ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN De nieuwe Lente, Het Slot Dymeck. Een Zeeuwsohe Tentoonstelling. BRESKENSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 Drukker-Uitgever Abonnements-Advertenties zeer billtyk tarief. franco per post f 1,40 E. BOO M—B L I E K Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertentieprijs van 1 5 regels 75 cent Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30ct. p. regel. ^no'Ti" BRESKENS Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur 33e Jaargang Woensdag 26 Maart 1924 Nummer 2914 Den 21sten Maart begint de lente. Maar in werkelijkheid begint ze dan niet altijd. Vaak klettert nog de hagel tegen de ruiten, of daalt een zachte, witte vacht geruischloos op de wach tende aarde. En tot aan Mei schuiven we nog verkleumd bij de kachel. Zoo ook dit jaar. Vorst en regen wisselen elkan der af. Het is een nawinter- atmosfeer. En toch, ondanks alle koude en scherpe winden, ondanks al onze twijfel, is on weerstaanbaar de nieuwe lente aangebroken. Zie maar om u heen, al dadelijk hebben de Mei zoentjes haar schuchtere hoofd jes boven het gras uitgestoken, zijn de dikke knoppen beginnen open te breken en in de nog kale boomen fluiten de vogels. En de wachtende, de verlan gende menschen hebben hun deuren en vensters en de angst- vallig gesloten deuren van hun harten uitnoodigendopengegooid, dat de mooie jonge lente er zou binnenkomen met haar kleurig gevolg van bloesems en droo- men. De menschen zijn altijd het vurigst en het ontstuimigst in hun verlangen. De groote boomen, met hun statige takken, de jongere, ten gere heesters, zelfs de beschei den bangelijke Meizoentjes, ja ook de ongedurige vogels wach ten gelaten den tijd, dat de lente haar ranke pages de licht voelige Zuidenwind en de in teer-blauw en roze gestoken luchtnymfen vooruitzendt om den harden, barschen winter weg te jagen en de aarde feestelijk te maken voor haar intocht. Maar de mensch, wij, men schen van het Noorden, hebben dat geduld niet. Heel den lan gen winter hebben we gewacht. Met het ongeduld en het ver langen van den minnaar, die, verlangend, zijn liefste met al schooner kleuren en vormen voor zijn oog afteekent. Als de sneeuwbuien joegen of 25. door ILZE DORE TANNER. Zij kon zich nauwelijks de eerste dagen herinneren, waarop zij hem had leeren kennen hij had haar in 't eerst heel onsympathiek geleken, zijn ma nier van spreken en zich te geven, was zoo geheel anders, als zij het van de heeren, die zij van thuis kende, gewoon was. Maar meer en meer, dat kon zij niet ontkennen had zij zich aan den graaf gewend, zijn komst als een welkome afwis seling en afleiding beschouwd, en geleerd, zijn wat stijve hou ding, als onberispelijke wellevend heid op te vatten. Hoe had hij toch gisteren tegen haar gezegd „Heb je vertrou wen in me, Henry?" Ze had geknikt, en hij had haar zijn lief, bang kind genoemd. En toch was zij geschrokken van die liefkoozing kon men dan van de liefkoozing vaneendoor het hart uitgekozen verloofde schrikken Henny sloeg in matelooze wanhoop de handen een ijzige wind ons gezicht striemde, als 's avonds bij de kachel we het huilen hoorden door de kale takken of 's mor gens de ijsbloemen, teere droo- men van den nacht, geteekend vonden op onze ruiten, dan zag onze verbeelding de bloesemen- de boomen en kleurige velden en om ons hoofd voelden we een vieemde zoelte, die ons van verrukking en verlangen huive ren deed. En de jonge lente werd de nieuwe vreugde, waar naar we de verlangende armen strekten en die iederen dag van verlangen een nieuwe schoon heid te winnen scheen. En zoodra de dagen langer werden en de luchten tseder van blauw, liepen we naar buiten om haar te zoeken. En het kon gebeu ren dat we, 's avonds naar huis keerende, als al een rozige lucht in het Westen kleurde en een licht windje om ons hoold speel de, dat langs den weg even de ktle takken wonderlijk te rit selen begonnen, dat we dan haar jonge vreugde al meenden te voelen kloppen aan onze geslo ten harten. Het duurt zoo lang altijd. Ieder jaar opnieuw zeggen we ons Jat. Maar we leeren er niet van. Het geduld van de wijze boomen en van de toch ook verlangende vogels kunnen we ons maar niet eigen maken. Is het niet, omdat ons verlangen te sterk is, sterker dan van boomen, bloemen en vogel»? Want de lente komt, dat is voor ons niet alleen de kleur van bloesems en de itreelende adem van den Zuidenwind. Wijder nog dan de vensters en deuren van ons huis, staan de deuren van ons hart open, wanneer de jonge lente komt als een pralende Koningin. En meer dan de fantastische kleuren van haar kleed en de weelde righeid van haar jonge lichaam, is ons als de gloed harer oogen en de nauw verborgen schoonheid harer ziel. Zeker, we verlangen ook naar de zachte streeling harer handen en de kleur harer lichte bloesems. voor haar oogen. Op de gang werd geloopen en met deuren geslagen. Een klok sloeg. Het was hoog tijd, zich klaar te maken om aan de ontbijttafel te verschijnen. Zij was er bijna bang voor, om met tante Klarissa alleen te moeten zijn. Waarom moest zij op dit oogenblik aan thuis denken, waarom aan haar juichende broeders, die, wanneer Henny den weg ging, dien zij nu betreden had, de uitverkoren beroepen konden kiezen? Waarom aan vader, die haar zoo dikwijls zijn ver standige, moedige dochter ge noemd had. Ja moed hebben voor het nieuwe leven I Dat was eigenlijk alles I En zoo ging ze dan met een moedig hart naar het ontbijt. De oude gravin begroette Hen ny zeer vriendelijk, sprak echter weinig over Henny's verloving en in 't geheel niet over graaf Roleneck. Zij was verstandig genoeg, om te begrijpen, dat men Henny overrompeld had, en dat het beter was, haar zich rustig in het nieuwe leven te laten schik- en, dan met veel woorden op zettelijk het nieuwe geluk te prijzen. Aarzelend begon Henny de Daar zijn wij menschen voor. Maar het is haar glimlach, die de wondei e drcomen in ons hart toovert en die, of we jong zijn of oud, een nieuwe verwachting wekt van de heerlijkheden van het leven. Niet haar bloemensluiers en niet de festoenen van haar jubel, maar haar stille droomen en de verborgen verwachting van haar hart is 't, waarnaar we de handen gestrekt hebben in den killen wintertijd, toen ons leven en ons verlangen te vei stijven sehenen onder den doodenden adem. Het verlangen Dat is immers het leven zelf. Want wat an ders is het, dat ons de beelden voortoovert, waarnaar we grij pen, dat ons drijft tot gedach ten en woorden en daden, dat ons hart kloppen doet Het is de motorische kracht,die ons, die aller leven stuurt en voortbe weegt en die de zoekende menschheid uit de wildernis van het oerwoud en de wildernis der onbewustheid gebracht heeft naar het zelfbewustzijn en de beschaving van onzen tijd. Het verlangen, de verwachting Maar zij leeft in l,de lente, zij geurt in de bloesems en ademt in het zachte ritselen der knop pende boomen. Het is het nieu we levensbegin, waaruit de vol heid van den zomer geboren zal worden, maar die nog al de geheimenissen van den zomer en het komende leven in haar beloften verborgen houdt. Het is de jeugd, die nog alle moge lijkheden open houdt en over het leven de stoutste droomen droo men durft. Maar het it het geluk ook. En het is het misschien niet gelukkige voorrecht van wie ouder werden, dit niet te beseffen. Want niet het bezit, niet waar niet ook het ver krijgen, maar het verwachten is het, wat het leven zijn waarde en zijn heerlijkheid geeft. En dit verwachten is in jeugd en lente als tot uitdrukking ge komen. Het is niet het ver wachten van een enkel ding, maar het is het verwachten, dat brieven aan vader en moeder te beantwoorden. Ze was nog niet in staat, zichzelf zoo geheel en al met haar gevoelens op den voorgrond te plaatsen en alleen de geruststelling naar voren te laten komen, dat zij nu de gelukschenkster voor haar broe ders was. De slotwoorden van moeder, ,dat het allerhoogste is, wanneer je je toekomstigen man met geheel je hart liefhebt en hem vertrouwt", deden haar pijn. Liefde Of zij den graaf ooit naar waarde zou kunnen liefhebben Ze wilde er haar best voor doen. Met het ver trouwen zou het gemakkelijker gaan. Hij had niets in zijn natuur, dat haar het vertrouwen onwaardig deed schijnen. Eenige verlichting gaf hiar de zekerheid, dat men haar verlo ving eerst publiek wilde maken, zoodra ze weer thuis was, of wanneer haar ouders binnen een paar weken voor twee dagen naar Dymeck zouden komen. Graaf Roleneck was den vol genden dag direct naar Henny'» ouders gereisd, om zich als schoonzoon voor te stellen. De innemende manier waarop hij, weer thuisgekomen, van Henny's ouders en broers ver telde,' deed in Henny voor het niet weet hoe het is en hoe het komen zal, maar alles voormoge- lijk houdt, dat alleen nog maar de handen en het hart open houdt voor de heerlijkheid, die het leven er daar twijfelt men niet aan straks in leggen zal. Het is het geloof in, het vertrouwen op het leven, dat de jeugd sterk maakt. Maar ook wie ouder g.-worden is, voelt het opnieuw, als een nieuwe lente haar gloed in zijn hart lacht. En met nieuw verlangen strekt hij de armen uit naar het leven, dat hem wel vaak teleur stelt, maar in wiens verborgen schatten hij opnieuw gelooft. Wij ontvingen onderstaande circulaire ter bespreking. Wij meenen niet beter te kunnen doen dan deze in z'n geheel op te nemen, op dat hetgeen wat de commissie voor de tentoon stelling beoogd, onder de oogen van alle ingezeten van het landje van Cadzand zal komen. Het is ons gebleken, dat nog niet algemeen duidelijk is, wat wij met onze Tentoonstelling beoogen. Het zij ons daarom vergund, U daarvan nog even eene korte uiteenzetting te geven. Het mag van algemeene be kendheid worden geacht, dat de kleedij van de Zeeuwen, of lievervan de Zeeuwsche vrou wen, behoort tot de schilderach tigste der wereld. De vreemde ling, die den marktdag te Goes of te Middelburg heeft medege maakt, is opgetogen. Slechts een enkel bewijs daarvoor mogen wij U aanhalen het is het ge tuigenis van den Engelschen schrijver A. Marshall, die in 1910 ons land bezocht en zich aldus uitliet „Nergens in Nederland en waarschijnlijk niet in Europa kan eene grootere verzameling van mooie gezichtjes in de meest bekoorlijke kleederdracht en hoofdbedekking worden gezien dan op een marktdag in Mid delburg. Dj levendigheid, schit tering en schilderachtigheid van het tafereel zijn eenig en het is nagenoeg onbegrijpelijk, dat op slechts enkele uren afstand van Londen een dergelijk schouwspel it te zien". Welnu, wat, gedurende enkele uren toevallig bijeengekomen, tot zoodanige hoogte de bewon dering van den vreemdeling wekt is zeker wel waard om gedu rende eenigen tijd systematisch bij elkander gebracht te wor den. Kleederdrachten dus, uit alle deelen van Zeeland in alle verscheidenheden, welke nog be staan. En dan niet alleen, om te dienen als een lust voor het oog, maar ook om te kunnen worden gebiuikt als onderwerp van studie. Het samenbrengen van al die drachten moet een onschatbare gelegenheid geven tot vergelijking, tot beatudeering van de verschillen. Daarvoor evenwel hebben we niet genoeg aan het heden, we moeten ook het verled en hebben. Er zijn kleederdrachlen van vo rige eeuwen, in onbruik geraakt, verloren gegaan. Maar er zijn daarvan nog resten te vinden in oude kabinetten, in kisten, op zolders. In 1894, toen de Ko ninginnen Walcheren bezochten, werden aan Haar voorgesteld o.m. een meisje uit Nieuwland en een uit Noord-Beveland in eens dracht, Welke daar ruim eene eeuw geleden werd gedra gen. En toen H. M. in 1907 an dermaal hierheen kwam, ditmaal voor een tocht door de Provin cie, waren daar op de markt te Goes een landbouwer en een paar boerinnetjes te zien in thans niet meer gedragen costumes en werd te Oostburg een wagen voorgevoerd, waarin Cadzand- tenaars in hunne antieke klee derdracht gezeten waren. Er is van dien aard in de Pronvincie nog veel meer te vinden waar om zouden we niet trachten dat op te sporen Evenwel, als specifiek Zeeuwsch behoeven we niet alleen aan kleederdrachten te denken. Er eerst een wat warmer gevoel, een gevoel van dankbaarheid jegens haar verloofde, opkomen. Zijn alles ontziende en ridder lijke aard boezemde haar ont zag in. Graaf Roleneck wat een be proefd vrouwenkenner. Zijnleven dat hem over hoogten en door diepten gevoerd had, had hem geleerd, dat zulke teere reine, ongerepte meisjeszielen als die van Henny, niet door opdringe rige liefkozingen, niet door harts tochtelijke blikken en woorden, maar slechts door zachte bemin nelijkheid, geduldige goedheid en wellevendheid te winnen zijn, terwijl zij voor hartstocht en lief kozingen terugschrikken. Hij had ook eigenlijk aan een huwelijk niet gedacht, die huwelijks banden hadden hem tot nu toe nog te veel angst aangejaagd, maar in elk geval, een rijke erf gename en daarbij een zoo jonge echtgenoote dat liet zich wel hooren. Zoo Henny slechts eenmaal de hartstochtelijke blikken had kun nen zien, die de graaf haar na zond, wanneer zij door de kamer ging of door den tuin liep, zij zou zich huiverend afgewend hebben en naar haar huis tsrug gekserd zijn. Ze zou nu weer het eenvoudige onderwijzers- dochtertje geworden zijn, maar fraaf Roleneck had in zijn veel- ewogen leven, dat niet aan iedereen bekend mocht worden, geleerd, de strengste zelfbeheer- sching te beoefenen, daar, waar dat noodig was, en zijn ware natuur niet te verraden. Omdat hij haar esns had doen schrikken, toen hij een keer zeide „wan neer we maar eerst getrouwd zijn", waagde hij zich aan dit toekomstbeeld niet weer, maar hij wist Henny door zijn verha len over zijn reizen toch zóó te boeien, dat hij een oogenblik later het erop wagen kon, te zeggen„Ik verheug me er op, je later ook ailes te kunnen laten zien, als we op reis gaan". Het weer was einde October ruw en koud geworden en Henny had haar wandelingen door den tuin niet naar buiten kunnen uitstrekken. Dikwijls wanneer zij de eenzame wegen lisp, keek zij naar het boschjs, sn telkens steeg sr een heste blos naar haar wangsn. Dat boschje scheid de haar van den Olmenhof en van Eckart Wackerath, (Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1924 | | pagina 1