Pfi if
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTEN
- VLAANDEREN
legemaetkomenilheiij.
VII
Harten Yrouw.
De ex-kroonprins terug
naar Duitschland.
BRESKENSCIT
vy (r i'j- .iv
U
/T r
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN jALLE PLA ^SCH-VLAANDEREN
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25
franco per post f 1,40
Advertentieprijs van 1 5 regels 75 cent
Elke regel meer 15 cent Ingez. Meded. 30 ct. p. regel.
Drukke -Uitgever
E. BOOM-BLIEK
TNo.'aT BRESKENS "W0
ni'. - tenties zeer billijk tarief,
lelijk verhoogd met 20 pCt.
.Ac iei aangenomen tot uiterlijk
Vrijdagmiddag 1 uur
33e Jaargang
Woensdag 7 November 1 13
Nummer 2875
Waarom zouden we het elkaar
moeilijk maken 1 Het leven is
voor de meesten onzer al moei
lijk genoeg. Voor den een op
deze voor den ander op gene
wijze is het en wordt het vaak
steeds meer en meer, naarmate
men ouder wordt, een strijd,
die ook juist als men ouder
wordt, te zwaarder valt, omdat
men niet meer zoo vast aan de
overwinning gelooft. Maar niet
waar er is nog een verschil.
Wie een beetje heeft nagedacht
in hel leven en niet bepaald
een twistzieke of nurksche na
tuur hjeft is, tenzij dan in oogen-
blikken, dat zijn humeur hem de
baas kan worden, ook niet licht
geneigd het zijn medemensch
moeilijk te maken Dat wil echter
nog niet zeggen, dat hij ook
maar een hand zal uitsteken om
het hem te vergemakkelijken.
En daarop komt het toch eigen
lijk aan. Wanneer we overtuigd
zijn dathet leven voor de meesten
onzer een strijd is, een strijd met
de omstandigheden, een strijd
met zichzelven, een strijd ook
met anderen, waarom zouden
we dan niet trachten elkaar dien
strijd wat te vergemakkelijken,
elkaar met een kleine hulp soms
over de moeilijkheden heen te
helpen We kunnen dat op al
lerlei wijzen doen. En het zal
van onze aard en onze persoon
lijke levensomstandigheden af
hangen, welke wijze wij prefe-
reeren en als van zelf gebruiken.
Maar de wil ertoe moet aller
eerst aanwezig zijn. We moeten
elkaar wattegemoetwillenkomen.
Het is met de naastenliefde
een vreemd ding. Er zijn men-
schen die duizenden en tiendui
zenden aan filantropie verdoen en
haar toch alleen bij name ken
nen. Want die naastenliefde
openbaart zich niet allereerst in
groote offers aan geld en goed.
In Korinthe 13 staat: „En al
ware het, dat ik al mijne goe
deren tot onderhoud der armen
uitdeelde en had de liefde niet
zoo zou het mij] geene nuttig
FSïFïïsïsBYeN.
DOOR
HELLMUTH MIELKE.
UIT HET DUITSCH VERTAALD.
(Nadruk verboden).
34.
Het was zaak geweest, om de
hopelooze warwinkel van den
voortvluchtigen hoofdvertegen
woordiger in het reine te bren
gen, de kwestie Richodte regelen
en ten slotte na een door hem
geleid vooronderzoek, voor de
,Sirius" een nieuwe, flinke, ver
tegenwoordiger in Brussel aan
te stellen.
Men had hem vanuit Berlijn
een inspecteur ter assistentie
gezonden en het vooral niet
laten ontbreken aan zeer loffelijke
waardeering voor zijn onver-
moeiden arbeid, In een door de
beide directeuren Dehnhardt en
Leitner onderteekend schrijven
had men hem verzekerd, dat men
de snelle en handige wijze,
waarop hij de maatschappij door
de opheldering van het geval
Richod voor groote schade had
behoed, niet zou vergeten. Zelfs
een bijzonder flinke belooning en
heid geven." Dat is zeker dui
delijk genoeg. Maar het vervolg
maakt het nog duidelijker ,En
al ware het, dat ik mijn lichaam
overgaf op dat ik verbrand zou
worden." Het lijkt wel het hoogste
wat men doen kan, zijn eigen
leven offeren. En toch, ,het zou
mij geene nuttigheid geve".
Niet waar in de daad zelf
ligt het niet, maar in den geest,
waaruit de daad voortkomt. De
vraag is, hoe in welke geestes-
verhouding staan we tegenover
onze medemen8chen. Dat is het
beslissende. Natuurlijk is het wel
wat waard ziju geld en goederen
tot onderhoud der armen uit te
deelen en is het wat waard ten
behoeve van anderen zijn lichaam
over te geven, opdat het ver
brand zou worden. Maar in den
bijbel staat ergens„En Jezus,
de scharen ziende, werd met
innerlijke ontferming bewogen".
Op die bewogenheid, op die
ontferming komt het aan. Het
offer van geld en goed en het
offer van eigen leven is dan ook
niets „zoo ik de liefde niet had".
Die liefde is dus niet en blijkt
ook niet altijd, als velen meenen,
uit het offer. Maar dit offer
krijgt door die liefde alleen zijn
waarde. En die liefde is de
innerlijke gemoedsgesteldheid, is
wat er, onuitgesproken of niet,
in ons hart voor de menschen
leeft, is onze innerlijke bewogen
heid en de wil die daaruit voort
komt. Ze zal zich natuurlijker
wijs in onze daden openbaren.
Maar dat behoeven niet altijd
opvallende daden te zijn. Voor
groote daden, uit menschenliefde
geboren, is naast die liefde nog
een geestelijke energie noodig.
En nu is het wel waar, dat de
liefde in het algemeen grooten
energie kan ontwikkelen waar
mede ze sterker en dieper in
ons leeft. Maar die energie
eischt ook daarenboven een
geestelijke gesteldheid, die de
liefde alleen niet scheppen kan.
Een krachtiger en meer om
vattender natuur zal zich ook
op krachtiger en grootscher
wijze naar buiten openbaren.
Maar het blijkt dikwijls, dat
juist die krachtige naturen alleen
een aanzienlijke tractements-
verhooging was hiervan onmid
dellijk het gevolg.
Over Ottilie stond natuurlijk
niets in het schrijven der direc
teuren te lezen. Van de Kiekers
had hij een keer een bedankje
ontvangen voor een cadeautje,
dat hij uit Brussel had gezonden.
Hij had daarop geantwoord,
maar het niet gewaagd, op deze
manier inlichtingen omtrent de
dochter van zijn directeur in te
winnen.
Dreunend en ratelend gleed
de trein over de wissels eenige
schelle fluitsignalen en na enkele
minuten rukten de conducteurs
de portieren open.
„Potsdam I Alles uitstappen 1"
In de enorme menschenmassa
zocht Alsen naar een witkiel die
voor zijn koffer moest zorgen en
een rijtuig voor hem moest op
zoeken, toen van achter een
hand op zijn schouder werd ge
legd
„Wel, wel, hebben we je einde
lijk gevonden
Getroffen door den toon vau
deze stem, keerde Alsen zich om
en toen hij in het glimlachende
en toch hem met vorschende
oogen inspecteerende gelaat
van den jongen dragonderofficier
blikte, die hem op luik een
in groote, op, zichzelfstaande
daden een uiting vinden en voor
het noodzakelijke van allen dag
weinig oog h ibben. Het zijn
ook niet die aden allereerst,
waarin we onze naastenliefde
het gaeache :ven door het
duidelijkst uitspreken. Die liefde,
die een bep lid - geesteli ke
houding is, zauzich ook in o. ?.e
doorloopende houding tegenovt
de menschen het natuu hjkst
demonstreeren.
Tegemoetkomendheid zoo'n
heel gewoon woord en het li :t
ook maar een gewone, weinig
beduidende en geringe zedelijke
beteekenis hebbende eigenschap.
En toch dunkt mij daarin, even
als in werkelijke beleefdheid en
welwillendheid en hoffelijkheid
zoo duidelijk de werkelijke, na
tuurlijke naastenliefde van den
ewonen, tot geen heroïschen
aden aangelegden mensch, de
naastenliefde van het dagelijksch
leven zich uit te spreken. Mils
zij natuurlijk even goed a:
beleefdheid, meer is dan eeo
aangename vorm, die men zich
heeft eigen gemaakt en uit inner
lijke geestesgesteldheid, uit voort
durende innerlijke bewogvngeid
voortkomt. Daden en offe te
bate onzer medemenschen un
nen uit plotselinge, sterke impul-
sies, uit oogenblikkelijke heftige
bewngenheiH j/ncuUlrnmei», hi
wel niet geheel onath...
staan van onze gevoelens te£
over die medemenschen en dus
een basis van naastenliefde ve:
onderstellen, al kunnen ze daar
naast natuurlijk ook, buiten alle
verband met naastenliefde, uit
plichtsgevoel en verstandelijke
opvattingen ontstaan. Maar de
tegemoetkomendheid die uit het
hart spruit, eischt een durende
toeneiging tot onze naasten en
is dus een gevolg van een ge
moedshouding. En het is deze
houding, die niet alleen het
zuiverst en natuurlijkst onze
naaste liefde uitspreekt, maar
ook wellicht de hoogste geestelii
ke en zedelijke inspanning eischt.
Groote off ers vragen een oogen
blikkelijke kracht in hoogere
spanning.
Maar deze tegemoetkomend
onverwachte wijze had aan
klampt, verschoot hij van kleur.
Zijn eerste ingeving was te doen
alsof hij den officier niet kend
en met een koelen groet zich t
verwijderen. Maar in de trekken
van dien ander lag behalve een
uitdrukking van de grootste
verrassing zulk een onmiskenbare
vriendelijkheid en oprechte be
langstelling, dat hij die gedachte
onmiddellijk van zich afzette.
„Ah, u hier, mijnheer van
Villessen Ik sta er versteld van,
dat u me herkend heeft".
Zoo erg ben je nu feitelijk niet
veranderd", antwoordde van
Villessen met een hernieuwden
blik op Alsens uiterlijk.
„Maar in duivelsnaam, waar
heb je toch al dien tijd gezeten.
Toen ik je sentimenteelen brief
toentertijd ontving, was ik ge
woonweg paf, dat je er zoo erg
aan toe was. Ik dacht waarach
tig, dat je er eens en voor altijd
een eind aan had gemaakt".
„Dat heb ik inderdaad gedaan",
zei Alsen verwonderd en tege
lijkertijd verheugd, dat de
luitenant er heelemaal geen be
zwaar in zag, hem op zijn vroe
gere amicale wijze aantespieken.
„Ik heb een einde gemaakt aan
mijn nietswaardig bestaan en heb
heid eischt een altijd actief zijn
de naastenliefde, een voortdu
rende werkzaamheid van onze
gevoelens. Roept het woord zelf
al niet het beeld op "an wie
altijd gereed staal.' Men ziet
de uitgestoken handen, gereed
om over de moeilijkheden, die
het leven op ons aller weg op-
stapeld, heen te helpen, den
glimlach van begrijpen en mee
voelen, den blik van herkenning
van eigen lasten in die van
anderen, den vooruitgestoken
voet, bereid om den halven weg
te gaan. Het is deze tegemoet
komendheid, die het leveD ons al
ler leven vergemakkelijkt door
haar verdraagzaamheid,haar af
breken der scherpe punten,- die
kwetsen kunnen, haar soepeler
maken der onderlinge verhoudin
gen, haar durende bereidheid,om
wat mee te dragen van anderer
lasten. Zij openbaart zich niet j
in de eerste plaats in het groot-
sche. Maar zij maakt, dat het
dagelijksch leven makkelijker
wegglijdt. En voor zoo meni
geen. wiens levensweg bizonder
hobbelig en moeilijk is tenge
volge van zijn omstandigheden,
of zijn eigen aard, effent zij het
pad. Want nietwaar zij komt
tegemoet, zij vangt op. En wie
schroomvallig aan de deur blijft
staan, steekt ze vertrouwelijk de
miiitl i,-i Djyirpin is zij,, jgipt
bestaaibaar ronder menschen-
kennis. En is dit al niet een
bewijs van haar voorname af
komst Want alle diepere naas
tenliefde moet menschenkennis
kweeken, moet ons dien naasten
doen begrijpen. En het is de
tegemoetkomendheid, die dat
zoo duidelijk manifesteert.
Maar naast dat begrijpen komt
ook het vergeten. Wie tegemoet
komend is in den ruimeren en
dieperen zin, Oordeelt en veroor
deelt niet, maar steekt de hand
uit naar den broeder die gevallen
is, evengoed als naar den broeder,
die wankelt. Want dit is ten
slotte het offer der tegemoet
komendheid, dat men zich zei
ven geeft, niet zijn goederen tot
onderhoud der armen of zijn
lichaam opdat het verbrand zou
wordeu, maar zija leven met
mij in de rij der harde werkers
geschaard".
„Je houdt me toch niet voor
den gek, beste Alsen Je plot
seling vertrek heeft stellig heel
wat beroering teweeg.gebracht.
Sommigen meenden, dat je een
reis naar Amerika of naar de
Noordpool was gaan maken. Je
had immers zoo vaak last van
de reiskoorts. Enkele anderen
vertelden echter heel wat anders.
Maar hoe het ook zij, bij de
plotselinge verdwijning ben je
aan niemand een cent schuldig
gebleven, zelfs niet aan je oude
hospita, die verschillende dingen
als aandenken aan jou bewaard
heeft, die trouwe ziel I"
„Dat zij daarvan nog lang
plezier mag beleven". Alsen had
zijn humoristische stemming terug
gevonden. Beiden waren de
wachtkamer binnengegaan. Maar
hoe komt u feitelijk zoo in eens
naar Berlijn, mijnheer de luite
nant
„Sinds October bij een ander
regiment overgeplaatst. Ik ben
blij, dat ik eindelijk uit dat
provinciestadje weg ben, hoewel
het er soms toch ook nog wel
eens aardig toeging. Jammer, dat
je dien bewuslen avond bij den
handelsagent Werner niet mee
gemaakt hebt. Maar ze spraken
opoffering van veel eigen begeer
ten en eigen lusten en eigen
gemakken tot den dienst van
anderen. Is dat ook niet het
offer der naastenliefde, dat deze
verscheurde wereld behoeft
De «oorwaarden dep
Duitsche Regeering.
Ten aanzien van het verlan
gen van den ex-kroonprins, om
naar Duitschland terug te keeren
en de mogelijkheiJ van de ver
vulling daarvan, wordt uit Ber
lijn, van een zijde, die als goed
ingelicht mag worden beschouwd
nog het volgende gemeld
Men heeft van den kroonprins
zekere waarborgen geëischt,
dat zijn verblijf in Duitschland
geen aanleiding zal zijn tot de
vorming van een bepaalde po
litieke kliek rondom zijn persoon,
of tot een bepaalde politieke
propagandahem werden de
volgende voorwaarden voorge
legd
lo. Hij zal zich niet mogen
vestigen in Potsdam, doch in
zijn bezetting „Ochl" in Silezië.
2o. Van de Nederlandsche
grens tot zijn landgoed in Si
lezië moet hij per automobiel
reizen, ten einae zijn versemjnen
in het openbaar te vermijden.
3o. Hij zal zijn vrienden er
toe moeten bewegen, elke be
tooging bij zijn aankomst, onder
welken vorm ook, achterwege
te laten.
4o. De dag van zijn vertrek
en aankomst moet geheim blijven.
In een brief aan Stresemann
heeft de kroonprins zich aan
deze voorwaarden onderworpen
en zijn dank betuigd aan de
regeering voor de verleende
toestemming. Tevens spreekt hij
er in dit schrijven zijn vreugde
over uit, dat het juist een coalitie-
regeering moestzijn, die zijn ver
zoek inwilligt.
Nadat de kroonprins zich aan
deze voorwaarden had onder
pen is uit Berlijn aan den
Duittchen consul-generaal te
des te meer over je je geest
is beslist wel tegenwoordig
geweest. De kleine Werner praat-
te niet veel goeds over je hij
heeft zich naderhand verloofd,
de guit I Een goeie partijIk
bedoel natuurlijk voor denbruide
gom I"
„Mijn hartelijke gelukwens-
schen", al is het wat laat 1" zei
Alsen niet zonder eenigen bitte
ren spot.
Neem me niet kwalijk, maar
ik heb er geen voordeeltje van
gehad. Maar vertel me eens,
wat ben je nu eigenlijk begonnen?
Ben je werkelijk naar de Noord
pool gereisd Naar je reispels
te oordeelen, kon je daar inder
daad wel vandaan komen".
„Ik ben nu een ambtenaar in
partiulieren dienst en wel bij een
verzekeringsmaatschappij".
„Wat, een man van de ver
zekering?" De jonge officier zette
groote oogen op. „Vertel me
eens, hoe ben je op zoo'n idee
gekomen
„U ziet, mijnheer van Villessn,
dat er heele verandering met mij
heeft plaats gehad. In plaats
van, zooals vroeger mijn vermo
gen met kaartspelen er door te
orengen, verdien ik nu een be
hoorlijk stuk brood door mijn
werkkracht". (Wordt vervolgd