ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
Tusschen jong en oud.
Het Slot Dymeck.
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
33e Jaargang Woensdag 30 April 1924 Nummer 2923
Het Wegenvraagstuk
teil Plattenlande,
BRESKENSCHE COURANT
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 Drukker-Uitgever Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
franco per po»t f 1,40 E. B O O MB L I E K Tijdelijk verhoogd met 20 pCt.
Advertentieprijs van 1 5 regels 75 cent Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Elke regel meer 15 cent Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. BRESKENS P1°7,^ro Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur
Het kan vreemd lijken over
oud worden te gaan praten op
een oogenblik, dat allea om onr
heen en ook in ons zich te ver
jongen schijnt, dat nieuwe krach
ten uitbotten en dat de geur en
kleur eener nieuwe lente de be
koorlijkheid, maar ook de kracht
en de energie der jeugd voor
onze oogen demonstreeren. Maar
het is zoo vreemd niet als het
lijkt. Roepen niet alle verschij
ningen om ons onwillekeurig de
gedachte aan haar tegengestel
den bij ons op En wie ouder
geworden deze nieuwe lente be
leeft, denkt als van zelf aan de
verwachtingen terug, waarmee
hij vroeger iedere lente tege
moet trad en wordt zich van
zijn ouder worden te duidelijker
bewust. De verwachting is ge
bleven en spreekt zich ook in
deze nieuwe lente weer uit.
Maar ze ia anders geworden en
de overmoed, waarin ze zich
vroeger uitsprak, zwijgt nu. Zoo
er iets is, dat het leven ons
leert, dan is het wel de twijfel
De verwachting van onze jeugd
was niet de hoop, niet het ver
langen, maar de zekerheid, dat
de hoop werkelijkheid zou
worden. Och armeHoevelen
hebben hun verwachtingen, hun
misschien ook wel wat uitbun
dige verlangens verwerkelijkt
gezien. Toch was het goed, dat
ze de zekerheid hadden. Want
die zekerheid is het, die kracht
geeft tot streven. Ik herinner
me eens iemand gesproken te
hebben, die in zijn jeugd zoo
graag dokter had willen wor
den, maar daartoe de gelegen
heid niet had en toen ik hem
sprak op zijn 40ste jaar, dus
nog niet oud, rijk genoeg was
geworden om dien wensch te
bevredigen. „Waarom doe je
het niet meer vroeg ik hem,
waar ik wist, dat het hem aan
energie en werklust toch aller
minst ontbrak. Maar hij schudde
glimlachend het hoofd. „Zooiets
kan je alleen, wanneer je er nog
in gelooft" zei hij. Wanneer je
nog dat dokter-zijn als zoon
ideaal ziet, bedoelde hij, als je
dus werkt in de zekerheid, dat
je straks verkrijgen zult, wat je
34.
DOOR
ILZE DORE TANNER.
,Ik moet u nog van ganscher
harte danken, dat u mij den
afgrond heb getoond, dien ik
tegemoet ging, gij hebt mij een
oprechte vriendendienst bewezen
zeide hij met licht bevende stem"
Een vriendendienst Henny,
ie moet het toch wel begrepen
lebben, dat't niet alleen vriend
schap was, die mij zoo dud
spreken, besef je dan niet, dat
mijn hart niets anders voelt, en
ik zelf over niets anders denk
dan over jou, dat ik je lielheb
warm en innig
Hij greep haar hand en ging
diep bewogen voort„Ik weet,
het is vermetel van me, je nu
reeds van liefde te spreken, want
ik ben je weet het arm en
heb je geen huis aan te bieden,
dat je waardig is maar wij
zijn beiden jong, gezond en
moedig, zou er niet een weg
zijn, die ons tezamen brengt,
wanneer ik maar weet, Henny,
dat jij ook iets voor mij voelt".
Henny had haar tasch op den
grond laten vallen. Zij leunde
tegen een boomstam, sloeg
haar handen voor haar oogen
en brak in een heftig snikken
uit. De spanning, de opwinding
der laatste dagen en dit over
weldigende geluk het waste
veel.
Wackerath werd er verlegen
onder, hij trachtte met zacht
feweld haar handen voor haar
etraande gelaat weg te nemen.
„Heb ik je zoo doen schrik
ken, Henny, ben je boos op me
Onder tranen schudde zij haar
hoofd. „Ik ben zóo gelukkig",
stamelde zij.
Toen verdwenen al zijn be
denkingen, en er bestond op dit
oogenblik voor hem niets andei s,
dan zijn groote, jonge liefde.
Voorzichtig en toch innig hield
hij haar omvat, vleide haar be
vallig kopje tegen zijn breede
schouder en bedekte haat oogen
en mond met vurige kussen.
„Henny, liefste Henny zeg
toch, dat het geen droom ia,
waai uit ik straks zal ontwaken,
dat het werkelijk waar ia, dat
jij van mij houdt".
„Altijd, zoolang ik je ken heb
ik je al liefgehad, ik heb het
alleen niet geweten, eerst toen
ik de verloofde van den gtaaf
geworden was en jij voor eeuwig
voor mij verloren was toen
pas werd ik er mij van bewust.
Daarom was ik zoo ongelukkig
e i je verachting kón ik niet
verdragen".
Hij kuste haar telkens en tel
kens weer, zij hadden tijd en
plaats vergeten plotseling
maakte Henny zich uit zijn ar
men los ,ik moet je immers
wat laten zien, Eckart", zeide
zij en bracht de beide belang
rijke geschritten te voorschijn.
Hij vloog de bladen door, die
zij hem overhandigde, zijn ge
zicht werd bijna bleek van ver
rassing, zijn oogen werden steeds
grooter van grenzenlooze ver
bazing I
„Waar heb je die papieren
vandaan vroeg hij opgewon-
het weten door anderen ons bij
gebracht. maar het inzicht, dat
uit eigen levenservaring gebo
ren wordt. En daarom helpt het
misschien ook niet, ot we ouder
geworden, jongeren al tot de
noodzakelijkheid van dit inzicht
trachten te bekeeren. Het is
tegenover de vele nadeelen een
der voordeelen van het ouder
worden, dat we dit inzicht krij
gen, omdat het de verheldering
helpt brengen, die we behoeven.
We kunnen er weinig meer mee
doen om beter dan vroeger ons
leven te richten. Maar het helpt
dat leven verklaren en door die
verklaring aanvaarden. En wan
neer we dan nog ook midden
in den tijd, dat de jonge levens
kracht haar overdadigheid in
nieuwe kleuren en geuren doet
uitspatten, het even kunnen in
fluisteren aan wie nog voor het
leven staat en zijn weg zoekt,
maar niet begrijpt, dat hij alleen
door inspanning en concentratie
van al zijn krachten dien weg
vinden en bewandelen kan, dan
moeten we al blij zijn, wanneer
die even stilstaat en glimlacht
en doorgaat, maar wat vroeger
dan anders misschien begrijpen
leert, wat hij in het leven noo-
dig heeft, maar veelal door het
leven eerst verkrijgt.
Oorspronkelijk werden de wegen
ten platten lande aangelegd met
het eenige doel, om de landbouw
producten daarlangs te vervoe
ren van den akker naar de
boerderij. Men beschouwde den
weg als verloren grond, en men
stond daarvoor af wat als bouw
grond minder waarde had.
Lagere gedeelten van de pol
ders. Zoo kon men in oude
polderlanden vaak zien, dat de
wegen lager liggen dan het
omliggende land, terwijl uit hun
kronkelende loop blijkt, dat in
derdaad daarvoor bepaalde grond
is aangewezen geworden, kreken,
overblijfsels van vroegere geulen.
Men kon dat doen, omdat men
veel weiland had en omdat de
verbouw van landbouwgewassen
werd beperkt tot granen en
peulvruchten, welker oogst in de
zomermaanden plaats vindt. Het
onderhoud dier wegen bepaalde
zich dan ook tot het jaarlijks
gelijk maken van de ingereden
sporen, terwijl de onderhouds
plicht was opgedragen aan den
„aanpalenden eigenaar". Als
ieder voor zijn deur veegt, dan
komt de heele straat schoon.
Zoo was 't ook hier. Natuurlijk
voldeed niet iedereen aan dien
onderhoudsplicht op dezeltde
wijze, wat de polderbesturen er
reeds spoedig toe bracht om
dien zorg zich aan te trekken.
Dat was te meer noodig, toen
de cultuur zich wijzigde en men
overging tot verbouwen in het
groot van aardappels, suiker
bieten enz. Verbetering van den
waterafvoer ging hierbij ge
paard, waardoor vele weilanden
in bouwlanden werden omgezet.
Edoch, wat in 't klein was ge
zien, zag men nu in grooter
omvang. Ook niet alle polder
besturen wijdden evenveel aan
dacht aan het onderhoud der
wegen. Ook hier was geen
uniformaliteit en men trachtte
deze te bereiken door den
onderhoudsplicht over te dragen
aan de gemeentebesturen, tegen
bij contract vastgestelde ver
goeding.
Zóóver zijn we nu, maar nie
mand zal ook dezen toestand
een ideale vinden. Ook hier
weer hetzelfde. Niet alle gemeen
ten zorgen evengoed voor haar
wegen, kunnen dat ook niet
doen, zonder haar gemeente
lijk budget overdadig te
belasten. Wij kennen kleine,
weinig kapitaal-krachtige ge
meenten, die over verscheidene
kilometers lengte een eerste
klasse-weg zouden hebben te
onderhouden. Dit is onmogelijk.
Daardoor komt het, dat van een
uniforme weg door een bepaalde
streek niet kan worden gespro
ken. En toch vraagt de tijd dat.
Het snelverkeer kan geen „snel
verkeer" zijn, als het niet be
schikken kan over goede ver
keerswegen. En hier spreken
geen eigenaars- of gemeente
belang, maar is het groote
gemeenschapsbelang aan de orde.
De wegen ten platte lande zijn
als de aderen van het menschelijk
lichaam. Gelijk deze het bloed
door geheel het lichaam rond
leiden, zoo hebben de wegen
boven alles begeert. Is het niet
het geheim van het welslagen,
deze zekere vaste moed, dat je
bereiken zulten dat het bereiken
heerlijk zal zijn Maar er is ook
een gevaar aan dezen overmoed
der jeugd verbonden, die zich
in de lente zoo onstuimig pleegt
te laten gelden. En dat is mede
een reden, waarom het toch zoo
vreemd niet ie, in de lente, den
tijd van verjonging en nieuw
leven, van het ouder worden te
spreken. Misschien is het zelfs
heel goed en nuttig om het dan
ook eens, dan vooral te doen.
Want het "gevaar is niet zoozeer
gelegen in den moed als wel in
de onstuimige kracht, die haar
eigen grenzen niet kent en waar
uit deze overmoedigheid voort
komt. Het is het overborrelen
van onze jonge levenskracht,
dat we in de lente voelen, wan
neer de nieuwe schoonheid en
de nieuwe verwachtingen ons
tegenlachen, maar dat we fei
telijk onze heele jeugd door ge
waar worden. En dit bewustzijn
van overdadige kracht, van een
te-veel, deze zekerheid, dat we
kunnen, wat we willen en dat
we het nog altijd en spelend
nog wel kunnen tot stand bi en-
gen, bedreigt, zoo het ons al de
noodige zekerheid en het zelf
vertrouwen kan geven, toch
ook het welslagen van ons leven.
Wanneer het waar is, dat het
leven ons den twijfel leert, dan
komt dat, omdat het ons het
inzicht brengt eu het duidelijkei
begrip niet alleen van ons zei
ven en de wereld, maar ook van
de verhouding tusschen die twee
en meest van al van de nood
zakelijkheid van arbeid en con
centratie, doelbewuste concen
tratie van onze krachten, wan
neer we weikelijk iets bereiken
willen.
Het is zoo jammeren het lijkt
wel een van de grootste en
noodlottigste onvolkomenheden
van het leven, dat we in den
tijd van onze grootste kracht,
wanneer ooze levensenergie het
sterkst is en we over het meeste
idealisme en het meest vaste
vertrouwen en het onuitblussche-
lijk geloof beschikken, we ook
niet dit inzicht hebben, dat ons
den weg wijst door het leven.
Wij, de meesten van ons, zijn
in onze jeugd dikwijls zoo roe
keloos met onze kracht. Maar
dat komt vaak, omdat we die
kracht, niet begrijpen. We voe
len den drang der uitspattende
levenaenergie, maar we begrij
pen niet waarheen die ons heb
ben wil en wat we ermee zullen
aanvangen. En zoo we het al
weten, herkennen we den weg
niet, die daarheen leidt en die
alleen daarheen leiden kan. We
gelooven ook bovendien niet,
dat die krachten werkelijk niet
zoo overmatig zijn, of we zullen
ze allen noodig hebben. Zoo ver
spillen we allerlei, terwijl we
toch den drang naar daden voe
len en vaag of duidelijke idealen
ons voor oogen schemeren, deels
omdat we ons zelf niet kennen,
deels omdat we de wereld niet
kennen en den gang door het
leven niet begrijpen. En in plaats
van ons te concentreeren in een
ernstig, krachtig streven, in plaats
van de middelen te grijpen, die
toch voor het bereiken van 'tdoel
noodzakelijk zijn, gaan we her
en 'der en kunnen de lijn van ons
leven niet vinden of meenen
soms ook, dat het altijd nog tijd
is die lijn vast en energiek te
volgen. Zoo komen we veelal,
waar we niet wezen wilden en
waar we nooit gedacht hadden
te komen. Dat had toch kunnen
gebeuren, ook bij de sterkere
concentratie van krachten en
doelbewuste handeling. Het
leven is maar al te vaak ster
ker dan wij en dringt ons zoo
dikwijls van den weg, dien we
gaan wilden en gaan moesten.
Ook tot dat inzicht geraken we
ouder wordende. En het is ge
lukkig wanneer we met ditinzicnt
ook de berusting rijk worden,
die eraan past. Maar in zeker
80 van de 100 gevallen zijn de
oorzaken voor een grooter of
kleiner deel in ons zeiven te
zoeken. Want, wie, die, ouder
geworden, zijn levensweg over
ziet en bereid is alle consequen
ties eerlijk te aanvaarden, moet
niet erkennen, dat het anders
had kunnen zijn, meer overeen
komstig zijn verwachtingen en
bedoelingen, wanneer hij zelf
anders geweest en anders gehan
deld had Het is wellicht onze
schuld niet. We wisten niet be
ter en begrepen niet, we kon
den veelal ook niet weten. Want
dit weten, wat noodig is, is niet
den. „Maar kom, het is koud,
je zoudt hier een ziekte op je
hals kunnen halen, ga mee naar
huis naar mijn ouders vader
moet vóór alles deze papieren
lezen".
Hij nam haar reistaschje en
nam haar hand in de zijne.
Gevolgd door Diana, liepen zij
langs den smallen landweg naar
den Olmenhof, terwijl Henny in
opgewonden woorden van het
geheimzinnige licht en haar ont
dekking in de torenkamer ver
telde.
Toen zij het eenvoudige land
huis binnentraden kwam Eckarts
moeder hen al tegemoet, die
vanuit het raam tot haar groote
verbazing Eckart met een jonge
dame het erf op had zien komen.
Zij herkende Henny dadelijk,
maar dat zij daar zoo arm in
arm met haar zoon aankwam,
benam haar bijna den adem.
Eckart liet haar gsen tijd tot
een begroeting „Waar is vader,
kom binnen moeder I"
In de gezellige huiskamer ver
hief zich de oude Wackerath
van achter zijn schrijtbureau.
Bijna zoo verwonderd als zijn
vrouw, liet hij zijn verbaasde
blikken over het jonge paar gaan.
„Ik breng U hier Henny Künig,
mijn lieve verloofde", zeide
Eckart ontroerd, en Henny om
helsde luid snikkend de een
voudige, moederlijke vrouw, die
de armen naar haar uitstrekte.
Toen de eerste opwinding en
aandoening voorbij waren, nam
de oude Wackerath met de
papieren, die zijn zoon hem
gegeven had, in den hoek van
de huiskamer op de sofa plaats
en las den inhoud der documen
ten met luider stemme voor.
„Mijn vader, mijn arme vader",
zeide hij diep geschokt, terwijl
hij het papier liet zakken, „hoe
heeft hij moeten lijden, hij en
moeder, en dan te moeten be
denken, dat die vrouw op Dy
meck zich alles heeft toege
ëigend. Wanneer niet een hoo-
gere macht deze papieren had
doen vinden, dan zou waar
schijnlijk ons rechtmatig erfdeel
naar alle windstreken verstrooid
zijn geworden.
(Slot volgt.;