ALGEMF.FH NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN De schijn. Harten Yrouw. Verzoeningsweek. BRESKENSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 15 cent dispositiekosten. Advertentieprijs van 1—5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. lngez. Meded. 30 ct. p regel. Telefoon No. 2! Drukker-Uitgever E. BOOM—BLIEK BRESKENS Postgiro 17704 Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur 32e Jaargang Woensdag 22 Augustus 1923 Nummer 2853 We moeten het feitelijk alle maal inin of meer leeren. L)e een kan en doet het beter en meer dan de ander. Maar vol komen doen we het nooit. En juist wanneer we ons dat ver beelden, zijn we er vaak het verst af en raken we zoó ge makkelijk in de positie van hen die het niet leeren willen of zich voor het leeren geen moeite willen geven. Want die zijn er ook, al zullen ze het maar zel den bekennen. Trouwens de meesten beken nen gewoonlijk niet, dat ze het nog leeren moeten. Men doet vrij algemeen alsof het van zelf sprekend is, dat men het kent en zijn leven en handelingen daarnaar richt. En dit is wel het grootste ongeluk van ons leven en van onze maatschap pelijke samenleving. Want niets is er, dat zij meer noodig heeft dan dit, dat de mensch zich rekenschap geeft. We smalen allen graag op het schijnleven onzer maatschappij, op zijn inner- lijken onwaarachtigheid. Maar hebben we er wel eens aan ge dacht, dat wij allen gezamelijk van dit gebrek de oorzaak zijn En hebben we ons wel eens ooit ernstig afgevraagd, hoe het komt, dat dat leven zoo is en zoo geworden is Ons eigen leven is, wat we er zelfvan maken, behoudens de invloed natuurlijk van allerlei omstandigheden, die buiten onzen wil om en zonder verband met de geaardheid van ons wezen daarop invloed uitoefenen. En ons gezamelijk leVen, demaat9chappelijke samen leving is, wat wij er allen geza menlijk van maken, behoudens de inwerking van krachten, die buiten onze bedoelingen om uit den door of buiten toedoen van onzen wil geschapen toestand ontstaat. Wanneer dus de maat schappij niet is, zooals we ons die zouden wenschen, dan heb ben we in ons zeiven naar de oorzaken te zoeken. DOOR HELLMUTH MIELKE. UIT HET DUITSCH VERTAALD. (Nadruk verboden). 13. „Mijnheer de directeur is op zijn bureau", luidde het beleefde antwoord van een beambte, die den nieuw aangekomene bleek te kennen. Hij botste haast tegen Alsen op, de kleine, donkerbruine fat met het kortgeknipte haar en de lorgnet op zijn neus. „Neemt u me niet kwalijk I" mompelde hij, terwijl hij naar Alsen opkeek. Op zijn gelaat teekende zich plotseling een groote verbazing afhij herken de Alsen en wilde iets zeggen, misschien wel een gesprek aan- knoopen. Maar Alsen had een stijve buiging gemaakt en was hem snel voorbijgeloopen. Het was al te geknu, juist op het moment dat hij zijn ver leden voorgoed vergeten dacht en een nieuw leven wilde aan vangen, hier op het keerpunt van zijn levenslot, moest hij den man op zijn weg ontmoeten, die Het is met de menschen een eigenaardig geval. We zeggen vaak te wenschen en meenen ook in vollen ernst te wenschen, wat we als we het vervuld za gen, hartgrondig zouden ver- wenschen. Misschien is dat ook met de waarachtigheid en eer lijkheid en openheid, die wij iu ons openbaar maatschappelijk leven heeten te wenschen, inerger mate het geval dan we ons be wust zijn. Voor velen onzer zou het er althans heel wat minder aangenaam uitzien, wanneer niet de schijn aangebeden werd en niet meer naar het uiterlijk der dingen geoordeeld werd. Maar dat wij dat niet vermoeden, is ook een gevolg van het teit, dat we ons geen rekenschap geven van onze innerste ge dichten en gevoelens en van de feitelijke motieven, die onze han delingen, onze meeningen en ons leven beheerschen. En het is dit feit, dat van de onwaar achtigheid van ons leven, van de heerschappij van den schijn in hst maatschappelijk leven in al zijn geleidingen de voor naamste oorzaaK. is. Wij, wij allen, menschen, kennen niet den dieperen grond, waarop ons le ven zich beweegt, maar leggen aan ons doen en laten motieven ten grondslag, die er in werke lijkheid niet zijn, of die in wer kelijkheid heel anders werken dan we ons voorstellen. En het natuurlijk gevolg ie, dat er vol komen disharmonie ontstaat tus- schen de wei kelijkheid en het resultaat, dat wij op grond van de motieven, die niet werken, maar die we in werking dachten, verwacht hadden. In gemoede verwijten we het leven de on waarachtigheid, waaraan we, onbewust veelal, zelf schuldig staan. Treilend wordt dit gedemon streerd in de algemeene aanbid ding van het succes. Want men kan zeggen, dat in deze aan bidding zich de onwaarachtig heid van en de heerschappij van den schijn in het leven con centreert, dat het ten slotte deze hem de noodlottigste uren van dat verleden in zijn herinnering terugriep deze heer von Flüge, die aan zijn spelersloopbaan een einde had gemaakt, door hem het overschot van zijn vermogen af te winnen. Dat wees op een kwaad voor teeken. Maar per slot van reke ning, wat kon hem feitelijk deze heer von Flügge schelen, die toch slechts uit louter toeval in het gebouw van de „Sirius" terecht gekomen was en dien hij misschien zijn heele leven niet meer zou terugzien Op straat, in den stroom der voorbijgangers en in het rumoer der rustelooze wereldstad, voelde hij plotseling de vreugde van het nieuwe leven. Tusschendeze menigte liep hij nu niet meer als een arme, moedelooze, door den nood bedreigde drommel zonder beroep. Hij had een eigen, zij het dan ook nog be scheiden bestaan veroverd, en in dit heerlijke bewustzijn beschouw de hij ieder werkzaam menschen- kind op straat als vriend en kameraad, als een kameraad ir. den arbeid, die ten slotte de eerste en meest noodzakelijke band is van iedere menachelijke gemeenschap. Deze gemeen schap had hem thans weder in haar kring opgenomen. aanbidding is, waarvan die on waarachtigheid in meerdere of mindere mate het gevolg is. Die heerschappij van het succes is de heerschappij van den schijn in zooverre het succes veron dersteld wordt iets te represen- teeren, wat het feitelijk niet of althans slechts zeer onvolkomen representeert. En we weten alle maal, dat die heerschappij de meest volstrekte is, die ons le ven kent. Tollens mocht nog zingen „Wij tellen den uitslag niet, maar reeknen 't doel allen." Wij allen weten, dat er in het maatschappelijk leven alleen met den uitslag gerekend wordt. Daarnaar, en daarnaar alleen, worden menschen en dingen be oordeeld. En naai dat oordeel wordt aan de menschen en din gen hun plaats aangewezen niet alleen in de achting hunner me- demenschen, maar ook in de maatschappelijke samenleving, waarvan het onvermijdelijk ge volg is, dat niet de besten, de knapten, de edelsten, de lei dende plaatsen hebben, maar zij die succes hadden, die het resultaat bereikten, dat ze wilden bereiken, of vaker misschien nog waarvan ze heelemaal niet ge droomd hadden. Maar we er kennen dat niet en zijn ons vaak van de waarheid daarvan onbewust. Onze leer is, dat we achting toedragen aan wie de nobelste, de beste, de energiek ste, de knapste is En dat we die volhouden, ofschoon de wer kelijkheid ermee in lijnrechten tegenspraak is, dat maakt ons leven onwaarachtig en onder worpen aan de heerschappij van den schijn. Want we hebben schoone the orieën opgebouwd en houden ze onze kinderen voor omtrent zie lenadel en opotïeringszin en de onschatbare waarde van alle ga ven van hoofd en hart, van de hooge beteekenis van eigen gees- tes en gemoedsontwikkeling en van de kennis als een bron der macht. Maar in werkelijkheid vragen we noch van ons zeiven IV. Stipt op het aangegeven uur verscheen Alsen den volgenden morgen in het gebouw der „Sirius"-maatschappij. Wederom werd hij in het privé-kantoor van den directeur Dehnhardt ontboden. Hier trof hij een vriendelijk uitzienden ouden heer aan, wiens gezond, door een grijs omgeven gelaat iets ge- gewichtigs over zich had. Het was de tweede directeur der maatschappij, Leitner ge- heeten, aan wien Alsen zich thans moest voorstellen. De gemoedelijke oude heer, wiens handelingen en voorkomen een zekere tegenstelling vorm den met de zelfbewuste houding van zijn collega, stelde eenige vragen aan Alsen en wenschte hem daarna succes in zijn nieu wen werkkring. De kennismaking met de amb tenaren der afdeeling, waarbij Alsen was ingedeeld, verliep zeer snel en koel. Reeds om half 9 stond hij voor zijn lesse naar en zijn pen vloog over het papier. Een gedeelte der Fran sche correspondentie was hem opgedragen. Hij had daarbij de directe aanwijzingen van den directeur Dehnharat te volgen. Reeds in 1 noch van onze kinderen het be zit van dit alles, wat we als het hoogste en 't meerwaardige prij zen, maar vragen we enkel, „wat heb je bereikt En om de mo tieven van deze viaag te mas- keeren, zeggen we, dat dit suc ces de waarborg is van het bezit van al die gaven en maken we ons zeiven en anderen wijs dat we in dat succes dus die gaven en eigenschappen waardeeren, ofschoon we heel goed moesten weten, dat noch het bezit dier gaven het succes noch het suc ces het bezit dier gaven garan deert, waar het resultaat vah ons leven voor een deel van onzen wil onalhankelijk is, maar van een gelukkigen samenloop van allerlei omstandigheden en ander deels veelal van eigenschappen, die we niet tot de hoogste ple gen te rekenen of van elkaar aanvullende eigenschappen in één het gelukkig samentreffen van bepaalde persoon. Zoo hel pen we het leven aan zijn inner lijke onwaarachtigheid, Maar we zijn het ons veelal nauwelijks bewust, omdat we ons van de beweegredenen van ons doen en laten, van de motieven onzer geheele levenshouding geen re kenschap geven. En wanneer we de heerschappij van den schijn helpen handhaven, die in de algemeene aanbidding van het succes zich zoo duidelijk uitspreekt, dan meenen we veel al nog, dat we de maatschappij helpen opbouwen op den grond slag van redelijkheid en recht. De heer dr. Jaschke, uit Ber lijn, vertegenwoordiger van den Duitschen verzoéningsbond heeft gesproken over den geestelijken toestand van Duitschland ten opzichte van het Roer-confict" De N. R. Crt. deelt hiervan het volgende mede De Duitschers, zoo zeide hij, maken niet veel illusies. Toen in 1918 het ge loof in de kracht van het ge- de eerste uren had hij bemerkt, dat deze de meest gevreesde der beide directeuren was. Hij nam zich daarom in acht, zonder echter een uitbrander te ontgaan. Maar hij moest toch immers ook alles eerst weer leeren, wat hij in den loop der jaren vergeten had. Tegen halt 12 was er een korte rusttijd voor koffiedrinken. De directeur had zich verwijderd, ook deze en gene der beambten verdween, om in de buurt een hartversterking te gebruiken. De achterblijvers babbelden in groepjes met elkander, zonder verder om Alsen te bekommeren. Alleen een kleine, dikke heer met een rood gezicht en een flinke kale kruin trad op Alsen toe en begon een gesprek met hem. Alsen beantwoordde de hem gestelde vragen behoedzaam en voorzichtig, met een zekere terughouding. De kleine dikkerd bood hem uit een zilveren doos een snuifje aan en was bijna beleedigd, toen Alsen zulks weigerde, eenvoudig omdat hij geen snuifjes gebruikte. Na een half uur werd de arbeid weer hervat, de pennen krasten over het papier en zelden werd er iets anders dan een zakelijk woord tusschen de weid, van de kanonnen ineen stortte, kwam niet dadelijk het geloof aan de verzoening, maar eerder dat aan de hulp van an deren. Nu zijn er velen, die van Engeland hulp verwachten, maar het zijn slechts weinigen, die voelen, dat de beste hulp in hen zelf ligt, en die vertrouwen in zich zeiven hebben. Steeds heeft men ook van regee- rinszijde aangedrongen op het herstel van Noord-Frankrijk maar tot daden is het nog niet gekomen. Er ontbrak een goede flnancieele politiek. Daarbij kwam de politiek van Poincaré die spoedig oorzaak was, dat een deel der groote pers het geloof in de macht van het geweld weer terugkreeg en opnieuw den oorlog predikte. En maar al te veel heeft dit geloof vooral aan de academies aanhangers gsvonden. Zeer velen bereiden zich voor op een nieuw conflict dat nog gruwelijker en verschrik kelijker zal zijn, dan dat hetwelk achter ons ligt. Maar er is nog een ander Duitschland de levende kringen der arbeiders de jeugdbeweging eu eenige enkelingen. Voor dezen is de noodzakelijkheid van de voldoening een voldongen feit, niet uit egoïstische oogmerken maar omdat zij het immoreel vinden, dat twee volken, die als broeders moesten leven, el kander aldus te gronde richten. De verzoening tusschen Stinnes en Lubersae was niet de ware, de lasten daarvan kwamen op de arbeiders neer, en in beide landen werd deze verzoening afgekeurd. Er is een ernstige wil tot verzoening en bovendien een diep begrijpen an het leed van het Fransche volk. De heer Jacq. Lucius uit Parijs, voerde vervolgens 't woord over den geestelijken toestand van het Fransche volk ten opzichte van het Roerconflict. In Frank rijk, zoo zeide hij, moet men wel degelijk onderscheid maken tusschen het volk en de regee ring, daar de opinies van die beide elkaar niet dekken. De schrijvers gewisseld, totdat einde lijk de klok 4 uur sloeg en Alsen naar huis ging in het bewustzijn voor heden zijn dag taak te hebben volbracht. Wat eentonig was het anders wel, die schrijverij. Maar in ieder geval verdiende hij er zijn brood mee, en bovendien was hem na dezen eersten dag reeds geble ken, dat het verzekeringswezen in geen geval uit droge getallen bestond, doch een menigte in gewikkelde, een groote verschei denheid van interessante rechts vraagstukken omvatte, waarbij menachelijke scherpzinnigheid vaak te kort schoot. Hij besloot zijn uiterste best te doen zich daarin te werken, al moest hij ook weer tal van boeken ter hand nemen en vlijtig studeeren, iets dat hij reeds lang ontwend was. Voor alles echter lagen Tilli en Tine hem in gedachten zijn beide redsters in den nood. Want gered hadden zij hem, dat stond bij hem vast, zooals een drenkeling gertd wordt door hem een touw toe te gooien, Zou haar spoor werkelijk voor altijd voor hem verloren zijn (Wordt virvolgd)i

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1923 | | pagina 1