ALGEMEEN NIEUWS- FN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Wekelijksch Ovsizicht. fflüwt geneest De stiijd van den heifst, Geen Geweten. BRESKENSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 franco per poat f 1,40 A d v e r t e n 11 e p r jj s v a n 1 5 regels 75 cent i Elke regel meer 15 cent Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever E. BOOM—BLIEK TNo.,02°!n BRESKENS p°7'$4ro Abonnements-Advertentles zeer billijk tarief. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur 35e Jaargang Zaterdag 21 November 1925 Nummer 3082 Het tractaat van Locarno is niet het eenige symptoon van de ziekte die Europa sinds den grooten wereldoorlog onder de leden gekregen heelt. Voor wie goed toekijkt, openbaren zich de ziekteverschijnselen overal. Al leen is het eene wat dreigender voor het leven van den patient dan het andere. En de onzeker heid, die de onderlinge verhou dingen op het Europeesche vaste land beheerscht, meer nog de tegenstelling tusschenDuitschiand en de Entente, waarin het Euro peesche leven onwrikbaar scheen vastgeschroefd, maakten een op lossing als Locarno gebracht heeft, dringend noodzakelijk. Deze oplossing is ongetwijfeld slechts een voorloopige. En van de toekomstige houding der twee partijen, maar van de Entente, als de sterkere, wel in de eerste plaats zal het afhangen, of de tegenstelling zal worden opge heven. De besluiten van den gezanten- raad omtrent de ontruiming der Keulsche zone die op December zal plaats hebben en omtrent den toestand in het Rijnland, waar het regiem verzacht zal worden, openen geen slechte vooruitzich ten. Maar het is niet waarschijn lijk, dat ze Duitschland geheel zullen voldoen. Er leeft daar nog altijd een sterk verzet tegen het toegeven aan den drang haar verzoening, zoolang niet voor de offers, die Duitschland brengen moet, ook andere offers, dan een verzachting van regiem in het bezette gebied, van de zijde der Entente gebracht worden. Dat wil niet zeggen, dat men, be halve dan de Duitsch-nationalen, tegen onderteekening van de ver dragen van Locarno is. Maar met die verdragen wordt het zieke Europa niet geholpen. Dit geneesmiddel moet zijn wer king doen. En of het die doet, daarover zullen we eerst kunnen oordee- len, wanneer werkelijk de tegen stelling en de vijandschap wor den opgeheven, die nu nog Europa verdeelen. Men moet den geest van Locarno een kans geven. En die kans krijgt hij niet, wanneer men niet verder komt dan de onderteekening van verdragen, wanneer bij een der partijen het gevoel van onrechtvaardige be handeling en verdrukking blijft. Alleen overeenkomsten die beide tevreden stelt, heeft de volle waarde. Zou de overeenkomst tusschen Italië en Amerika kans hebben f De geheel nieuwe verhouding, waarin Europa tot Amerika ge raakt is in een ander symptoon van Europa's na-oorlogsche ziek te. En in de reizen van allerlei Europeesche delegaties die ter zake van schuldregeling den Oceaan oversteken, openbaart dit symptoon zich op zeer duidelijke wijze. Op de Franschen en Roe- meniërs zijnde Italianen gevolgd. En zij hebben het er beter afge bracht dan hun Fransche colle ga's De Amerikanen zijn over de Fransche politiek van na den oorlog nooit goed te spreken ge weest, niet alleen omdat ze die een gevaar vonden voor de we reldvrede, maar ook omdat ze haar noodlottig achtten voor de Fransche finantien en dus voor hun eigen kans op het terugkrij gen van het aan Frankrijk ge leende geld. Senator Boral heeft dat onlangs nog eens nadrukkelijk uiteengezet met de opmerking, dat ook Rochefeller zijn bakkers rekening niet betalen kan wan neer hij al zijn geld verdoet aan diners en wijnen en jachten De Italianen stonden daarom, toen ze naar Washington kwamen, in een veel gunstiger positie. Bo vendien waren de Amerikanen overtuigd, dat Italië veel armer was dan Frankrijk en dus lang niet zooveel betalen kan. En zoo heeft de Italiaansche delegatie een overeenkomst mee naar huis kunnen brengen, waar zelfs de veeleischende Mussolini tevreden mee kon zijn. Over de eerste 5 jaar behoeft geen rente betaald te worden. Dan betaalt Italië 10 jaar lang '/s procent, waarna de rente geleidelijk opklimt tot 1 procent, op welke hoogte ze staan blijft van 1950 tot 1980, terwiji de laatste 2 jaar 2 procent be taald zal worden. De afbetaling met 5 millioen dollar per jaar klimmen op tot 80 millioen in het laatste jaar. Het is een regeling, waar Frank rijk jaloersch op kan zijn. En het is begrijpelijk, dat men in Frank rijk weer nieuwen moed gaat vatten. Een zoo voordeelige re geling als die van Italië ver wacht men wel niet. Maar men hoopt toch, dat Amerika nu ook tegenover een nieuwe Fransche delegatie wat toeschietelijker zal zijn. Want men begrijpt te goed, dat men het maar niet blauw blauw laten kan en Frankrijk opnieuw zal moeten trachten een regeling te treffen. Zeker zal Amerika om deze Schulden geen oorlog gaan voeren zooals sena tor Borals terecht opmerkte. Maar Frankrijk's crediet eischt even zeer als de goede verstandhou ding met Amerika een regeling. Juist aan crediet en vertrouwen in zijn finantieele kracht heeft Frankrijk op 't oogenblik meer dan ooit behoefte. Maar op dit oogenblik moet ook een regeling het moeilijker dan ooit vallen. De behandeling van Painlevé's ontwerp in de finantieele Kamer commissie en de wijze, waarop men met dit ontwerp omspringt, bewijzen wel, hoe slecht Frank rijk's finantieele toestand is en hoe men zich pijnigt over een methode om de zaken weer in orde te krijgen. Ongelukkig worden deze zoo hopelooze pogingen nog gedeel telijk gesaboteerd door de partij politiek. Inplaats dat de onderscheidene partijen zich uitsluitend afvragen, wat in het belang van Frankrijk moet gebeuren en hoe men dat met wederzijdsch goedvinden be reiken kan, blijven ze allen hun eigen finantieele stokpaardje be rijden, en waardoor overeenstem ming over een bepaalde regeling vrijwel onmogelijk wordt. Het is de binnenlandsche strijd, die ten koste van Frankrijk zelf wordt uitgevochten. En dit doet on willekeurig denken aan China, waar ook, maar in heviger mate, de binnenlandsche strijd der ge neraals het land verscheurt en het tot rust komen van China uitsluit. In dien strijd staan blijkbaar drie partijen tegenover elkaar, die van Tsjang-tso-lin in het Noorden, die van Feng in het midden en die van Woe pei foe meer naar het Zuiden Feng heeft blijkbaar Peking in zijn macht en heeft er den pre sident der Chineesche republiek reeds afgezet. En tusschen hem en Tsjang-tso-lin dreigt nu het eerst een botsing. Maar het is wel waarschijnlijk, dat ook an dere mogendheden, als Japan en Rusland, zich in dezen strijd zullen mengen. En daaruit ont staat voor den wereldvrede het grootste gevaar. Alleen de algemeene ziekte toestand en de uitputting, die er het gevolg van is, schijnen een oorlog in het verre Oosten nog te keeren. Ingezonden Mededeeling. iirfnte/dwidm-Wintefovoetcn. Uit den nazomer, die soms tot aan November kan voortduren, met zijn wazig blauwe luchten, zijn zilverige kimmen, zijn won dere kleurenpracht en het nauw- hoorbaar geritsel zijner langzaam vallende bladeren, uit deze roer- loozej stilte, die den vroegen herfst als een zalige droom van goudblauwe rust kan maken, zijn 38. ROMAN VAN RE1NHOLD ORTMANN. Tenslotte kon het ook niemand bizonder opvallend toeschijnen, dat de dochter van den professor eveneens nog dienzelfden avond de hoofdstad verliet, om tot aan den terugkeer van het jong-ge- huwde paar ergens op een land goed door te brengen. In gezelschap van haar kamenier was zij naar het station gereden op het paron door haar ver loofde opgewacht, die haar zijn laatste afscheidsgroet in den vorm van een waarlijk schitterend bouquet rozen overhandigde. „Wij zullen elkander heel vaak schrijven, niet waar, dierbare Ingeborg?" Dat waren de laatste woorden geweest, die zij voor 't sluiten van het portier nog uit zijn mond gehoord had en de eerstvolgende weken hadden haar bewezen, dat hij het met zijn voor stel in ieder geval goed meende. Om den anderen dag bracht de postbode een brief, waarvan de omslag zijn schrift droeg en pre cies zoo onderhoudend en aan genaam, als zijn gesprekken steeds als gast aan tafel bij den professor waren geweest, was ook de in houd van deze meestal tamelijk uitvoerige brieven. Dat daarin van allerlei andere zaken meer sprake was dan van zijn liefde, droeg er in niet ge ringe mate toe bij, de levendige briefwisseling voor Ingeborgspoe- dig tot een aangenaam tijdverdrijf te maken. Had zij eerst slechts met tegenzin en als onder een lastigen dwang geantwoord, zoo verschafte haar het onschuldig gekeuvel, dat zich eigenlijk in niets onderscheidde van de cor respondentie met een of andere vriendin, spoedig oprecht genoe gen en het kon zelf voorkomen, dat zij ongeduldig naar den post bode uitkeek, als deze zich eens wat verlaatte. Aan een terugkeer naar de hoofdstad dacht zij voorloopig evenmin als aan de groote ver andering, welke haar leven binnen kort zou ondergaan. Zij had er zonder lang na te denken in toe gestemd, toen men haar voor stelde den huwelijksdag te be palen in het begin van den herfst en zij had daarbij eigenlijk geen ander gevoel gehad dan een van stille vreugde over het vooruit zicht, dat er nog een heel lange zomer van heerlijke eenzaamheid op het Lindower landgoed voor haar lag. Lange wandelingen zooals nu vandaag had zij wel reeds vaker ondernomenmaar aangezien de mooiste plekjes juist aan de andere zijde van Lindow lagen, richtte zij haar schreden voorde eerste maal dezen kant uit, die haar totaal onbekend was, toen zij bemerkte, dat het recht voor haar uit lichter tusschen de stam men werd verhaastte zij eenigs- zins haar pas en een uitroep van blijde verrassing ontsnapte haar onwiitekeurig, toen zij plotseling uit de duisternis van het bosch te voorschijn tredend een ge heel veranderd, bekoorlijk land schap voor zich zag. Uitgestrekte, sappig groene weiden, slechts hier en daar door kleine boomgroepen onderbroken, vertoonden zich aan haar blikken, zoo ver haar oogen reikten, ter wijl op vrij korten afstand de aardige huisjes met roode daken van een flink dorp haar een vriendelijken groet schenen toe te roepen. Temidden dier roode daken verhief zich hoog boven zijn omgeving 'n slanke kerktoren. Eerst thans voelde Ingeborg, dat zij toen eenigszins moe en hongerig was geworden en na een korte aarzeling nam zij het besluit, haar tocht tot aan gindsch dorp voort te zetten, waar toch wel een of andere 'gelegenheid zou zijn om zich te verfrisschen. Maar zij had nauwelijks een twintigtal passen gedaan, toen een onverwachte hindernis in den vorm van een diep uitgegraven en tamelijk breede sloot haar plannen trachten te verijdelen. Eenige oogenblikken bleef Inge borg besluiteloos staan, doch toen spoorde haar overmoed haar aan deze hindernis te overwinnen en zij waagde koen den stellig niet ongcvaarlijken sprong. Gelukkig evenwel kwam zij op beide voe ten aan de overzijde van de sloot terechthaar japon was door een weerspannigen doomtak ech ter zoo hardnekkig vastgehouden, dat de lichte stof daarentegen niet bestand was en scheurde. In een stemming, die het midden hield tusschen vroolijkheid en schrik, stelde Ingeborg vast, dat het onmogelijk zou zijn, zich in zulk een leelijk toegetakeld toilet aan de dorpelingen te vertoonen en dat haar eigenlijk niets anders over bleef, dan volgens denzelfden weg, waar langs zij gekomen was, weer terug te wandelen. Eenigermate ontsteld door deze ontdekking, keek zij hulpzoekend wij in dien anderen herfst geraakt, waar de regenbuien striemen en de koude windvlagen ons de laatste dwarrelende, verfrommelde bladeren in het gezicht jagen, wanneer ook het laatste schoon van den zomer wegsterft en de kale takken zwiepen door de watergrijze lucht, in dien herfst, die niet de naglans van den zo mer beteekent, schooner vaak dan die zomer in haar verheven rust, haar kleurenpracht en die ijle broosheid van haar wegster vend leven, maar die den weg voor den winter te bereiden schijnt, waar zij ook het laatste blad wegrukt, en de laatste bloem knakt, als wilde ze voor den witten doodenrit van dezen stren gen vorst ook van de laatste ge dachte van lieflijkheid en teer heid den weg kaal vegen. Het is een moeilijke tijd voor de meesten van ons, menschen. Tot het laatste toe trachten we vast te houden wat ons de heerlijk heid en de zonnige pracht van het leven verbeeldt. En op die late herfstdagen, wanneer in het licht der wazige lucht van een zacht-gouden middag de natuur nog schijnt stil te staan in over peinzing van voorbije heerlijkheid, is het, of we nog ons deel schij- nente hebben aan de verukkingen van de lente, toen ook ons leven in nieuwe schoonheid scheen te willen uitbloesemen en aan de volle weelderigheid van den zo mer, die de belofte van het le ven in vervulling scheen te zul len doen. Dat is nu voorbij. We verzetten ons nog wel, op iede- ren ontstuimigen herfstdag hopen we morgen weer den hemel te zien blauwen in zijn pracht van daareven. Maar dat is niet den weg, dien we te gaan hebben. Niet de volheid van het leven wacht ons, maar zijn stilte, zijn resignatie. En het is het verzet daartegen, dat ons pijn doet en de handen schaaft. Elk mensch, elk ding, elke tijd heeft zijn eigen schoonheid en beteekenis. Wanne -,ve dat niet zien, ligt het aan ontvan kelijkheid. Maar niet iedere schoonheid spreekt onsopdezef- om zich heen en het bemoedigde haar eenigszins, toen zij dicht in haar nabijheid iets kleurigs be speurde, dat bij nader inzien een in de volle lengte in het gras uitgestrekte, klaarblijkelijk nog zeer jeugdige menschengestalte van het vrouwelijk geslacht bleek te zijn. In ieder geval bestond er nu weer hoop op een mede lijdende ziel en dus stapte Inge borg, haar beschadigde rok hoog opnemend, dapper op de bewe- ginglooze gestalte toe. Het kon een meisje van veer tien of vijftien jaar zijn, dat het zich echt ongegeneerd gemakke lijk had gemaakt op het met bloemen bezaaide grastapijt. Beide ellebogen in het jonge gras borend, hield zij haar hoofd met de handen ondersteund en las schijnbaar zeer opmerkzaam in een boek, dat opgeslagen voor haar lag. De fijne, lichtblonde haartjes, die zich ondanks het glad naar achteren gekamde haar en de stijfgevlochten lange vlech ten op haar voorhoofd en in haar blanke hals weerspannig tot klei ne krulletjes vormden, schitterden in de zon als met goud door weven draden en sierlijk gluur den de elegante enkels, gehuld in rosekleurige kousen, onder haar eenvoudig jurkje te voor schijn. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1925 | | pagina 1