DE GALEISLAAF. ALGEMEEN NIEUWS- EN AOVERTENT £BLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANOEREi* PUROL De Staat en wij. e. boom—bliek tno.,02T breskens p°7!$;° OVERBEVOLKING. KENSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 franco per post f 1,40 A d v e r t e n t i e p r (j s v a n 1 5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker 1 ftgever Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk :-: Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur :-: 34e Jaargang Woensdag 25 Februari 1925 Nummer 3007 len, dat de overheid door strenge bepalingen zal viken voor de veiligheid van de wegen. We vragen ziekenhuizen, zorg voor onzen ouden dag, regeling van alles en nog wat. En we denken er geen oogenblik aan, dat we dat alles kunnen krijgen, omdat onze samenleving zich tot staat georganiseerd heeft, maar die organisatie en de handhaving en goede functioneering ervan niet mogelijk zouden zijn„ wan neer allen zich zoo weinig om het bestuur, het welzijn van dien staat bekommerden als wij. Er ger nog, we schelden op dien staat, wauneer hij alles, wat we wenschen en noodig hebben,-1 iet precies doet, zooals wij het mee- nen noodig te hebben, maar we willen geen hand uitsteken, we willen er niet eens even voor naar een stembureau gaan en daar een stembiljet invullen om het te maken zooals we het wen schen en zooals we meenen, dat het moet zijn. We razen wan neer we belasting moeten beta len en zien er geen been in, den belastingvragenden staat er tus- schen te nemen, maar we geven ons niet de moeite aan de ver andering van de naar onze mee ning slechte belastingwetgeving mee te werken door maar enkel onze stem mee,'» laten gelden bij de samenstelling der verte genwoordigde lichamen, die de belasti gwetten vaststellen. Wij willen alles hebben, maar er niets voor doen. En dat komt nu niet alleen, niet in de eerste plaats misschien zelfs, uit be geerte en directe gemakzucht, maar is voor een groot deel een gevolg daarvan, dat we ons niet bewust maken, dat wij allen te zamen den staat vormen, die immers de georganiseerde ge meenschap is en dat het dus voor een deel ook aan ons ligt, hoe en wat die staat zal doen. De Frar.sche Koning Lodewijk XIV heeft eens in het volle en trotsche bewustzijn zijner macht gezegd „de staat ben ik". Met meer recht nog kunnen de bur gers, kan iedere burger in de Europeesche staten van thans verklaren: „de staat dat zijn wij". Maar hij kan dat toch al leen, wanneer hij ook zijn plicht tegenover dien staat vervult en aan het staatsleven deel neemt, allereerst door mee te bepalen wie den staat zal hebben te be sturen. En wanneer hij zich daar van bewust wordt en.de conse quentie aanvaardt, dan moet de herinnering der regeering in de memorie van toelichtifig bij het ontwerp, dat den stemplicht af schaft, overbodig worden, maar zal ook de overbodigheid van iederen strafmaatregel, die dezen plicht sanctioneert, zich steeds duidelijker openbaren. Ingezonden Mededeeling. Voor ochrale Lippen en Ruwe Huid gebruik ikallijd II. (Slot.) Wanneer dan ook van Staats- wege getracht wordt de finan- ciëele lasten en zorgen van de gezinnen met veel kinderen te verminderen, door aftrek bij de belastingen en door toeslagen aan de gehuwden, dan ligt hier aan een economisch belang ten grondslag. Want hoe men nu ook moge denken over de kwestie van het gezinsloon, een feit is, dat de Staat van de gedachte uitgaat hoe grooter gezin, hoe sterker Staat. Immers gaat de Staat daarbij van tweeërlei ge- dachtengang uit, n.l. van een politiek en van een fiuanciëel. Van een politiek standpunt, om dat groote gezinnen voor den Staat beteekenen voldoende sol daten financiëel, omdat daar door een economisch machts middel geschapen werd, namelijk de belasting. Het kan dan ook geen ver wondering baren, dat van Over heidswege, vooral in landen met hooge sterftecijfers en met lage geboorten, op allerlei manier getiacht wordt de stichting van groote gezinnen door verminde ring van bijdragen in de belas ting of zelfs door het uillov< van premies zooveel mogeli aan te moedigen. Allerlei wettffli en bepalingen worden zelfs in 't leven geroepen om hetdenouders maar zoo gemakkelijk m'gelijk te maken groote gezinnen te kunnen stichten. En vooral in landen waar het militairisme op de spits gedreven wordt, worden ook deze maatregelen het sterk ste doorgevoerd. Maar ook voor handel en in dustrie is een achteruitgang van de bevolking een groot gevaar. Immers zijn er niet voldoende werkkrachten, dan zal het nood zakelijk gevolg zijn, dat de krachten, die er zijn, zich op buitengewone wijze zullen moe ten inspannen. Die verhoogde inspanning zal ten slotte ook voor de zwakken en minder waardigen gelden, daar allen zullen moeten aanpakken om de noodige werkzaamheden te ver richten. Vooral de laatste grot pen zullen, wat gezondheid be treft, erstig achteruitgaan, daar zij meer van hun krachten zul len vergen dan wel wenschelijk is, waardoor een algemeene ver zwakking van het ras het gevolg is. Landen als Frankrijk gaan dus, wat de bevolking betreft, moeilijke tijden tegemoet. In ons land staat het nu juist andersom. Volgens de bereke ning van den bekenden heer Verrijn Stuart zou, wanneer de toeneming van onze bevolking op denzelfden voet blijft voort gaan, deze over 49 jaar onge veer 14 millioen bedragen. En een verdere berekening toont aan, dat, gaat het zoo voort, ons land over 200 jaar zelfs 110 millioen inwoners zou tellen. Wanneer men nu nog weet dat, ook al weer volgens bere kening van geleerden, ons land hoogstens plaats biedt voor 14 millioen menschen, dan kan men wel begrijpen, dat de over bevolking vaD ons land zoo lang zamerhand een probleem gaat woi den. Sinds lang al verluidde, dat het in het voornemen der re geering lag een wetsontwerp bij de Staten-Generaal aanhangig te maken tot afschaffing van den stemplicht. 'Dit ontwerp is thans ingediend, maar houdt fei telijk geen afschaffing van den stemplicht, alleen afschaffing van de strafbepalingen op het niet naleven van den stemplicht in. De stemplicht zelf blijft dus in principe gehandhaafd. En in de memorie van toelichting wordt door den minister nog eens met bijzonderen nadruk daarop ge wezen. Maar het niet nakomen van dien plicht wordt niet lan ger met straf bedreigd. In plaats van een wettelijke wordt het dus eigenlijk een moreele plicht, welks al of niet naleven aan ieders eigen geweten wordt over gelaten. En deze verandering is niet een gevolg van een veran dering in de meening van den wetgever omtrent de noodzake lijkheid van het uitbrengen van zijn stem bij verkiezingen voor iederen staatsburger, maar van de omstandigheid, dat het on mogelijk is gebleken de nale ving van den plicht door straf- rchtelijke sanctie te handhaven en van het gevaar, dat dus voor het gezag van deze wet niet al leen maar van de wet in't alge meen dreigt. Ondanks de wettellijk opge legde verplichting en de bedrei ging met straf is het Neder- landsche volk niet te bewegen ge weest zijn eersten staatsburger lijken plicht: te vervullen. Te Amsterdam alleen bleven bij de Kamerverkiezingen in 1922 maar eventjes 57-810 kiezers weg en bij de verkiezingen voor de Pro vinciale Staten in 1924 zelfs 76,677. Een dergelijk aantal was niet te vervolgen. En liever dan het gezag van de overheid tot een aansluiting te maken, heeft de regeering de strafbepalingen ingetrokken. Tegen dit verzet heeft zij bakzeil moeten halen, ofschoon zij er tegelijkertijd nog 50 Die naam Jeanne Baud, die, als wij ons niet vergissen, voor de eerste maal door u is uit gesproken. Ik had ernstige redenen om niet over die jonge vrouw te spreken. Gij zult dat zoo aan stonds aangrijpen, als ik heel mijn avontuur zal hebben ver teld. Maar voordat gij verdergaat, een enkel detailHoe was die Jeanne Baud Groot, klein, blond, bruin, blauwe of bruine oogen Zeg eens zoo nauwkeurig mo gelijk, hoe zij er uit zag. Toen ik haar voor de eerste maal bij Lea zag, was zij een bekoorlijke vrouw van vijf-en- twintig jaar, erg blank van huid, met prachtige schouders, zwart haar en grijze oogen. Zij vorm de met Lea een heerlijk paar dezelfde gestalte, dezelfde weel derige lijnen. Alleen was Lea even blond als Jeanne donker. Beiden opmerkelijk mooi, als zij samen waren. Ik geloof wel, dat de buitengewone indruk, eens aan herrinnert, dat het hier een zedelijke plicht geldt, dien de overheid erkent en die zij blijft voorbehouden aan allen, wien het kiesrecht verleent is. Het is r.iet waarschiinlijk, dat die herinnering veel zal uitwer ken. Tegenover den Staat er kennen wij over 't algemeen geen verplichtingen. Wij eischen al leen en verwijten. En we be grijpen niet, dat deze eisch en dit verwijt feitelijk tot ons zelf gericht zijn en dat het niet na komen van onze eerste staats burgerlijke plichten ons het recht tot elk verwijt, tot elke afkeu ring opneemt. Omdat we ons er geen rekenschap van geven, wat de staat eigenlijk is en hem blij ven beschouwen als een macht buiten ons, voor welker doen en laten we in geen enkel opzicht verantwoordelijk zijn, als een soort voorzienigheid, die alles in volmaakten vorm heeft te re gelen erf waa-op we telkens, als we niet goed uitweg meer we ten, een beroep kunnen doen. Want, als het noodig is, we ten we den staat wel heel goed te vinden en erkepnen we ook feitelijk wel zijn aard en wezen als georganiseerde gemeenschap. Wanneer kwajongens 's avonds op onze ruiten tikken of onze stoep gebruiken als conversatie zaal, of den schoonen klank van onze huisbel probeeren, wanneer buren kleedjes kloppen voor onze open ramen of de jeugd onge- noodigd onze rijpe peren komt proeven, dan loopen we naar de politie, dat is naar den staat, immers naar een orgaan van den staat om aan dergelijke on behoorlijkheden een einde te maken. Wonen we in een don kere straat, dan adresseeren we met onze straatgenooten om een lantaarn. Zijn er gaten of kuilen in den weg, dan dragen we een gemeenteraadslid op voor beter plaveisel te zorgen. Willen we een H. B. S. oprichten, dan rich ten we ons tot de regeering. Breekt er brand uit, dan rekent ook de felste anarchist op de brandweer. Wij maken alle da gen voor onze correspontie ge bruik van de posterijen, en wil die zij maakten, grootendeels tot haar liaison had geleid. Zij waren er trotsch op. Nog een vraag, zei Tragomer. Was Lea Perelli niet geverfd? Ja. De hoogblonde kleur van haar haar was niet natuurlijk. Ik heb haar nooit anders dan blond gekend. Maar haar na tuurlijke kleur moest donkerbruin zijn. Het is goed, zei Christian. Je kunt verder gaan. Het duurde vrij lang, voor ik de geheime redenen kende, die de beide vrouwen hadden om elkaar niet te verlaten. Gedurig trof ik Jeanne bij Lea, en als deze uitging zonder mij, was 't om naar haar vriendin te gaan. Aanleiding tot haar liaison had de wensch gegeven, door Jeanne Baud uitgedrukt, om van Lea les te krijgen in de uitspraak van het Italiaansch. De jonge zangeres wilde namelijk het Italiaai sche repertoire gaan zin gen. Zij verlieten elkaar niet meer, en ik, in beslag genomen door mijn zorgen en vermaken, ver moedde niet, welk een harts tocht er school in de teederheid, die zij elkaar bewezen. Sorège vestigde hot eerst mijn aandacht op dien toestand. Hij voer zoo heftig uit over de ondeugd, die mij koud liet, dat ik hem vroeg, of hij soms jaloersch was op Jeanne Baud. Hij veranderde terstond van toon en schetste. Wat hij er van zei, deed hij voor mij alleen. Wat had hij er voor belang bij 't Was wel waar, hij haatte vrouwen die tegen-natuurlijke neigingen hadden. Maar eigen lijk bekommerde hij zich slechts om den spot, die mij kon tref fen. Ik moet zeggen dat ik zoo gedemoraliseerd was door mijn slecht leven, dat ik het denk beeld, dat Lea mij ontrouw was in deze onvoorziene omstandig heden, mij afkeer noch toorn inboezemde. En de ongezonde nieuwsgierigheid om Jeanne Baud te bezitten maakte zich van af dat oogenblik van mij meester. Ik bespiedde beiden. Ik ontdekte haar gewoonten, haar uren van ontmoeting. Eens op een avond, dat tien mijner vrienden bij Lea bijeen waren, had ik ze bijna betrapt in de kamer mijner maitresse. Een verbazende kinderachtigheid gaf iets pikants aan haar liaison. Zij hadden een manier om afspraak jes te maken in mijn tegenwoor digheid zelfs, die spreken on- noodig maakte. Lea nam dan uit pret Jeanne in de armen en begon in 't wilde rond te dansen, dan lieten zij zich, buiten adem, halfbezwijmd, op den divan vallen, waar zij dan bi} elkaar bleven liggen als in een soort sluimering. Eens, toen ik tegen vier uur bij Lea kwam, vond ik haar met den hoed op het hoofd. Verstrooid stak zij mij haar voor hoofd toe en zeide mij Ik ben verplicht een uur uit te gaan. Mijn vader heeft een zijner vrienden met een bood schap voor mij belast en ik moet hem van daag in het Grand Hotel gaan opzoeken, want hij vertrekt morgen naar Londen. Dan ga ik weg. Tot van avond. Neen, blijf integendeel. Ik heb mijn bedienden vrijaf ge geven. Jeanne moet aanstonds komen. Jij moet haar ontvan gen en verzoeken op mij te wachten. Wij moeten samen dineeren. Goed. In een oogenblik had zich het vaste denkbeeld bij mij gewor teld, mij van de vriendin van Lea meester te maken. Een uur van vrijheid. De kamers leeg. Alles liep naar wensch. Ik liet mijn maitresse heen gaan en wachtte op Jeanne. Zij kwam, glimlachend, gekleed in een grijs zijden japon, een hoed met koren bloemen op het hoofd, die haar donker haar en haar bleeke tint een ongewonen glans verleenden. Zij scheen niet verwonderd over Lea's afwezigheid, deed haar hoed af, wierp haar handschoe nen op tafel en ging bij mij zitten. Ik weet waarlijk niet wat ik tot haar te zei. Voor zoover ik mij kan herinneren, sprak ik haar over haar schoonheid. Haar hoofd lag achterover tegen de leuning van den divan, dicht bij het mijne, en, met mijn mond tegen haar oor aan, raakte ik met mijn snor even haar hals. Zij trok zich niet terug en ik zag haar even trillen. Haar ge laat in profiel vertoonde mij een glimlach, die haar lippen optrok, waartusschen haar witte tanden blonken. Van haar lichaam ging een geur van heliotroop uit, die mij naar het hoofd steeg. Na een oogenblik sloeg ik mijn arm om haar heen, trok haar naar mij toe, zonder dat zij tegen stand bood, en met vurigen hart- tocht gaf zij zich over. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1925 | | pagina 1