ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Steun voor Hongerend Duitschland. Harten Vrouw. BRESKENSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 franco per post f 1,40 Drukker-Uitgever E. BOOM—BLIEK Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. tno'T" breskens p°»$;° Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur 33e Jaargang Woensdag 21 November 1923 Nummer 2879 De verwerping van het Vlootontwerp en Neutraliteitshandhaving. De verwerping van de Vloot wet, mogelijk door de afwij kende meening van een 10 tal Katholieke Kamerleden, die met de geheele linkerzijde tegen stemden, was ongetwijfeld het gevolg van verschillende en ve lerlei soort overwegingen. Po litieke gedachten zullen daarbij ook wel hun spel gespeeld heb ben. In een politiek lichaam als onze Kamer en in een atmos feer, zoo met politiek overladen, zal het wel altijd moeilijk blij ven zich van zulke gedachten geheel los te maken en niet bij de beoordeeling van een wets ontwerp tevens in meerdere of mindere mate en in klaarder of minder duidelijk bewustzijn van de eigen motieven, te overwe- wegen welk voordeel aanneming of verwerping aan de eigen partij brengt. Maar juist de af wijkende houding der tien Ka tholieken stelt het boven eiken twijfel, dat andere overwegingen, uit het oordeel over het voor gestelde wetsontwerp zelf voort gekomen, een voorname, zoo niet de voornaamste rol hebben gespeeld. Dat oordeel werd niet uitsluitend, en zelfs, niet in de eerste plaats, bepaald door den inhoud van het ontwerp zelf, maar veel meer nog door de omstandigheden, waarin we oogenblikkelijk in velerlei op zicht verkeeren. In de eerste plaats heeft onze finantieele toestand zich doen gelden. Onze schatkist verkeert inzorgelijken staat. En ons econo misch leven, waarvan onze finan- tiëele toestand doch ten slotte afhankelijk is, ondervindt steeds gevoeliger den noodlottigen druk der internationale gebeurtenissen en van den Europeeschen toe stand, waarin in afzienbaren tijd nog geen verandering mogelijk schijnt. Het is veeleer duidelijk, dat wij, nu ons Duitsche achter land, in volkomen desorganisatie geraakt, oeconomisch ineenzinkt, nog buitengewoon slechte jaren voor den boeg hebben en meer misschien dan eenig ander land de funeste gevolgen te dragen krijgen van de vernietiging van Duitschland's bloei. Dat zijn geen omstandigheden en voor uitzichten, die iemand gemak kelijk tot groote uitgaven doen besluiten en zeker niet tot uit gaven, die hem voor jaren bin den. En ondanks het regeerings- betoog, dat onze marine-uitgaven door de Vlootwet niet of niet noemenswaard zouden stijgen, bleek toch de meerderheid voor een dergelijke stijging te vree zen en daarom huiverig voor een nieuwe vloot in de zak te tasten. Bij sommigen vergrootte de meening, dat de voorgestelde vloot of niet noodig of van geen nut was, deze onwilligheid nog in sterke mate. Want naast de hnantiëele omstandigheden be paalden zeker ook de inter nationale omstandigheden en verhoudingen voor een deel het oordeel over het vlootontwerp en de wenschelijkheid van zijn verwerping. Men meende, dat de internationale toestand inden Stillen Oceaan, waarmee we waar de nieuwe vloot voor de verdediging van Indie bestemd was, vooral te maken hadden, een dergelijke maatregel oogen blikkelijk onnoodig maakten. Maar vooral ook was men van oordeel, dat een dergelijke vloot ons tegenover de vloten der groote mogendheden niets baten kan. En hiermee naderde men natuurlijk aan een oordeel over den voorgestelden vlootbouw zelf, welk oordeel ook onge twijfeld bij de verwerping van het ontwerp zijn invloed heeft doen gelden. Bepaalde techni sche bezwaren zijn daarbij in het debat slechts weinig naar voren gebracht, al bleek men het over de doelmatigheid van het voorgestelde type schepen, maar vooral ook over de aan te leggen vlootbasis niet alge meen eens. Maar wel werd het bezwaar geopperd, dat de hui dige snelle ontwikkeling der techniek de veroudering der aan te bouwen schepen binnen 6 of 12 jaren, welke termijn men noodig had om het plan uit te voeren, hoogst waarschijnlijk maakt ,en dat de ontwikkeling der luchtvaart de toekomstige oor logen steeds meer naar de lucht zou verplaatsen. Daarnaast kwam dan de meening naar voren, dat geen enkele vloot, die wij in staat zouden zijn te bouwen, het ooit met eenige kans op succes tegen d<e vloten der groote mogendheden zou kun nen opnemen. Deze gedachte grepen natuurlijk de principi- eelen tegenstanders tegen elke bewapening aan bm voor Ne- derland's ontwapening te pleiten. Maar veel meer dan dit principe deed de meening der volstrekte onmacht opgeld. Dat wil zeggen men zou zich wel willen ver dedigen, maar achtte Nederland daartoe onmachtig. Het is wel eigenaardig, dat daarbij de vraag of die verde diging, ook zoo ze eenig on middellijk effect kon hebben, wel werkelijk geacht kon wor den het nut te zullen afwerpen, dat men zich daarvan voorstelde, nauwelijks besproken is. In het Kamerdebat is van verdediging tegen een op onsgerichten aan val feitelijk geen sprake geweest. Men dacht blijkbaar alleen aan handhaving onzer neutraliteit bij een conflict tusschen derden. Maar men heeft zich daarbij niet afgevraagd, of eén derge lijke handhaving werkelijk al tijd het effect sorteert, of zelfs maar de goede hoop op het effect, dat men er zich voor be waring onzer zelfstandigheid en onafhankelijkheid van voorstelt. De strekking van deze vraag reikt ver uil buiten de grenzen van het vlootdebat. Het is zelfs niet in de eerste plaats bij een bespreking over de handhaving onzer neutraliteit in Indie, dat de gedachte, of dergelijke hand having werkelijk altijd wensche- lijk is, moet opkomen. Vooral bij de verdediging van ons ge bied in Europa zou de vraag gesteld moeten worden. Maar zij heeft daarom toch ook voor Indie meer dan zuiver acade de bepaalde plaats wilde zijn, waar zij gewoonlijk afscheid van elkander namen. „Het is niets", antwoordde zij. En plotseling op een ander onder werp overgaande „Morgen heb ben we dooiweer. Voor dit jaar is het van daag de laatste ijspartij geweest". „Ik geloof, dat morgen het weer zich nog wel goed zal houden". „Neen, het is Zuidenwind", merkte si] eenigszins snel op. Morgen is alles voorbij". „Allee voorbij I" herhaalde hij. „Dus zal ik u morgen niet weer zien „Neen 1" Zij zei het zachtjes, doch op vasten toon. „Misschien in 't geheel niet meer terugzien ging hij harts tochtelijk voort. „Meent u dat ook, juffrouw Ottilie, met dat alles voorbij „Het kan zijn, dat het zoo is." Hij zag, dat haar lippen daarbij trilden, dat er iets in haar vocht en streed. ,U verbergt iets voor mij, juf frouw Ottilie. Is het waar wat de menschen zeggen -— dat u op het punt staat u te verloven Zijn stem was bijna in gelluister overgegaan. „Ja, het is waar." Heel, heel mische beteekenis. Tot nu toe gold het voor uitgemaakt, dat een volk, dat tegen schending van zijn neutraliteit zich met de wapenen kan verzetten, meer kans heeft op bewaring zijner onafhankelijkheid en zelfstan digheid dan een volk, dat zich daarbij neerlegt. Maar de mo derne internationale verhoudin gen en de volstrekte onmacht van kleine staten tegen moderne bewapeningen, hebben de ze kerheid sterk aangetast. En de huidige toestand van Beigië is daar om het te bewijzen. De heer Wijnkoop heeft door zijn opmerking omtrent België's verlies van zijn zelfstandigheid deze onzekerheid ook in het vlootdebat tot uiting doen komen, zonder daaraan nog de conclu sies vast te knoopen, die men. van hem had mogen verwachten. En van ieder, die het ernstig meent met het belang van zijn land, mag geëischt worden, dat hij het Belgische voorbeeld niet ongemerkt voorbij laat gaan, al heeft hij er daarom nog niet de conclusies aan te verbinden, waaraan de heer Wijnkoop on getwijfeld dacht. Want nietwaar wij allen kunnen het hierover eens zijn, dat België door zijn verzet tegen de schennis zijner neutraliteit door Duitschland in den grooten oorlog is betrok ken geraakt en dat het hiermee feitelijk zijn zelfstandigheid ver speeld heeft. Het was misschien niet noodig geweest. Wanneer België zich zoo spoe dig dit maar doenlijk geweest was, dat wil zeggen, zoodra het doel van zijn oorlogvoeren, hand having zijner neutraliteit en onaf hankelijkheid tegenover Duitsch land,bereikt was, zich uit den kring der Entente-staten had terug getrokken, in plaats van mede groote mogendheid te gaan spe len, waartoe zijn ijdelheid en Fransche sympathieën het ver leidden, had het wellicht iets meer kans gehad zijn zelfstan digheid te bewaren. Maar het voorbeeld, dat het thans gegeven heeft, blijft nietemin een waar schuwing voor iederen kleinen zacht klonk het uit haar mond. Enkele oogenblikken zwegen beiden, alvorens hij zei„En u hebt hem lief dien mijnheer von Flügge Bijna afwerend, trotsch zag zij hem aan. ,U hebt het recht niet, mij deze vraag te stellen. Ik zie, dat mijn Mama gelijk had, toen zij er mij opmerkzaam op maakte, dat onze ontmoetingen op het ijs ongepast waren, die mij niet alleen in opspraak bij de men schen brachten, maar ook „Maar ook?" herhaalde hij. „Ik wil u niet beleedigen, daarom zeg ik het niet verder." „Dus heeft men uw Mama verteld van onze ijsontmoetin- gen Waarom vergezelt u dan niet uw bruidegom, mijnheer von Flügge In zijn ijverzucht legde Alsen geheel den klemtoon op het woordje „von". „Mijnheer von Flügge is nog niet officiéél mijn verloofde, en ik kan doen wat ik wil. Boven dien is hij geen liefhebber van schaatsenrijden, anders zou ik hem misschien zelf wel eens uit- genoodigd hebben mij te ver gezellen. Dat hij tenslotte iemand van adel is, doet hem net zoo min in mijn achting dalen als stijgen. De menschen, die mij staat om zichzelf ter wille van de handhaving eigener neutrali teit niet in den twist tusschen grooteren te laten betrekken. Want dit lijkt zeker, dat België zoo het alleen geprotesteerd had tegen den Duitschen inval, na afloop van den oorlog, gesteld dat die dezelfde was geweest als nu, zijn zelfstandigheid waar schijnlijk niet aan Frankrijk ver speeld had. Wij allen, kleine staten, heb ben daarmee rekening te houden. Eenmaal in den oorlog tusschen groote mogendheden betrokken, worden we vrijwel onvermijde lijk de vasal van den overwin naar, of die onze bondgenoot dan wel onze tegenstander in in het conflict was. En het is daarom een ernstige vraag voor de toekomst, of de handhaving harer neutraliteit voor een kleine natie onder alle omstandigheden als de onverbrekelijke wet moet blijven gelden die zij tot nu toe was. De groote oorlog heeft daarop nieuwe uitzichten ge opend. En het debat over het vlootontwerp had ook ons par lement wel aanleiding mogen geven, haar eens onder de oogen te zien. Men verzoekt om opname van de volgende circulaire L. S. De berichten, die in de nieuws bladen bijna dagelijksch worden opgenomen, zullen U, evenals ons, duidelijk hebben gemaakt, dat de nood in Duitschland niet alleen zeer groot is, doch nog steeds toeneemt. Daarom heeft ons Comité ge meend nogmaals eer. beroep te moeten doen op de offervaar digheid der Zeeuwen. Ons Comité richt zich der halve tot U met het beleefd doch dringend verzoek de actie te willen steunen en het houden van inzamelingen van Ueld, Le vensmiddelen en Kleedingstuk- kennen, weten, dat ik er zoo over denk." „Ik zie, datmijnheer vonFlugge bij u toch wel in hoog aanzien staat. Ik heb hem vroeger eens leeren kennen en ik geloof dat wij minder sympathiek tegenover elkander staan." „Ik kan mij niet voorstellen, dat hij u ooit iets kwaads heeft gedaan. Hij heeft nooit over u gesproken." „Misschien omdat hij daarvoor een grondige reden had," zei Alsen door haar verdediging geprikkeld. „Ik ben nu helaas een te arme drommel, dat hij het de moeite waard zou achten zich om mij te bekommeren. Hij staat op de bovenste sport van den ladder van het geluk en ik op de onderste, en toch i s hij, w a t i k w a s." Hij gevoelde al berouw over zijn woorden, neen, meer dan dat, mocht hij in geen geval zeggen. Hij zag zelfs bij het onzekere schijnsel van een lantaarn, hoe een plotseling licht in haar oogen schitterde. W as het toorn of ver ontwaardiging Maar zij be- heerschte zich en zei eenvoudig „Ik kan mij niet voorstellen, dat u tot iets slechts in staat bent geweest." (Wordt v«rv«lgd)t FKSFIÏaïsBïeï*. DOOR HELLMUTH MIELKE. uit hbt duitsch vertaald. (Nadruk verboden). 38. Zoo ging het ook den daarop- volgenden dag. Hij kon nauwe lijks het tijdstip afwachten, dat zij op het ijs verscheen. Haar voorname eenvoud, haar zonnig gelaat vervulden hem van tijd tot tijd met de stoutmoedigste droomen. En toch waagde hij het niet van haar liefde te spre ken, zelfs een toespeling op de geruchten omtrent haar verloving onderdrukte hij steeds. Zij waren stellig van allen grond ontbloot, deze loopende geruchten, anders zou de heer von Flügge zich toch stellig wel eens aan Otti- lie's zijde op het ijs vertoond hebben. Toch deed deze onzekerheid hem pijnlijk aan op de bureaux der „Sirius" sprak men van deze verloving als van een vaststaand feit de verloving zou, zooals schoonpapa Kieker toch ook reeds had meegedeeld, tegelijk met het ambtsjubileum van den directeur gevierd werden. Hij besloot haar daaromtrent eens te ondervagenzoo kon hij het niet langer uithouden. Toen hij in den loop van den middag Ottilie ontmoette, viel hem haar ongewoon ernstig ge laat opzij was stiller, ja zelfs terughoudender dan anders. Zij reden ook niet lang met elkan der, want zij verklaarde, dat zij naar huis moest. Door de lanen van den dieren tuin vergezelde hij haar, Het was zachter in de natuur gewor den, er dreigde dooiweder en de adem van de naderende lente scheen door de kale takken en twijgen der boomen te ruischen, verlossend en liefkoozend, zon der de brute kracht van Maart- sche windvlagen. Zij spraken over onverschillige dingen, maar daarbij was zij opvallend zwijgzaam, totdat hij daarover zijn verwondering te kennen gaf. „Ik vind, dat u vandaag heele- maal niet vrie ndelijk bent", zei hij niet zonder eenige bitter heid. „Waaraan heb ik dat verdiend, juffrouw Ottilie". Zij haalde wat dieper adem, scheen echter haar schreden te verhaasten, alsof zij eerder op

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1923 | | pagina 1