ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Wekelijksch Omzicht. Algemeene Onderlinge Paardenverzekering Mij BRESKENSCHE COURANT VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 15 cent dispositiekosten. Advertentieprijs van 1 5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever E. BOOM-BLIEK TNoe,02°in breskens p°7s$;° Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur 32e Jaargang Zaterdag 24 Februari 1923 Nummer 2804 De Engelschen zijn en ze hebben dat met hun neven, de Amerikanen gemeen altijd praktische, zakelijke, nuchter uit hun oogen kijkende menschen geweest. En een enkele Ameri kaan, als de oud gezant in Den Haag, Vandijke, moge dan al zeggen, dat de Roer-bezetting niet anders is dan een deur- waarderse.xploit aan de heeren Stinnes Thijssen en consorten, de anderen in Engeland als in Amerika begrijpen het wel, zoo als de heer Baker, zelf lid der Amerikaansche delegalie ter vre desconferentie, het uitdrukte, dat van den beginne aan Fi ankrijk een exuus trachtte te vinden om de Roer van het Duitsche ge bied af te knijpen, welk doel volgens hem ter vredesconferentie herhaaldelijk duidelijk aan het licht kwam. Bonar Law, de En- gelsche minister-president heeft het een beetje anders gezegd en meent het misschien ook wel een beetje anders. Maar evenmin als de heer Baker gelooft hij aan het Fransche praatje, dat het hun om bet innen der schade vergoeding te doen is. „Ik ben er zeker van, dat de angst, die de Franschen voelen voor hun veiligheid, de grond uitmaakt van de verwerping van ons voor stel. Zij hebben het gevoel, dat zij schadevergoeding willen krij gen, maar ze zouden Duitschland niet graag sterk genoeg zien om die schadevergoeding te betalen." Kan het scherper gezegd wor den, dan de Engelsche minister president het hier deed Het gaat al niet eens meer om de Roer alleen. Frankrijk voelt zich niet veilig en vreest Duitschland's herleving, die het desnoods ten koste van zijn eigen schadever goedingsrechten beletten wil. Maar is hiermee ook niet de on oplosbaarheid van het schade- vergoedingsvraagstuk, tenzij dan door op Frankrijk uit te oefenen dwang duidelijk gedemonstreerd? Het gaat hier niet meer om de Roer alleen, het gaat om heel •Duitschland. Frankrijk, dat de herleving van Duitschland voor eigen veiligheid vreest, moet die herleving trachtten terug te houden. En de schade-vergoe ding kan, als generaal Smuts het het uitdrukte, nog slechts dienen als hefboom. Het zijn Frankrijk's eigen bondgenooten, Duitschland's vij anden, die het zeggen. De ge tuige lijkt onpartijdig, eerder zelfs ten gunste van den ver dachte beïnvloed. Maar dit ge tuigenis, juister nog, deze over tuiging maakt het Engeland niet makkelijk den bondgenoot ter wille te zijn, nu hij ten behoeve van zijn Roer-actie, het gebruik van de door Engeland bij Keulen bezette zóne vraag. Het gaat met die Roer-actie niet naar wensch. De beslissing daartusschen hangt af van de meening die men omtrent het doel dezer actie koestert. Neemt men aan, dat de officiëele Fran sche verklaring juist is en de Franschen naar de Roer geko men zijn om kolen en andere producten in grootere hoeveel heid te halen dan Duitschland ze tot nu toe leverde, dan kan men wel zeggen, dat de onder neming mislukt is. De Fransche publicist Condurrier de Chas- saigne erkende het dezer dagen: „Wij hebben geen illusies meer wat het oeconomische gedeelte van het Roer-plan betreft. Maar als wij geen vergoedingen krijgen is er althans één ding, dat wij moeten en willen hebben dat is veiligheid". Het oeconomische gedeelte Hier heeft men dus de erkenning van Fransche zijde, dat het, althans niet uitsluitend, om kolen te doen was. De vei ligheid is het andere gedeelte. En dat gedeelte is te bereiken niet door tijdelijke maar door blij vende bezetting. De gedachten van Baker en Bonar Law beide vinden hier bevestiging. Het af knijpen van het Roer-gebied van Duitschland en daarmee Duitsch land tevens lam slaan. Zullen de Franschen dit bereiken Ze win den er geen doekjes meer om, ook in daden niet. Het Roer gebied niet alleen, het geheele Rijnland wordt van Duitschland afgescheiden doordat het douane- beheer in Fransche handen komt. Het lijdelijk verzet der bevol king geeft der Fransche een plausibele reden voor die daad. Maar zal ook de blijvende be zetting, waarop de Franschen aansturen, niet op het lijdelijk verzet der Duitschere stranden? Alleen wanneer dat niet het geval is, kan men zeggen, dat de Roer-actie, wat het tweede gedeelte betreft, naar wensch gaat. Ongetwijfeld zullen de Fran schen in staat zijn op den duur dit lijdelijk verzet te breken. Maar er zijn twee dingen, die hen daarbij hinderen, in de eer ste plaats hun finantiëeele toe stand, die door de voortdurende daling van den franc genoeg zaam geïllustreerd wordt en in de tweede plaats door den on wil van Engeland. De debatten, in het Lagerhuis gevoerd, spre ken duidelijk genoeg. De Engel schen zien den Franschen toeleg wel. Maar ze weten niet hoe hem te keeren, zonder met Frank rijk te breken. Dat weten de Franschen ook. En zij speculeeren erop. Hun eisch omtrent den doorvoer te Keulen is een proef. En de wijze, waarop Engeland die proef doorstaat, zal voor zijn verdere houding beslissend wor den. Geeft het toe, dan wordt het vroeg of laat meegezogen in de Fransche actie. Blijft het weigeren, dan springt óf de Entente te eeniger tijd óf Frank rijk schikt zich naar het Engelsch verbod, dat vroeg of laat moet afkomen. Engeland's positie is ongetwij feld moeilijk. Het heeft de han den in het Oosten nog niet vrij, al doet het zijn uiterste best Turkije tot den vrede te bewe gen, zoodat Ismet Pasja, die nu te Konstantinopel vertoeft, zelf een expres-brief van Lord Cur- zon is overhandigd om Enge land's bereidverklaring tot on- derteekening van het te Lau sanne samengestelde vredesver drag opnieuw uit te spreken. Maar bovendien is er een in vloedrijke kring in de conser vatieve partij, die onder alle omstandigheden Frankrijk's zijde wil houden en die het tegen woordige ministerie voor een deel in de hand heeft. Het zijn vooral die conservatieven, die ook met de oplossing die de Iersche kwetsie gekregen heeft, niet tevreden zijn. En nu feitelijk deze oplossing door het verzet der Iersche ebublikeinen, die zich ook door het jongste voor stel der Vrijstaatsche regeering gewonnen willen geven, geen definitieve oplossing blijkt, is het des te meer geraden voor een conservatief ministerie om hen niet voor het hoofd te stoo- ten. gevestigd te Schoondijke. Dinsdagvoormiddag had alhier in de zaal van het Hotel „de Zwaan" de jaarvergadering plaats der Onderlinge Paarden- Verzekering Maatschappij onder presidium van den heer P. de Hullu. Evenals vorige jaren was deze vergadering flink bezocht. Dat deze Vereeniging voor Zeeuwsch Vlaanderen veel presteert, be wijst wel uit het uitvoerig jaar verslag over den toestand der Maatschappij, hetwelk door den Secretaris werd gegeven. Plaatsgebrek noopt ons het geheele verloop der vergadering weer te geven. Wij volstaan dus met het jaarverslag „Wanneer wij ons in dit verslag niet alleen beperken tot het opsommen der cijfers, betreflende aantal leden, getal paarden enz., vragen wij ons zeiven af, wat de aanleidende oorzaak dier uitweiding is. Wij komen dan tot de over tuiging, dat de tijdsomstandig heden in zoo'n snel tempo elkan der afwisselen. En wanneer die verandering zich openbaart in de goede en voordeelige richting onzer zaak, wordt dit zoo spoedig over het hoofd gezien althans minder gewag van gemaakt. Openbaart en kenmerkt zich die verande ring in tegenovergestelde richting en dus ten nadeele van hetgeen wij ons hebben voorgesteld en als onmisbaar voor het bereiken van ons doel noodzakelijk ach ten, dan wordt er zoo vaak geklaagd en de schuld gelegd op iets of iemand, die even als wij aan diezelfde schommeling en wisselvalligheden onderwor pen is. Bij de beoordeeling van al die voorkomende verandering ware het wenschelijk zich te herinneren, dat niets bestaat, wat niet onderworpen is, aan de wisselvalligheid van den tijd. Ook onze Maatschappij draagt de sporen van die voortdurende verandering in het oeconomisch leven. En nu is het te bejam meren, dat er altijd en overal menschen worden gevonden, die, laat het ons maar plat uitdruk ken, zoo gaarne bedillen. Men beoordeeld en veroor deeld eene zaak, zonder daar mede grondig bekend te zijn, of iets te weten van de aanleidende oorzaak, of genomen maatrege len van hen, die geroepen zijn een gemeenschappelijk belang te behartigen. Hoe vaak zou toch eene uit gesproken meening niet weer houden kunnen worden, wanneer men overtuigd of bekend was met de aanleidende oorzaak, die eraan voorafging. Daardoor zou veel misverstand voorkomen kunnen worden. Men stelt vaak eischen aan iets of iemand, ook aan een Bestuur eener zaak, waarin niet altijd is kunnen voorzien. Men verlangt van hen een vèrvoor- uitzienden blik in de toekomst. En ofschoon het Bestuur uit den aard der zaak meestal de voor zichtige kant kiest voor een goed beheer, is het toch dikwijls niet mogelijk alle klippen te ontzeilen. Ook een Bestuur is onderhevig aan de schommelin gen van den tijd en het is toch ondenkbaar, dat zij vooruit met alle mogelijke gebeurtenissen rekening hebben kunnen hou den en kunnen voorzien, wat de toekomst brengen zal. Het jaar 1922 heeft ons een beeld laten zien, wat de gevol gen zijn, van den terugslag in den paardenhandel. Reeds in mijn vorig verslag deelde ik mede dat de maximum-waarde der paarden van f2000 was terug gebracht tot f1700. Dat dit be drag, wegens de ineenzakking van den paardenhandel, nog veel te hoog was, getuige de verla ging der uitkeering bij sterfte met ingang van het 2e halfjaar. Ook deze maatregel bleek niet afdoende, reden waarom het Bestuur in samenwerking met een daartoe aangewezen com missie de noodzakelijkheid inzag, met den stroom des tijds mee te gaan en de maximum-waarde der paarden met ingang van 1 Januari 1923 terugbracht tot f1200. Laat ons in uw aller belang hopen, dat met deze verlaging een einde is gekomen aan den terugslag in den paardenhandel. Onze vereeniging telde op 1 Januari 1922 511 leden met 3686 paarden, tot een verzekerd bedrag van f3781.010. Tijdens dat jaar vermeerderde de Maat schappij met 27 en verminderde wegens eindigen of overdracht van beheer met 16, terwijl 1 lid heeft bedankt. Met 1 Januari van dit jaar werden enkelen bijgeschreven, waardoor het ledental klom tot 529. Gedurende het boekjaar stier ven 131 paarden, die eene ver zekerde waarde hadden van f 138.460 en waarvoor werd uit gekeerd f98158. Totditgroote aantal hebben veel bijgedragen de waarde der onteigende paar den, die wegens onbruikbaar voor het bedrijf moesten worden afgemaakt. Dat het Bestuur hiertoe niet roekeloos overging, zal wel gebleken zijn uit de dis cussie in de voorlaatste verga dering over het afmaken ge voerd. Duidelijk is het de vergadering toen geworden, dat het Bestuur al het mogelijke in 't werk stelde, om een lijdend paard, zonder verdere poging tot genezen, zoo maar niet diiect op verzoek van den eigenaar, mocht onteigenen, wijl dit niet in het belang der Maatschappij wezen zou. De ondervinding heeft ook hierbij geleerd, dat dit systeem noodzakelijk verandering behoef de. Uitjdejnotulen is U wel geble ken, welke maatregelen hiertegen in de voorgaande vergadering werden noodig geacht en goed gekeurd. De contributie bedroeg het le halfjaar l'/j en het tweede halfjaar l'/4 pCt. der verzekerde waarde. Gezien de hooge uit keering en de gemaakte reserve, blijft deze contributie toch nog altijd laag, vergeleken bij eene premie-maatschappij. De vergoeding voor gestorven paarden bedroeg het le half jaar 80 en het 2e halfjaar 60 pCt. der verzekerde waarde. De Algemeene Vergadering had plaats op 14 Februari en de vastgestelde half jaarlijksche werden gehouden op 30 Juni en 28 November. Hetgeen in die vergaderingen werd vastgesteld, is U uit de notulen kenbaar gemaakt. Evenals vorige jaren werd door het Bestuur eene commissie benoemd, bestaande uit deheeren A. 11. de Milliano, J. de Smit en E. Modde, welke commissie op 15 Februari hare taak heeft volbracht en alle boeken, reke ningen en bescheiden nauwkeurig heeft gecontroleerd. Voor de zorgvuldige en.tactvollejcontrole daarbij toegepast, brengen wij genoemde commissie hartelijk dank. Op 1 Januari j.i. waren bij onze Vereeniging aangesloten 529 leden met 3559 paarden, tot een verzekerd bedrag van f2583.140. Bij de afdeeling Veulen-ver zekering waren aangesloten 131 leden met 403 merries. Uit de voorgelezen rekening is U ge bleken, dat ook hierbij het sterftecijfer aan den hoogen kan is, en een bijdrage van f 4 per merrie moet gevorderd worden van de leden, die tijdens 1922 lid dezer afdeeling waren. Dit bedrag zal tegelijk met de contributie Ie half jaar op de kwitantie worden gebracht en ook ontvangen worden. Wat de regeling betreflende het innen van het voorschot aangaat, gelooven wij dat deze wijze van werken beter voldoet, dan het voorschot bij vooi uit betaling te innen. Althans, er kwam hierover geen enkele klacht in. Vandaar, dat wij ook dit jaar het voorschot pas zullen innen met het 2e halfjaar. De deelnemers aan de Veulen-ver zekering, willen hiervan wel goed kennis nemen. Ook bij deze afdeeling was het noodzakelijk de vergoeding voor een gestorven veulen te verlagen en het voorschot in evenredigheid te verminderen. De regeling is nu als volgt Het voorschot bedraagt thans f 15 per aangegeven drachtige merrie. De vergoeding tot en met 8 dagen ouderdom f50, van 9 tot en met 30 dagen f75, van 31 tot en met 60 dagen f100 en boven de 60 dagen f125. Bij deze afdeeling, Mijnheer de Voorzitter! is het mij heden onmogelijk een opgave te doen van het aantal deelnemers, even min van het aantal opgegeven merrie's. Er kunnen nog wel leden zijn, die hunne opgaaf nog niet heb ben ingediend. Met het oog op het naderen van den Veulentijd, veroorloof ik mij de vrijheid op spoedige inzending der aangiften aan te dringen, wijl ik voor de juiste en richtige gang van zaken, moeilijk de bewijzen van Deel neming kan opzenden, voor ze alle in volgorde gerangschikt te hebben. Mijnheer de Voorzitter I Ik heb getracht, de Vergade ring een juist beeld te geven over den gang van zaken, onze Maatschappij betreflende. Mocht ik met het voorgaande daarin zijn geslaagd, het zou mij een ware voldoening zijn. Ik vertrouw te hebben aan getoond een richtige gang van zaken te bevorceren en mocht ik soms eens hebben gefaald, vraag ik daarvoor verschooning. Immers de beste breidster laat wel eens eene steek vallen. Het is mij een genoegen,

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1923 | | pagina 1