ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
Wekelljksch Omzicht,
BB®ïï.ï.BïeN.
Tien dagen Fietstocht,
OPROEP.
BRESKENSCHE COURANT
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25
met 15 cent dispositiekosten.
Advertentieprijs van 1 5 regels 75 cent
Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel.
Drukker-Uitgever
E. BOOM—BLIEK
Telefoon
No. 21
BRESKENS P,°7s$4r0
Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
Tijdelijk verhoogd met 20 pCt.
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur
32e Jaargang
Zaterdag 24 Maart 1923
Nummer 2812
De meeaten onzer kennen ze
in eigen leven wel die dagen
en weken soms van neerslachtige
moedeloosheid, waarin alle kracht
en alle moed en alle lust schijnt
weggezakt, waarin al het gedoe
van je zelf en de wereld je zoo
nutteloos en overbodig schijnt
en je geen zin meer hebt om er
tegen in te gaan, tegen de moei
lijkheden en onrechtvaardigheden
en alles wat je hindert en ver
keerd lijkt, maar je alles maar
over je zoudt willen laten ko
men, zooals het nu eenmaal toch
schijnt te moeten komen en zoo
als het toch niet meer te ver
anderen en tegen te houden is.
Verkeert Europa, verkeeren wij
allemaal thans in die stemming?
Ze komen vaak na sterke krachts
inspanningen van lichaam of
geest als symptomen van uitput
ting, die lijden van moedeloos.
En Europa heeft zich overspan
nen, daar is geen twijfel aan.
Maar het heeft bovendien ge
merkt, dat het allemaal toch
niets geholpen heeft, „Er is geen
greintje idealisme meer in de
heele zaak", zoo schreef onlangs
een Amerikaansche Journalist en
letterkundige. „Datzelfde Frank
rijk, waarvoor we eens „alles"
overhadden, heeft ons op ont
zettende wijze teleurgesteld. En
die teleurstelling heeft den wind
uit onze internationale zeilen ge
nomen." Maar ons in Europa
natuurlijk veel meer. De teleur
stelling trof van dichterbij en
was bitterder en nederdrukken-
der, omdat wij, anders dan de
Amerikanen nog, er zelf de dupe
van werden. Ze kwam van Frank
rijk niet alléén, maar van alle
kanten. Het bleek anders gewor
den in de wereld, heel andeis
dan we het ons eens als vrucht
der Europeesche inspanning en
van het Europeesche lijden ge
dacht hadden. En moe en uit
geput en ontgoocheld laten we
het maar over ons komen, de
ongerechtigheden van Wilna en
Galicië, de hongerdood voor
Rusland, en de dictatuur van
geweldenaars metof zonder glacé
DOOR J. W. B.
31 Juli. 10 Augustus.
8)
Hoe lekker koel was het daar
tusschen de boomen een zacht
windje suisde door de toppen,
ruischend als een verre zee.
Lui lagen we naast elkaar in
het zachte vochtig-achtige mos,
uitblazend van de achter den
rugsche vermoeienissen.
.Laten we toch doorfietsen",
zeurde Marcus die datzelfde
wel al tien keer gevraagd had.
,Hou je mond jongen, 'k lig
veel te lekker".
„Anton, vindt jij nu ook niet
dat we moesten opstappen
ging Mark verder, van ongeduld
heen en weer loopend als een
kip die een ei moet leggen.
Marcus, een paar jaar jonger
dan Anton en ik, die heel de
tocht uitsluitend opvatte als een
fietstocht en dan ook alleen en
niets anders wilde doen dan
fietsen, kwam, daar hij met zijn
zeventien jaar nog geen groote
belangstelling toonde voor mooie
handschoenen. Wij, eenvoudige
menschen, deden het niet alleen.
Want wie voelde nog de kracht
er tegen in te gaan
De Polen hebben Wilna ver
overd, dat Lithausch was en de
Lithauers Memel, dat Duitsch
was. En de gazantenraad en de
Volkenbond, die recht hadden
te spreken, wisten niet beter te
doen, dan zich maar bij het re
sultaat van deze gewelddaden
neer te leggen en Memel aan
Lithauen en Wilna aan Polen
toe te kennen. Wat zouden ze
zich ook druk maken Het
helpt toch niet meer. Over
Galicifi moest een volksstemming
beslissen. Maar Polen zat er en
Polen zou er zoo gemakkelijk
niet weg te krijgen zijn. Dus
kende de gezantenraad, aan wien
de beslissing was opgedragen,
't maar aan Polen toe. Franschen
invloed zal er niet heelemaal
vreemd aan geweest zijn. Polen
is Frankrijk's agent in het Oosten,
zijn leger woidt door Franschen
gecommandeerd en door Frank
rijk gedeeltelijk betaald. Ver
sterking van Polen was dus
Frankrijk's belang. En om
Lithauen zich gemakkelijker in
den afstand van Wilna te doen
schikken, werd Memel aan dit
land toegewezen. Het is de vraag,
of de zaak er mee uit is. Wilna
is vrijwel zuiver Lithausche. en
Galicië voor driekwart Roet-
heensch. De Oekraine heeft dan
ook al geprotesteerd. En Rusland
is zoowel tegen de Memelsche
als de Wilnasche endeGalische
regeling öpgekomen. Oogenblik-
kelijk behoeft noch Polen noch
Frankiijk noch de Gezantenraad
zich daarvan iets aan te trekken.
Maar het kan verkeeren. En het
zou wel eens kunnen blijken,
dat Polen zich aan niet Poolsch
grondgebied een ongeneeslijke
indigestie gegeten had, wanneer
al zijn buren en zijn geannexeerde
vreemde bevolking zich tegen
hem vereenigen. Roemenië
ondervindt het a' eenigzins, nu
in den strijd om de grondwet,
daar de tegenstelling tusschen
Oud en Nieuw Roemenië gevaar
lijk dreigt te worden. En Zuid-
Slavië heeft er al lang aan
arch'tectuur, steden- en natuur
schoon, zoodoende dikwijls, voor
al met mij, die juist graag zulke
dingen mag bewonderen, in
botsing. Zoo gebeurde het nu,
dat Anton, een goedhartige
dikzak steeds tusschen ons stond
en door zijn besluit den door
slag moest geven. En dat moet
ik tot zijn eer zeggen, door nu
eens de eene partij, dan weer
de andere gelijk te geven,heeft
hij gedurende heel de tocht de
drie eenheid, die soms dreigde
uiteen te vallen, tot het einde
toe weten in stand te houden.
„Nou, ik voel er ook veel
voor om hier nog een stevige
poos te blijven", knorde Anton
half in slaap, en terwijl Mark
mopperend zijn woede koelde
op een dennenappel ging ik een
eind het bosch in, genietend
van de mooie streek, bewonde
rend het vreemd-mooiede
frissche dennenlucht met volle
teugen inademend.
Tegen 6 uur ongeveer arri
veerden we in Rosendaal, waar
we eerst de Blechte melk van
Hoogerheide die nog steeds in
onze keel zat, eens duchtig
hebben weggespoeld en toen na
de eerste prentbriefkaarten, ver
meldende dat de tocht tot nu
gesukkeld, tengevolge van het
verzet der Kroaten tegen de
centralieeerende politiek van
Belgrado. Al die kunstmatige
staten, die na den oorlog in
Midden- en Zuid-Oost-Europa
gevormd zijn, moeten vroeg of
laat de inwendige zwakte verra
den, diejvan dergelijke indigestie
altijd het noodzakelijk gevolg
moet zijn, zoodra het overheer-
schende volk nauwelijks meer
dan de helft bedraagt van de
onderworpen rassen. Maar de
Entente heeft dat, toen ze Staten
vormde, die in Midden-Europa
als 'n tegenwicht tegen Duitsch-
land en als een muur tusschen
Rusland en Duitschland moesten
dienst doen, maar over het hoofd
gezien.
Frankrijk ziet het nog over
het hoofd. Door annexatie van
de Rijnprovincie en zoo mogelijk
van de Roerstreek meent het
zich sterker te zullen maken. En
het bereikt alleen vergrooting
van zijn onveiligheid door het
wekken van een haat, die niet
meer te blusschen zal zijn. Het
gaat nu van kwaad tot erger. En
aan de Roer volgt de eene ge-
weldmaatregel op de andere,
zoodat er een soort militaire ter
reur gaat heerschen. Den laat-
sten tijd is er herhaaldelijk
sprake geweest van Engelsche
bemiddeling. Maar Poincaré
heeft eiken weg daartoe versperd
door zijn onomwonden verklaring,
dat Frankrijk iedere poging als
een onvriendschappelijke daad
zou beschouwen, wat beteekent,
dat het er met oorlog of andere
vijandelijkheden op reageeren
zou. Misschien zou het zich nog
wel eens bedenken, wanneer
Engeland werkelijk doortaste.
Het is ook in dezen zoo, dat
de brutale de halve wereld heeft.
Maar Engeland voelt zich tegen
over Frankrijk ook wat in een
onzekere positie. Al is de macht
van het Britsche wereldrijk te
gen het Fransche militarisme op
den duur gemakkelijk bestand,
oogenblikkelijk is Engeland toch
de mindere, niet alleen in troe
penaantal, wat nog zoo heel erg
niet zou zijn, maar in lucht-
krachten, wat veel erger is, zoo
toe een en al succes was, naar
huis te hebben verstuurd, gingen
we de stad bezichtigen.
Om elke plaats, elke stad
waar we door kwamen, grondig
te bekijken, daar hadden we
geen tijd voor, dat spreekt, want
voor elke stad van eenige be-
teekenis zouden we dan wel een
heelen dag hebben moeten ne
men, en dat ging niet. Wel
konden we de hoofdstraten zoo
eens doorwandelen, enkele groo
te bezienswaardigheden even in
oogenschouw nemen en dan met
een Hinken omweg, van grachten,
singels of achterbuurtjes de stad
verlaten. Op die manier kregen
we wel steeds een indruk van
elke plaats en hoewel de eerste
indruk altijd een groote factor
is bij het opmaken van een
bepaalde meening of gedachte,
is het toch lang niet altijd de
ware, en blijkt dikwijls bij nauw
keuriger onderzoek, dat we eerst
geheel mis grepen, en zoo kan
het wel gebeuren, en het is wel
zeker ook, dat ik in dit verhaal
dingen vertel die slechts indruk
ken zijn, maar in strijd met de
werkelijkheid. In hoeverre dat
ook bij Rosendaal het geval was,
weet ik niet, maar eerlijkgezegd,
ik had van die stad grooter
dat men zich er in Engeland
reeds wat bezorgd over gaat
maken. Frankrijk is nu nog de
bondgenoot en vriend. Maai de
vriendschap is zoo innig niet
meer als ze was. Straks is het
de vreemde, die een vijand kan
worden. Maar bovendien de
Duitschers hebben, zoo bereken
de een conservatief parlements
lid in dé Daily Mail, alweer een
koopvaardijvloot van l'/j mih
oen ton. Engeland's buitenland-
sche en koloniale markten kunnen
opnieuw gevaar loopen. Waarom
zou het dan Duitschland helpen
zijn verloren positie te heroveren?
Eigenbaat dus? Ja natuurlijk.
Maar wat anders regeert de
wereld Üan Op de jaarverga
dering van de vereeniging van
Engelsche kleurstotfabrikanten
is kortelings meegedeeld, dat de
Britsche kleurstofnijverheid thans
80 pCt. kan leveren van alle in
Engeland benoodigde kleurstof
fen, terwijl vóór den oorlog juist
80 pCt. uit Duitschland kwam.
De oorlog is dus niet voor niet
geweest.
,Er is geen greintje idealisme
in de heele zaak", zei de Ame
rikaan. Europa ia oud en het is
immers alleen de jeugd, die nog
aan idealer, gelooft. Maar is het
dan wonder, dat zelfs de ge
zantenraad en de Volkenbond
er het bijltje bij neerleggen,
wanneer het om de handhaving
van het recht gaat en in neer
slachtige moedeloosheid de din
gen maar laten komen, zooals
ze komen?
Het is een feit, dat bij het
overgroote deel van ons Volk,
de belangstelling voor onze In
dien zoo goed als geheel ont
breekt en de doorsnee-Neder
lander er nog een geheel onvol
doende voorstelling van heeft
dat volgens het eerste artikel
onzer grondwet, het Koninkrijk
der Nederlanden het grondge
bied van Nederland, Neder-
landsch-lndië, Suriname en Cu-
racau omvat.
Het trekt dan ook de aan-
verwachtingen gehad en ze viel
me zoo bij het rondkijken niet
mee.
—o
Verleden jaar hadden Marcus
en ik den eersten nacht gesla
pen in een groote schuurdie
stond, daar waar de weg Ouden-
bosch-Rucsen de rijksweg Rosen-
daal-Breda kruist. Deze schuur
stond op den eenen hoek van
de viersprong, op den anderen
daar tegenover, de villa waar
de directeur woonde der kwee-
kerijen, die zich hier naar alle
zijden uitstrekten. Diiect had
den we daar toen toestemming
gekregen om in de schuur te
overnachten en 's avonds waren
we op de villa met thee en mu
ziek hartelijk ontvangen, zoodat
we nu het plan hadden opgevat,
om te vragen of we daar weer
zouden kunnen slapen in 't hooi.
Nu had ik indertijd in de krant
gelezen, dat genoemde kweeke-
rijen failliet waren gegaan, dus
vreesde ik, dat we alles wel
niet meer zoo zouden aantreffen
als we het in het vorig jaar
verlaten hadden. En zoo was 't
ooktoen we eens poolshoogte
gingen nemen bij de arbeiders
woning naast de schuur, verna
men we een heele boel per-
dacht dat kennis van Oost- en
West-lndië op het leerplan van
de meeste onderwijsinrichtingen
in Nederland eene, in verhouding
tot de beteekenis dier landen,
veel te ondergeschikte plaats in
neemt. Wij gelooven niet mis
te tasten, wanneer wij zeggen
dat op de scholen in Indiê en
in de West meer kennis om: ent
de streken in het overzeeb^he.
Dat dit te betreuren is, be
hoeft geen betoog. Kennis van
land en volk is de noodzakelijke
voorwaarde om den weg te
banen tot onderling begrijpen
en waardeeren welke weer noo-
dig zijn om samenwerking tus
schen de volken van het Konink
rijk der Nederlanden in Europa,
Azië en Amerika te verkrijgen
én het bewustzijn levendig te
doen worden van onderlinge
saamhorigheid.
Door deze overwegingen ge
leid hebben ondergeteekenden
zich aaneengesloten tot een
voorloopig Indisch-Onderwijs-
Comité hetwelk zich ten doel
stelt tot verspreiding van ken
nis omtrent Oost- en West-lndië
op de scholen in Nederland te
bevorderen.
Naar het hun voorkomt is
hierdoor een taak aangewezen
tot vervulling waaraan allen in
Nederland, zonder onderscheid
van godsdienstige of politieke
richting kunnen en ook behooren
mede te werken.
Het Comité stelt zich voor,
daartoe de medewerking in te
roepen van reeds bestaande In
stituten, Comité's en Vereeni-
gingen, deze waar noodig te
steunen, voorts daartoe bevoegde
personen te verzoeken zich inet
de autoriteiten in verbinding te
stellen, teneinde de noodige maat
regelen voor de scholen te be
ramen.
Zij zijn overtuigd te zullen
slagen, omdat ze rekenen op
volledige medewerking van de
autoriteiten, de betrokken Hoof
den en Directie's, op alle in dit
verband in aanmerking komen
de organisatie's en vereenigingen
en niet in de minste plaats op
de scholieren, wier belangstelling
zal worden gewekt en behouden
soonlijke bijzonderheden, die ik
hier maar niet verder zal ver
melden, alleen dit, dat alles op
slot en de schuur leeg was.
Toestemming om te over
nachten kregen we wel, maar
aanlokkelijk zag het er niet uit;
trouwens, we konden niet naar
binnen, alles was dicht en de
familie die nu de villa bewoonde
was niet in het bezit der sleu
tels. Gelukkig, de lucht klaarde
opiemand daar uit de buurt,
wiens paard in de schuur was
gestald en een sleutel had, kwam
zijn rosse-nante halen en was
zoo vriendelijk de deur open te
laten. In een verlaten hoekje
ontdekten we een hoopje hooi,
dat waarschijnlijk als voedsel
moest dienen voor 's mans eenige
knol en dat juist groot genoeg
was om als driepersoons-bed te
kunnen dienen.
Eerst frischten we ons eens
lekker op en lieten daarna de
boterhammen heerlijk smaken,
alleen een vijftal kinderen die
rond ons draaiden, zagen er zoo
frisch en appetijtelijk uit op
hun bloote voeten dat dat gezicht
nu niet bepaald onze eetlust
deed toenemen, maar zoo nauw
moet je niet zien.
(Wordt vervolgd.)