ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
Woordsn sn dadsn*
De betalingen door
Dnitschland.
BRESKENSCHE COURANT
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25
met 15 cent dispositiekosten.
Advertentieprijs van 1 5 regels 75 cent
Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel.
Drukker-Uitgever
E. BOOM—BLIEK
TNo,02T BRESKENS
Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
Tijdelijk verhoogd met 20 pCt.
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur
32e Jaargang
Woensdag 26 September 1923
Nummer 2863
Er leeft in het volk, dat wil
zeggen onder de eenvoudigen,
ougeletterden onder ons, een
instinctmatige afkeer van „mooie
praatjes". Dit wantrouwen gaat
zelfs zoo ver, dat men iemand,
die alles heel mooi weet te
zeggen, die alles duidelijk kan
beredeneeren, reeds daarom niet
geheel vertrouwt. En dit feit
toont reeds, dat er achter dezen
afkeer nog iets anders schuilt
dan het instinctieve geloof, dat
wie behoefte heeft of zich moeite
geeft, alles zoo mooi te bepraten,
zich voor het volbrengen van
daden wel niet bijster zal in
spannen. De vrees van de een
voudigen van geest, om er tus-
schen genomen te worden door
wie ze als den knapperen meer
nog als den gladderen, den han-
digeren erkennen moeten, spreekt
er zich in uit. Maar toch komt
in dezen afkeer van veel ge
praat ook de gedachte tot uiting,
dat het niet op de woorden,
maar op de daden aankomt.
„Let op mijn woorden, maar niet
op mijn daden", zegt men daar
om wel spottend van zulke mooi
praters. Het voelen en denken
dat er zich in openbaart is be
grijpelijk. Maar toch komt het
mij voor, dat men met dezen
eenzijdigen eisch van daden de
menschen gemakkelijk van de
wijs brengt en dat men de wer
kelijke moraliteit en het geeste
lijk leven er geen dienst mee
bewijst, niet alleen omdat men
den menschen een verkeerde
maatstaf in handen dringt bij
het beoordeelen van de men-
schen en de maatschappij, maar
vooral ook omdat men de ont
waking van een zuiverder be
wustzijn en den groei van een
eerlijker samenleving ermee te
genhoudt. Want het is niet waar,
dat het alleen op de daden
aankomt. Zeker, daden verte
genwoordigen een kracht in de
wereld der tastbare dingen.
Maar ook gedachten doen dat
in veel sterker mate dan men
TOK.
Harten Vrouw.
DOOR
HELLMUTH MIELKE.
UIT HET DUITSCH VERTAALD.
(Nadruk verboden).
23.
Het was een man van middel
bare grootte, die er welgedaan
uitzag en met een eenigszins
plat gezicht, die Alsens kamer
binnentrad. Zijn alledaagsch
gezicht droeg een alledaagschen
baard, en Alsen had hem eerder
voor een Vlaamschen rentenier
uit de provincie aangezien dan
voor een agent der geheime
politie, in welke kwaliteit hij
zich in enkele woorden onder
den naam Frémoire voorstelde.
Zijn uiterlijk bereidde Alsen
eenigszins een teleurstelling hij
had voor zijn zaak graag een
voornaam optredenden detective
gewenscht. Desniettemin moest
hij toch zien, hoever hij het met
dezen man kon brengen. Hij
aarzelde daarom niet, hem de
bijzonderheden van het geval
PichetRichod haarfijn te ver
tellen en het groote belang op
den voorgiond te plaatsen, dat
de „Sirius" bij opheldering van
dit duistere geval had.
vermoedt en zijn toch altijd ten
slotte de onvermijdelijke oorzaak
van alles, wat er ook in daden
aan groots en edels in de we
reld tot stand komt. Toch is
dat hier niet de hoofdzaak. Het
gaat er hier om, dat de waarde
der dingen, van moreel stand
punt gezien, niet schuilt in hun
effect, hun uitwerking, maar in
hun innerlijke beteekenis.
Aan „mooipraterij", wanneer
het werkelijk alleen mooipraterij
is, dat wil zeggen woorden,
waarin niet iemand's innerlijk,
zijn denken en willen en be
doelen zich uitspreekt, hebben
we natuurlijk niets. Maar wel
hebben we er wat aan, dat
iemand zich kan uitspreken, dat
wil meestal zeggen, zich reken
schap heeft gegeven van eigen
wezen en willen en van het we
zen en willen der wereld, omdat
dit bewustzijn tenslotte een on
afwijsbare voorwaarde is voor
den vooruitgang der menschheid.
Wanneer we echter aan woorden,
tegenover daden gesteld, hier
waarde toekennen, dan is het
niet in de eerste plaats, omdat
deze woorden het bestaan van
een hoogeren graad van bewust
zijn kunnen aanwijzen kunnen
alleen hoor maar omdat we
ze hier zien als den vorm, waarin
iemand zijn innerlijkheid aan
anderen tracht te openbaren,
als de uitdrukking van zijn
willen en bedoelen dus tegen
over de uitdrukking van zijn
slagen, dat we in zijn daden te
zien hebben. En hiermee zijn
we, dunkt me, aan den kern
der kwestie, dat iemand's mo-
reele waarde niet gemeten kan
worden aan wat hij tot stand
brengt, maar aan wat hij wil
en bedoelt. Het is de zuiverheid,
de oprechtheid zijner bedoelin
gen, die den mensch, als indi
vidu zijn moreele beteekenis
geeft.
Ik spreek hier opzettelijk van
moreele waarde en moreele be
teekenis, omdat men dit doen
kan zonder restricties temaken.
Toch zou men nog verder kun
nen gaan en ook zijn volle geea-
Frémoire luisterde aandachtig,
zonder echter eer. spier van zijn
gelaat te vertrekken of een woord
te uiten. Pas toen Alsen uit
gesproken had, zeide hij lang
zaam
„Pichet woont Rue des
Fripiers jonggezel en man van
de wereld Zondagsgast bij
de wedrennen wij kennen
elkaar al vanuit Ostende. Het
vorige jaar had daar een scène
plaats een Duitscher was er
ook in betrokken, een mijnheer
de Fiükke
,Een Zekere heer von Flügg
vroeg Alsen, ten zeerste verrast
den hem zoo onsympathieken
naam hier te moeten hooren uit
de mond van een Brusselschen
detective. Was het een kleine,
donkerbruine heer
„Ik geloof het wel het betrof
een speelkwestie. Men mompelde
zooiets van valache kaarten. Wij
maakten toen aan dat spelen en
het gevecht een einde, De namen
werden opgeschreven maar
zooals dat altijd gaatDe zaak
raakte in den doofpot. Die Duit-
sche mijnheer de Fiükke was
den volgenden dag vertrokken
en de overige heeren zwegen als
het graf. Daarom is mijnheer
Pichet «en bekende van me.
,Weet u iets omtrent zijn
financieele omstandigheden?"
tèlijke, zelfs zijn maatschappe
lijke waarde er in betrekken,
mits men de voorwaarde stelle,
dat hij ook geestelijk sterk ge
noeg is zijn willen en streven
buiten zich zelf te brengen, er
uitdrukking aan te geven in de
wereld der tastbare dingen, dus
door daden, maar ook b.v. door
geschriften, kunstwerken en der
gelijke. Het resultaat van iemand's
willen en streven kan op zich
zelf natuurlijk norit eenige
waarde aan zijn persoonlijkheid
geven, omdat hij dat resultaat
nooit enkel dankt aan zich zeil,
maar allerlei omstandigheden
mee- of tegenwerken en zelfs
de tijd, waarin of de plaats
waarop iemand leeft, van be-
slissenden invloed kunnen zijn.
Mair wel is het natuurlijk waar,
dat een willen en bedoelen, dat
op geen enkele wijze zich ver-
tastbaart, niet buiten den per
soon treedt, voor de maatschappij
zooal eenige, dan toch slechts
geringe positieve waarde kan
hebben en dat dit op geen en
kele wijze kunnen verwezelijken
van zijn bedoelingen een tekort
in de pesoonlijkheid moet doen
veronderstellen, dat aan zijn
geestelijke waarde afbreuk doet.
Zijn moreele waarde behoeft er
echter niet door aangetast te
worden.
Maar een dergelijk geheel
zonder uitwerking blijven van
iemands' willen en bedoelen zal
zeker zelden voorkomen. Wan
neer het zoo lijkt, komt het
veelal omdat men niet nauw
keurig genoeg toekijkt. Dat de
werkelijke bedoelingen niet ge
heel tot uitdrukking komen, is
veelal afhankelijk van de om
standigheden, waar op hij geen
invloed kon uitoefenen of die
hem te sterk bleken, vaak ook
van eigenschappen of gaven die
hem in den weg zaten, maar
die aan zijn moreele waarde
geen afbreuk behoeven te doen.
leder mensch is een samenge
steldheid en heeft naast superi
eure ook inferieure eigenschap
pen, zwakheden en sterkten. En
het kan zijn, dat iemand, die
,Ik heb geen reden gehad om
mij daarom te bekommeren. Men
zal inlichtingen dienen in te
winnen", zei Frémoire droogjes.
,En mevrouw Richod?"
,De weduwe van den zijde
handelaar Zij woont op de
Avenue Louise. Nog een zeer
mooie statige dame. Ik ken haar.
Zij reed vroeger dikwijls met
mijnheer Pichet naar renwed-
strijden in haar eigen equipage.
Men beweert, dat het met haar
financiën een beetje bedenkelijk
staat, maar als treurende weduwe
zal zij nu veel op haar toiletjes
kunnen besparen".
„Heeft de plotselinge dood
van haar echtgenoot geen aan
leiding tot geruchten gegeven".
,Niet dat ik weet. Gemom
peld wordt er natuurlijk altijd.
Maar men moet weer inlichtingen
inwinnen".
De agent der geheime politie
zei het kalm en bedaard, alsof
het over alledaagsche dingen
handelde.
„En wanneer kan ik op eenig
bericht van u rekenen
,lk had gedacht iederen dag
om dezen tijd bij u, mijnheer
aan te komenmijn officieele
diensturen zijn dan geëindigd".
Frémoire nam met eenige
korte woorden afscheid. Veel
nieuws had Alsen van hem niet
geestelijk zoowel als moreel
strerker is en hooger staat toch
door zeer bijzondere trekken van
zijn wezen niet in staat is te
doen, wat iemand, die zijn min
deren is, lukt. Daarom blijft het
waar, wat de Noorsche schrijver
Björnson in een van zijn drama's
gezegd heeft: de mensch moest
beoordeeld worden naar zijn wil
tot het goede en het ware.
Daarin alleen heeft men een
zuiveren maatstaf, wanneer het
om geestelijke en vooral om
moreele waarde gaat. Het is de
adel der bedoelingen, die het
karakter adelt. Maar het zijn
immers ook juist de edelste en
hoogste bedoelingen, die het
moeilijkst te verwezenlijken zijn.
De menschen moeten dit bete?
begrijpen. De samenleving zou
er eerlijker en zuiverder en dus
ook beter door worden. Laten
we daarom beginneu met niet
zoo smalend over woorden te
praten en daden te eischeu. De
woorden, mits komende uit het
hart zijn het, waarin iemand's
werkelijke wezen zich het zui
verst kan uitdrukken.
Deze week verschijnt een boek
i van Lloyd George, getiteld „Is
it Peace dat een bloemlezing
bevat uit zijn jongste artikelen
en redevoeringen. De Engelsche
bladen deelen een en ander uit
de voorrede mede, die ruim een
week geleden geschreven werd.
Lloyd George merkte daarin op,
dat degenen, die het Fransche
optreden in de Ruhr verdedigen,
beweren, dat Frinkiijk tot dit
uiterste gedreven werd door de
weigering van Brittanië om met
Frankrijk samen te werken tot
het oefenen van een gewettigden
druk op Duitschland om het
verdrag uit te voeren. Zij die
dit beweren zijn onkundig van
de voorstellen door de Britsche
regeering in Augustus 1922 aan
de geallieerde conferentie voor
gelegd deze voorstellen werden
vernomen, maar in ieder geval
kende hij tenminste alvast de
beide personen, die in de bewuste
zaak betrokken waren.
Het belangrijkste voor Alsen
was geweest, hetgeen met von
Flügge had plaats gehad. Dat
hield hem den geheelen avond
verder het meeste bezig, terwijl
hij er niet zonder bitterheid aan
dacht, dat deze man, tegen
wien een sterke verdenking in
zake valsch spel bestond, thans
op Helgoland in gezelschap van
de bekoorlijke Otlilie vertoefde
en zich misschien door zijn be
schaafde manieren en vleiende
woorden in haar gunst trachtte
in te dringen.
Zijn eerste tocht was den vol
genden dag naar den dokter,
die de verklaring van overlijden
voor den zijdehandelaar Richod
had opgesteld. Maar zijn bezoek
had al heel weinig resultaat. De
dokter, een zwaarlijvige oude
heer, hield een lang medisch
betoog, waaruit Alsen slechts de
gevolgtrekking kon maken, dat
Richad ziek was geweest en op
een goeden dag gestorven was,
zooals dat iedereen eenmaal zal
overkomen. Een of ander ver
dacht verschijnsel kon hij zich
niet voorstellen te hebben waar
genomen. Daartegen pleitte ook
het karakter van zijn vrouw, die
in hoofdzaak aangenomen door
alle geallieerden behalve Frank
rijk. Herhaaldelijk is dit jaar
in het parlement gepoogd om
de regeering er toe te brengen
het plan te publiceeren. Waarom
die aarzeling om 'alle feiten aan
het publiek mee te deelen
vraagt Lloyd George. Behoort
de wereld de voorstellen niet te
kennen welke Frankrijk in Au
gustus 1922 verwierp Bij ge
breke aan een officiëele publicatie
neemt de Britsche oud-premier
de verantwoordelijkheid op xich
er een overzicht van te geven.
In die voorstellen kwamen
strenge bepalingen voor be
treffende toezicht op de Duit-
sche financiën, terwijl een per
centage van de waarde van den
Duitschen uitvoer betaald zou
moeten worden op een speciale
rekening, die zorgvuldig zou
worden nagegaan door de ge
allieerden. Ook werd melding
gemaakt van een moratorium
en van het vaststellen van jaar-
iijksche betalingen en bepaald
werd, dat de Reichsbank ont
trokken zou worden aan de be
moeiingen der regeeriug.
1 Door middel van de heffing
van den uitvoer zou reeds vijftig
millioen pond in goud zijn bij
eengebracht en betaald op de
rekening der geallieerden. De
mark zou zijn gestabiliseerd en
zou tot grondslag kunnen zijn
gemaakt van een aanzienlijke
leening. Met het geleidelijk her
stel van den Duitschen handel
zou de heffing van den uitvoer
grootere bedragen opbrengen.
Dit jaar sou, naar de meemng
van den heer Lloyd George ze
ker een opbrengst gegeven heb
ben van ,£60 a /0 000.000.
Dit zou bereikt zijn als het door
de Britsche regeering ingediende
plan was aanvaard en in Augus
tus .1922 ware ten uitvoer ge
legd. Dan waren de groote kos
ten en de nog grootere prik
keling tengevolge van de Ruhr-
episode vermeden, het herstel
van den handel zou zijn voort
gezet en de Europeesche vrede
zou gevestigd zijn.
bekoorlijke, beminnelijke dame,
zoo vol angst en zorg was ge
weest voor het lot van haar
man, en die thans nog zoo diep
treurde over haar droevig verlies.
En daarna kon Alsen gaan, zon
der dat hij iets wijzer was ge
worden.
Met de grootste spanning
wachtte Alsen de komst af, van
den geheimen agent. Precies op
het vastgestelde uur klopte Fré
moire 's avonds aan de deur
van zijn kamer en trad binnen.
Op zijn gelaat kon Alsen in
't geheel niet bespeuren, of hij
iets gewichtigs had ontdekt. Het
vertoonde weer dezelfde stomp
zinnige uitdrukking als den avond
tevoren.
„Wel, hebt u iets nieuws ont
dekt vroeg Alsen, terwijl hij
op een electrische bel drukte en
den kellner verzocht een llesch
wijn te brengen.
„Mijnheer Pichet is thuis en
niet op reis gegaan. Mevrouw
Richod echter vertoeft thans op
haar zomerverblijf te Laeken".
„Dat is nou niet zoo bijzonder
belangrijk", zei Alsen, terwijl hij
zijn bezoeker een glas wijn in
schonk. Als dat alles is, mijn
heer Frémoire, dan zijn wij niet
veel verder gekomen".
(Wordt vervolgd).