ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN LENTE. Tien dagen Fietstocht. De nood dringt Helpt ons spoedig binnenland. BRESKENSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 15 cent dispositiekosten. Advertentieprijs van 1 5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever E. BOOM—BLIEK TNo.'°2? BRESKENS Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot u i t e r 1 ij k Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur 32e Jaargang Woensdag 28 Maart 1923 Nummer 2813 Wel is dit jaar de lente goed ingezet. Reeds den eersten dag zagen we het lentezonnetje op onze ruiten schijnen, de kamers daarbinnen met een koesterende warmte vervullen en de lucht daarbuiten tot een genot maken om er in te verblijven. Reeds kan men verandering in de natuur overal bespeuren, en kenteekenen waarnemen, dat het rijk der wintei koning heeft uitgedient, en dat een ander heerscheres, de jonge lente-vor stin, haar scepter doet zwaaien. Wel is haar rijk niet standvastig, alwisselend brengt zij ons hagel vlagen, om een oogenblik later ons te doen genieten van de doordringende koestering van louterende zonnestralen. Rn ter wijl de nachten nog koud en vol sombere misten kunnen zijn, brengt zij ons toch dagen, waar van de lucht doortild is van het nieuwe natüursleven, van voor bereidende ontluiking en voor- jaarsweelde„bij bloem en plant en boom en struik. Hoe heerlijk is het niet deze dagen, nu we als 't ware in vol len zomer leven, hoe heerlijk ontwaakt de dag met zijn reeds krachtige zonnestralen. Het is of de zoiner reeds haar intocht heeft gedaan. Maar wanneer we de natuur aanschouwen, worden we van deze meening verlost, want dan zien we, dat alles nog maar pas begint te ontluiken, dat we ons nog bevinden in de Lente. Lente I Hoe liefelijk stemt het ons gemoed, hoe gevoelen wij op zulke dagen, dat langzaam maar zeker de winterzorgen ons hart verlaten, en de lasten van dat seizoen ons geleidelijk van de schouders glijden. En hoe gaarne ontdoen wij onzen geest van zulk een zorg en last. Deze verdwijnende winter, welke feitelijk geen winter is geweest, tenminste geen sneeuw of ijs, want werkelijk, wij in Zeeuwsch-Vlaanderen, hebben geen sneeuw en ijs gezien, heett DOOR J. W. B. 31 Juli. 10 Augustus. 9) Het kostte anders heel wat moeite eer we aan het maal konden beginnen, want Anton, die een blikje zalm had mee genomen, kon het met geen mogelijkheid open krijgen maar einaelijk ten koste van drie paar vuile vethanden, een mes en een llinke jaap in Marcus duim, waren we eindelijk toch zoover dat we de begeerde zalin er uit konden peuteren. Het was nog wel niet zoo heel laat toen ons pic-nic was af- geloopen, maar nadat we een wandelingetje door de hei had den gemaakt, onze kleeren uit- geborsteld en onze schoenen gepoetst waren, besloten we toch maar om onder de wol hier: op het hooi te kruipen. Ruim negen uur was het, toen we, na nog eerst de plannen voor den volgenden dag bespro ken te hebben, ons wierpen in de armen van Morpheus, om daar nieuwe krachten te verza- ons op ander gebied, dan ijs, nog teleurstelling gebracht. Want toch, wij hadden gehoopt, dat met de lente ook de vrede wel haar intrede had gedaan. En hoe heel anders nu. Van vrede geen spoor. Wel van vernede ring en verdrukking, welke men om zich heen ziet. De afge- loopen winter bracht ons de Roer-kwestie, en nu, met de lente, welke ons de heerlijke dagen brengt, en de heerlijke wetenschap, dat alles zich ge reed maakt voor nieuw leven, is er nog geen vooruitzicht, dat ook het maatschappelijk leven ons nieuwe hoopvolle vooruit zichten brengt. Nog dieper, als bij het begin van de Roer-be zetting, zitten we in de misère. Overal doemen de onheil brengende schimmen op van burgeroorlog en revolutie en nog zwaarder als voorheen drukt de hand der overwinnaars op de overwonnenen. Steeds worden door het voortduren en ernstiger worden van daden de af keer en haat grooter. En wat brachten de talrijke conferenties? Verbittering, haat en nijd, is alles, wat daaruit geboren werd. Een grootsche beweging ligt in het verschiet, üe zoozeer ge achte en beminde burgervader van een onzer hoofdsteden, de heer Zimmerman, nam de leiding op zich om het wegkwijnende Oostenrijk, een land dat vroeger een der bloeiendste en mooiste rijken van Europa was, weder in de rij der volken terug te brengen als een rijk van bloei en vooituigang. Erger als in de oorlogsjaren drukt de groote malaise in alle branches, en niet minder knel lend is de belastingschroef die steeds nog wordt aangedraaid. En steeds hoopen zich nieuwe moeilijkheden, nieuwe lasten, nieuwe bekommeiingen op, on derwijl de vorige nog niet eens zijn opgehouden te bestaan. En dit alles, als vrucht van een wreeden wereldoorlog. Welk een tegenstelling bieden deze droevige vooruitzichten met melen voor den dag van morgen. Eensklaps werd ik wakker, rondom me heen een helsch kabaal; vlug met de zaklantaarn op mijn horloge, die beiden naast me lagen, gekeken what o' clock it washalfelf. Ik luisterde, lichtte eens in het rondvoor me, naast me, boven me, overal wemelde het van ratten en muizen Laag boven onze hoofden was een zoldertje, als het tenminste zoo mag heeten, en daar hielden de heeren en dames ongetwij feld ratten Derby-races, waar veel en enthousiast publiek aanwezig scheen te zijn. Van die zolder, tusschen de openin gen der verspreid liggende planken door, wipten ze, via een groote haverkist, die links naast ons stond en een paar blikken emmers, waar we ons in gewasschen hadden wat natuurlijk een oorverdoovend leven maakte in het hooi waar wij sliepen. Voor me, langs de ruiven der paarden, over balkjes naast me, zelfs vlak bij me aan mijn voeten, zag ik dat gespuis tippelen. En een leven dat ze maakten, afschu welijk. Af en toe leek het of ze protest-meting hielden waar de sprekers door een geestdriftig de ons toelachende lente, welke ons wil doen verkwikken en doen vergeten de zorgen des levens. Mogen Wij verwachten, en hopen, dat in de maatschappij, zij het ook voor ons naspeurend oog nu nog verborgen, zich een kentering ten goede voorbereidt en dat van uit deze zorgvolle tijden eenmaal een gelukkiger periode zal te voorschijn treden. Een tijdperk, wakfin de volken geleerd en gelouterd door het ondervonden leed naar een schooner samenjeving zullen streven. Dat de zoo verkwikkende lente ons deze toekomst geve Johannes Bërnardus van den Bossche. Maandagmorgen ontvingen wij de droeve mare van het plot seling verscheiden van den heer J. B. van den Bossche te Oost burg, in den ouderdom van 57 jaar. In den bloei van zijn leven werd deze krachtige werker weggerukt uit zijn familiekring, uit zijn zoo omvangrijke werk zaamheden. Wie toch niet in Zeeuw8ch-Vlaanderen kende van dén Bossche Als Secretai is- Penningmeester van de groote Onderlinge Paarden-Verzeke- ring-Maatschappij was hij een vraagbaak voor de landbouwers. Als Directeur van de Eier- en Boterveiling „Avicultura", als Kassier der Chr. Boerenleenbank en als Secretaris van de Land- bouw-Onderlinge had hij vele vrienden. Ook wij kwamen veel met hem in aanraking en bewonderde zijn omvangrijke werkkring. Te meer beselfen wij, hoe zijn heengaan zal gevoeld worden in ons district. Steeds was hij met woord en daad bereid ieder ter zijde te staan. Voor ieder had hij een gewillig oor, en nimmer werd tevergeefsch bij hem aangeklopt. Zijn nagedachtenis zal bij zeer velen lang in aangename her innering voortleven. menigte telkens juichend in de rede werden gevallen. Het waren geen kleintjes hoor, allesbehalve; reusachtig, wat een knapen waren daarbij, nog nooit had ik ratten gezien die zoo uit de kluiten waren gewassen als die, welke daar om ons heen liepen. En of ik al met mijn zakbatterij ze in het licht zette, of ze met een ksssss trachtte op de vlucht te jagen, het hielp nietshoogstens bleven ze even stil staan en keken me aan of ze zeggen wilden: „Ja, we zullen voor jou weggaan 1 Klaar wakker was ik natuur lijk; draaide me om, nog eens om, en mopperde half in me zelf „L'at belooft wat moois te worden vannacht, en nog maar half elf 1" ,Hou je mond, anders word ik heelemaal wakker" bromde Marcus, meer slapend als wakker. „Kerel, het vergaat hier van de ratten, straks vreten ze ons heelemaal op, met fiets en al". Met een duchtige vloek schoot Marcus overeind, Anton, door den schok, werd ook wakker en daar zaten we nu met ons goed gedrag, knikkebollend van de slaap, temidden van een luid ruchtige rattenmenigte. Wat Het was in November 1922, dat de Vereeniging „Pro Senec- tute" haar oproep richtte tot het Nederlandsche Volk, teneinde de gelden te verzamelen voor de oprichting van een aantal tehuizen voor de beklagenswaar dige bejaarden uit beschaafden kring, die door de tijdsomstan digheden tot armoede zijn ge bracht. Deze oproep is niet on beantwoord gebleven, en al blijft de opbrengst van dezen eersten vraag ver beneden dat, wat noodig is om in den nood te voorzien, zij stelt de Vereeniging toch in staat haar taak te be ginnen. Er is in deze maanden hard gewerkt aan de organisa tie en aan de voorbereiding van de verdere propaganda in elke provincie en de grootere ge meenten van ons land. Hoe goed en noodig deze organisatorische en voorbereidende maatregelen ook zijft, voor de Vereeniging is het echter van het grootste belang, dat zij met de praktijk kan beginnen. Er zijn te veel ouden van dagen, die den op roep in de Pers als een straal van hoop hebben begroet en die dagelijks ons smeeken voortgang te willen maken met de oprich ting van onze tehuizen. Het Hoofdbestuur van „Pro Senectute" is nu in de gelegen heid in het centrum des lands een uitnemend geschikt gebouw aan te koopen, dat aanstonds aan een betrekkelijk groot aan tal een voortrell'elijke huisvesting zal kunnen bieden. Aan de som, die noodig is voor aankoop en verbouwing etc., ontbreekt ech ter nog ongeveer f 10.U00. Wij hebben voof een week optie op het gebouw verkregen. Wij wenden ons thans nog maals tot het publiek met het dringend verzoek ons te willen helpen aan dit bedrag. Niet min der dan 40U candidaten wachten in hun bange zorg met verlan gen op de opening van onze te huizen. Dringend roepen wij hun, konden we er eigenlijk tegen doen Niets. Het eonige was om weer te gaan liggen en te trachten door te slapen. Ik zelf propte een dekenpunt in het eene, mijn hand tegen het ander oor, dacht nergens meer aan, en doordat ik nu niets meer of althans heel weinig, hoorde sliep ik spoedig weer in. Ook Marcus was weldra weer onder zeil; maar Anton was wakker en bleef wakker en toen ik om een uur of twee weer ontwaakte, had de arme jongen nog geen oog dicht gedaan. Rond ons had hij ge loopen om de lantaarn te zoeken, want wat we om half elf hadden gehoord en gezien was nog maar kinderspel vergeleken bij hetgeen later was geschied. Weggejaagd had hij die lak kers toen ze bij twee, drie te gelijk over onze voeten wipten. Gelukkig was het nu rustig slechts at en toe nog een piep of gerucht zoodat ook hij zich nu gerust kon neerleggen. Onafgebroken sliepen we daarna door, droomend van zware ge vechten, heel alleen, tegen rat- ten-legers, bestaande uit duizen den en nog eens duizenden. o Een prachtmorgen was het begin van den nieuwen dag, een die erover denken ons te steu nen, toe, het thans niet uit te stellen en hun steun in zoo rui me mate als hun mogelijk is, ons te schenken, opdat ons eer ste tehuis aan het einde der optie-week zal kunnen worden gekocht. Als wij vóór einde dezer week 1U mille ten geschenke hebben gekregen, is de tot stand- koming van een éérste voortref felijk tehuis verzekerd. Giften en toezeggingen worden gaarne in ontvangst genomen op het HoofdkantoorHeerengracht 174 Amsterdam. Postgiro 82900. Vraagt desgewenscht onspro- paganda-boekje DE ZOMERTiJD. Het ontwerp-Braat is, naar „De Tijd" verneemt, in de afdeelin- gen der Eerste Kamer ongun stig ontvangen. Men rekent op de vei werping. In parlementaire kringen wordt een compromis-voorstel van de Regeering verwacht, dat in de richting van den middei-Euro- peeschen tijd zou gaan. WONINGBOUW MET RIJKsPREMIËN 1 Ten vervolge op de mede- deeling van den Minister van Arbeid in de Staatscourant van 15 Juni 1922, wordt er de aan dacht van belanghebbende op gevestigd, dat met den bouw van woningen, waarvoor een premie als bedoeld in het K.B. van 8 November 1920, is of zal worden gevraagd, niet mag wor den aangevangen, voordat om trent die aanvrage door den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid een beslissing is ge nomen, tenzij de hoofdinspecteur van de Volksgezondheid, de heer H. v. d. Kaa, te 's Graven- hage, op daartoe strekkend ver zoek heeft verklaard, dat tegen aanvang van den bouw geen bezwaar bestaat. Blijkt, dat zon der overleg met dien hoofdin- witte waas zweefde nog over de velden, waar de toppen der boomen, als eilanden in de witte nevelzee, grijsdonker boven uit staken. Lekker uitgerust, frisch en opgewekt, versterkt door de zalm-rest van den vorigen avond, reden we door de wel wat erg koele, bijna huiverige, morgen lucht verder, langs de breede, aan weerszijden afwisselende besparde en beëikte weg naar Bredawaren de keien in het midden niet erg puik, het bijna even breede lietspad er naast was des te beter. Door Etten, vervolgens langs de zoom van 't Liesbosch en door Prinsenhage, naderden we al spoedig de stad van het welbekende turfschip. „Eerst gaan we naar het sta tion hier stelde Anton voor, „een Ochtendblad halen, want ik moet weten wat er in de wereld omgaatals je zoo heele dagen fietst weet je van niets". Daar aangekomen, was heel het perron en al de wachtkamers overvuld met luidruchtig zin gende schoolkinderen en terwijl wij ons op ons gemakje in de buurt, onder 't genot van een biertje, de N. R. Crt. zaten te lezen, stapte heel de zwerm, netjes vier aan vier, de stad in, naar Mast- of Liesbosch, de vanouds bekende uitspannings- plaatsen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1923 | | pagina 1