EE GALEISLAAF. ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEPEN Nationale Bankyereeniging. HELPEN. Dadelijke verlichting van Asthma. Vrouwen en 8RESKENSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 franco per post f 1,40 A d v e r t e n t i e p r jj s v a n 1 5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur 34e Jaargang „Velen, die hun vrienden hun bloed en hun leven aanbieden, dat dezen niet noodig hebben, weigeren hun het geld, dat ze wel noodig h°bben", las ik on langs. De woorden teekenen on getwijfeld de geringe hulpvaar digheid, het groote tekort aan naastenliefde bij de meesten on zer en daarnaast ook de weinige opofferingsgezindheid en het bru tale egoïsme, dat ons beheerscht. Dat aanbod van eigen bloed en leven is natuurlijk maar een rhe- torische figuur. Maar afgezien dan van de gevallen, waarin zij niets zegt en dus louter figuur blijft, ligt er veelal een bereid willigheid om te helpen in uit gedrukt, maar een zeer eng-be- grensde bereidwilligheid. Toen Jezus den rijken jonge ling de voorwaarde stelde, dat hij zijn goed zou verkoopen en de opbrengst onder de armen verdeelen en dan volgen, hield dit niet allereerst den wersch van Jezus in, dat de jongeling arm en berooid zou volgen, sprak er zich niet de afkeer tegen rijkdom in uit, maar beteekende het, dat Jezus eerst het offer eischte van wat hem, den rijken jongeling, het liefste was, voor hij hem als een van zijn volge lingen kon accepteeren. De eisch bleek te zwaar. „En hij ging bedroefd heen, want hij had vele goederen". Zoo gaan de meesten onzer ook heen, maar niet eens bedroefd, wanneer hun het offer van hun geld gevraagd wordt. Bloed en leven bij ma nier van spreken, maar niet hun geld hebben ze aan te bieden. Want ook hun is, evenals den rijken jongeling, het geld het liefst. En dit liefste kunnen ze niet afstaan, niet eens een deel ervan. Dat teekent" het gebrek aan naastenliefde en opofferirgs- zin. En dit gebrek maakt het hun feitelijk onmogelijk bloed en leven, dat ze aanbieden, maar dat niemand behoeft, te offeren, maakt het hun onmogelijk te helpen. Want hulp is datgene voor iemand doen, hem datgene te geven, wat hij noodig heeft, ?B«FIÏ,£.38 T0ïï. 64 Ook Sorège had zich afge vraagd of hij het verstand verloor of dat eenig wonder hem uit 't graf had op doen rijzen, dien hij er levend in had opgesloten. Hij had den blik van Jenny Haw kins gevolgd en den verschrik- kelijken bezoeker bemerkt. Hij streek met de hand over zijn voorhoofd en deed een stap achterwaarts, als om te vluchten, maar opeens zag hij Tragomer en Marenval, die hem gade sloegen. Op hetzelfde oogen- blik groette de vreemdeling met het hoofd Tragomer, die opstond om hem tegemoet te gaan en beiden gingen den salon door, naar de piano. Daar stonden miss Maud en Jenny Hawkins. Toen deze zag, dat de twee mannen naar haar toe kwamen, liet zij een gedempten kreet hooren. Haar hart scheen op te houden met kloppen, het licht harer oogen scheen gedoofd. Zij keek niet meer en hare ooren Vingen slechts vage geluiden op. niet dat, wat wij te missen heb ben en wat wij wel doen willen. Er zijn toch betrekkelijk maar weinig menschen, die door den nood van anderen, wanneer ze dien werkelijk zien, geheel on bewogen blijven. Bij verreweg de meesten spreekt wel een ze ker medegevoel, een zeker me delijden. Het is ongetwijfeld de eerste onontbeerlijke voorwaarde voor goede hulp. Maar van daar tot die hulp is niettemin nog een lange weg. Er zijn ook menschen, die helpen, beter gezegd aan ande ren, aan hulpbehoevenden, aan armen, aan zieken geven, zonder dat die voorwaarde bij hen ver vuld is. Zij voelen zich niet door innerlijke ontferming bewogen en steken dan de hand der hulp uit. Maar zij steken als 't ware automatisch de hand uit. Zij helpen uit een soo t plichtsge voel, van uit de overtuiging of soms ook vanuit het dogma, dat helpen een plicht en een nood zakelijkheid is. De meeste van de publiek bekende filantropen behooren tot dit soort. Hun werk heeft ongetwijfeld waade in zooverre het hun modernerschen veel leed en zorg en kommer kan besparen. Maar het nrst niettemin, wanneer het alleen automatisch en plichtmatig ge daan wordt, die schoonste trek der menschelijkheid, die aan weldoen vooral zijn moreele waarde geeft, het innig mede gevoel met den lijdenden, den hulp vaardigen mensch, het me delijden met den broeder, die gebrek lijdt, gebrek niet altijd in fi lantiëelen- of materiëelen zin, maar ook gebrek aan liefde, aan licht, aan warmt'-, aan steun. Het mist de innerlijke ontfer ming, waarmee Jezus, de scha ren ziende, bewogen werd, en die het helpen en het weldoen tot een zaak niet van het ver stand, maar van het hart maakt. En het mist bovendien nog zoo heel vaak de opoffering. Want nietwaar? het medelij den is niet voldoende. Hoe me nigeen steekt, door deze inner lijke ontfeiming bewogen, reeds de hand uit, maar trekt die op Drukker-Uitg«ver E. BOOM—BLIEK TNo,02T breskens p°7s$;° Woensdag 18 April 1925 het laatste oogenblik nog terug, omdat het egcïtme zijn stem verheft en hem wijst op het offer, dat hij zal moeten bren gen. Dan biedt hij Wel bloed en leven, maar het geld, de zorg, de liefde, de steun, die noodig zijn, biedt hij niet. Dat vul zeg gen, hij wil wel wat doen, maar -hij wil niet dat doen, wat noodig is en wat alleen helpen kan, om dat het hem een offer kost, een werkelijk zwaar offer. Ik weet van iemand, die, toen hij van den nood van een kennis hoorde, spontaan het huis uitliep en op de tram sprong naar het station, maar in het station niet den trein nam naar den in nood ver keerenden kennis, maar de tram terug naar huis, en die verder den bedreigden kennis zelfs m=t geen woord te hulp kwam. Die man was ook voor het offer te ruggedeinsd. Het medelijden had sterk genoeg gesproken, want het was geen man met een bi zonder ontvankelijk gemoed, t iet een, wiens" impulsieve natu r en onevenwichtigheid hem gemak kelijk van het eeue beluit naar het andere dreef, maar een, die placht te overwegeq en wiens aard hem niet spontaan dreef naar lijdende medemenschen. Al leen door den sterken drang van dit medelijden was bij het huis uitgedreven. Maar uit zijn eigen egoïime kon het hem niet uit drijven. Het offer dat van hem gevraagd zou worden, verschrikte hem. En hij ging als de rijke jongeling, misschien ook wel be droefd, heen, want hij had vele goederen. Maar als hem, gaat het zoo menigeen. Wij zouden wel willen helpen, bloed en leven willen we aanbieden, maar niet dat eene dat juist noodig is en ons het offer kost van wat ons lief is. Zoo blijven we vaak, de hand al halverwege uitgestoken, staan en grijpen niet toe. En doen we het soms na aarzeling en strijd, dan is het öf te laat, of onder voorwaarde, die aan de hulp haar groote waarde en draag kracht ontnemen, óf op een wijze, die de moreele waarde ervan verkleint of vernietigd. We helpen zoo graag op onze manier, maar we moeten het doen op de manier van hem, die de hulp noodig heeft. Want helpen is niet iets doen voor een ander, maar dat doen, wat hij noodig heeft. Dat maakt juist veelal het offer zoo zwaar. En kunnen we ons zelf en ons egoïs me zoo ver overwinnen, dat we dit offer willen brengen, dan willen we het gewoonlijk als een offer erkend zien. Dat ontneemt aan onze daad maar al te vaak haar moreele waarde. „Geef; maar spaar, zoo ge kunt, den arme de schande van de hand te moeten uitstrekken". Die regel geldt niet alleen voor het geven van aalmoezen, maar voor het brengen van alle hulp. En het voldoen daaraan kost ons ge woonlijk een nieuw offer, dat onze eerzucht, onze ijdelheid brengen moet. Maar we zfiüen ertoe in staat zijn, wanneer we ons wet;n te verplaatsen in den toestand van hem, die onze hulp nooiig heeft. Daar hangt ten slótte alles van af, of onze naastenliefde sterk genoeg en onze eigenliefde zwak genoeg is. We zullen kunnen help in en goed en doelmatig heipen, wanneer we onzen naas ten liefhebben als ons zeiven. Zoo alleen zullen we het mede lijden voelen en sterk genoeg zijn om de offers te brengen, die alle ware hulp van ons vraagt. Aan h t jaarverslag over 1924 der N_tionale Bankvereeniging ontleeren wij het navolgende De i ideeling onzer kantoren in districten, alsmede de verdere parfectioneering onzer organisa tie heeit ons in staat gesteld, dit verslag belangrijk vroeger dan in vorige jaren te doen verschij nen. De lichte verbetering, welke in 1923 viel waar te nemen, bleef zich ook in 1924 handhaven. De verdere ontwikkeling van ons bed ijl is, gezien de diverss gebeurtenissen in het bankbedrijf, stellen. Miss Maud voldeed aan zijn verlangen. Sir Herbert Carlton, een vriend van meneer de Tragomer. Ik vermoedde dat wel, zei Sorège m.-t trotsche ironie. Maar zal miss Hawkins ons genoegen niet volkomen maken door ons het tweede couplet van die heer lijke melodie te zingen Moest ik er u om verzoeken, mips Hawkins? vroeg Jacques. Bevend door het bijwonen van die snelle opvolging dier episo des, wat de zangeres geslingerd geweest tusschen hoop en vrees en ten slotte was de hoop in wanhoop veranderd. Nochtans worstelde zij nog. Zij stond rechtop in haar blank toilet en niemand van hen, die haar aan zagen, had den verschrikkelijken storm kunnen vermoeden, die in het hart der ongelukkige woedde. Ik zal zingen, omdat u het verlangt, zei Jenny Hawkins. Heeren, neemt uw plaatsen weer in I En miss Maud ging volgens de belofte, die zij Tragomer had gedaan, bij de piano zitten, twee stappen van de zangeres af. Tragomer, Sorège en Jacques, als hadden zij het aigesproken, gingen naar de deur die tot de Nummer 3022 Ingezonden Mededeeling. Dit zal bewezen worden aan alle Asthmalijders in Nederland Ieder Asthmalijder kan bij zijn drogist de volgende drie dagen een gratis proefpakje Asthmador aanvragen. Dr. Rudolph Schiff- mann is met de voornaamste drogisten overeengekomen deze proefpakjes aan alle Asthmalij der. in Nederland af te geven. Dr. Schiflmann, de bekende spe cialist voor kwalen der ademha lingsorganen, heeft in A.thmador een volmaakt middel samenge steld, na vele duizenden Asth- milijders behandeld te hebben. Hij zegt: „Besliite verlichting bij de hevigste Asthmakrampen kan verkr.gen worden door het gebruik van A.thmador", dik wijls na 10 a 15 seconden, doch in ieder geval binuen het zelfde aantal minuten''. Hij zegt ook „Het is mij volmaakt bekend, dat er er stige twijfel bestaat omtrent het genezen van Asthma en ik ben tot de overtuiging gekomen, dat 3e eenvoudigste manier om mijn middel zijn heil zame werking te laten tonen is, door een g-atis proefpakje uit te reiken aan ieder die er be lang in stelt. Ik weet wat A.th mador zal uitwerken ik heb het in duizenden gevallen met bevre diger d resultaat aangewend en nrijn vert' ouwen er in is zoo sterk, dat ik gaarne de kosten ervan draag om ieder Asthma lijder in de gelegenheid te stel len gratis een proef te nemen". Zij die ver van een drogist ver wijderd wonen, kunnen een gra tis proelpakje per post bekomen, door hun r aam en volledig adres per briefkaart op te geven aan Schiffmann's Depot, Singel 95 te Amsterdam. Meisjesl Er is geen deugdelijker middel voor het verkrijgen en behouden van een fraaie Huid van Handen en Gelaat, dan Purol. serre toegang gaf, zij traden er binnen en daar zei Sorège, zon der aarzelen, met een stoutheid, die de beide vrienden verbaasde: Wat beteekent die comedie, Jacques? Waarom hier onder een valschen naam en voorge vend mij niet te kennen Wat wil,, dat wantrouwen zeggen Twijfel je aan de vreugde, die ik zou hebben je terug te zien, en waarom heb je meer ver trouwen gehad in Tragomer, dan in mij Sorège was stoutmoedig, maar Jacques kon zijn dupe niet meer zijn. Hij kende hem thans. Hij antwoordde even onomwonden als de vraag had geluid. Ik ben hier onder een val schen naam, Sorège, omdat ik een ongelukkige ben, die zijn waren naam niet meer kan dra gen, Ik wantrouw ja, omdat ik er Diet zeker van ben, dat jij niet meegewerkt hebt tot mijn onge luk, en dat jij niet bereid bent mij te verraden. Ik, riep Sorège, ik, je vriend van kindsbeen af, ik, die je on geluk beschreid heb, alsof het mij gold 1 (Wordt vervolgd.) Zij hoorde verward Tragomer zeggen: Miss Maud, vergun mij u een mijner vrienden voor te stellen, sir Herbert Carlton Bij deze woorden kon zij weer denken en begrijp an. Was zij niet de speelbal eener illusie geweest? Waarom zou die jonge man, die men Herbert Carlton noemde, Jacques de Fréneuse zijn Kon er niet een buiten gewone en verschrikkelijke ge lijkenis bestaan Zij durfde even wel den pas gekomene niet aan te zien. Zij keek naar Sorège, die even verschrikt was als zij. En zij leed zoo vreeselijk door haar twijfel, dat zij, op gevaar at zich gewonnen te geven, den man wilde zien, vlak in het gelaat. Zij sloeg de oogen op en keek hem aan. Zij herkende Jacques. Hij was het. Hij bewees het haar door den blik, dien zij goed kende, door de beweging der lippen, die zij had liefgehad. Zij sidderde, ditmaal zeker, en gelaten wachtte zij haar vonnis. Zij weerstond de fataliteit niet langer. Plotseling liet' zich Jacques' item hoore.:, „n ditmaal was alle dwaling onmogelijk. Ik ben meneer de Ttagomer dubbel dankbaar, dat hij mij de eer heeft verschaft aan u te worden voorgesteld, miss Harvey, en het genoegen de groote ar tiste, die miss Hawkins is, te hooren. Woont u in Londen, sir Carlton vroeg Maud. Sedert een week Ik ben een arm provinciaal. Ik kom uit een verafgelegen land, waar het noodlot mij had genoodzaakt te leven. Ik was alleen, verlaten, ongelukkig. Maar vrienden heb ben aan mij gedacht en mij uit mijn woestijn verlost. Oordeel dus over de vreugde, die ik van avond ondervind, miss Harvey, en over mijn dankbaar heid. De „tem was zoo droevig, zoo zacht, zoo teeder, dat Jenny Hawkins huiverde van smart. Maar met een stoutmoedigheid, die voor niets scheen terug te deinzen, wierp Sorège zich in den strijd en hij ging zelf tot den aanval over. U hebt goddelijk gezongen, miss Hawkins, zei hij, terwijl hij zijn tegenstanders uit de hoogte aanzag, en ik begrijp het geluk van meneer. Hij scheen zijn verloofde te vragen den vreemdeling voor te

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1925 | | pagina 1