Breskenssche Courant
TWEEDE BLAD
CTÏ\}ycv \e9exvs\ooip
Luchtafweer
en Gasbescherming
VOOR DE JEUGD.
van de
van
Zaterdag 6 September 1930. No. 3561.
door
ANTON FOKKER.
In het volgend artikel vertelt
de over de geheele wereld be
roemde vliegtuigbouwer Anton
Fokker een en ander over zijn
leven. Uit zijn boeiend verhaal
blijkt duidelijk, dat de onlangs
tot Amerikaan genaturaliseerde
ex-landgenoot in zijn hart toen
nog op en top een „Hollandsche
jongen" gebleven is:
Toen ik ongeveer twintig jaar oud
was en dat is nu 20 jaar geleden --
trachtte ik mijn vader over te halen
om een vliegtuig voor mij te koopen.
Maar steeds weer werd mijn verzoek
geweigerd. ,Neen jongen, voor de dui
zendste maal. neen," zei mijn vader,
ik Koop geen vliegtuig; een motorboot
of een automobiel kun je voor mijn
part krijgen, maar ik zal niet zoo gek
zijn. je met eigen handen een werktuig
te verschaffen, waarmee je je noogstens
een vroegtijdige begrafenis kunt be
reiken','. „Heel goed Papa," zei ik,
en ik besloot zelf een vliegtuig te
bouwen. Deze vastberadenheid neeft
mij in latere jaren nog over vele andere
lastige dingen heen gdnolpen. Als ik
nu voor zulk een moeilijkheid sta, lach
ik maar eens en denk „het zal wel
zoo erg niet zijn, als men het voor
stelt". Ik werd in 1890 in Nederlandscti-
Oost-Indië geboren en reeds als kind
was het mijn grootste genoegen van
ijzerdraad. metaal en hout allerlei toe
stellen in elkaar te flansen. Er be
stond toen nog niet zulk aardig kinder
speelgoed als thans: Meccano-doozen
kende men nog niet. En toch is er geen
nuttiger en aangenamer speelgoed voor
een kind. dan iets, dat het zelf heeft
geknutseld.
Later verhuisden wij naar Amster
dam. Na de besliste weigering van
mijn vader besloot ik mijzelf te helpen.
De voorbeelden van Wright en Blé-
riot tieten mij niet met rust. Zoo
kwam tenslotte mijn eerste vliegtuig
tot stand. Het was een vreeseiijk
plomp ding, een warwinkel van hout en
draden. De zitplaats van den vliegenier
bestond uit een soort zadel. Het toesel
was allesbenahe gemakkelijk ingeridnt.
De menschen die mijn werk zoo nu en
dan eens oezichtigden, scnudden ar"
keurend het noold. Zij begrepen niet,
waarom Papa Fokker zijn zoon op een
dergelijke wijze zijn tijd liet verspillen.
Maar op zekeren dag was het tocstei
klaar! Nu dook er eenter een andere
moeilijkheid op. Ik moest toen leereu
vliegen. En vhegcursussen en brevetten
bestonden er toen nog niet. Hoe moest
ik dat nu doen? Op papier met hei
potlood in de hand berekende ik. noe
ik met mijn vliegtuig moest manoeuvrte
ren. En eenige dagen later, onder luid
geraas van motoren en rammelende
onderdeden, ondernam ik de eerste
vlucht in mijn eigen .gemaakte" Fok"
ker. De ongeioovige toeschouwers heb
ben danig in de penarie gezeten, toen
zij het wrakke product van mijn knut-
seluurtjes in de lucht zagen stijgen.
Dat ik vloog, zagen zij ,met eigen
oogen, dus dat moesten zij wel ge-
looven. maar dat ik weer heelhuids
zou kunnen landen, dat konden zij zich
niet voorstellen. Doch ook de landing
slaagde uitnemend.
Vanaf dit oogenblik begon mijn
eigenlijke loopbaan als vliegtuigen-
constructeur. Veel tijd om zelf vluchten
te ondernemen, schoot mij niet over,
want hei bouwen en verbeteren van
mijn „aeroplanes" nam al mijn aan
dacht in beslag. De Nederlandscnë re
geering toonde toen ik haar mijn
plannen voorlegde er niet de minste
belangstelling voor. Daarom ging ik
tenslotte naar Engeland, niet een heeic
koffer vol teekeningen en plannen. Daar
traentte ik wekenlang adntereen in toon
aangevende kringen eenige ofticieele be
langstelling te wekken. De minister van
Oorlog en van Industrie, tot wie ik
mij had gewend, 'noorden mijn geest
driftige uiteenzettingen gelaten aan,
doch verklaarden dan in een kort brief
je, dat zij mij hun „spijt" betuigden,
doch dat er voor mijn plannen in En
geland geen interesse bestond. De hoo-
gere ambtenaren verdwenen spoorslags
als men hen „Fokker in zient" meldde.
Alleen de koffiehuis-generaals bekom
merden zich in die dagen om oorlogs
mogelijkheden en niemand koesterde
een enkele gedachte omtrent de plaats,
welke mijn vliegtuigen in den aanstaan
den Wereld-oorlog zouden innemn. Als
inen in de regeeringskringen van Enge
land inijn plannen niet had afgewezen,
dan had de Wereldoorlog waarschijn
lijk een geheel ander aanzien genad.
Waarschijnlijk hebben de deftige hee-
ren, die toen voor den naam Fokker
vluchtten, gedurende den Wereldoorlog,
als de Fokker-vliegtuigen boven de
Engelsche liniën cirkelden en nun ver
derf braakten, zichzelf de heftigste ver
wijten gemaakt.
Het was mij toen totaal onverschil
lig in welk land ik mijn wierkplaats
zou bouwen als mijn plannen slechts
verwezenlijking zouden vinden.
Zoo sukkelde ik voort, totdat men
in 1912 te St. Petersburg in Rusland,
het tegenwoordige Leningrad, een wed
strijd uitschreef, voor hei beste milivaihe
vliegtuig. Dat was mijn kans! Het
vliegtuig, dat ik ontwierp, had groot
succes. Daardoor werd de aandacht
van de Duitsche regeering op mij ge
vestigd en zoodoende kwam mijn vlieg
tuigfabriek, gesteund door Duitsch ka
pitaal, tot stand. Ik kreeg groote be
stellingen en richtte een aviateurscnool
op. iViijn vliegtuigenfabriek te Schwe-
rin in Mecklenburg verkreeg zelfs een
groote vermaardheid.
Toen kwam de oorlog! Duitschland
kon tevreden zijn, mij destijds te heb
ben geholpen. Binnen enkele maanden
leverden de Fokkerfabrieken honder
den militaire vliegtuigen af. Zelt werkte
ik dag en nacht, verbeterde de con-
structie's aan de hand van de in den
strijd opgedane ervaringen, en peinsde
over nieuwe mogelijkheden. Een der
moeilijkste problemen was b.v. een op
lossing te vinden voor het juiste ricn-
ten en schieten vanuit een vliegtuig.
De meest eenvoudige weg, namelijk
recht naar voren vuur uit te bren
gen, werd Versperd door motor en
propeller. De militaire autoriteiten ga
ven mij nu officieel opdracht dit vraag
stuk tot oplossing te brengen. Men
leende mij een mitrailleur en ik sloot
mij daarmede in mijn werkplaats op.
48 uur later was de oplossing gevon
den.
Na den oorlog ging ik weer naar
Holland terug. Ik richtte daar de Ne-
derlandsche Vliegtuigenfabriek op en
broedde er mijn toekomstplannen uit.
Het is alsof het roemvolle verleden
van ons vaderland mij inspireerde, want
toen reeds liep ik rond met plannen
voor transoceanische vluchten. Hei
kwam echter niet verder dan tot plan
nen. Eerst in Amerika kon ik mij wij
den aan hun verwezenlijking, daar dit
alles veel geld vereischte. De Neder-
landsche fabriek werd toen een soorl
veilige, vaderlandsche naven, waar ik
na vele maanden inspannenden arbeid
ontspanning en verpoozing zocht. Mijn
ideaal, de lange-afstandsvlucht, kon ik
echter slecns met het enorme Ameri-
kaansche kapitaal bereiken. Ik bleef
daarbij steeds mijn principe getrouw,
mij niet in roekclooze, slecht voorberei
de ondernemingen te storten. Daarvoor
vatte ik mijn taak als vliegtujg-com-
sirucreur te ernstig op. Ik heb mijn
eigen meening erover, wat men bij den
huidigen toestand der techniek kan on
dernemen en wat niet. Met ongeschikte
vliegtuigen, door onervaren piloten be
stuurd en met een groot vaan-
tal totaal overbodige passagiers aan
boord in het wilde weg allerlei vluchten
te ondernemen, is een werk, dat slechts
schade kan aanbrengen aan het werke
lijke goede- wat er reeds op luchtvaart
gebied is gepresteerd en geconstrueerd.
Maar ervaren vliegeniers die een goed
voorbereide vlucht willen ondernemen,
onder juist berekende omstandigheden,
wil ik gaarne bij hun werk steunen.
Chamberlin, Van Dijk, Kingsford-Smifn
en Köhl dat z.jn de namen va"
menschen die op mijn hulp kunnen
rekenen. Dat zijn pioniers en geen
hazardsjaelers
In 1922 bracht ik de eerste trans
continentale luchtverbinding tusscnen
New-York en Los Angelos tot stand.
Vanaf dit oogenblik legde ik mij spe
ciaal toe op den l w van passagiers
vliegtuigen. De beiJe hoofdfactoren
voor mijn constructies waren daarbij
„veiligheid en gemak".
Als ik zoo bij mijzelf eens naga.
wat er in die jaren is voorgevallen en
ik vergelijk het belachelijk kleine toe
stel. waarmee ik negentien jaar geleden
in Amsterdam startte. met mijn
tegenwoordige verkeersmachines. dan
weet ik. dat ik tevreden mag zijn.
(Nadruk verboden).
door onzen militairen medewerker.
'Voor de eerste maal heeft een
istaat de burgerbevolking deel
uit laten maken van manoeuvres
op aero-chemisch gebied. Deze
groote manoeuvres der lucht
vloot bij en boven Lyon hebben
igroot opzien verwekt.
Daar ons land nog niet over
een volmaakt georganiseerde
luchtafweer en zeer zeker niet
over een afdoende gasbescher-
mingsorganisatie beschikken kan.
publiceeren wij gaarne het on
derstaand artikel van een voor
aanstaand autoriteit op dit ge
bied.
Terwijl in ons land nog geen af
doende oplossing van het probleem
der luchtafweer- en .gasbeschermings-
organisatie gevonden is, omdat men
hier de beteekenis van een degelijk be
schermingsstelsel tegen de vreeselijke
uitwerking van een gasaanval niet wil
erkennen, daar men zoo iets verwisselt
met militairisme" heeft 'net buitenland
zich dezen tijd ten nutte gemaakt
met het inlicnten der burgerbevolking
en haar eenige bescnutting te bieden
tegen het gevaar van vergassing.
Men gaat in de defensie-ministerie's
en bij de burgerlijke autoriteiten van
deze landen van de hoofdgedachte uit.
dat „er geen wapen is, of er bestaat
een verdedigingsmiddel tegen". Het
was dan ook een groote vergissing
van den geleerde Nobel, toen hij be
weerde, dat het dynamiet met zijn ver
strekkende gevolgen alle verweer den
kop zou indrukken en dus een oorlog
vereer onmogelijk zou maken. Terwijl
hij nog leefde vond men het Ecrasiet
uit, een springstof, die een véél groo-
tere uitwerking had dan dynamiet;
men dacht voorts 'net gifgas uit, en
men stelde ook het vliegtuig in dienst
van Mars.
En steeds hebben de militaire-, zoo
wel als de burgerlijke technici beweerd:
„Verder gaat hel niet!" Hiertegen kan
men geen verdedigingsmiddel meer vin
den!" Maar dan kwamen de schei !-
kunoigen en de uitvinders weer op de
proppen en er werd weer iets gebouwd
of geconstrueerd, dat wel degelijk een
verweermiddel bleek te zijn.
Zoolang de mogelijkheid nog bestaat,
dat er weer eens een oorfog komt
zal een regeering. die zich terdege
van haar verantwoordelijkheid tegen"
over het volk dat zij vertegenwoordigt
bewust is. alles in 'het werk moeten
stellen, om deze bevolking tegen ,de
invloeden van zulk een oorlog te be
veiligen. En dat een moderne oorlog
geheel zal afwijken van den laatsten
wereldoorlog, staat als een paal boven
water, net oewijs vinden wij in Ma
rokko, Midden-Amerika en bij de Dru-
sen-opstanden. Daarbij zal men er zich
in de eerste plaats van moeten verge
wissen, hoever de strijd zien even
tueel zou kunnen verplaatsen in het
achter 'net aanrakingsfront gelegen land.
En dan doemt al direct een der drei-
gendste gevaren op. n.l. „het vlieg
tuig". Het vliegtuig, dat zich aan gren
zen noch land stoort, dat hoog boven
ons hoofd voortsuist en niet 'alleen
zijn vernietigende bommen en projec
tielen in de gevechtslinie neerwerpt
doch ook den tegenstander tracht te
treffen door zijn welvaart aan te tasten,
zijn bevolking, zijn fabrieken, zijn land
bouw en zijn veeteelt. Daartegen moe
ten wij waken!
Met de ontwikkeling van het vlieg
tuig, de vergrooting der machines en
de uitbre.ding van hun werkingssfeer
neemt het onmiddellijke gevaar voor de
burgerbevolking angstwekkende vormen
aan.
Alle staten, die in den oorlog onder
den naam van Gealliëerden den strijd
tegen Duitschland aanbonden, hebben
zich de laatste jaren aan de oplossing
ou&e
(Een sprookje).
Er was eens een prins, die heel
slecht was. Gelukkige mensdhen en
dieren deed hij met opzet kwaad, en
zag hij dat iemand verdriet had. dan
vond hij dat juist prettig.
Dat wist zijn vader, de oude koning
wel. En toen hij voelde dat 'hij ging
sterven, riep hij zijn zoon, en drukte
hem op het ihart. goed voor zijn onder
danen te zijn.
De prins beloofde het. Maar in zijn
hart dacht hij: „Wacht maar, als ik
eens koning berf
Zijn oude vader stierf, en nu werd
hij koning. Al gauw merkten de men
schen, dat zij net slecht getroffen had
den met den nieuwen vorst. Hij was
lui, onrechtvaardig en wreed.
Op zekeren dag kwam er een oude
vrouw voor zijn troon. „O, koning,"
schreide zij. „ik ben arm en zwak, ik
heb geen geld om eten en kleeren
te kbopen. Uw dienaren wilden mij
wegjagen, maar ik ben toch in het pa;
leis gekomen om te vragen of U mij
helpen wilt.
„Maak dat je weg komt!" zei de
koning batsch, „Ik 'ken die praatjes.
Vooruit".
„O heb toch medelijden, koning,"
zei ze, en viel op haar knieën. „Als U
wist, hoeveel verdriet ik heb, zou U
mij zeker helpen".
„Als je niet dadelijk weggaat,laat
ik je mijn paleis uitslaan, of ik zet je
gevangen!" antwoofdde de wreede
WMti i
Toen richtte de vrouw zidh op, en
zei: „Omdat U zoo hardvoentig bent,
zult U voor Uw straf veranderd wor
den in het arme vrouwtje, dat ik ben.
En ik zal in Uw plaats als koning op
de troon ziiten".
Op hetzelfde oogenblik voelde de
koning, dat hij dat vrouwtje geworden
was. Hij kon zijn oogen niet gelooven,
maar toch was 'tzoo. Hij had alleen
een oude gescheurde mantel aan, zijn
schoenen waren kapot, hij voelde zich
moe en zwak. En tegenover hem. op
de troon, zat het vrouwtje, dat nu 111
hem. in den koning veranderd was.
„Als je niet dadelijk weggaat laat ik
je mijn paleis uit slaan!" zei ze. Dat
waren zijn eigen woorden
Daar kwamen zijn dienaren al aan.
„Help me! riep hij, ik ben de koning,
en zij heeft zien in mij veranderd!'!'
De dienaren lachten hem uit. Je
bent krankzinnig" zeiden zij. „Zij de
koning Als je niet hard weglplopt
krijg je een pak slaag op de koop toe",
Hij voelde een ruk aan zijn arm en met
geweld werd hij uit net paleis ge
sleept.
II.
Langzaam liep hij voort. Alles deed
hem pijn, en moè dat 'hij was! Telkens
scheen het, of 'hij neer zou vallen.
Eindelijk kon hij niet meer. Hij ging
op de stoep van een huis zitten, en viel
met zijn hoofd tegen de deur in slaap.
Opeens schrok 'hij wakker. Het was
nacht. Een man had hem vast geroe
pen. „Zeg vrouwtje, wat doe je hier?
Moet je niet naar huis
Hij rilde. 'tHad geregend, hij was
doornat en koud en bijna te zwak
om te loopen.
„Kom maar mee, dan zal ik je naar
mijn vrouw brengen. Je bent uitgeput,
mijn vrouw zal je verzorgen. Ik weet
«tlf ook wel wat hongtr is". P« vrien
delijke man steunde hem, en toen ze
thuis waren gekomen, kreeg hij warme
pap. Toen hij in bed lag, viel hij
dadelijk in slaap.
Den volgenden dag, zei de vrouw
van den man: „je kunt wel hier blijven
als je geen thuis 'nebt, en me helpen
naaien. Dan hoef je in elk geval niet
van honger om te komen".
Wat was hij dankbaar! En als hij er
aan dacht, 'hoe slecht hij altijd voor
menschen en dieren geweest was, nad
hij berouw. Hij nam zien voor, als hij
nog een? opnieuw koning werd, beter
dan vroeger te zijn. En geduldig deed
hij het moeilijkste werk, hielp de vrouw
in alles, en at dankbaar het eenvoudige
eten.
Niemand vertelde hij, wie hij was.
Hij was bang, dat de menschen hem
weer zouden uitlachen of voor krank
zinnig houden.
Zoo leefde hij een jaar. Geen enke
len keer had hij in dien tijd iemand
verdriet gedaan. Er was niet altijd vol
doende eten in huis, maar als er een
arme aan de deur kwam om brood
te vragen, gaf hij met vreugde, ook
al had hij zelf niet genoeg.
Maar de man werd ziek en kon geen
geld meer verdienen. Er kwam nog
minder eten op tafel, en hoe hij zijn
best deed en halve nachten aan 't
werk bleef, het hielp niet genoeg. Dik
wijls gingen ze zonder gegeten te heb
ben naar bed. Toen werd ook de vrouw
ziek, en wist hij niet meer wat te doen.
Zijn eigen brood gaf hij aan de zieken,
maar dat kon hij niet lang meer uit
houden. Hij werd weer even moe en
zwak, als toen ijij het paleis werd
uitgejaagd.
Als er geen hulp kwam, moesten ze
alle drie sterven,
Op een nacht, dat hij lag na te
denken, kreeg hij een plan. ()lk zal
naar het paleis teruggaan, en aan den
koning, die nu op mijn troon zit, zal ik
vragen deze goede menschen te 'nelpen.
Misschien is hij niet zoo hardvochtig
als ik toen was.
Dadelijk ging hij op weg, en kwam
vroeg in den morgen bij het paleis aan.
„Mag ik den koning spreken vroeg
hij.
„De koning is nog niet op," ant
woordde de dienaar, „maar als je een
uur wacht, kun je hem wel spreken".
Zoo wachtte 'nij een uur lang. Toen
werd hij doodmoe en duizelig van den
honger, binnengelaten.
Wat zou de koning zeggen?
111.
Strompelend kwam hij de zaal bin
nen, waar de koning was. Het was een
diepe vernedering voor hem, hier te
komen smeeken. Maar de gedachte aan
zijn zieke vrienden gaf hem .moed.
Daar zat de koning. Hij dorst bijna
niet opzien.
„Wie ben je? vroeg de koning.
„Ik ben een arme vrouw," antwoord
de hij, die u nulp komt vragen. Ik
heb twee zieke vrienden, een man en
een vrouw, die van honger zullen om
komen als u ze niet helpt".
„Waarom geef jij ze dan niet t*
eten? Jij bent toch niet ziek?" zei de
vorst. De koning had hem dus niet
herkend. Maar zijn vraag gaf hem een
weinig hoop.
„Och koning, ik ben zelf zoo zwak,
dat ik bijna niet staan kan, en alles
wat ik had, heb ik aan mijn vrienden
gegeven. Ik heb in geen drie dagen
iets gegeten".
„Waar woon je?" vroeg de vorst.
Hij vertelde het. Toen zei de ko
ning: „lk zal iemand naar je huis sfcu
ren om te kijken of je de waarheid
spreekt. Tot zoo lang moet j« wach-
I 'I
Wat duurde het lang, voor de dienaar
terug was! Zou hij 'net zoo lang uit
houden Doodmoe leunde hij tegen
de muiur.
Eindelijk kwam de dienaar terug en
verrelde den koning, dat alles waar
was.
„Goed" zeide de koning, „ga heer.
tot ik je roep".
Toen er niemand meer in de zaal
was, zeide de koning tot het arme
doodmoede vrouwtje- dat voor hem
siono: „Nu zie ik, dat 'je je leven
gebeterd hebt. Ik neb je wel herkend,
inaar wilde je voor het laatst op de
jwoef stellen. Ten teeken, dat ik in
je beterschap geloof, ben je van dit
oogenblik af weer koning, en jk het
arme vrouwtje in jouw plaats!"
Op hetzelfde oogenblik was alles ver
anderd. Hij zat weer op den gouden
troon, met het koninklijke kleed .om
zich, en tegenover !hem stond hetzelfde
vrouwtje, dat hij een jaar geleden 'had
willen wegjagen.
Geen wonder, dat hij blij was! Di
rect gaf hij het vrouwtje mèt zijn
twee goede vrienden, een mooie wo
ning en zooveel geld. dat ze gelukkig
en zonder zorgen konden leven. De
zieke man en vrouw werden spoedig
beter, maar nooit hebben ze geweten
wie hij was.
En het vrouwtje?
Twee maanden later trouwde de ko
ning met een mooie, lieve prinses. Nie
mand wist. waar ze vandaan kwam.
Alleen de koning wist het, en als ze
hem prezen, omdat 'hij van een wreede
een goede koning geworden was, die
iedereen voldeed, dan keek hij dank
baar naar zijn gemalin, die zich eens
in een arm vrouwtje veranderd had.
om hèm goed en gelukkig te maken.
(Nadruk verboden).