"de galeislaaf. ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN De ooilogsbegiooting 1825, tno,02T breskens p°78$;° Y erandering. SKENSC COURANT VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN -Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 franco per post f 1,40 A d v e r t e n t i e p r ij s v a n 1 5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever E. BOOM—BLIEK Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Advertenties worden aangenomen tot ulterlfj k Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur 34e Jaargang Woensdag 26 November 1924 Nummer 2983 Het leven veranderd voort durend. Men kan die verande ring evolutie noemen. Mits men dan onder ontwikkeling nog niet verstaat een groei naar 't betere, 't hoogere, het meer volmaakte. We kunnen wel aannemen, dat het leven een doel heeft en dat dus de gestadige beweging een trachten is om dat doel te be naderen, een groei naar dat doel toe. Maar wat zouden wij oor- deelen over beter of hooger of volmaakter worden? Ons oor deel daaromtrent hangt ook ge heel van onze opvattingen, onze levensbeschouwing, or.s geluk af. Maar wat we beslist waarnemen is de verandering, de voortdu rende beweging, die toestanden en dingen -en verhoudingen al door wijzigt. Aan die beweging zijn we al len ouderworpen. Wij verande ren ook als de dingen en toe standen om ons. Wij zijn ons dat niet altijd bewust. Vaak wil len we het niet weten, ontken nen we het. Zichzelf gelijk blij ven lijkt ons de groote zedelijke eisch. Maar dit zichzelf gelijk blijven kan nooit beteekenen on veranderlijk dezelfde blijven, al leen in onze daden en woorden in een bepaalden tijd eenzelfde innerlijk wezen tot uitdrukking brengen. Dat innerlijk wezen verandert ook, al is het niet zoo heel veel wellicht. Maar wat verandert zijn de vor men, waarin het zich uitdrukt, zijn dus ook de opvattingen, de gedachten, de gevoelens, is de persoonlijkheid, zooats wij die uitspreken. Want hoe zou het zijn, wanneer die allen onveran derlijk waren. Dan was er geen groei, geen ontwikkeling van eigen persoonlijkheid mogelijk. Dan bleven we kinderen, onnoo- zele domme kinderen. Maar naast deze verandering, die iedereen ziet en erkent, is er een voort durende verandering, die we niet of nauwelijks merken, omdat ze te geleidelijk gaat en wij niet altijd voldoende ons zeiven con troleeren om te weten en te voe len, dat we thans andere men- schen zijn dan een jaar, of zelfs slechts enkele maanden geleden. Alleen wanneer we ver achter ons zien naar een bijna vergeten verleden, wanneer we ons de da gen herinneren van lang voor bije jaren met hun stemmingen, hun ontroeringen, hun vreugd en hun leed, dan dringt het zich vaak plotseling aan ons op, dat de dingen en gebeurtenissen, die ons eens ontroerden, ons nu nau welijks meer raken, dat we an dere vreugden hebben, andere smarten, andere liefden, andere zorgen. En dan begrijpen we, dat we ook zelf anderen moeten geworden zijn en kan het ge beuren, dat we, onze gedachten en gevoelens nazoekende en ver gelijkende met die van vroegere jiren, tot de ontdekking komen, dat ze eens andere waren, dat we niet alleen door andere din gen en gebeuttenissen getroffen worden, maar dat ons heele in nerlijk leven een wijziging heeft ondergaan. Diezelfde voortduren de verandering heeft ook om ons heen plaats. En allicht komt het daardoor vooral, dat we onze eigen verandering niet zoo dui delijk waarnemen. Was het leven om ons, waren de toestanden en vei houdingen dezelfde gebleven, dan zou onze eigen verandering ons meer opvallen, zou het ons duidelijker zijn, dat we ni-t meer waren als vroeger. Maar in dat geval zouden we ook zelf min der veranderd zijn Want de verandering in en om ons, is voor een groot deel ook het ge volg van de verandering om ons, zooals dan weer de veranderin gen om ons ten deele veroorzaakt worden door de verandering in ons, die zich in onze daden uit drukt. Het is de voortdurende beweging, die overal andere be- wegingen doet ontstaan en de veranderingen schept. Het zijn de veranderingen, die nieuwe veranderingen brengen en weer nieuwe altijd door. En zoo wordt het leven een voortdurende wis seling, die de onbestendigheid schept en de onrust, die ons vermoeit. „Wat staat gij de rust is [verboden Geen ruste, al bezweek ook [uw hart". Maar het is niet voor ieder en in ieders leven in dezelfde mate het geval. Er zijn men- schen, wier leven van dat ze als kind aan moeders schoot stonden, totdat ze als oud man naar de verhalen der kleinkin deren luisterden, eenzelfden, ge- lijkmatigen gang schijnt te gaan. Ik weet wel dat dit soms voor een groot deel schijn is. Ook al lijkt het leven uiterlijk hetzelfde te blijven, dan toch kunnen de veranderingen in ons en heel dicht om ons heen, vele en groote zijn. Maar er zijn toch menschen, wier gelijkmaiigheid ook aan hen leven een zekere gelijkmatigheid schijnt op te dringen. Want on getwijfeld is hier invloed merk baar. De onrustige trekt de ver anderingen als 'tware naar zich toe, de gelijkmatige, rustige dwingt den gang van het leven in een gelijkmatigen pas en houdt het bestaande vast. Maar dit gaat niet altijd. En wie of wat we zijn, het leven blijft ons in sneller of langzamer tempo meevoeren naar telkens nieuwe toestanden en nieuwe gebeurte nissen, naar nieuwe menschen ook en naar een nieuw zelf. „Te scheiden van een dierb're [plek. Vol weemoed en genot, Te wennen maar aan elk ver- [trek Verhuizen is ons lot." zegt de Généstet. Maar het is niet enkel een verhuizen van de eene plek naar de andere, van het eene huis naar het andere, maar een verhuizen ook van de eene levensverhouding naar een andere, van het eene geluk naar het andere, van het geluk naar de droefheid, van de zorg naar de vreugde, van ons oude zelf naar een nieuw, dat de nieuwe omstandigheden ons aanpassen of dat in ons gegroeid is. En wanneer we, ouder geworden, het rustelooze dezer voortdurende veranderingen beseffen, dan voe len we ook, dat het eenige wat ons blijft, de weemoed is, wee moed om al het verlorene en voorbijgegane, weemoed vaak ook om het verlorene in ons zeiven, om wat we in ons zelf kwijt raakten. „O, die weemoed om alles wat eindigen moet, als of alles niets meer is dan geur, die vervliegt", staat er in Cou perus' „Majesteit". Maar bij die weemoed moeten we niet blij ven. Zoo we niet weten, of de rustelooze verandering van het leven een groei, een ontwikke ling beduidt naar het betere, het volmaakte, voor ons zeiven moeten we het geloof vasthou den, dat de verandering in ons een stijging is, één voortdurende stijging zeker niet, maar toch een stijging, waarbij we met vallen en opstaan langzaam na der komen aan wat we in onze beste oogenblikken als het ide aal, het doel hebben aanschouwd. Ingezonden Mededeeling. Voor allen die sukkelen met moeilijken en onregelmati- gen stoelgang zijn Mijnhardt's Laxeertabletten onmisbaar. Zij werken vlug en radicaal en ver oorzaken niet de minste kramp. Doos 60 ct. Bij apoth. en dro gisten. De Centrale Commissie voor Bezuiniging van de Nederland- sche Maatschappij voor Nijver heid en Handel publiceert als bijvoegsel van het November nummer van het Tijdschrift der Maatschappij eenige beschou wingen van haren militairen des kundige omtrent de oorlogsbe- grooting voor 1925. Schrijver begint met aan te halen wat over het eindcijfer der begrooting wordt gezegd in de Memorie van Toelichting. Deze komt tot de slotsom dat bereikt werd eene besparing van f 1.600.000, afgescheiden van het fB^FÏÏsïsBTeN. Begrijpt gij, Marenval Zij waren gekomen op den boulevard Magenta, waar zij de voorzorg hadden genomen het rijtuig te laten staan, dat hen had gebracht. Tragomer zei tot Marenval Welnu I nu moeten wij ons met de magistratuur gaan op houden. Gij hebt mij erover gesproken om Pieire de Vesin te gaan bezoeken Ik ken hem kl twintig jaar. Wanneer wilt ge hem bezoe ken Hoe eer hoe beter. Marenval haalde zijn horloge te voorschijn. Vijf uur. Hij is nu niet meer in het paleis. Laten wij bij hem thuis gaan, wilt ge Een uitstekend idee. Rue de Matignon, zei Marenval tot den koetsier. Pierre de Vesin is het type Van den modernen magistraat, een mooie man, galant, geestig, zeer welsprekend, heel goed op de hoogte met de wetten, maar In de wereld geheel en al zijn ernstig ambt vergetendceliba tair, rijke, lieve versjes rijmend, omgaande met alle merkwaar dige schilders en beroemde letter kundigen, die Parijs telt, heeft hij van zijn mooi appartement een schitterend centrum gemaakt, waar eiken Zondag diletanten van smaak en artisten van talent zich in een heerlijke intimiteit vereenigen. Sedert een uur van het paleis terug, zat Pierre de Vesin bij den haard rustig te lezen, toen zijn bediende opdaagde, om Tragomer en Marenval aan te dienen. De magistraat legde zijn boek neer, giog in zijn salon en, zijn bezoekers de hand reikend, zei hij Waarde burggraaf en gij, neef, weest welkom. Wij moeten den magistraat spreken, zei Marenval ernstig. Gaat dan in mijn kabinet, daar zijn we beter op ons gemak. Hij bracht hen in het vertrek, dat hij pas had verlaten, en wees hun fauteuils Gaat zitten. Hebt gij eenige misdaad begaan Zie ik in u twee medeplichtigen 1 Neen 1 stel u gerust, antwoordde Tragomer. Het betreft een on gelukkige, voor wiens lot wij ons interesseeren. De magistraat werd ernstig. Zijn fijn gelaat, met den zwarten, reeds zilveraehtigen baard, met de verstandige oogen, werd op lettend. Hij zeiIk luister. Vooreerst, waarde vriend, her innert gij u in hoofdzaak nog het proces van Jacques de Fréneuse? Ik herinner het mij nog in alle onderdeelen, zei Vesin. Mijn college Frémart, die den zetel van het Openbaar Ministerie moest innemen in de zaak, was ziek. En ik was er mee belast de zaak te bestudeeren, zoodat ik gereed zou zijn Fremart te vervangen, als hij onmogelijk gedurende de zitting in het paleis kon komen Ik heb dus het dosier Fréneuse in handen gehad. Ik had evenwel geen gelegen heid het woord te nemen en daar was ik zeer blij om. Het ware voor mij een zeer pijnlijke taak geweest requisitoire te nemen tegen dien jongen man, en ik had het gedaan zonder toege vendheid, want ik had de zeker heid verkregen van zijn schuld. O! zei Tragomer. Gij hadtin het dosier het bewijs gevonden van de schuld van Fréneuse. Behalve de bekentenis van den schuldige, ware het niet mogelijk vollediger bewijs te krijgen. Dus gij twijfelt niet of hij is rechtvaardig veroordeeld Ik twijfel er niet aan. Ik kan er niet aan twijfelen. Ik zou gek moeten zijn om u het tegendeel te zeggen. Frémart was van hetzelfde gevoelen. De procureur-generaal. En het was te danken aan de houding van den beschuldigde, aan zijn protesten, zijn tranen, het bewonderenswaardig getui genis zijner moeder, de netheid der familie, dat er verzachtende omstandigheden zijn aangenomen wat den armen duivel het leven redde. Anders had het hem het hoofd gekost. Weinul mijn waarde, zei Tra gomer, het Hof zou thans een doodvonnis dubbel betreuren. En dit is een krachtig argument tegen de doodstraf. Zij hadden een onschuldige op het schavot gebracht. Kom, kom I Tragomer, zei de magistraat. Het is zoo gemak kelijk een veroordeelde onschul dig te verklaren, het is minder gemakkelijk vast te stellen, dat hij niet schuldig was. Dat hebben Marenval en ik toch ondernomen. Pierre de Vesio zag zijn beide bezoekers nieuwsgierig aan en zei: voordeel, dat de traktements vermindering opleverde en on danks het feit, dat aan een deel van de verleden jaar in uitzicht gestelde bezuinigingsmaatregelen nog geen begin van uitvoering is gegeven kunnen worden. Dit laatste nu werpt volgens den schrijver der beschouwingen een zeer eigenaardig licht op het bezuinigingsbeleid van den Minister van Oorlog. Zulks ver wondert den schrijver echter niet, aangezien het volkomen klopt met hetgeen hij voorheen her haaldelijk betoogde, dat n.l. „de handhaving van het stelsel-van Dijk tengevolge zou hebben, dat van aanzienlijke besparing wei nig teiecht zou komen en dat het, met de thans vastgestelde oorlogssterkte en vredesorgani satie onmogelijk zou blijken de noodige bezuiniging tot stand te brengen, zonder het oorlogs apparaat hopeloos te veronacht zamen op het stuk va i bewape ning en uitrusting". Het juiste middel om doel matig te bezuinigen bestaat naar schrijvers meening det- halve in het wijzigen van het stelsel, in dien zin, dat de leger- sterkte belangrijk wordt vermin derd en bij het doorloopen van de geheele begrooting doet zich herhaaldelijk de gelegenheid voor de juistheid van die stelling te betoogen. Aan het slot wordt nogmaals met nadruk de aan dacht gevestigd op de nood zakelijkheid van vermindering van de oorlogssterkte, dus om te komen tot een kleiner leger, omdat de thans verkregen be zuiniging feitelijk niet anders is dan een verschuiven van uit gaven, hetgeen wel geelt eene tijdelijke verlaging van het eind cijfer, doch niet verhoedt, dat men na eenigen tijd onherroe pelijk gedwongen zal zijn tot verhooging der uitgaven, waar door het eindcijfer zeker weer tot ten minste 70 millioen zal gaan stijgen. Dit streven naar wijziging van het legerstelsel-van Dijk vormt het hoofdthema van de beschou wingen, maar bovendien wordt Gij beiden Mannen van de wereld, die niets weet van een procedure, heel oprecht, vreemd aan elke intrige. En waarom dit besluit In wiens naam In wiens belang Marenval nam het woord en sprak zeer eenvoudig In naam der menschelijkheid. In het belang der gerechtigheid. De magistraat kende de men schen, hij kende vooral Marenval. Opdat deze zoo vastbesloten kon spreken, moest er wel 'n stevige basis zijn voor zijn geheel nieuwe overtuiging. Gij gelooft dus aan een rechter lijke dwaling zei hij, zijn vrien den eens goed opnemend. Wij gelooven er aan. De familie heeft er altijd aan geloofd. De veroordeelde heelt nooit opge houden zijn onschuld te betuigen. Dat is altijd of bijna altijd zoo. Bekenden is zeldzaam. Gij zult mij niettemin toegeven, hernam Tragomer, dat het wel buitengewoon kan schijnen, dat een man wordt veroordeeld voor den moord eener vrouw, als die vrouw nog goed en wel in leven is? Ditmaal openbaarde zich onver holen de ongeloovigheid van den magistraat. (Wordt vervolgd,)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1924 | | pagina 1