ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREH Tien degen Fietstocht, Vrijheidszin en gezag. Rechtszekerheid* BRESKENSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 j Drukker-Uitgever Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. met 15 cent dispositiekosten. E. B O O MB L I E K Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertentieprijsvan 1 5 regels 75 cent Advertenties worden aangenomen tot u i t e r I ij k Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p regel, j T£10e,02°n BRESKENS rj>7s^14ro Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur 32e Jaargang Woensdag 13 Juni 192-3 Nummer 2833 Op het feest, dat onlangs ter herdenking van het 25-jarig be staan van het Algemeen Ne- derlandsch Verbond te Dordrecht gevierd werd, heeft minister De Visscher, een beroep doende op de éénheid van allen, die de Nederlandsche taal spreken, als voornaam8ten karaktereigen schappen van den Nederland- schen stam de vrijheidszin naast de volharding naar voren geschoven. Het is mogelijk, dat deze zin ons in meerdere mate dan andere volken kenmerkt. Zoo dit het geval is, zal dit wel grooten deels het gevolg zijn van de omstandigheden, waaronder we leven en die ons aan den eenen kant tot de min of meer in ons zelf gekeerde naturen gemaakt heeft, die de Nederlanders zich over 't alge meen toonen, ons anderzijds on der den druk van een strijd van 80 jaren en van telkens nieuwe gevaren daarna hebben opgevoed tot de hartstochtelijke minnaars van een vrijheid, die zoo duur gekocht en zoo lang bedreigd werd. Maar het is moeilijk te ontkennen, dat deze vrijheidszin, schoon dan elders wellicht minder sterk of minder bewust tot uiting komend, niet temin een onafscheidelijk be standdeel is van alle mensche- lijke geaardheid en als zoodanig inhaerent aan het menschelijke wezen. Feitelijk zou men nog verder kunnen gaan en, deze vrijheids zin evengoed bij de dieren con- stateerende, hem inhaerent moe ten noemen aan alle leven, schoon hij dan natuurlijk alleen bij be wust leven zich bewust kan openbaren. En alleen wie dat doet, kan hem in zijn wezen en uitingen begrijpen, maar ook zijn noodzaakelijkheid voor alle leven erkennen. Vrijheidszin toch is niet an ders dan de drang zich zelf te zijn. En deze drang op zijn beurt is slechts de aan alle leven ingeschapen drang naar zelf ontplooiing, naar de ontwikke- DOOR J. W. B. 31 Juli. 10 Augustus. 28) Naar zoo iets zou men kunnen blijven kijken telkens en telkens als men denkt alles gezien te hebben, ziet men weer nieuwe bijzonderheden, de aandacht overwaard, en even zooveel keer raakt men weer in verrukking over het machtig-mooie wat de natuur ons bied, ook in ons eigen kleine landjeen hoevelen zijn er niet die dit alles blindelings voorbij vliegen, om te gaan zien de echte, groote bergen, om thuisgekomen, tegenover de an deren te kunnen bluffen Wij zijn in 't buitenland geweest, hebben dingen gezien waar jullie in-het-land-blijvers geen flauw besef van hebt; te zetten een hooge borst en voelen als groote banjerheeren zich boven de anderen verheven. Maar praat eens met hen over de buiten gewoon mooie plekjes in ons eigen lieve Vaderland, over Walcheren, Zuid-Limburg, vele deelen van Gelderland en nog een maesa andere streken, over ling van het eigen wezen naar de wetten, die in dat wezen zelf aanwezig zijn, de natuur lijke drang dus om dien levens vorm tot uitdrukking te brengen, waarvan in dat wezen de voor waarden verscholen liggen, de drang om het doel, dat in het eigen wezen besloten iigt, te verwezenlijken. De drang, die ook de drang naar zelfbehoud schept, behoud van het indivi du zoowel als van het soort, is de eigenlijke levensdrang. En het is dus natuurlijk, dat hij zich in alle leven duidelijk open baart. Maar het is evenzeer duidelijk, dat hij zoowel mensch als dier drijft tot verzet tegen alles wat hem in den weg treedt en wat dus de bereiking van het uiteindelijk levensdoel belem mert. En dit verzet is feitelijk de vrijheidszin, zooals die in volken en individuen, maar ook in dieren tot uiting komt, zoo dra een kracht buiten het eigen wezen tracht aan dat wezen zijn wil op te leggen, het een anderen weg voor te schrijven dan die de aard zelf van dit wezen voor hem bepaalt. Die vrijheidszin is feitelijk absoluut. Dat wil zeggen het leven duldt in principe geen enkele inbreuk op de eigen meest volkomen souvereiniteit. En wanneer dan ook minister De Visser zegt, dat men zich gaarne betuigd onder het gezag, mits de vrij heid onder dat schild tot haar rïcht komt, dan is dat een ri- torische figuur, die voor reke ning zijner excelentie blijve. In abstracto erkent het levende geen gezag buiten zich. En het is alleen het hoogere bewustzijn dat, de noodzakelijkheid of on vermijdelijkheid van het gezag voelende of begrijpende, tot die erkenning komen kan. Vrijheids zin in de absolute beteekenis sluit dus de erkenning van en onderwerping aan een gezag uit. Wij zien dit in de dierenwe reld het duidelijkst gedemon streerd, wanneer we letten op het gedrag van wilde en van getemde dieren tegenover het gezag van den mensch. Van nature is er enkel halstarrig vloeiend van natuurschoon en toch allemaal weer verschillend, anders in hunne bekoring, dan staan ze met hun mond vol tanden, weten er niet van mee te praten en met een „ja, maar wat wij gezien hebben is toch veel en veel mooier" trachten ze hun positie te redden. We klommen langs de metaal- klinkende treden van het ijzeren geraamte naar omlaag. Elk balkje, elke staaf stond vol geschreven met namen. Waarom zouden wij de onze er dan ook niet zetten En op een groote leege ruimte creëerden we, om geven door een imponeerende lijst FIETSCLUB A. M. O. R. Anton Verbergh, Breskens. Han v.'Dierssordt, Middelburg. Marcus Urkhoven, Tot slot besloten we om in- plaats van langs de gewone weg d.i. de trap naar omlaag te gaan, het nu eens langs de buitengewone d. z. de rotsen te doen. Daar ging het; eerst geleidelijk, later steil omlaag, alle drie op een verschillende plaats. Marcus, rechts van me, liep 't nogal meeviel een paar keer, verzet tegen dat gezag. En dit verzet is zelfs zoo sterk, dat het de natuurlijke drang tot zelf behoud tot zwijgen kan brengen of liever want zoo uitgedrukt is het eigenlijk onjuist dit verzet, dat uit den drang naar zelfbehoud ontstaat, is zoo sterk, dat het den drang naar oogen- blikkelijk zelfbehoud het zwij gen kan opleggen, zoodat een dier, ook wanneer het feitelijk het ongelijke van den strijd beseft, den strijd op dood en leven kan wagen, wanneer het er om gaat zich tegen de op dringing van een vreemd ge- zag> tegen de opheffing van zijn vrijheid te verzetten. En eerst wanneer het dier de aard van het gezag als niet strijdig met zijn persoonlijk voortbestaan heeft leeren kennen en begrijpen, kan het zich onderwerpen en getemd worden. Ook de mer.sch moet het gezag buiten hem als zoodanig begrij pen, wil hij het erkennen en aanvaarden. Het gaat hierbij natuurlijk om iets anders nog dan bij het dier. De vrees, het ontzag beheerscht de eerste fase van onderwerping. Begrijpende dat het leven geen gevaar loopt onderwerpt het dier zich om een leed, dat uit ongehoorzaam heid dreigt en dat hij reeds als zoodanig heeft leeren kennen, te ontgaan. En met den primi tieven mensch zal het niet an ders gaan. Maar de mensch moet tot een andere erkenning ge raken, wil hem het vreemde gezag niet langer in zijn ont wikkeling hinderen. Hij moet de noodzakelijkheid, de onvermij delijkheid van het gezag ten behoeve van de gemeenschap pelijke belangen beprijpen. Dat vereischt een hoogere bewust wording. En zoo schept diezelfde hoogere bewustwording, die den vrijheidszin immers de drang naar vrije en natuurlijke zelfont plooiing verhoogt en versterkt, tevens de voorwaarden voor een erkenning van meer onderwer ping aan het gezag. Alleen de erkenning dei noodzakelijkheid, het bewustzijn, dat die onder werping ook voor de zelfont- terwijl hij dacht op den beganen grond te loopen in een volge- groeide rotskuil, maar kwam behouden onderaan. Ik zelf stond eensklaps voor een, enkele meters heel stelle he'ling sprin- gen kon ik niet, want dan spietste ik mezelf op het eikenhakhout dat in de diepte stond, maar in de spleten in den rotswand had den struiken en boschjes hun wortels vastgehecht en me nu met mijn handen vastklemmend aan de takken daalde ik, terwijl ik mijn voeten tegen de rotsen plantte, langzaam naar beneden. Een paar keer zwevend en flink in mijn gezicht gestriemd door takken, die langs me heen scho ten, kwam ook ik met zwaar- bemodderde schoenen en extra vuile kleeren op den beganen grond. Anton, die links van mijn persoontje een poging waagde, trof het al bijzonder slechtmaar toch ging hij voort, over kale, afgebrokkelde, ver gruisde rots, tot hij aan de laatste steilte gekomen even aarzelde en toen, onbekend met het ge vaar dat hem dreigde, klauterde hij achteruit over de rotswand. Tientallen menschen stonden beneden te kijken, met verbazing, in angst en spanning hoe dat af plooiïng van het individu betere voorwaarden schept, maakt die onderwerping mogelijk. Vrij heidszin als drang naar zelfont plooiing, dat is ais de natuurlijke en onweerstaanbare drang van het individu om naar de wetten, door de natuur zelf in hem ge legd, te leven en zoo zijn le vensdoel, door zijn natuurlijke eigenschappen in beginsel be paald, te verwezenlijken en alleen als zoodanig is hij te be grijpen en te verklaren deze vrijheidszin staat als volstrekte tegenstelling in wezen absoluut vijandig tegenover alle gezag. En het is een hoogere cultuur vorm, die deze tegenstelling, zoo al niet geheel opheffen, dan toch verzoenen kan en daardoor een geordende samenleving mo gelijk maken. Tot deze cultuur vorm, zijn de Europeesche vol ken als geheel genomen, sinds lang opgeklommen. Maar dit wil niet zeggen, dat ieder indi vidu hem al bereikt heeft. En het verzet, dat zich zeker niet het minst in een deel van ons Nederlandsche volk tegen alle gezag en beperking der indivi- dueele -vrijheid zoo halstarrig en onberedeneerd kan openbaren en ook in de tallooze onheb belijkheden onzer straatjeugd tot uiting komt, is van het ont breken van deze hoogere be schaving het onlochenbaar ge volg. Het is niet hetzelfde als de sterke vrijheidszin, die de minis ters onB volk toeschreet. Maar dat deze bizondere vrijheidszin als uiting van een in zichzelf ge keerd wezen, niet min of meer verband zouden houden met de anti-maatschappelijke instincten, die in ieder mensch van nature leven, valt moeilijk te ontkennen. VIII. Erfopvolging. Ten slotte zullen anderen, die eventueel belang er bij hebben, zich daarop ook niet kunnen beroepen. De bepaling is alleen geschreven ten behoeve van den zou loopen. Men riep: Telaat, van terugkeeren was geen sprake meer; dus: voorwaarts en half springend, half glijdend schoot Anton de diepte in dan voorthollend over kalk- en mer- gel-gruis springend van de eene blok op de andere arriveerde ook hij, wonder boven wonder, heelhuidsch temidden der toe schouwers. Zij die ter plaatse goed bekend waren, wenschten hem geluk, want het zou de eerste keer niet zijn dat daar, op dezelfde plaats, jongens, meegesleept door vallende rotsen, met gebroken armen en beenen warden weggedragen I Na eerst even teruggefietst te zijn naar de schuur om ons wat op te frisschen en op te poetsen, richtten we onze schreden of beter gezegd, onze voorwielen naar het voetbal-veld derMaas- trichtsche eerste-klasser M. V. V., welke dien avond een wed strijd zou spelen tegen haar gast „Germania" uit Wiesbaden. Een groote mannelijke menigte was aanwezig om de inderdaad spannende Voetbal-kamp met aandacht te volgen en toen het na zwaren strijd aan de M. V. Vers gelukte tot drie maal toe, kort na elkaar, den buitengewoon echtgenoot en alleen in die be paalde vererving. In de tweede plaats is een grootere beperking van de bloed verwanten, die kunnen erven, in de wet opgenomen. Was tot heden eerst de dertiende graad uitgesloten, thans erft reeds een bloedverwant in den zevenden graad, uit eigen hoofde, niet bij versterf. Natuurlijk bij testament kan anders bepaald worden en kan men iedereen, ook niet verwan- ten bevoordeelen doch het be treft versler/s-erfrecht. Volgens sommigen gaat deze beperking niet ver genoeg. Richten wij het oog op onze buren, dan vinden wij soms sterker beperking, soms uitge breider vererving. Onze nieuwe wet volgde blijkbaar het voor beeld van het Zwitsersche Wet boek, dat ook tot en met den zesden graad laat optreden. Deze wijzigingen zijn voor on» de belangrijkste. De overige, die de nieuwe wet brengt heb ben betrekking op tweede huwe lijk, op de boedelscheiding en legitieme portie en zijn voor een oppervlakkige bespreking minder geschikt. Doordat thans ook de echtgenoot als kind gaat mede- deelen verandert automatisch ook het wettelijk erfdeel of legi tieme portie van de kinderen. Bijvoorbeeld de echtgenoot A overlijdt en benoemd zijn zuster B tot erfgename van zijne ge- heele nalatenschap. Hij heeft drie kinderen, die hun wettelijk erfdeel vorderen en laat een weduwe C. na. Tot nu toe bedraagt het wette lijk erfdeel der kinderen voor elk X 1 3 's en kon de zuster dus ook */4 krijgen thans beloopt het erfdeel als er een echtgenoot is 3(4 X 1 '®3/16 en kan de zuster het beschikbare deel ad '/16 bekomen. De echt- genoote C heeft geen wettelijk erfdeel en is door de making aan de zuster B uitgesloten. Zij ontvangt dus niets. Gelukkig kan een openbaar testament alleen vervaardigd worden door een notaris en komt een openbaar testament het op dreef zijnden Duitschen doel- veidediger, die schitterend werk verrichte, te verschalken, kende het gejuich geen eind. De Zaterdagavond-drukte in Maastricht deed ons daar nog, tot de duisternis begon te vallen, verpoosen, om daarna huiswaarts te keeren, vergezeld van den jongsten telg des huizes die, als vurig aanbidder van god voet bal niet verzuimd had, ook deze wedstrijd te gaan zien. o Het grootste deel der mensch- heid beschouwt de Zondag als uitslaapdag, bij welk gedeelte wij ons zonder aarzelen hebben aangesloten. Ruim negen uur was het al toen Anton voor wekker en porder fungeerde, van welk baantje hij nu weer niet zoo bijster veel plezier be leefde, want al heel gauw rolde hij met een vaartje over den stalvloer. Zoo'n lekkere ,trek" van een uur of elf doet een mensch goed hoor, vooral als men dan, zooals wij, al een heele week, dag in, dag uit, van den vroegen morgen tot den laten avond in de weer is geweest, al maar door gefietst en geloopen en eigenlijk geen oogenblik gerust. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1923 | | pagina 1