200
10
Purol bij Doorzitten - Zonnebrand - Stukloopen
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
3®weexv\e ^vesVexvs.
Vreest geen examen
EERSTE BLAD
Dit nummer bestaat uit twee bladen.
BRESKENSSCHE COURANÏ
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Abonnementsprijs p. 3 maanden 11.25 franca p. past f 1,40
A d v e r t e n 11 e p r y s v a n I 5 regels 75 cent
Elke regel mier 15 cent Ingez. Meded. 30 ct. p. ragel.
Drukker uitgever J. C. LE BLEU
voorheen e. BOOM—BLIEK
Postgiro
70179
tn*'T breskens
Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrjjdagralddr g I uur
39e ]aarg»ng
Zaterdag 28 Juni 1930
Nummer 3541
Q R A T I S verzekering
oor deabonné's tegen
ongelukken voor:
gulden bij levens- jii gld. bij dood gld. by verlies gld. by ver- ja gld. by ver- tv gld. by ver-
lange ongeschikt- I ij M door 7h van een h[] lies van een 4Q lies van een /ft lies van een
held tot werken. een ongeluk. hand of voet. oog. duim. wijsvinger.
De risico van bovenstaande verzekering is by de herverzekerd Ongevallen-Verzekering-Maatschappij .Fatum" te 's-Gravenhage.
gld. by verlies
van eiken
anderen vinger.
STUKKEN VOOR DEN RAAD
Herziening der plaatselijke
belastingen.
I. INLEIDING.
1. Ingevolge de wel van 15 Juli
1029, S 388 zullen de Nederlandsche
gemeenten haar belastingstelsel ingrij
pend moeten wijzigen met ingang van 1
Januari en T Me: 1931.
2. Een volledige uiteenzetting der ver
anderingen, die het volgend jaar bren
gen zaL komt ons overbodig voor,
aangezien ter Secretarie verscheidene
geschriften ter lezing liggen, die dit
onderwerp op uitnemende wijze be
handelen. Wij meenen dan ook te kun
nen volstaan met het in herinnering
brengen van de belangrijkste bepalin
gen der nieuwe wet. Deze zijn:
a. afschaffing der uitkeeringen 'inge
volge de wet op de financieele ver
houding van 1897
b. afschaffing der gemeentelijke in
komstenbelasting en der gemeentelij
ke opcenten op de rijksinkomstenbelas
ting;
c. instelling van een Gemeentefonds,
waarvan, naar bepaalde regels, de ge
meenten uitkeeringen ontvangen
d. invoering eener nieuwe inkomsten
belasting, de gemeentefondsbelasting,
ten bate van dit fonds;
e. heffing van 50 opcenten op de
vermogensbelasting ten bate van het
fonds
f. bevoegdheid der gemeenten om te
haren bate de gemeentefondsbelasting
bij een lager bedrag te doen aanvan
gen;
g. bevoegdheid der gemeenten om op
de gemeentefondsbelasting opcenten te
heffen
h. beperking tot 50 van de bevoegd
heid der gemeenten om opcenten op
de vermogensbelasting te heffen;
i. uitkeering van de opbrengst der
personeele belasting aan de gemeenten,
die tevens deze belasting belangrijk
kunnen wijzigen
j. uitkeering van A/4 der grondbelas
ting aan de gemeenten;
k. bevoegdheid der gemeenten om
een nieuwe woonforensenbelasting in
te voeren;
1. wijzigingen in het provinciale be
lastingstelsel
m. instelling eener commissie van
advies voor de gemeentefinanciën.
2. DE UITKEERINGEN VAN
HET GEMEENTEFONDS.
1. Om de gevolgen der gewijzigde
wetgeving voor onze gemeente na te
kunnen gaan en den nieuwen toestand
met den ouden te kunnen vergelijken,
dient men met het bedrag der uitkee
ringen van het- Gemeentefonds bekend
te zijn.
2. De eerste uitkeering bedraagt 75
procent van de jaarwedden van den
burgemeester en den secretaris. Daar
deze tezamen de f 400Di— wel zullen
overtreffen, Ontvangt de gemeente het
maximum, zijnide f 3000,— (art. 3 der
Wet sub a).
3. De tweede uitkeering berust op
becijferingen van het Departement van
Financiën, waarvan ook zelfs het voor-
loopige resultaat nog niet gepubliceerd
kon worden. Daar het geen aanbeveling
Verdient met de regeling d ezer materie
langer te wachten, hebben Wij dankbaar
gebruik gemaakt van de betekeningen
der Vereeniging van Nederlandsche ge
meenten, volgens welke onze g emeente
f 12.678,98 ontvangen zou (art. 3 der
wet sub b en art. 4).
Het is onnoodig zich te verdiepen in
de correcties, d e op dit cijfer zouden
toegepast moeten worden, omdat het de
limiet, die het tweede lid van art. 6
der wet noemt, aanzienlijk te boven
gaat. Deze limiet bedraagt:
85 pCt van de gemiddelde opbrengst
der gemeentelijke inkomstenbelasting
over 1926, 1927 en 1928 f 16.796,10
de opbrengst in hoofd
som der personeele be
lasting over 1928 7.255,41
Verschil f 9.540,69
667,85
7 pCt. hiervan (art. 37
van het K.B. van 4 Nov.
1929, S. 476)
Samen f 10.208,54
Daar de cijfers betreffende de be
lastingopbrengst nog voor wijziging
vatbaar zijn, is het raadzaam aan te
nemen, dat de tweede uitkeering
f 10.000,bedragen zal. Volledigheids
halve zij toegevoegd, in verband met
het eerste lid van art. J der wet. dat
de uitkeering per inwoner, ingevolge
de wet van 1897, over 1930 2939 X
f 1,49 oif f4379,11 bedraagt.
De grenswijziging va.i 1 Mei 1929
heeft in het K.B. en de Ministerieele
Beschikking, ter uitvoering der wet vast
gesteld, eenige speciale voorzieningen
voor de gemeenten Breskens en Groede
noodig gemaakt. Deze blijken echter
voor tweëerlei uitlegging vatbaar. Wij
hebben de o.i. meest rationeele aan
genomen, die tevens voor onze gemeen
te de minst voordeelige in zoodat on
aangename verrassingen geacht kunnen
worden uitgesloten te zijn.
3. DE FINANCIEELE GEVOL
GEN.
De begrooting voor 1930 tot grond
slag nemend, zullen onze gemeente de
volgende inkomsten ontvallen:
a. Uitkeering van het Rijk, ingevolge
art. 10 der wet van
1897 (post 4) f 600.-
b. Idem art. 1/9 (post3) 4321,—
c. Inkomstenbelasting
(post 173) 19000,-
d. 50 opcenten op de
personeele belasting
(post 164) 4000,—
f 27921,-
De gemeente zal daarentegen in ieder
geval ontvangen:
a. Uitkeering van het gemeentefonds,
ingevolge art. 3 sub a der wet
van 1929 f 3.000,—
b. Idem art. 3 sub b - 10.000,
c. 3/t der grondbelasting 3.137,—
f 16.137,—
In ronde cijfers bedraagt het verschil
dus f 28.000,-f 16.000—
f 12.000,Hierbij zijn de kwade pos
ten buiten beschouwing gelaten, daar
tleze zich onder beide stelsels wel ge
lijkelijk zullen doen gelden.
IV. BIJZONDERE FACTOREN.
Het verdient aanbeveling, alvorens na
te gaan welke middelen dit nadeelig
verschil zullen kunnen dekken, de vol
gende vragen onder oogen te zien:
A. in hoeverre zijn er belastingen, die
hoewel geen verband houdend met de
gewijzigde wetgeving, aan een herzie
ning onderworpen dienen te worden;
B. in hoeverre zullen eenerzijds de
behoeften, anderzijds de belastingop
brengst in 1931 afwijken van hetgeen
voor 1930 geraamd is.
2. Ad A. Afgezien nog van de a
mortisatie, die een krachtig argument
tegen veranderingen oplevert, vinden
we geen termen om verlaging van het
tot het maximum geheven, aantal op
centen op de grondbelasting voor te
stellen.
Ook wijziging van het aantal op-
cemen op de vermogensbelasting lijkt
ons niet geboden. Opgemerkt worde,
dat nu ten behoeve van het gemeente
fonds 50 zoodanige opc. geheven zullen
worden, onze gemeente t.o.v. plaatsen
waar geen gemeentelijke opcenten be
staan, in een gunstigere verhouding ko
men zal.
Voorts vinden wij geen aanleiding
U verandering in het tarief der hon
denbelasting voor 'te stellen. De op
brengst dezer heffing is echter dalend.
Het vergunningsrecht, geen eigenlijke
belasting zijnde, blijft hier buiten be
schouwing. Wijziging van dit recht zal
vermoedelijk eerlang, als gevolg van
een herziening der Drankwet, noodig
zijn.
Om dezelfde reden vindt geen be
spreking der verschillende retributies
plaats.
3. Ad B. Hoewel uit den aard dei
zaak nog niet te zeggen valt, welk
beeld de begrooting voor 1931 opleve-
zal, kan toch we! -reeds op de volgende
omstandigheden gewezen worden.
De snelle ontwikkeling onzer gemeen
te brengt mede. dat ernstig rekening
gehouden moet worden met de moge
lijkheid, dat het natuurlijk accres der
middelen onvoldoende zal zijn om de
stijgende uitgaven te dekken.
in de tweede plaats mag nimmer uit
't oog verloren worden, dat het inko
men van een zeer groot aantal onzer
ingezetenen geheel afhangt van den
gang van zaken in een of twee bedrij
ven, zoodat het geboden is, zorg te
dragen, dat door eenige ruimte in onze
geldmiddelen, een eventueele kentering
geen te scherpen druk op de gemeente
financiën uitoefene.
i en slotte zal de dividend- en tantiè
mebelasting voor 1931 aanmerkelijk la
ger geraamd moeten worden.
4. De conclusie van het bovenstaande
is deze, dat de voorzichtigheid gebiedt
bij de navolgende uiteenzettingen uit te
gaan van een hooger bedrag dan de
f 12.000,— genoemd aan het slot der
vorige en aan te nemen, dat andere
middelen circa f 15.000,zullen moe
ten opbrengen.
|V. HET BELASTINGGEBIED.
1. Op grond van net nieuwe tweede
lid van art. 1 der wet op de Personeele
Belasting 1896 zal dit verschil, althans
voor een gedeelte, door de opbrengst
der personeele belasting (eventueel met
opcenten) gedekt moeten worden. Bo
vendien kunnen voor dit doel ook an
dere bronnen aangewend worden, wier
onderscheiding als volgt mogelijk is:
A. de thans reeds alhier ingevoerde
belastingen, die verhoogd zouden kun
nen worden, n.i. de hondenbelasting en
de opcenten op de vermogensbelasting
B. de belastingen, die ongewijzigd
zijn gebleven en hier niet ingevoerd
werden, n.l. de bijzondere grondbelas
tingen, een zakelijke belasting op het
bedrijf, een vermakelijkheids-, een as
surantie-, een logeergasten- en een re
clamebelasting;
C. de belastingen tot wier heffiilg
de gemeenten eerst ingevolge de nieu
we wetsbepalingen bevoegd zijn, n.l.
opcenten op de hoofdsom der gemeente
fondsbelasting en een woonforensen
belasting,
Aan deze opsomming kunnen nog de
inkomsten, voortvloeiende uit de rang
schikking in de 2e of 3e klasse der
gemeentefondsbelasting, als onderdeel
van groep G, toegevoegd worden.
2. Uit de beschouwingen in de vorige
gewijd aan de onder A. genoem.lt
middelen volgt, dat deze o.i. niet tot
versterking der gemeentelijke inkom
sten aangewend moeten worden.
Dit laatste is ook het geval met de
sub B. opgesomde heffingen, alsmede
met de woonforensenbelasting. Van
geen dezer komt invoering ter plaatte
ons gewenscht voor.
lil aanmerking komen derhalve:
a. de rangschikking in de 2e of 3e
klasse der gemeentetondsbelasting
'b. de personeele belasting (met op
centen)
c. de opcenten op de gemeentefonds
belasting.
(VI. POSITIEVE VOORSTELLEN
1. Aangezien de contribuabelen dezet
gemeente over 1930 een f 20J.C00,- aan
personeele belasting en opcenten te
betalen hebben, dus aanzienlijk meer
dan voor 1931 aan nieuwe inkomsten
noodig is, zijn we in de gelegenheid
een keuze uit genoemde heffingen te
doen.
Wij doen U hieromtrent de volgende
voorstellen
a. voor de gemeentefondsbelasting de
geheele gemeente in de derde klasse
te rangschikken;
b. voor de personeele belasting, de
wijk Dorp in de 6e, de wijken West
en Oost in de 8e klasse te plaatsen
c. de opcenten op de personeele be
lasting te vervangen door een vermenig
vuldigingscijfer, dat met de bestaande
120 opcenten nagenoeg overeenkomt;
d. geen opcenten op de gemeente
tondsbelasting te heffen;
e. geen verandering in de grondsla
gen der personeele belasting aan te
brengen.
2 De plaatsing in de derde klasse
voor de gemeentefondsbelasting heeft
ten gevolge, dat (ongeveer zooals thans
bij de gemeentelijke inkomstenbelasting
het geval is), het inkomen van onge-
huwden tot f 5O0,—dat van gehuw
den tot f 600,—, onbelast zal zijn. Van
oordeel, dat hei staatsburgerschap mede
brengt, dat ieder in de publieke finan
ciën bijdraagt, zoodra hij hiertoe ee-
nigszins in staat is, hebben wij de
huidige regeling in dit opzicht zooveei
mogelijk willen bestendigen. Opge
merkt zij, dat de kinderaftrek, waarop
de gemeenten geen rechtstreekschen in
vloed kunnen uitoefenen, door de nieu
we regeling sterk verhoogd wordt.
3. De ingezetenen met bescheiden
inkomens zullen echter in den regel
niet onder de personeele belasting val
len, zoodat de anomalie tot op zekere
hoogte opgeheven wordt dat eener
zijds van overheidswege de volkshuis
vesting verbeterd, anderzijds iedere ver
betering belast wordt.
Voor hen, die wel in deze belasting
aangeslagen zullen worden, beteekent
deze rangschikking (ook in verband met
den kinderaftrek) een aanmerkelijke ver
lichting, daar thans de wijk Dorp in
de 8e, het overig et eel der gemeente
in de 9e gerangschikt is.
avoor de gemeente 50
b. voor de provincie 50
c. voor het Ieeningfonds 1914
I. bij een huurwaarde tot
f 150,- 0
idem van f 151,— f 300,— 10
idem meer dan f 300,20
méér geheven worden. De verhoogde
aftrek heeft echter voor deze pereee-
len relatief de grootste beteekenis, ter
wijl de 80 extra-opcenten op paarden
en motorrijtuigen vervallen.
Aangezien de geheele opbrengst der
belasting de gemeente ten goede komt,
heeft het geen zin opcenten te heffen
en verdient het aanbeveling eenvoudig
(e bepalen, dat de belast ngbedragcu,
die de wet noemt, met 22 vermenig
vuldigd worden.
Van de bevoegdheid om de huurwaar
de met een progressief percentage tei
belasten, wenschen wij geen gebruik te
maken. Door den aftrek vap T >1:20.—
tin de 6e klasse) ontstaat reeds een
aanzienlijke progressie, die misschien
voor perceelen boven de f 400,ver
sterkt zou kunnen worden, doch aan
gezien onze gemeente slechts zcie.r wei
nig dergelijke gebouwen lelt, is het
niet aanbevelenswaardig het propor-
tioneele percentage los te laten.
5. Het nieuwe gemeentelijk belasting
stelsel brengt mede, dat over 't alge
meen van de opcenten op de gemeente-,
fondsbelasting geen gebruix gemaakt
wordt, indien de overige belastingen,
tot een redelijke hoogte opgevoerd, de
benoodigde middelen verschaffen.
Onze gemeente verxeert in dit gun
stige geval.
6. Na rijp beraad zijn wij tot de
slotsom gekomen, dat het geen aan
beveling verdient, reeds voor 1931 een
of meer grondslagen der personeele be
lasting te doen vervallen, in hoofdzaak
wegens de belangrijke gevolgen, die
de gewijzigde classificatie hebben zal.
7. In de circa f 15.000,die deze
middelen, blijkens het slot van IV
moeten opleveren, zal nu vermoedelijk
bijgedragen worden door:
a. de gemeentefondsbelasting, als ge
volg der plaatsing in de 3e klas
se voor f 2,700,—
b. de personeele belas
voor f5,600, x 2,2 12,320-
totaal 100, 110 of 120
II. - op de aanslagen naar de
grondslagen paarden en mo
torrijtuigen bovendien 80>
Ondanks de gewijzigde classificatie
zal het mogelijk zijn met 120 opcenten
op alle aanslagen te volstaan. Van
de perceelen met de geringste huur
waarde zullen dus 20 of 10 opeenten
f 15,020,—
Vil. VERGELIJKEND OVER
ZICHT.
Het vergelijkend overzicht van III
kan nu uitgebreid worden tot alle be
lastingen.
De begrooting voor 1930 bevat nu
de volgende posten
Post
la. 4 Uitkeering van het Rijk, in
gevolge art. 10 der wet van
1897 f 600,-
lb. 3 Idem art. 1/9 4,321,
2a. 162 De opcenten op
de grondbelas
ting (gebouwd) 2,500,—
2b. 163 20 idem (onge
bouwd) 225,
3 171 Uitkeering we
gens 48 opcen
ten op de divi
dend- en tantie-
me-belasting 3,000,
4 164 50 opcenten op
de personeele be
lasting 4,000,
5 172 25 opcenten op
de vermogens
belasting 750,
6 175 Hondenbelasting 300,—
7 173 Inkomstenbelas
ting i, 19,000,—
f 34,696,-
Want er Is een mijddel dat U kalm
houdt en waardoor Uw geest helder
blijft,
Mijniiardt's ZenUwtabletten behoeden U
voor zenuwachtigheid. Ze zijn verkrijg
baar in kokers van 75 Ct. bij Apoth.
in Drogisten.