ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
Door liefde overwonnen,
De hervorming in het
gevaiigeniJeven.
Ds Conferentie te
Londen*
BRESKENSCHE COURANT
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25
franco per post f 1,40
Adverteptieprjjs van 1 5 regels 75 cent
Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel.
Telefoon
No. 21
Drukker-Uitgever
BOO M—B L I E K
BRESKENS
Postgiro
17704
Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur
33e Jaargang
Woensdag 16 Juli 1924
Nummer 2944
De kritiek, onlangs in onze
volksvertegenwoordiging op ons
straf- en gevangenisstelstel en
speciaal op den celstraf uitge
oefend, blijkt reeds uitwerking
te hebben gehad. Minister Heems
kerk, die een blijmoedig en op
geruimd man is en er allerminst
van verdacht kan worden andere
menschen het leven zuur te
willen maken, heeft de gelegen
heid van deze kritiek aangegre
pen om ook den gevangenen nog
een bloempje tusschen de tralies,
waarachter ze stevig opgesloten
blijven, toe te steken. Aan het
oDrdeel van het Centraal Col
lege voor de reclasseering heeft
hij enkele ontworpen wijzigingen
van het strafstelsel onderworpen,
die dienen moeten om in afwach
ting van een definitieve herzie
ning aan allerlei bezwaren tegen
de celstraf tegemoet te komen.
Er is een tijd geweest, dat
men in de celstraf het middel
meende gevonden te hebben om
het tweeërlei Joel te bereiken,
dat men zich met de strafwet
geving voorstelde, namelijk straf
en verbetering. Door de een
zame opsluiting dacht men niet
alleen den misdadiger buiten de
maatschappij te sluiten- en door
vrijheidsberooving een straf toe
te dienen, maar hem tevens de
gelegenheid te openen, hem bijna
te dwingen tot zelfinkeer, die
het begin moest zijn van de ver
betering, de vernieuwing, die
den weg naar een nieuw leven
opende. Thans beseft men, dat
deze meening, op een misken
ning van de menschelijke na
tuur en een generaliseeren be
rustte, die den veroordeelden
noodlottig moesten woiden. Er
zijn er ongetwijfeld, die door de
volstrekte afzondering tot inkeer
kwamen en tot voorbereiding
van een nieuw leven. Maar hun
aantal is betrekkelijk gering. De
meesten vinden er niet de rust,
die de afzondering schijnt te be
loven en die voor zelfinkeer
noodzakelijk is, maar verteren
zich in opstandigheid en haat,
6
In alle geval, wat geef ik er
om 1" mompelde hij bij zich
zelf ,lk zal io vredesnaam
maar een» afwachten, wat dat
sujet in zijn schild voert".
Deze mijnheer van Glietz was
een vreemde snuiter, een in
dringend sujet, en een dier ont
zettende voorbeelden, hoe een
talent door verregaande los
bandigheid geheel en al ten
gronde kan gaan. Hij had van
zijn vader niet slechts den aristo-
cratischen naam geë fd van ,van
Glietz", maar bovendien een
kapitaal, groot genoeg, om hem
als hij het wijselijk bestuurd
had als een der aanzienlijkste
burgers van Berlijn, onbekrom
pen te hebben kunnen doen
leven. Zijne grenzenlooze ver
kwistingen hadden echter dat
gene bewerkstelligd, hetwelk
ieder weldenkend mensch als
onmogelijk zou hebben geacht.
Binnen slechts weinige jaren
had hij zijn gansche vermogen
er door gebracht, en tevens eer
en goeden naam verloren. Wel
verstompen door den druk der
afzondering of vinden er een rust,
die alle innerlijk leven dood en
dus nooit tot inkeer kan leiden.
Met de meesten is ongetwijfeld
het laatste het geval. De meer
ontwikkelden, die soms tot in
keer geraken of ook wel licha
melijk en geestelijk afstompen
of zich in wild verzet blijven
verteren, vormen verreweg de
minderheid, der gevangenen. De
groote meerderheid der misda
digers komt voort uit de onderste
lagen der maatschappij, niet om
dat in die lagen de menschen
slechter zouden zijn, maar omdat
hun levensomstandigheden hen
gemakkelijker tot misdaad bren
gen en hun zelf beheer iching ook
veelal geringer is. Deze meer
derheid vervalt in de cel vaak
eerst tot een stompsinnige rust
om zich dan langzamerhand aan
het nieuwe leven aan te passen,
zonder dat van eenige andere
invloed op hun innerlijk leven
te merken valt dan een neer
drukkende somberheid en soms
ook een heftige opstandigheid.
To h blijft ook voor dezen de
eenzame opsluiting nog gewoon
lijk een kwelling, al zijn ze zich
daarvan niet voortdurend bewust.
Daartegen kan er van gemeen-
schappelijken arbeid, mits ver
richt met gelijksoortigen en on
der goede leiding, vaak een
goede en versterkende invloed
uitgaan.
Ofschoon men dit thans vrij
algemeen beseft, blijft toch veelal
de celstraf gehandhaafd uit sleur
of omdat men geen tijd heeft
voor de herziening van het straf
stelsel, waaraan ook vaak een
herziening van de strafwetgeving
vooraf zou moeten gaan of om
dat men nu eenmaal de gevange
nissen heeft, die daarop ingericht
zijn en voor verbouwing of bouw
van nieuwe geen geld is. Die
laatste rede heeft vooral minister
Heemskerk voor de handhaving
van het oude stelsel laten gel
den. Maar hij heeft loch blijk
baar behoefte gevoeld aan de
nieuwe opvattingen een eind
tegemoet te komen en aan de
celstraf, zoo ze niet at te
schaffen was, althans iets van
wat hij na den dood zijner ou
ders gedurende korten tijd lid
geweest van een kunstschilders-
gild, waarvan in die dagen de
heer Hufschsmidt de voorzitter
wasmaar zijne verbanning
daatuit had voor hem eene alles
behalve eervolle reden gehad.
Wat toch was er met hem voor
gevallen Eenige jaren geleden
had hij naar de groote inter
nationale temoonsteliing te Ber
lijn onder zijn naam een schil
derstuk opgezonden, hetwelk
met de gouden medaille was
bek'oond geworden. Toen het
echter langzamerhand uitgelekt
was, dat het allerfijnste teeken-
werk er van niet door hem was
vervaardigd, maar door eenen
armen, doch genialen kunstbroe
der, was hij en wel vooral
op aandrang van professor Huf-
schmidt niet langer waardig
bevonden om lid van het kunst-
schildersgild te kunnen blijven.
Korten tijd daarna was hij eens
klaps uit de hoofd- en residentie
stad verdwenen. Sommigen ver
telden, dat hij naar Amerika
gevlucht wasanderen, dat hij
in de Donau vorstendommen de
taak op zich had genomen, om
als coriespondent op te treden
voor eenige Oostenrijksche dag-
het neerdrukkende te ontnemen
door allerlei wijzigingen voor te
stellen in de wijze van behande
ling der gestraften.
In bepaalde gevallen zullen
de gevangenen verschillende
voorrechten kunnen verkrijgen,
die hun leven wat veraangena
men. De voorrechten zijn o.a.
het luchten met vrijheid van ge
sprek met medegevangenen, ar
beid en lichaamsoefening in ge
meenschap, kerkgang zónder
plaatsing in afzonderlijke cellen,
classicaal onderwijs, ruimei ge
bruik der cantine, aangenamer
regeling van bezoek, toegang
tot lezingen, voordrachten en
muziekuitvoeringen, vrij kiezen
van boeken, huiselijker inrichting
der cel ,door doorzichtige ruiten,
wandversiering, bloemen enz.,
verlof om later naar bed te gaan,
langduriger luchte met rookver-
lof, zelf scheren, dragen van
eigen bovenkleeding enz. Onge
twijfeld zijn dit hervormingen,
die de celstraf dragelijker zul
len kunnen maken. Maar een
groot bezwaar is, dat het toe
kennen van deze voorrechten
voor een groot deel zal afhan
gen van het personeel, althans
van zijn berichten en mededee-
lingen. En het huidige personeel
staat over 't algemeen in men-
schenkenni» en psychologisch in
zicht niet hoog genoeg en is g£>_
woonlijk niet onathankelijk ge
noeg in zijn oordeel om een
eenigszins juisten kijk op de per
soonlijkheid der gevangenen, hun
aard en gedragingen te hebben
en doelmatig van advies te kun
nen dienen. Een eerste voorwaar
de voor werkelijke hervorming
zou dan ook hervorming van
het personeel moeten zijn. Maar
die kan maar niet in een enkele
maand of een enkel jaar haar
beslag zijn. En bovendien zou
een personeel als noodig zou
zijn om hervorming tot haar
recht te brengen, aanmerkelijke
verhooging der salarissen en dus
verzwaring der finantieele lasten
beteekenen, waartoe thans geen
enkele regeering zou willen over
gaan. Ook de gevangenen zul
len dus moeten wachten op be
tere tijden en zich alvast ver
bladen. Niemand wist er echter
het ware van.
En ziedaar 1 Eensklaps ver
schijnt hij te Berlijn weder op
het tooneel, met het doel om.
Ja, dat wist niemand bepaald te
zeggenmaar in verband met
zijn bezoek van den volgenden
dag, hield de protestor het er
voor, dat hij hem eene belang
rijke gunst te verzoeken zou
hebben, ia de verste verte nog
niet vermoedende, dat van Glietz
eigenlijk voornemens was zich
eens geducht op den professor
te wreken, die hem, reeds ette
lijke jaren geleden, zulk eene
leelijke- kool gestoofd had.
Op den bepaalden morgen
meldde zich van Glietz reeds
vroegtijdig ten huize van den
heer Hufschmidt aan, en werd
op diens bevel dour den kamer
dienaar in eene eenvoudige,
doch nette spreekkamer gelaten,
met de boodschap dat de pro
fessor zoo aanstonds zou komen.
Maar hoe verbaasd stond deze
laatste te kijkeD, toen hij bij
zijn binnentreden den heer van
Glietz eene houding zag aan
nemen, die al heel weinig voegde
aan iemand, die eene gunst komt
verzoeken, zooals de professor
aanvankelijk gedacht had. Van
heugen met de bloempjes, die
minister Heemskerk hun toe
steekt en die allicht ook hun le
ven in de cel wat minder neer
drukkend en mistroostig kunnen
maken en daarmee dus hen
kunnen helpen straks sterker in
de maatschappij te staan, wan
neer daar voor hen opnieuw de
strijd begint.
Uit Berlijn wordt geseind, dat
bij de ontvangst van de Duit-
sche journalisten de rijkskanse
lier Zaterdag een toespraak heeft
gehouden, waarin hij o.a. zeide,
dat de verwachtingen, gewekt
bij het bekend worden van het
plan der deskundigen, voor een
goed deel weer voor ernstige
bezorgdheid en vrees hebben
plaats gemaakt. In den geest,
welken wij uit de memorie meen
den te moeten dislilleeren, heb
ben wij zonder verzuim met alle
kracht gewerkt aan de voor
bereidingen, welke onzerzijds
voor de uitvoering van het plan
vereischt waren. Indien Poin-
caré in zijn jongste rede in den
Senaat inderdaad heeft gezegd,
dat Duittchland nog niets ge-
daan heeft om wetten tot uit,
voering van het plan tot stand
te brengen, berust zulks op een
volkomen miskenning van, en
onbekendheid met den toestand.
Poincaré had beter kunnen weten
als hij zijn licht bij de Fran-
sche onderhandelaars had op
gestoken. Met vreugde mocht
Stresemann vaststellen, dat ook
iu Frankrijk langzamerhand een
zienswijze veld wint, welke de
verwachting schijnt te recht
vaardigen, dat thans eindelijk
de zoo lang nagestreefde en be
twiste oplossing van het ver-
goedirrgsvraagstuk zal slagen.
Uit de mededeelingen en ver
klaringen van over de grens
meent Duitschland te mogen
opmaken, dat de conferentie te
Londen eindelijk van anderen
aard zal zijn dan de voorgaande.
„De geest, die ons bij dit
Glietz begroette hem als een
gemeenzame vriend, die van
eene verre reis is teruggekeerd,
en bewoog zich met eene vrij
postigheid, die den professor
van verbazing geen woord kon
doen uitbrengen.
„Gij zijt toch een ware ge
luksvogel", aldus ving van
Glietz na de allereerste begroe
tingen zijn gesprek aan. ,Gij
zijt inderdaad een troetelkind
van mevrouw Fortuua. De gan
sche stad houdt niet op over u
te sprekenmij dunkt, er moet
geen einde komen aan de felici
taties".
„Als ik u bidden mag, mijn
heer van Glietz I" antwoordde
hem de professor heel koeltjes,
„kom dan liever kort en
bondig tot de zaak in plaats van
mij noodeloos van het college
op te houden. Staat uw ver-
eerend bezoek bij geval ook
met eene felicitatie in verband?
Welnu dan 1" aldus ging
van Glietz met den grootsten
ernst voort, terwijl hij zich zeer
gemakkelijk nedervlijde in den
leuningstoel, dien de professor
hem had aangeboden. Mij is
ter oore gekomen, dat gij ge
dongen hebt naar de hand van
Jonkvrouw Alice, de jeugdige
werk bezielt en dien wij ook bij
de opstelling van de memorie
aan het werk zagen, is de geesj
van openlijke eerlijke overeen
stemming, van vrije en openhar
tige uitspraken, de geest, die na
het opruimen van alle puinhopen
uit den oorlog na den oorlog
ons in staat stelt met open Dlik
den tegenstander in het oog te
zien en elkaar weer de hand te
reiken bij het besluit om einde-,
lijk het herstel niet slechts van
Duitschland, doch van heel Eu
ropa aan te pakken. De confe
rentie te Londen moet Duitsch
land de verwezenlijking van dit
doei nader brengen. Ik moet
vaststellen, dat door de Parij-
sche afspraken tusschen Mac
Donald en Herriot vele op de
conferentie gestelde verwachtin
gen ernstig bedreigd schijnen.
Het Duitsche volk is besloten
en bereid, voortaan ook nog de
groote en zware lasten van de
memorie op zich te nemen, welke,
naar Engelsche uitspraken zelf,
de grenzen en lasten van het
verdrag van Versailles te boven
gaan, mits het slechls eindelijk
het doel dezer cijfer s inziet. Het
Duitsche volk wenscht weder ge
ordende toestanden, het wenscht,
dat het verdrag van Versailles
en de Rijnlandovereenkomst we
der ten volle van kracht zullen
worden en dea wettigen grond
slag zullen vormen, waarop
Duitschland zich met zijn vroe
gere tegenstanders in eerlijk
overleg en tot wederzijdsch nut
kan verstaan. Het Duitsche volk
wenscht eindelijk weer nationale
vrijheid en gelijke rechten als
andere volken. Frankrijk, dat
thans zoo sterk den nadruk legt
op het in srand houden van het
verdrag van Versailles, moest
begrijpen, dat wij onze weinige
rechten uit dat verdrag gewaar
borgd willen weten. Duitachland'a
en Europa's lot hangt alleen
hiervan af, of het economisch
begrip van de memorie niet slechts
door Duitschland, doch ook door
de andere zijde in daden wordt
omgezet."
De rijkskanselier bestreed ten
slotte de opvatting, dat hij af-
schoone, rijke en eenige dochter
van den baron en de barones
von Steinar dat gij 't jawoord
gekregen hebt, en dat na de
heropening van den Konink
lijken Schouwburg aan uwe ver
loving met haar de officieele
publiciteit zal worden gegeven.
In stomme verbazing keek de
professor den spreker aan, in de
verste verte niet vermoedende,
dat de verbintenis met zijne
beminde Alice reeds zóó^rucht-
baar was geworden. Die ont
boezeming echter van Van Glietz
was voor hem eene allesbehalve
aangename verrassingvan daar,
dat hij hem nog al spijtig toe
voegde
„Mag ik u ook vragen, mijn
heer van Glietz, wat u met dat
ja-woord en met die verloving
en met die officieele bekend
making er van te maken heeft
„Wel zeker mag u mij die
vraag doen, mijnheer Hufschmidt!
En het antwoord op uwe billijke
vraag ia, dat ook ik indertijd
mijne hand en mijn hart aan de
Jonkvrouw heb aangeboden.
Mij heeft men toen afgewezen;
aan u heeft men thans het ja
woord gegevenmaar ik ver
zeker u toch, pro.essor, dat gij
uw doel, een huwelijk namelijk
met de schoone Alice, niet be
reiken zult"- (Wordt vervolgd.)