ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Het geheim der tfisschershut. EERSTE BLAD Dit nummer bestaat uit twee bladen. BRESKENSSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN Abonnementsprijs p. 3 maanden 11.25 franc» p. put f 1,40 Advertentieprijs van 1 5 resell 75 cent Elke regel mier 15 cent lngez. Meded. 30 et. p. regel. Drukker-Uitgever J. C. LE BLEU veortwea E. BOOM- BLIEK BRESKENS Abonnements-Advertentles zeer billijk tarief. Advertenties worden aangenomen tot n 11 e r 11) k Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur 39e Jaargmg Zaterdag 5 Juli 1930 Nummer 3543 3* AT1S verzekering gulden by levens- jii gld. by dood gld. by verlies gld. by ver- ra gld. by ver- ap gld. by ver- 'ii deabonné't tegen vyl] lange ongeschikt- 1 [1M door 7h vaneen hH lies van een 41] lies van een /Q lies van een nlukken voor: held tot werken. een ongeluk. hand of voet. oog. duim. wyjvinger. De risico van bovenstaande verzekering Is by de her ver zekerd Ongevallen-Verzekering-Maatschapoij „Fatum" te 's-Gravenhage. i a gld. by verlies van eiken anderen vinger. Nog eens J2>Y\Y\eV exv \xv Onze beschouwing over 'het Critisch Verslag van het Bondsconoours te Groe de is over het algemeen met groote instemming ontvangen. Slechts een heel enkele kon zich er niet mee vereenigen. Zoo ontvingen wij van den heer Schij- ve, directeur van het Oostburgsche muziekkorps het volgende schrijven; dat wij patuurlijk gaarne plaatsing ver- leenen. De cijfers, die er tusschen zijn geplaatst zijn van ons en verwijzen naar de aanteekeningen, die wij er bij hebben gemaakt. Hier volgt het: De beschouwing over het critisch ver slag van het1 concours te Groeide, ge houden op 1 Juni 1930 door den bond van muziekvereenigingen in Zeeuwsch- Vlaanderen W.D. (zie eerste blad der Breskenssche Courant van 21 Juni) heeft mij ten zeerste verwonderd. 1). in voornoemd artikel uit men zijn on tevredenheid over dit critisch verslag. Het zou bijna een beleedigend verslag zijn! Ik heb er echter heelemaal niets beleedigends of iets, dat de grens van dit begrip nadert, in kunnen ontdekken. De meening omtrent de afdeelings- kwestie van het gezelschap van St. Kruis is m.i. niet gelukkig uitgedrukt, maar mij dunkt, dat dit gezelschap hierdoor toch niet beleedigd mag zijn 2). De grootste en beroemdste ensem bles hebben meer dan eens critiek moe ten aanhooren, die heusch wel scnerpei was dan die van St. Kruis 3). Wat de critiek van het Oostburgsche corps betreft, ik zou zoo zeggen, dat deze erg duidelijk is. Er staat wel na een opsomming van éen paar verwach tingen: :jNu, daar ontbrak nog wel wat aan", maar we lezen hier 'toch vlak achter: hoewel toch ook veel goeds viel te constateeren". In een dergelijke uitdrukking voel ik nog lang niet dat men de grens vari beleediging nadert. Ook kan ik er onmogelijk uit FEUILLETON 18. Zij had gepoogd over de toekomst te denken en plannen te maken, niaar zij kon niet. want al haar geestkracht' scheen gebroken en haar hart ver scheurd. In dit oogenblik vari diepe wanhoop was zij op haar knieën gezonken en had haar toevlucht gezocht bij God, die ook voor de vlijmendste smart balsem heeft en weezen troost. Tot dusver was haar bidden meer plichtmatig dan uit behoefte des harten geweest. De schipper en zijn vrouw onderhielden riet geoeü getrouw en beiden waren hun kinderen alzoo voorgegaan, al was het bij Hanna meer een vorm, uit kracht van opvoeding in eere gehouden. Doch in dezen nacht leerde Lien Waarlijk bidden, roepen tot God. Daar op haar kamertje, in de stilte alleen, Worstelde zij in 't gebed om licht in de duisternis, die haar was gaan om ringen, zij zocht kracht om haar kruis te dragen. Moeite en verdriet beproe lezen dal de aanmerking nootleloos ver zwaard wordt 4). Dat de jury ,,lest best" verwachtte is logisch en dat wij aan deze verwachting niet geheel be antwoordden. is waar. Mag dit dan niet in een critisch verslag staan? 5). Laten we eens de critieken nalezen over corpsen in andere streken in ons land. dan bemerken we. dat er verschillende gezelschappen om kleine tekortkomin gen soms d.ngen moeten hooren die Üe grens van beleediging overschrijden inplaats van naderen. Ik heb b.v. wel gelezen: ,,De heeren lieten nu eens hooren, hoe het niet moest zijn," en ook dit: ,,Als men gezegd had: Dit corps speelt zijn nummer a prima vista, zou ik geantwoord hebben: Jongen, wat doen ze dat misselijk". 3) Zoo lang men van onze corpsen hier in het landje nog maar zulke dingen zegt als in het critisch verslag van ons- laatste' concours, vind ik, dat we aller minst ontevreden mogen zijn. We kun nen uit dit verslag heel wat leeren, zou ik meenen. Ook begrijp ik niet, waarom onze critiek van verleden jaar als vergelij kend voorbeeld moet gesteld worden naast dit critisch verslag. 6). Verleden jaar toch li eelt ons corps in een af- deeling geblazen die het beheerscht. Dit mag (gezien de prestaties der laat ste vier jaren) zeker in alle bescheiden heid gezegd worden. De afstand ech ter, van de eerste afdeeling naar de af- deeling uitmuntendheid, is vrij groot en als men daar bij weet, welke eischen er in iiet algemeen aan laatst genoemde afdeeling gesteld worden, vind ik dat we dankbaar mogen zijn voor zoo'n critisch.verslag in deze af deeling! Het in herinnering brengen van het critisch verslag van 1929 is wel erg goed bedoeld, maar wij hebben hier in Oostburg heusch niet noodig. dat verslag door te lezen, om het instru ment weer aan de lippen te kunnen krijgen. Als men dit zou meenen. is men niet voldoende op de hoogte var de mentaliteit van muzikanten en di recteur. Ook kan ik uit geen enkel woord der jury concludeeren dat de corpsen hier beneden het middelmatige zouden staan. 7). Een leek zal wellicht over het critisch verslag van het con cours te Groede zeggen: „Nou, ze winden er geen doekjes om deze keer". Vergeet echter niet, buitenstaander, men heett in den bond reeds lang zitten zeeveren" (dit woord is nog te mooi) dat het critisch verslag vaak ,,al" te opbouwend -was. Er werd op een ver gadering onder meer gezegd: „Ze (de jury) kunnen het niet genoeg zeggen, waar het op staat". Men wilde de ving en teleurstelling zijn dikwijls lou teringen des harten, die den weg berei den naar het Vaderhuis. In de donkere tunnels van 's levens reis, in de woes tijn der verlatenheid, hebben velen voor bet eerst God ontmoet of teruggevon den. Eri schitteren in den 'zwarsten nacht de sterren niet het schoonst aan den hemel Reeds vroeg in den morgen, nog vóór de zon opkwam, sloop Lien naar buiten. Het was haar te benauwd op haar kamertje en zij voelde een sterke behoefte het hoofd te baden tin de frissche-morgenlucht. Het geheele dorp was in diepe rust. Geen rookwolkje uit een schoorsteen verried eenig leven. Maar de vogels waren ontwaakt 'en schetterden en kwetterden in lustigen jubel hun blijdschap uit. En het scheen het jonge meisje toe. dat de klotsende golven van den opkomenden vloed den zang der vogels accompagneerden. Doch in de atmosfeer zelf heerschte een wegende stilte, alsof de natuur haar adem inhield voor de majesteit van de opkomende zon. Ernstige gedachten beroerden het jonge meisje. Welk een tegenstelling tusschen deze gewijde rust en vrede in de natuur en den altijd voortduren- den strijd en onrust onder de menschen. puntjes op de i, welnu, die zijn er op gezet, en goed ook. in ons verslag heb ik er niet één te veel gezien. 8). Waren wij in de eerste afdeeling ge bleven of een afdeeling lager gegaan met een motief dat hier in het land al meer gebruikt is 9) (men is in dezen bond door reglement niet gebonden om trent keuze van afdeeling) dan haJ ons verslag wellicht meer in majeur gemoduleerd, zooals verleden jaar. We zullen echter de woorden „studeeren, studeeren" in onze ooren knoopen. misschien is onze Uitvoering in de al- deeling uitmuntendheid dan nog wel eens „majeur". Studeeren, studegren, dit is het woord voor de muziekvéfeenigingen in Z. Vlaanderen W.D. COR SCHIJVE, Dir. Oostburgsche Fanfare. o AANTEEKENINGEN. 1. Zie onder CONCLUSIE. 2. De betreffende zinsnede over Sint Kruis is geen beleediging, zegt de heer Sch., maar ze is ongelukkig uitgedrukt, waarmede in alle geval erkend wordt, dat de uitdrukking niet in orde is. Of ze de grenzen der beleediging wel of niet nadert, is natuurlijk een kwestie van aanvoeien. Maar, veronderstellen we het geval, dat de geachte schrijver als muzikant een eerste partij vervulde en dit reeds geruimen deed. Nemen wc verder aan, dat er bv. een nieuwe directeur kwam. wien zijn spel niet beviel en die dit aldus uitsprak: Het is mij een raadsel, hoe jij (u is in dergelijke manier van uitdrukken een te fatsoenlijk woord) op de plaats bent verzeild geraakt. Zou de heer Sell, dan ook zeggen: Die ui .drukking is niet erg gelukkig ge kozen Of zou het ietwat zwaarder worden opgevat Wij keuren niet al, DAT (gezegd wordt dat men iets niet goed genoeg kan, maar wij maken aanmerking op de wijze, waarop het gezegd wordt. En d e laat in dit C.V., we herhalen he;t, hier en daar veel te wenschen over. 3. iDaarmee is het verkeerde van een dergelijke wijze van critiseeren niet goedgepraat. Waarom toch kunnen tekortkomingen niet worden vermeld, zonder meer Wij kunnen, uit ervaring, de verzekering geven dat iemand, die een leidersfunc tie bekleedt met uitspraken als ver meid bij de tweede (3) in het schrij Zij wist van de groote wereld daar buiten niet veel af, maar 'als reeds in dat kleine wereldje dat Strandwijk heette, waar het leven voorbij vlood als een kalme rivier, de menschen el kander het leven moeilijk maakten, hoe moest het dan niet daar buiten zijn, waar zooveel grove zonden heerschen. De stilte deed haar goed. Zij voelde zich dicht bij God. Zij liet haar blik dwalen over de blauwe zee. O, welk een macht heeft de zee, zelfs in haar rustige oogenblikken. Zij spreekt een taal, die in het gemoed grijpt, die opheft en goede en schoone gedachten wekt, zich verheffend boven het ge- druisch der wereld en opklimmend tot in hooge sferen, waar de zonde der aarde niet meer gevonden wordt. De zee stemt tot ernst en tot krachf bei de. God spreekt door de zee tot de menschen en Lien verstond die stem. Het was een stem, die haar moed en vertrouwen toefluisterde. Zij kon den weldadigen invloed niet verstaan, dien de natuur uitoefent op hen, die de nabijheid der menschen ontvlucht zijn. En toen de eerste zonnestralen zich over het strand goten en de seh'ui- mende golfjes kristalleerden, tooverden zij een glimlach om de strak gespan ven juist het tegendeel zal bereiken van wat zijn doel. d.i. opbouwen, op wekken tot beter doen, moet zijn. Alleen in één geval zijn die scherpe bewoordingen te rechtvaardigen. En wel. wanneer gebleken is dat iemand zich hoog plaatst, terwijl hij zelf weet, daar niet thuis te behooren. Uit zui vere hoogmoed dus! Bij Sint Kruis is dit, de concoursen bewijzen het. niet het geval. Vandaar onze afkeuring over de minachtende, ontmoedigende wijze van bespreken. 4. Onnoodig zijn alle bijvoegingen, die er niet toe bijdragen, 'het zoo straks genoemde doel te benaderen. Te meer, als ze een verkeerde stemming wekken. En dit is hier het geval. Men begint met een opsomming van ver wachtingen, waardoor een zékere span ning ontstaat. Dan volgt de afkeuring die daardoor zooveel te sterker klemt, wat zeker niet opbeurend werkt. Dat u zich nu niet (ter neer laat slaan, we schreven in dien geest, maar zou dat pok zoo zijn wanneer de be oordeeling eens iéder jaar op d ie wijze geschiedde? En dat is mogelijk. Het kan immers altijd nog beter? 5. Wat het laatste betreft, zeker! Als dat maar op zakelijke wijze wordt aangeioond. Maar dat Lest-Best logisch zou zijn. is zeer aanvechtbaar. Moet dan ieder uit een hoogere afdeeling altijd beter zijn dan de beste uit een lagere? Ot mag een korps alleen in Uitmuntend heid gaan. als hij zeker weet, in die zware afdeeling beslist uitmuntend, d.i. met lof, te zullen uitkomen? Neen im mers Maar dan is die uitspraak ook niet „logisch". 6. Uit wat verder volgt blijkt wer kelijk. dat de geachte inzender ons niet heeft begrepen. We raden hein aan, dat gedeelte nog eens na te lezen en het dan te beschouwen in zijn ver band. Dan zal hij zien. dat alleen als bewijs legen de stelling in het C.V.. dat het muzikale peil beneden het mid delmatige. zou blijven het verslag van Oostburg 1929 is aangehaald. Dat dit toevallig Oostburg is doet ter plaatse niets ter zake; het gaat er alleen om,' te bewijzen, dat in Z.-Vl. wel ,,goed" gemusiceerd kan worden. Het feit, dat hetzelfde korps dit jaar zijn nummer niet beheerschte, doet daaraan heel weinig af. 7. Er staat in het C.V,, dat nog veel valt te verbeteren om in dit gewest het muziekleven op hooger peil te bren gen. wat toch een gebiedende eisch des tijds is. Dat wil met andere woorden zeggen: De tegenwoordige tijd eisclrt. dat IN DIT GEWEST het muziekleven op hooger peil wordt gebracht. Niet in het algemeen dus, maar ,,:n dit gewest". Wat wil dit anders zeggen dan dat dit gewest bij andere achterstaat? 8. Hier draaft de heer Sch. aardig door. Eigenlijk kon dit gedeelte, als buiten onze beschouwingen staande gevoeglijk onbesproken blijven, ware het niet, dat het de situatie geheel ver keerd voorstelt. Er is. we weten niet 'meer door wie en dat doet er ook wei nig toe, op een Bondsvergadering op gewezen, dat de C.V. niet genoeg aan merkingen gaven: ni.a.w. dat ze on volledig waren. De puntjes moesten meer op de i worden gezet. Dat wil niet zeggen: Het C.V. moet nu maar eens z.g. „flink de waarheid zeggen" (in zijn ongunstige beteekenis van „iemand leelijk wegzetten"), maar dat be,eekent. nauwkeurig aangegeven wat er aan mankeert. En wat dit betreft zijn er op verre na geen puntjes genoeg gezet. De voorsteller(s) hadden meer dan gelijk, toen zij beweerden dat de C.V. veel te onvolledig waren. Hun „zeeveren" kwam voort uit de wil, om uit een C.V. te leeren veel te leeren en dit was en is (zie ook Musica) bij deze verslagen niet mogelijk. 9. Meer dan jammer is het, dat de heer Sch. het laatste deel van zijn stuk tegenover enkele korpsen onnoo dig persoonlijk wordt. Te meer nog, waar dit onderdeel geheel buiten liet kader dezer besprekingen valt. 10. Volkomen waar en zal nog meer waar worden, naarmate het peil der korpsen stijgt. Het is echter geen be wijs voor een laagstaand muziekleven. o CONCLUSIE. Onze verwondering over dit schrijven overtreft zeker ver re die van den heer Schijve over onze beschouwingen. Immers, deze heeft hij niet ontzenuwd, wel heett hij enkele „grieven" naar voren georacht en het lijkt haast of hij de eerste heeft ge bruikt, om de tweede te kunnen voor brengen. Ten slotte nog dit. Studeeren is ze ker noodig, maar even noodig is het, dat dan de C.V. d:e studie helpen be vorderen. Dit kan dooi ze samen te stellen in den vorm van leiddraad, llie levens in opbouwenden zin geschreven zal zijn. (Opbouwend n.et in de be teekenis van „honingzoet,' zooals dc heer Sch. dit klaarblijkelijk opvat). nen lippen van het meisje. Dat was de onweerstaanbare vreugde van den nieu wen dag, geboren uit nacht en don kerheid. Waarom vergeten wij toch steeds weer, dat Gods lichten ^niet kunnen uitdooven en achter de wolken altijd de zon schijnt? Al droomend en peinzend was Lien ver afgedwaald. Zij wendde nu haar schreden naar het dorp terug, dat tee kenen van leven begon te geven. Zij zag visschersfiguren op de pier ver schijnen. ja, zij zag met haar scherpe oogen zelfs de deur van haar huis open staan en schipper Luca naar buiten komen. Het was waar ook. Vader en Willem zouden hedenmorgen wederom uitvaren voor een korte reis. Zij zag Willem ach ter den schipper aankomen en even later op de „Wendelina" gaan. Zij vreesde te laat te zullen komen om nog even afscheid te nemen en daarom haastte zij zich zeer. Doeh (zij was te ver afgedwaald en juist ,toen zij in de haven aankwam, stak de Wen delina" van wal, aan het hoofd van andere botters, en zij kon niet anders doen dan den schipper en zijn zoon toe wuiven, wat door hen geestdriftig be antwoord werd, tot zoolang zij uit het gezicht waren. HOOFDSTUK VII. Twee vrouwen- Hoe gaarne zou Lien nog even met haar vader gesproken hebben, maar hij had zeker niet langer kunnen wachten omdat,hij de anderen moest voorgaan. Er was niemand in de 'wereld, van wien zij zooveel hield, als van den ouden schipper. Zij had zich aan hem gehecht met haar geheele nart. En hij, hij was dol op haar. Hij noemde haar steeds bij lievelingünaanipjes en de dorpelingen fluisterden, dat schipper Bram nog meer van zijn meisje dan van zijn jongen hield. Nu hij en Willem uit waren op de zee, voelde Lien niet veel lust om naar huis te gaan. Zij was 'immers een kwelling, een last voor die vrouw haar moeder, met wie zij nu weer alleen achtergebleven was. De herin nering aan het gebeurde van den vo- rigen avond kwam weer scherp in haar op en zij schrok er voor terug, in de nabijheid van Hanna te komen en den geheelen dag met haar om 'te gaan. Maar zij zou probeeren te verdragen. (JEoftft wvoljpa

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1930 | | pagina 1