ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEGLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
J. C. LE BLEU
35e Jaargang
Woensdag 10 Maart 1926
Nummer 3111
Het Verdrag met
België,
Geen Geweten.
Wie naar de H. B.-S.
BRESKENSCHE COURANT
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25
franco per post f 1,40
A d v e r t e n t i e p r y 8 v a n 1 5 regels 75 cent
Elke regel meer 15 cent lngez. Meded. 30 ct. p. regel.
Drukker-Uitgever
voorheen E. BOOM—BLIEK
TNo.'°20in BRESKENS
Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur
Nu mede tengevolge van be
richten en beschouwingen in de
groote dagbladen het Verdrag
met België in het centrum van
de belangstelling is komen te
staan, hebben wij de hand ge
legd op een viertal artikeltjes,
waarin de inhoud van dit inge
wikkelde verdrag zoo populair
mogelijk uiteen wordt gezet en
de bezwaren, welke tegen het
verdag worden vernomen, zoo
beknopt en duidelijk mogelijk
worden samengevat.
1.
GESCHIEDENIS EN ONTSTAAN.
Onze verhouding tot België,
men denke slechts aan de schei
ding in 1839-is altijd van kieschen
aard geweest. Dat onze Zuidelij
ke naburen in den wereldoorlog
werden getroffen door een nood
lot, waaraan Nederland ontkwam,
moest de stemming in België
jegens Nederland wel tijdelijk
bederven. Wij kregen na de
overwinning der Entente meteen
nabuur te doen, die de (vermeende)
gunst van het oogenblik ten volle
tot zijn particuliere voordeel
trachtte te gebruiken. Nederland
gaf echter in het begin van 1919
ondubbelzinnig te kennen, dat
het elke overweging van gebieds-
afstand uitgesloten achtte, en de
Opperste Raad ging dan ook
niet verder, dan een herziening
der tractaten van 1839 noodzake
lijk te verklaren, waarbij een
commissie zou hebben te onder
zoeken, of de Belgische wenschen
alleen te bevredigen waren door
overdracht van grondgebied dan
even goed op andere wijze.
Het gevaar, dat Minister van
Karnebeek had af te wenden, was
dus nog ernstig genoeg; hij trad
het echter onverschrokken tege
moet. Om erger te keeren, legde
hij een zóó groote tegemoetko
ming aan den dag inzake Schel-
de-beheer en Belgische uitwegen,
dat hij in Juni 1919 in de Kamer
kon verklaren, dat de bedreiging,
die uit het naburige land was
66.
roman van
REINHOLD ORTMANN.
„Volgens deze formule bestaat er
voor uw vriend Düringhoffen
geen redding meer. Dat is alles,
wat ik u weet te zeggen. Goeden
avond 1"
Het scheen den privaat-docent
na dit antwoord ook niet om
verdere inlichtingen te doen
te zijn. Hij daalde de krakende
trap af met een dieppeinzende
gelaatsuitdrukking en maakte een
lange wandeling door de een
zaamste straten van de stad, eer
hij besloot nog even een bezoek
aan zijn club te brengen. Hij
bekommerde zich niet om de
talrijke kaartspelen, die reeds
overal aan den gang waren, doch
hij informeerde slechts, of er
inmiddels geen brief voor hem
was afgegeven en verwijderde
zich direct weer, toen men hem
inderdaad een door Edith s hand
geschreven brief overhandigd
had.
Bij het flikkerende schijnsel
van een straatlantaarn las hij de
Weinige regels, die deze bevatte:
opgekomen, ter zijde was gesteld.
Ongetwijfeld zouden dan ook in
1920 door België en Nederland
in gemeen overleg gevonden
formules aan de Geallieerde
Mogendheden zijn aangeboden
had niet België te elfder ure door
het op de spits drijven van het
Wielingengeschil (in 1919 met
geen woord aangeduid) die aan
bieding verhinderd.
In het atbreken der onderhan
delingen door België kon worden
berust; wij hadden aan België
zeer weinig te vragen en België
zeer veel aan ons. Het was Mi
nister van Karnebeek zelf, die
toen zeide, dat Nederland, het
welk de herziening der tractaten
van 1839 niet gezocht heeft, de
Belgische verklaring (van afbre
ken der onderhandelingen) rustig
naast zich kon neerleggen.
Totdat plotseling op 28 April
1925 aan de Staten-Generaal een
wetontwerp werd aangeboden
tot goedkeuring van een verdrag,
op 3 April tevoren gesloten tus-
schen de Ministers van Buiten-
landsche Zaken van Nederland en
België, ter herziening van dat
van 1839.
Er dient heider licht op te
gaan over de vraag, hoe het mo
gelijk is, dat een tractaat, alleen
als uitvloeisel van den geest van
Versailles te begrijpen, doch
waarvan België de totstandko
ming in 1920 zelf verhinderd
heefteen tractaat, dat de le
vensbelangen van Nederland aan
tast en ons lasten oplegt, die niet
binnen redelijke grenzen zijn be
perkt, ons desniettemin ter rati
ficatie wordt voorgelegd op een
oogenblik, dat Europa leert ade
men in de sfeer van Locarno.
Moet men besluiten, dat Minister
van Karnebeek door zijn verkla
ring in 1919 zich meer gebonden
rekent, dan eenig Nederlandsch
staatsman het thans zou wen
schen te zijn Immers dit trac
taat levert voor Nederland poli
tieke economische en financieele
bezwaren op, welke niet nood
zakelijk verbonden behoeven te
zijn aan de tegemoetkomingen,
welke ook wij ten opzichte van
België zouden willen betoonen.
„Ik heb alles geregeld, de
wissel is in mijn handen en je
mag gerust gaan slapen. Je ver
dere berichten zie ik met onge
duld tegemoet.
Edith".
„Zij wil het papier als een
wapen tegen mij in handen hou
den", dacht hij. „Maar ik zal
wel een middel vinden, om het
van haar los te krijgen. Den
strijd met jou, mijn schoone
Edith, vrees ik niet".
Hij ging naar huis, sloot weder
om de deur van zijn werkkamer
achter zich en was tot diep in
den nacht druk bezig, uit Dfi-
ringhoffens handleiding een voor
publiceering bestemd uittreksel
te vervaardigen, dat uitvoerig
genoeg was, om iederen vakkun-
digen lezer te bewijzen, dat het
hier het eindresultaat van een
ernstigen en wetenscgappelijken
arbeid betrof, terwijl al datgene
weggelaten was, dat een ander
misschien in de gelegenheid zou
stellen, het proces na te bootsen.
Toen hij gereed was, sprong
de privaat-docent van zijn stoel
op en liep wel een half uur lang
als in hevigen innerlijken strijd
op het zachte tapijt van het ver
trek heen en weer. Plotseling
echter wierp hij het hoofd achter-
Het bedreigt de goede verstand
houding met België eerder, dan
dat het die zou bevorderen.
Eer het te laat is, opene de
natie de oogen voor wat haar
boven het hoofd hangt
II.
DE SCHELDE.
Wat de Schelde betreft, was
de leidende gedachte, die bij de
in 1839 getroffen regeling heeft
voorgezeten, dat aan de vaart
van Antwerpen naar zee geen
onnoodige hindernis mocht wor
den in den weg gelegd. Wij zor
gen dan ook naar ons beste we
ten voor een behoorlijke beton
ning en bebakening van de vaar
geulen, voor zoover zij op ons
grondgebied liggen. Dit is niet
zoo gemakkelijk, als het lijkt j in
de Westerschelde met haar ge
weldige oppervlakten overstroom
de verdronken landen, bevinden
zich betrekkelijk smalle kronke
lende vaargeulendoor de getij
beweging en stormvloeden wor
den millioenen kubieke meters
zand verplaatst, met het gevolg,
dat ook de vaargeulen zich ver
leggen. Nimmer sedert 1839 is
aan België geweigerd, om ten
behoeve van den scheepvaartweg
van Antwerpen naar zee, de bag-
gerwerken te verrichten, die onze
naburen wenschelijk achtten. Op
hun eigen kosten die vaargeulen
strekken ten behoeve van Ant
werpen, niet van onze havens.
Het nieuwe verdrag gaat echter
verderwij zullen de onder
houdswerken zelf uitvoeren en
die betalen op den koop toe.
Nederland zal zich dus verant
woordelijk stellen voor het in
goeden staat houden van een
uiterst onbetrouwbaar vaarwater,
dat ai zeer weinig geschikt is,
om den toegangsweg te vormen
tot een haven van den rang van
Antwerpen. De groote Engelsche
en Amerikaansche wereldhavens
zullen in de naaste toekomst
vaardiepten vanl30d.M bieden;
Antwerpen zal uiteraard niet
achter willen blijven. De Belgen
zullen dus op onze Schelde een
nauwlettend toezicht uitoefenen
wat hen betreft, kan de bagger-
over, klemde zijn tanden op el
kaar en zette met een enkele
energieke pennestreek onder het
manuscript de woorden
„Dr. Siegmund Artois".
XVII.
In langen lijd had een vooruit
gang van de wetenschap in de
geheele geneeskundige wereld
niet zulk een enorm opzien ge
baard, als de tijding, dat het den
jongen privaat docent doctor
Siegmund Artois gelukt moest
zijn, een vraagstuk op te lossen,
waarop sedert het bekend worden
van de kinine de knapste koppen
tevergeefs al hun scherpzinnig
heid hadden aangewend. Het
door hem zelf geschreven opstel
in de „Klinische Wochenschrift"
had bij de meesten eerst slechts
een ongeloovig hoofdschudden en
uitroepen van twijfel te voorschijn
geroepen, maar een in hetzelfde
nummer opgenomen artikel van
doctor Kolkstein, waarin melding
werd gemaakt van het verloop
der eerste practische proeven,
droeg er in niet geringe mate toe
bij, dat de aandacht van alle
geïnteresseerde kringen op het
nieuwe geneesmiddel gevestigd
werd.
Acht dagen later werd de schit
terende ontdekking van doctor
molen nooit genoeg draaien, te
meer,waar de kosten voor hen
toch geen rol spelen. Zelfs de
voor het behoud van de Zeeuw
sche landen van het grootste ge
wicht zijnde waterstaatswerken,
o.a. dienende om de dikwijls
sterke, diepe stroomen van onze
dijken af te houden, zullen op
last van België eenvoudig kun
nen worden opgeruimd. Verzet
Nederland zich tegen de eischen
van België, dan wordt de schuld
van het eerste het beste scheeps
ongeval, dat plaats vindt, gescho
ven op het onwillige Nederland.
Aanvaarden wij alles of bijna alles,
wat België van ons verlangt, dan
zal het ons én schatten gelds
kosten èn ons tot zondebok ma
ken van de grilligheid der Zeeuw-
sche stroomen.
Maar ook ten aanzien van an
dere bepalingen inzake de Schelde
geldt; België krijgt en Nederland
geeft, zonder c iets voor in de
plaats te ontvangen. Onze Neder-
landsche haven Terneuzen heeft
de Belgischen spoorwegen noo-
dig voor haar ontwikkeling; toen
in 1914 de gunst van de uitzon
deringstarieven werd ingetrokken,
werd aan Terneuzen een zware
slag toegebracht. Maar in het
verdrag, waarin aan de Belgische
havens een haast niet te over-
ziene rij van economische voor-
deelen wordt toegezegdten onzen
koste, was blijkbaar geen plaats
om Terneuzen terug te bezorgen,
wat het gedurende veertig jaren
heeft bezeten. Daarenboven vindt
in het tractaat een nieuwe, even
een geheel onredelijke bevoor
deeling van België plaats, door
dat het de bepaling bevat, dat
de loodsgelden voor de reis
vanuit volle zee tot Antwerpen
en omgekeerd, niet meer mogen
bedragen dan die, welke geheven
worden voor de reis vanuit volle
zee tot Rotterdam en omgekeerd.
Maar deze loodsgelden mogen
wel lager zijnl Ook deze bepaling
teekent den geest, waarin het
geheele verdrag is opgesteld.
Is het wonder, dat het nieuwe
verdrag het rechtsgevoel van het
Nederlandsche volk niet bevredigt,
maar beleedigt?
Artois in de dagbladen reeds
even druk besproken als in de
vakbladen. Met uitdrukkingen
van de hoogste waardeering werd
in tallooze artikelen over den
genialen en gelukkigen uitvinder
gesproken, want men beschouwde
het na de talrijke behaalde gun
stige resultaten reeds als een
vaststaand feit, dat hij in de
eerste publicatie de werking van
zijn geneesmiddel veel eerder te
weinig dan te veel had opge
hemeld.
In een van de grootste chemi
sche fabrieken van de hoofdstad,
met welker eigenaar hij een
voorloopig contract had afgesloten
leidde Artois de bereiding van
de kunstmatige kinine zooals
men zijn geneesmiddel algemeen
placht te noemen op dusda-
ntge wijze, dat het beslissende
deel van het chemisch proces nog
uitsluitend zijn geheim bleef.
Veertien dagen na 't verschijnen
van het eerste artikel, kwamen de
bestellingen van alle kanten reeds
in zulk een overstelpende mate
binnen, dat het onmogelijk was
alle opdrachten uit te voeren en
steeds meer hoopten zich de
mededeelingen op over wonder
baarlijke resultaten, die men met
behulp van het nieuwe genees
middel bereikt meende te hebben.
Ingezonden.
Buiten verunt-ivoordelijkhkid
der Redactie.
Nog slechts enkele maanden
en vele kinderen zullen de La
gere School verlaten, om daar
mee ook wel de meest zorge-
looze periode van het leven te
beëindigen, lmmeis thans moet
gekozen worden, welke richting
men uit zal gaan. Zal men ver
der studeeren of zal men een
of ander beroep kiezen En nu
komt het ons voor, dat sinds de
H. B. S. in Oostburg gevestigd is,
te lichtvaardig tot het eerste be
sloten wordt, en het is hiertegen,
dat wij meenen ernstig te moe
ten waarschuwen.
De vestiging van de H. B. S. te
Oostburg is natuurlijk een groote
vooruitgang v oor;ZeeuwschVlaan-
deren. Vele jongelui met goede
capaciteiten kunnen hierdoor
H. B. S.-onderwijs genieten, wat
misschien anders om financieele
redenen onmogelijk was Wij
zeggen er evenwel nadrukkelijk
bij „met goede capaciteiten",
want hier komt het op aan. Men
behoeft slechts het leerplan der
H. B. S. te beschouwen, om in te
zien, dat, om de veelheid en
verscheidenheid der vakken te
kunnen omvatten, men over een
voldoend stel hersens dient te
beschikken. Vooral tegenwoordig
mag deze eisch gesteld worden,
omdat de strijd om het bestaan
in de gestudeerde wereld enorm
is, zoodat de zwakken absoluut
het onderspit moeten delven. Op
elk gebied worden de gestelde
eischen steeds talrijker, door het
groote aantal studenten worden
de academische examens ver
zwaard, op kantoren worden te
genwoordig bij voorkeurjongelui
van Handelsscholen gevraagd,
waardoor de H. B S.ers dus min
der kans krijgen.
Voorwaar, de toekomst voor
de afgestudeerde en studeerende
jongelui is werkelijk niet roos-
Weliswaar verhieven zich uit
geneeskundige kringen ook waar
schuwende stemmen, die tot
voorzichtigheid bij het gebruik
van de heilbrengende medicijn
aanspoorden. In een ziekenhuis
waren twee gevallen met doode-
lijken afloop voorgekomen, die
men aan te grooten ijver van een
jongen assistent bij het gebruik
van het geneesmiddel toeschreef
en een reeks van proeven op
dieren bewees, dat al te groote
hoeveelheden de werkzaamheid
van de hartspieren dusdanig kon
den beïnvloeden, dat een hart
verlamming er het gevolg van
kon zijn. Aangezien deze na-
deelen echter eerst bij overdre
ven kwantums of bij het te vaak
toedienen van het middel op
traden, was de publiceering van
deze feiten niet in staat, het snel
gewonnen vertrouwen van de
geneeskundige wereld in doctor
Ariois' glorierijke ontdekking te
schokken en den zegetocht te
stuiten, waarmee zij de ge
heele beschaafde wereld scheen
te willen veroveren.
Dat de gelukkige jonge chemi-
ker gedurende de eerste weken
het voorwerp werd van talrijke
gelukwenschen en huldebetui
gingen, was onder z lke omstan
digheden vanzelfsprekend.
(Wordt vervolgd