in lompen gehulde kerel duikt plotseling voor den auto op en roept een kort maar gebiedend ,Doer!" het over le ven en eigendom beslissend „halt" der Koerden. Op dezelfde wijze had ik zelf eens het genoegen met „de roof ridders van Koerdistan" kennis te ma ken. Het was op een warmen dag. Geen zuchtje bewoog de bladeren van de boomen langs den weg. Hoog in de lucht vloog een groote gier in kringen rond onze hoofden, alsof hij reeds hoopte op een goeden maaltijd. ReChts van ons strekten zich eindelooze velden met klaprozen uit. bloedrood in de zon. (van onzen eigen correspondent), lndiaansche Eisdhen. Tuba City, September 1930. Onze roode broeders strijden weer voor hunne rechten. Ditmaal echter niet met Tomahawk of Vuursteenbuks - niet tegen huifkarren en woudloo- pers stel U gerust, lezer! De strijd wordt thans gevoerd voor het hoogste Amerikaanscne gerechtshof en geen geverfde wraakzuchtige roodhui den, doch Europe es dl gekleede be schaafde Indianen, die meerendeels de Amerikaansche universiteiten bezoeken, vullen de tribunes en een bekend Ame- rikaansch rechtsgeleerde bepleit hun eischen. Zij willen als Amerikaansche staatsburgers erkend worden en het volle eigendomsrecht over hunne bezit" gen verkrijgen. iWant de procesvoerenden zijn mil- lionairs. Op hun gronden heeft men olie gevonden. Weliswaar zijn zij. vol gens contract met de exploiteerende maatschappijen, aandeelhouders en be- araagt hun vermogen reeds vele mil- lioenen dollars, doch zij ontvangen slechts een klein deel daarvan. De rest wordt door den staat beheerd. Reeds twee jaren duurt het proces. Daarom roeren zij nu de groote trom. Ik reis nu tezamen met een zeer ontwikkelden roodhuid naar de reser vation der Novajo- en Hopistammen waar de Indiaan handteekeningen wil verzamelen. Het is een reis door stre ken, waar men nog geen groote wegen heeft aangelegd. Wij hebben daarom tenten bij ons. conserven en een pant" ser-thermosreservoir met ijswater. En dan vertrekt onze 100 P.K. reisauto. om dwars door oerwouden, prairiën en woestijnen, de uitgestrekte gebieden van Noord-Arizona te bereiken. Het is historische grond, waarop de voorvaderen van de tegenwoordige No- vajo's hebben gewoond. En vrij en j onafhankelijk als deze voorvaderen wa ren, zoo leven ook nu nog hun na komelingen. Zoolang zij hier wonen zullen zij de alleenheerschers zijn. Zij zijn nog geen Amerikaansche staats- j burgers, betalen geen belastingen en hebben 'hun eigen politiemacht. J De zon was nog niet geheel ter kimme, toen wij vertrokken uit El- Tovarhuis in The Grand-Canon. Een onmetelijk woud omzoomt van hieruit i den weg, stil en grootsch als een be- tooverde tuin. De oeroude woudreuzen zijn bedekt met lichtgroene mossoorten, die in het gedempte licht van de sche- 3f[ En dat spel zette zich voort al woes ter en onstuimiger. In het eerst scheen het alsof de „Wendelina" zonder een schok opgeheven werd door den wind en zij voorthuppelde van golf tot golf met de bevalligheid van een vogel, die springt van tak tot tak. om dan plotse- i Ihg naar beneden te duiken, afglijdend a's het ware langs de golven, en het vrlgende oogenblik haar vlucht voort- zittend. achtervolgd door de baren Doch toen de storm nog in kracht tenam en het geweld der zee ver- m-erdeMe vormden de golven zich tot begketens, die de „Wendelina" als doir de lucht sdhenen voort te dragen, - omhaar dan weer in schrikkelijke diep ten neer te storten, waar de wielende wa:ren haar in 'hun greep dreigden te ermorzelen. Doch steeds kwam zij wee boven en vluchtte met de water- bergn voort i Wnt Willem, de zoon van Luca, zat aan iet roer. Wie kon er als hij sturen, Wi«;ou in zulk weer de roerpen beter mering onwerkelijk glanzen, terwijl dik ke moskussens een golvende bedekking vormen van de roodgetinde rotspartijen. Het woud eindigt in een eindelooze prairie, met wildgroeiende saliestrujf- ken en groote kudden herten, reeën, kleine gele prairiehonden, en 'hoende ren, die krijschend opvliegen Dan bereiken wij na de brug over de kleine Colorado-canyon te zijn ge passeerd, de z.g. „painted desert" een zandwoestijn, ongeveer zoo groot als Oostenrijk, in het midden waarvan de „reservations" liggen, het doel onzer reis. De Indianen noemen deze vlakte „De schilderdoos van den Grooten Geest", want het zand 'heeft hier honderden kleuren - bloedig purperrood en zacht lichtrose. gróen en lila, fijn hemels blauw en dreigend donkergrijs. Een golvende en stralende kleurenzee is de ze woestijn een symphonie van tinten, een oneindig bont tapijt. Geen straatwegen geven de richting aan; rechtuit rechtaan suizen wij over de vlakte, waar zandzuilen omhoog- dwarrelen en een kleurensluier deint kilometers ver achter onze wagen op en neer. Negen uur achtereen moet men rijden om het centrum van dit landschap te bereiken - door ingewik kelde doolhoven tussCnen exotisch roo de rotsmassa's, die nauwelijks honderd meter hoog zijn. SleCnts hier en daar boomen en een enkele bron, die in de lente echter reeds geneel uitdroogt. Ten Westen en ten Noorden van deze Oasen wonen de 20.000 Indianen, die tegenwoordig nog als nomaden le ven. In „hogans" wonen zij, kleine houten 'hutten, die met gras en plagg- gen bedekt zijn. Doch alleen des win ters, want des zomers slapen zij onder de boomen. Bij de eerste hut die wij tegen ko men, houden wij 'halt en vragen den weg naar Tuba City. Een vrouw zit buiten, gekleed in zware, eigengeweven met veelkleurige patronen uit den Inka- tijd versierde doeken. Tusschen twee houtblokken wrijft zij een gele bloem tot poeder. Mijn gids verklaart mij dat dit de century plant" is, de bloem van een tropischen boom. die ongeveer 20 jaren oud wordt en slechts éénmaal aan het einde van zijn leven bloeit. Dan is de boom bedekt met deze gele bloemscherven. wier sap geneeskracht bezit. Na het bloeien sterft de boom en valt na eenige jaren om. Een uur later komen wij in Tuba City aan. Deze „stad" bestaat uit vier huizen, een gebouw waarin de regee- ringsgemachtigde zetelt- een postkan toor, een school en een warenhui.s Het hebben kunnen houden dan hij In zulke oogenblikken openbaarde zich nog maar eerst goed over welke reu zenkrachten hij beschikte. Zijn vader had hem op zijn verlangen aan het roer vastgebonden en was daarna met de kneents naar beneden gegaan, want bo ven op het dek viel niets te doen en zouden zij' door de eerste de beste stortzee weggeslagen zijn. Doch zij hielden de wacht bij het luik, gereed om toe te schieten, als net noodig was. Daar zat Willem. Zijn sterke armen schenen een tijd lang te spotten met de woede van wind en water. Hij zag alles, hij zag de golven komen en gaan, hij berekende en mat de afstanden, hij liet de „Wendelina" met de woeste waterkrijgers meedansen zonder in hun doodelijken greep verward te raken, hij zoCht de golven op en liet het schip door 'hen meedragen en schoot tusschen de hooge stortzeeën door, zooals een wedrenner de hoogten en andere hindernissen neemt. Hij was niet alleen sterk hij was ook onbevreesd. Zijn onverschrokken natuur scheen er vreugde in te vinden zich met de toomelooze elementen te meien en hun zijn kracht te toonen. Hij zat aan hat roer met schitterende „warenhuis" is een waar manusje-van- alles. De Indianen ruilen hier hun scha pen en weefsels tegen conserven, zout en tabak. Tegelijkertijd is er in dit gebouw een soort bank gevestigd. In het warenhuis staat een groote glazen kast met een bord „not for sale" (niet te koop). Deze kast bevat een waande- volle verzameling oud-zilveren versier selen. Als de Novajo'is geld noodig hebben, brengen zij 'hier hun kostbaar heden heen en krijgen er voor een jaar, renteloos geld op beleend. De versier selen wonden altijd stipt op tijd inge lost, want de meeste voorwerpen zijn niet alleen familiestukken, doch ook zeer dikwijls amuletten. Terwijl mijn begeleider zijn propa- gandatocht organiseert- bezoek ik de school. 500 kinderen wonen nier intern. De regeering voorziet hen van de noo- dige leermiddelen, betadlt hun klee ding, voeding, huisvesting en onder houd. Half naakt komen de kinderen op deze school en kunnen dan slechts enkele lndiaansche klanken uitbrengen. Na zes jaar zijn zij volkomen rijp voor iedere hooge school! Mooi werk! Begeerig nemen zij de kennis tot zich en binnen korten tijd hebben zij zich volkomen aan de hedendaagsCne be schaving aangepast. Deze kinderen heb ben vele talenten, meerderen zijn b.v. volmaakte teekenaars. Doch slecnts zel den studeeren zij verder; de meesten gaan terug naar hun ouders, naar nun stam, naar de vrijheid Het lndiaansche landschap, iheeft dan ook een betooverende schoonneid. Als de zon bloedrood ondergaat en de zand- kristallen in dezen hellen gloed in vu rige kleuren schitteren begrijp ik. waar om deze menschen 'hier willen wonen en nergens anders. Mijn gids had weinig handteekenin gen kunnen verzamelen. Treurig deelde hij mij dit feit mede. Zij willen 'nier niets afweten van den strijd en het gewoel van de „Groote Wereld". „Ik ben een slecht agitator," zei de roodhuid, „want ik bemerk noe innig gelukkig de broeders van mijn stam hier samenleven Arm en ver geten doch vrijer dan welke Yankee ook „Maar dat is niet overal het geval,7 voegde hij er snel aan toe. „en wij moeten den strijd voortzetten". (Nadruk verboden). Op reis door Koerdistan! In aansluiting op bovenstaanden brief, oogen, terwijl zijn breede borst heftig zwoegde, en overzag de felbewogen watermassa. Doch, hoe moedig ook en bewust van zijn reusachtige licnaamskracht en stuurmanskunst, hij vergat niet dat God alleen hem uit deze versCnrikkelijke worsteling kon redden. En zittend aan het roer, den boom vast in den ijzeren greep van zijn handen, zong hij met klare stem het zeemansvers: Koin, Heer der woeste baren. En red ons uit den nood. Gij slechts kunt ons bewaren. En redden van den dood. Hij zong het met krachtige manne lijke stem, meer brullend dan zingend, al moest zich in zijn lied Gods ma jesteit openbaren, die ook de natuur krachten gebiedt, doCn zijn stem ging verloren in het tumult der zee. Het werd al erger en erger. Willem had niet langer den vrijen blik vooruit om zijn weg te zoeken. Hij zag zich aan alle kanten omringd door ontzag wekkende golven met witte kammen, die rezen en daalden en het uitzient totaal afsloten. Het was een ontzettende chaos, waarin men zien alleen waande met een legioen van groen-zwarte dui vels, die de zee bereden als booze geesten door de lucht. Dan kwam de wind, de bewerker van al deze wan orde en wierp met woest geweld deze duivels door en tegen elkander en zij schreeuwden en loeiden alsof de wereld moest vergaan. Maar de „Wendelina" en haar wak kere stuurman hielden het uit. Als er een stortgolf kwam, dan boog Willem even het hoofd met den stierennek. Hij zat bijna onwrikbaar op zijn stoel aan de roerpen, heelemaal ingesloten in zijn oliepak, dat glom als een haaien- huid en dat, vastgebonden als het was aan enkels, pols en hals, alle water afsloot. Zijn hoofd was bedekt met een leeren kap. Zijn handen hielden het roer vast omklemd en zijn oogen blikten vastberaden en onversaagd over de dansende golven. En terwijl hij zoo de „Wendelina" steeds dichter huis waarts bracht, zong 'hij andermaal met tenorstem Kom, Heer der woeste baren Maar menschelijke kraCht, hoe groot zij ook mag zijn, heeft een grens. Tegenover de redelooze elementen valt moeilijk te strijden. De worsteling te gen de woeste zee duurde te lang voor mensehenkraChten. De ladingen van liet zoute zeewater, die Willem telkens over zich heen kreeg, verblindden ten lange laatste zijn oogen en het ontzettende geraas, dat maar al voortduurde verdoofde hem en beroofde hem bijna van zijn zinnen. Hij voelde zich koud worden, zijn lip pen werden wit. zijn tanden begonnen ie klapperen, en telkens als er weer een golf over hem 'neen kwam. ging er een rilling door zijn leden en beefden de handen die 'het roer omvatten. De wakkere blik zijner oogen verstarde en zijn blauwgeworden. verstijfde han den omklemden het roer meer machi naal dan bewust. Het was duidelijk dat zijn krachten ten einde liepen, doch hij moest op zijn plaats blijven, want niemand kon hem verwisselen. Op dit oogenblik kwam een der knechts uit het luik en kruipend over het dek, zich aan alles vastklemmend, slaagde hij er in Willem te bereiken met een heete flesCh koffie, dien hij 'hem in den half ver stijfden mond uitgoot. Dat was een ver kwikking, die zijn krachten voor een oogenblik weer deed opleven en hem met nieuwe energie vervulde. Zijn blik verhelderde weer en met vaste hand stuurde hij voorwaarts, voor den wind en de golven uit. SÊlmM wvHetJ

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1930 | | pagina 1