M GALEISLAAF. ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Plicht tot bewapening? BRESKENSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 franco per post f 1,40 A d v e r t e n 11 e p r ij s v a n 1 5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever E. BOOM—BLIEK TNo'T BRESKENS p°7'$4ro Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur 34e Jaargang Woensdag 1 October 1924 Nummer 2966 Het vraagstuk bewapening of ontwapenig, U den laatsten tijd ten onzent weer druk in discussie gekomen. Belangrijk heeft daar toe bijgedragen de bekende re de van den woordvoerder der Vrijzinnig-Democraten in de Eerste Kamer, professor van Embden, die betoogde, dat een volgende wereldoorlog in hoofd zaak zou gevoerd worden met stikgaisen en niet alleen buiten gewoon wreedaardig zou zijn, maar bovendien aan een klein volk, met een zwakke chemische industrie, de verdediging vol strekt onmogelijk zou maken. Wij mogen dit betoog, dat ook als brochure verschenen is, in zijn hoofdtrekken bekend ver onderstellen. De zaak der landsverdediging heeft echter, afgezien van haar technische mogelijkheid of on mogelijkheid ook een internatio nale zijde. Te weten, de kwes tie der neutraliteitsplichten. Elke staat heeft krachtens het Vol kenrecht, de plicht zijn neutra liteit te handhaven, d.w.z. het mag op zijn gebied, tijdens een oorlog, indien het althans daar buiten wenscht te blijven, geen oorlogshandelingen van anderen toelaten. Het moet die eventu eel onderdrukken, zoo noodig met geweld. Welnu, zoo kan men ten on zent uit den mond van hen, die bewapening voorstaan, telkens en telkens vernemen, daar hebt ge den internationalen rechts grond voor onze krijgstoerusting. Wij hebben hier een rechtsplicht te vervullen, waarin wij, erken den we door ontwapening rond uit onze weerloosheid, zullen te kort schieten. Het is waai lijk wel de moeite waard, dit motief voor onze oor logsuitgaven eens naderbij te bezien. De moeite waard, want het kost om te beginnen den belastingbetalers 'n 100 millioen per jaaren bij werkelijke toe passing in oorlogstijd kost het fSCFHsisBTeH. Portretten, boeken, teekenin- gen, riepen haar hem voor den geest, dien zij nooit had opge houden te beweenen, ondanks zijn misslagen, en dien zij alle dagen haars levens betreurde. Zij stond op uit een lagen leuningstoel, en, in den rouw gekleed, den rug gewelfd door verdriet, het gelaat bleek onder haar wit haar, zeer zachtzinnig en zeer gelaten, bedankte zij eerst Marenval voor zijn bezoek, als een vrouw, niet gelukkig omdat zij de eenzaamheid van haar bestaan ziet gebroken, maar getroffen door een bezoek, dat een herinnering van vriendschap aanduidde, Marenval liet, nadat hij was gaan zitten, het oog vallen op een prachtig portret, dat een grooten, eleganten jongen man voorstelde, met een open en vroolijk gelaat. Een bitter lachje plooide de lippen van mevrouw de Fréneuse. Zij liet den bezoe ker op zijn gemak het doek beschouwen, en zei toen met een doffe, bijna klanklooze stem nog oneindig meer, om van de persoonlijke offers nu maar niet te reppen. Eén ding treft ons dadelijk in deze kwestie. Het is dit. De voorstanders van bewapening, dezelfde personen, die voor en na plegen te beweren, dat het volkenrecht eigenlijk maar larie is en dat tusschen de volken slechts de macht heerscht en niet het recht, ze hebben op één punt zelf een zeer fijn ontwik keld rechtsgevoeldaar, waar zij uit datzelfde volkenrecht den zoogenaamden plicht tot bewa pening meenen te kunnen los kloppen 1 Als dat bewezen moet worden als het maar op geschut en gifgassen mag uitloopen, dan worden,de betrekkingen tusschen de volken weer ineens door het recht geregeerd I Maar is die rechtszin formeel wel op het goede spoor Op deze vraag kan een be slist antwoord worden gegeven. Het volkenrecht is ten deze al lerminst vaag gebleven, maar heeft de rechten en plichten der neutralen beschreven eenerzijds in de neutraliteitsverdragen van 1907, gesloten op de Tweede Vredesconferentie, anderzijds in het Handvest van den Volken, bond. Wat behelzen die bronnen Allereerst het punt, waarin het Volkenbondsrecht de verdragen van 1907 ten deele heeft ter zijde gesteld, te weten; bij zeker soor van oorlogen bestaat er voor de leden van den Volkenbond geen neutraliteit meer en dus niet al leen geen plicht, doch zelfs geen recht meer, om het oorlogsge weld van zijn grondgebied te weren. Wat toch is het geval? Het Handvest van den Volkenbond verbiedt, naar men weet, aan de 54 staten die lid zijn, niet eiken oorlog, maar wel den overhoed- schen aanval. De leden van den Bond hebben zich verbonden, tegen elkaar de wapenen niet op te vatten binnen een termijn, die practisch van 4 tot 9 maan den reikt. In dien tijd wordt dan door de aangewezen organen Zoo was hij. Wat is hij nu Wat hebben ze van hem ge maakt Reeds sedert twee jaren is het onmogelijk geweest van hem te verkrijgen, dat hij een portret liet maken, dat wij zeer duur zouden hebben betaald. Hij heeft er nooit in willen toestemmen dat wij een Jacques voor ons hadden, met afgescho ren haar en baard, gekleed in het grof wollen buis. Hoort u wel wat van hem Geregeld. In welken toestand ie hij Materiëel, klaagt hij niet. Hij is zoo jong, zoo sterk. En dan wordt hij, schijnt het, goed be handeld. Laatst is hij bij de bureaux geplaatst. Hij maakt zich nuttig. Zijn bestaan is minder ellendig. Maar moreel. Betuigt hij nog steeds zijn onschuld Bij deze vraag kwam er een vlam op 't bleek gelaat van mevrouw de Fréneuse, haar oogen fonkelden, en met'n stem, die kracht verried, riep z ij uit: Tot den dood toe zal hij ver klaren, dat hij die afschuwelijke misdaad niet heeft begaan. Hij heeft haar niet kunnen Degaan. Immer hoort u, Maren val, zullen mijn dochter en ik het staande blijven houden: tegen beproefd, een minnelijke rege ling te bewerken. Welnu, begint een staat bin nen den verboden termijn niet temin een oorlog, dan is deze volgens Volkenbondsrecht on rechtmatig en zijn alle overige leden verplicht, z ch solidair te gen den schenderstaat te keeren. Keeren met de wapenen is niet noodzakelijk, maar voor dege nen, die dit wel doen en die daarmede een taak van wereld- vredespolitie vervullen, is iedere staat verplicht, zijn grondgebied open te stellen. Men moet zelfs voorzieningen treffen, om den doortocht over zijn gebied te vergemakkelijken. Ook ons land heeft zich daartoe dus verbon den. In zulk een geval is er der halve van neutraliteitgeen sprake. Zij komt echter nog wel te pas tegenover niet-leden van den Volkenbond alsmede, indien wel aangesloten staten een oor log voeren, na den vereischten wachttijd te hebben in acht ge nomen. Wat is in zoo'n geval de plicht van den neutralen staat Ander maal is het onjuist die plicht voorop te stellen. Vooropstaat: hun recht om ongeschonden te blijven. Art. 1 van de verdra gen van 1907 en 'n andere woorden spreekt desgelijks het Handvest begint uitdrukkelijk aldusoorlogvoerenden zijn ge houden, de souvereine rechten en het grondgebied der onzijdige mogendheden te eerbiedigen. Denken wij daaraan allereerst. Kleine staten doen wijs, met om te beginnen op hun rechten te staan. En hun plichten Zij behel zen, dat de onzijdigen op hun gebied een aantal oorlogshande lingen niet dulden mogen. Een aantal; niet alle behoe ven zij te verminderen. Zoo zijn zij bijv. niet gebonden den uit- of doorvoer van wapenen of mu nitie te beletten. Ook niet, om voor de oorlogvoerenden het ge bruik van telegraaf- of telefoon kabels te verbieden of te be perken. Men ziet, van uiterste Jacques is een verschrikkelijke samenloop van verzwarende om standigheden geweest. De menschen hebben zich omtrent hem kunnen veroordee- len in alle oprechtheid, maar wij, zijn zuster en zijn moeder, zullen tot onzen laatsten ademtocht herhalen, dat hij onschuldig was. Marenval zag de beide vrou wen goedkeurend aan en zei toen, het hoofd opheffend, op vasten toon Dat is geheel en al mijn mee- ning. Bij deze woorden, die hij voor de eerste maal aan de bedroefde moeder liet hooren, richtte me vrouw de Fréneuse zich op, en zei met een plotselinge leven digheid Marenval, wat beteekent dat Nooit hebt gij zoo bevestigend gesproken. Nog meerIk be schuldigde u er van, dat gij onze warme overtuiging niet deeldet. Wij dachten altijd, dat gij minder verwonderd dan vernederd waart over hetgeen gebeurd was, en nu neemt gij opeens een heel andere wending aan. Marie, je ziet het, hij is niet meer dezelfde. Hij is geheel en al veranderd. Hebt ge misschien iets gelukkigs vernomen? Zouden wij eindelijk, na zoolang te hebben gewaa- strengheid is geen sprake. Maar een aantal oorlogshan delingen mogen zij dan niet dul den. Wat behelzen deze laatste twee woorden Schuilt daar nu de befaamde plicht tot bewa pening in of kunnen zij ook be- teekenen, dat de onzijdige over heid haai plicht nakomt, indien zij zich tegen inbreuk verzet met haar gewone politiemacht, eventueel, indien zij haar oor logsmacht geheel aan kant heeft gedaan, met haar politieleger En dus ook, dat indien de schen der met overmacht inbreuk en onrecht doorzet, men voor het geweld eenvoudig mag bukken Het geschreven volkenrecht wijst duidelijk naar laatstbe doeld antwoord. De rechtsplicht tot bewapening, die onzen mi litaristen zoo dierbaar is, wordt bijna met zooveel woorden ont kend. Daar is vooreerst art. 10 van het verdrag van 1907 ingeval van een landoorlog. „Als een vijandige daad", zoo luidt het daar woordelijk, „kan niet beschouwd woi den het feit, dat een onzijdige mogendheid, zelfs met geweld inbreuken op hare onzijdigheid tegengaat." Men lette op de aangehaalde woorden. De geheele aanwen ding van geweld, wordt blijk baar beschouwd als iets buitenis sigs, als een ,hors d'oeuvre, waarop nauwelijks gerekend be hoeft te worden. In de tweede plaats art. 8 van het verdrag ingeval van een zee oorlog. „Een onzijdige regeering", zoo luidt het weder woordelijk, „is gebonden de middelen waar over zij beschikt aan te wenden, ten einde binnen haar rechtsge bied de uitrusting of bewape ning te verhinderen van eenig vaartuig" enz. Belangrijk in dit artikel zijn vooral de woorden diemen niet ziet 1 In plaats der aange haalde woorden stond er n.l. aanvankelijk „is gehouden, de vereischte maatregelen te nemen" Dit zou natuurlijk den plicht tot voldoende bewapening hebben ingehouden. Op verlangen der kleine staten is dit evenwel ver zwakt tot eergstgenoemde tekst. Deze behelst in verband met die voorgeschiedenis, dus kenne lijk, dat als men niet over vol doende middelen beschikt, „de keizer", in casu, de militaristi sche uitlegger van het volken recht, zijn recht verliest 1 En eindelijk spreekt nog de allerduidelijkste taal artikel 8 van het Handvest van den Volkenbond. De leden van dien Bond, al dus is daar uitgesproken, ver binden zich te streven naar zoo vergaande vermindering van bewapening als vereenigbaar is „met de uitvoering der inter nationale verplichtingen in geval van gemeenschappelijke actie". Dat is die actie tegen den vrede- storenden staat, waarover wij boven spraken. Uiterst belangrijk nu is, dat het Handvest, naar men ziet, slechts spreekt van één inter nationale plicht tot bewapening, dien voor het zooeven genoemde geval en door zijn zwijgen ten deze over de neutraliteit, de b e- wapeningsplicht voor dat doel bepaaldelijk ontkent. Maar men zal zeggen, men is dan toch op een anderen grond „erbij". Of men nu van de kat of den kater gebeten wordt Alweer mis. Daargelaten, dat deelname aan een gemeenschap pelijke actie uit pacafistisch oog punt veel minder onaannemelijk is, wijl zij gericht is tegen den oorlog en het onrecht zelf, er is bovendien in den Volkenbond erkend, dat elke staat vrij is te beoordeelsn, of hij aan een anti- oorlogsactie gewapenderhand wil deelnemen. Met name de kleine staten zullen daarvan ook moreel, zoo wordt meer en meer erkend, 2ijn vrijgesteld. Zoo vervliegt die gansche internationale plicht tot krijgs toerusting in rook. Onze bewa- penaars zullen voor hun fijn besnaard rechtsgevoel op ander terrein bevrediging moeten zoe- hen. En Nederland is gerechtigd hoopt, kunnen Niet zoo haastig, viel Maren val haar in de rede, want hij vreesde reeds te veel gezegd te hebben. U was onrechtvaardig door mij te beschuldigen, dat ik niet, evenals u, geloof jheb ge slagen aan de onschuld van Jacques. U weet zeer goed, dat ik hem verdedigde, met al de kracht van een man, dien de wereld met boosaardigheid meesleept in het onheil, dat u trof. Ik heb in dien tijd eerst goed gemerkt, hoe slecht de menschen zijn. Al wat afgunst, laagheid, slechtheid kunnen uitdenken om een eerlijk man te bespatten, heeft men tegen mij beproefd. Ik heb door uw ongeluk geleden, stellig evenveel als u zelf, want in de Parijsche wereld werd ik een jaar lang niet anders ge noemd dan Marenval, „neet van Fréneuse". O 1 ik ken lui, die graag had den willen insinueeren, dat ik zelf het bagno verdiende. En dat alles, waarom Omdat ik rijk ben, levenslustig, een mooi huis bezit, mooie paarden en een loge in de opera. Is dat nu werkelijk een reden om iemand naar de galeien te zenden? Weinul ik heb vrien den, die mij er zouden willen zien. U kunt er over oordeelen, wat die goede zielen op mij hebben kunnen zeggen, op het oogenblik van het ongeluk. Ik leek u niet erg heldhaftig toe, in dit gevaarlijk uur. Ik geef u toe, dat er waars in schuilt. Ik had ridderlijker kun nen zijn, mij vaster bij u kunnen aansluiten, maar men moet de menschen nemen zooals zij zijn. Ik ben nog wat nieuw in de wereld, waarin ik leef. Men heeft voor mij niet de consideratie, die men een Montmorency be toont. De menschen zijn gelijk voor de wet. Zij zijn het niet voor de wereld en dat heeft men mij getoond. Dit verklaart u veel dingen, die u duister waren gebleven. Ik vrees niet in vol vertrouwen met u te spreken, omdat ik mij er van bewust ben, dat ik zoo veel toewijding voor u heb, dat gij mij eens gemakkelijk mijn schijnbare zwakheid zult ver- geven. Mevrouw de Fréneuse had, een weinig sober geworden, naar de verklaringen van Maren val geluisterd. (Wordt vervolgd,)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1924 | | pagina 1