ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN De tijd dei inzameling, Onschuldig veiooideeld, VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN 32e Jaargang Woensdag 22 November 1922 Nummer 2778 Keuringsdienst. BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 15 cent dispositiekosten. Advertentieprijs van 1 5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever E. BOOM—BLIEK ™0e,°°n BRESKENS p,07s$4r0 Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur De laatste dorre blaadjes rit selen nog aan de boomen, die hun naakte armen uitsteken onder de lage, donkere luchten. De weien liggen verlaten. In de stallen loeit het vee, voor den winter opgeborgen. En op het veld werken nog de arbeiders aan de laatste oogst voor den winter. Over de vlakte raast soms een eerste winterstorm. En tusschen de regenbuien, die tegen onze ramen kletteren, dwaalt al een enkele sneeuwvlok. De winter, met zijn korte, duistere dagen en zijn sombere verlaten heid klopt aan onze deuren. Nog enkele dagen resten ons en dan sluiten we ons op in onze warm- dichte huizen en wachten gedul dig de nieuwe lente en het nieu we leven. En in deze dagen haasten we met de laatste inza meling, die onze voorraadschuren vullen moet. Op het land wordt nu nog het laatste te veld staande ge was binnengehaald. Met de aardappelen is men vroeg ge weest dit jaar vanwege den zoo vroeg ingevallen vorst. De bieten worden nu gerooid en uit som mige schuren hoort men al het geluid van de dorschmachine. De wintervoorraad is opgeslagen en boer en huisvrouw gaan den voorraad na, die hen door den winter moet heen helpen. De tijd der inzameling loopt met den scheidenden herfst op een eind. We weten nu, wat we aan den bloei van de lente en het rijpen van den zomer gehad hebben. De gevulde schuren toonen ons het resultaat van onzen arbeid. Daaraan is nu niets meer te veranderen. Dit jaar heeft zijn vrucht gedragen. En de inzameling van den oogst heeft ons geleerd, hoe rijkelijk de dracht en hoe vruchtbaar het jaar was. Dat gaat iederen herfst zoo, van dat de bladen te gelen be ginnen, begint ook de inzameling van wat dit jaar heeft voortge bracht, het optassen in de scliu- BKgH.i.BTOH. 23) Ze was overbodig, dat zie ik wel in. Nu dan, ik heb me voor genomen de hand van Greta Willisen te vragen. De grootste verrassing spiegel de zich af op het verblufte ge laat van den doctor. WatOch, loop rond dat kan je geen ernst zijn. 't Is volle ernst. Ik begrijp, dat ik beide ongelukkige vrou wen niet als vriend ter zijde kan staan, zonder Greta's naam in gevaar te brengen. En daar ik nu eenmaal de plicht op mij heb genomen, haar van den ondergang te redden, blijft mij geen andere uitweg over dan die, waarover ik je zoo juist sprak. Neem me nou niet kwalijk 1 ren en het tellen der uitkomst. Het gaat ook zoo in den herfst van ieder menschenleven. Wanneer we jong zijn, denken we er niet aan. En in het volste van den zomer van ons leven dringt slechts een enkele maal de gedachte zich naar voren. Maar zoodra de dagen te korten beginnen en het eerste vergeelde loof neerdwarrelt voor onze voe ten, kijken we ook nu en dan speurend tusschen het dunner wordend loof naar de vruchten, die rijpen. En verlangend, ang stig soms vragen we ons af, wat de oogst zal zijn Tot we ein delijk, wanneer de herfst zijn glans verliest en in de kortere dagen de winter zijn nadering aankondigt, de inzameling be ginnen en laat soms, wanneer de sneeuw al lang over onze haren is neergedwarreld, maar eindelijk toch neerzitten om de rekening op te maken van onze lente en onzen zomer, de reke ning van ons leven. Dat is niet aan den avond van ons leven. Vroeger al, wanneer de dagen korten en we ons bewust worden, dat onze schoonste kracht heeft uitgebloeid, dat we schoon nog dag aan dag arbeidende, toch alleen nog maar kunnen arbei den in het oude spoor en als om te behouden, niet meer om te veroveren en wat nieuws te scheppen, kijken we terug over ons levenswerk en tellen de uit komsten. Er zijn menschen, die het lang uitstellen, er zijn anderen, die het al vroeg doen. Maar onver mijdelijk komt voor allen, voor u en voor mij, de dag, dat we ons afvragen, wat we bereikt hebben, dat we de vruchten van onzen arbeid en van ons leven een voor een in de hand nemen, en peinzend overdenken van welke verwachtingen en welken bloei, dit de uitkomsten zijn. Dat we over een goeden oogst tevreden kunnen zijn. Zelfs wan neer de schuren gevuld zijn en anderen ons benijden om (jen rijken voorraad, die we aan vruchten inzamelden, dan nog wringt zich zoo zaak een bittere glimlach om onzen mond, wan- Daar staat mijn verstai d bij stil. Als je me gezegd had, dat je dolveel van het meisje hield, dan zou ik al het mogelijke gedaan hebben, je van deze noodlottige en geheel onmoge lijke gedachte van een huwelijk af te houden. Maar daar je openlijk toegeeft, dat je niet zoo heel veel om haar geeft, beschouw ik je voornemen vergeef me de uitdrukking eenvoudig als gekkenwerk. Het spijt me, als je dat zoo lijktin mijn besluit brengt dit echter hoegenaamd geen ver andering. En ik herinner mij niet dat ik je gezegd heb, dat ik niets om Greta Willisen gaf. Ik zei je reeds, dat ik niet ver liefd op haar was, en dat is de waarheid. Maat ik schat haar heel hoog ja, ik mag wel zeggen, dat ik haar oprecht vereer. De omgang met haar en haar moeder-heeft mij ge legenheid genoeg gegeven, haar neer we bedenken, wat het was, dat we in den bloeitijd der lente verwachtten. Het leven is nu eenmaal altijd zoo. Zomer en herfst brengen nooit wat de lente beloofde. Er zijn zoo tal- looze bloesems, die afvallen en vertrapt worden. Maar hoe vaak gebeurt het bovendien niet, dat de herfst ons zoo heel andere vruchten in de handen duwt, dan we van plan waren te kweeken Dat is, zelfs wanneer we rijkelijk vruchten plukken, ook een teleurstelling en de bitterste wellicht. Wie uitgegaan is om schoonheid te scheppen of om liefde te vinden of om zich aan de menschheid te wij den, ziet niet den gevulden geldbuidel, dien hij als vrucht \an zijn leven naast zich kan neerleggen en die velen hem benijden, als het symbool zijner overwinning, ma«r als dat van zijn nederlaag. Dan is nog ge lukkiger, wie iets bereikte van wat hij als doel voor zich zag, toen zijn jeugdkracht hem alles nog als bereikbaar deed zien. Maar ook voor dezen, die zich niet van den weg aflieten drin gen, die ze eens als den juisten of den schoonsten zagen, brengt de herfst gewoonlijk volop teleur stellingen. En er is maar een heel enkele, die in zoo overstel pende mate de verwachte vruch ten door zijn handen ziet gaan, dat hij vergeet, hoe hij aan dat eene kleine boompje daar ook nog een oogst verwacht had en het nu leeg vindt. De mees ten, verreweg de meesten, ken nen te veel van die boomen, groote en kleine. En ze mogen nog van geluk spreken, wan neer ze, ze leeg ziende, niet nog bovendien zich zelf verwijten moeten, dat ze er geen zorg genoeg aan besteedden. Want nietwaar teleurstelling is nog het ergste niet. Bitterder grieft het zelfverwijt, de zelfbe schuldiging, dat het niet de wis selvallige kans van het leven alleen was, die den verwachten oogst onthield, maar dat men zelf schuld draagt aan de mis lukking. Er zijn ook maar wei nigen, die dit verwijt ontgaan. te leeren kennen. Zij is het teerste, het ontbaatzuchtigste en reinste wezen, en zij verdiende stellig een honderdmaal beteren man dan ik ben. Laat haar dan in je eigen belang nog een poosje op dezen beteren man wachten, Rudolf 1 Als hi] dan na een zekeren tijd niet is komen opdagen, dan is het voor jou altijd nog vroeg genoeg. Die man zou nooit komen dat weet je net zoo goed als ik. Hoeveel mannen zouden er zijn, die onbevooroordeeld genoeg zouden zijn een wegens diefstal bestrafte vrouw te huwen. Niet veel goddank 1 Het zou er ook heel aardig beginnen uit te zien met het toekomstig geslacht, indien het anders was. En zoolang ik je mijn vriend noem, zal ik niet dulden, datje terwille van een simpele opwel ling van edelmoedigheid tot die weinigen zoudt behooren, die Wie in den herfst van zijn leven, terugziend over den weg, dien hij ging, de vruchten leest van zijn levensarbeid en zichzelf be kent, wat hij bereikte aan voor deel of roem of eer, aan liefde of vriendschap, aan nut ofschoon- heid, wat hij tot stand bracht in het groote of in het kleine, wat zijn leven voor beteekenis had voor hem zelf en de ontwikke ling van zijn persoonlijkheid, voor wie hem het naast stonden en voor wie veraf waren, voor familie en vrienden en voor de maatschappij, die bekent zich ook hoeveel gelegenheden hij wel verzuimde, hoe vaak hij tekort schoot en hoe zeer het vaak eigen schuld was, die hem belette te bereiken wat hij zoo heftig be geerde. Maar daarom juist is de ge dachte aan de herfst als den tijd der inzameling zoo nuttig voor wie nog in den bloei van de lente en de pracht van den zo mer leven. Het oogenblik der in zameling, van 't leven der vruch ten, die de arbeid van lente en zomer brachten, is in ieder leven onvermijdelijk. Dan is aan dien oogst niets meer te veranderen, Hij wordt bepaald, wanneer de knoppen zwellen en straks, wan neer de vrucht tot rijpen zich zet. Wie dat in lente en zomer bedenkt, bespaart zich, o niet altijd teleurstelingen en ook niet ieder zelfverwijt, maar toch de bitterheid dier zelfbeschuldiging, die in eigen tekort aan ernst en arbeid, aan zedelijke en geeste lijke krachten, de mislukking van den oogst begrijpt. En waanneer in den laten herfst van zijn leven, als de dagen om hem duisteren en de winter aan zijn deur klopt, hij in gedachten de vruchten zamelt van zijn voorbijë leven, dan moge een droeve glimlacb soms om zijn mond spelen bij de gedachte aan wat hij in den overmoed der lente aan oogst verwachtte, hij zal toch in de kracht zijner innerlijke verze kerdheid de rust vinden, die ook over den laten herfst en den glans van het geluk spreidt. zich in een vlaag van afkeurens waardige lichtzinnigheid zouden weggooien en de plichten jegens zichzelf en zijn nakomelingen vergaten. Ik begrijp je niet, Volkmar Nooit zou ik een dievegge kun nen huwen, ook al zou ik haar, zooals jij het noemt, haast als een waanzinnige liefhebben. Greta Willisen echter is on schuldig veroordeeld en juist om tegenover de wereld getuigenis af te leggen voor haar onschuld, wil ik haar mijn naam geven. De doctor aarzelde 'n oogen blik, toen echter trad hij vlak op zijn vriend tóe en legde zijn hand op zijn schouder. Laat mij nu nog éên keer eens ernstig met je praten, mijn jon gen, en vlieg niet dadelijk op als een aangeschoten leeuw. Wat voor bewijzen heb je nu feitelijk voor de onschuld van juffrouw Willisen De waarschuwing om zich Uit het verslag van den Keu ringsdienst van Waren in het Keuringsgebied Goes over het 3e kwartaal ontleenen wij het volgende 1176 inspectiën hadden plaats, in winkels, bakkerijen en fabrie ken. 1199 monsters volle melk wer den onderzocht, van welke 103 van ondeugdelijke samenstelling bleken. 11 monsters karnemelk werden onderzocht welke alle ondeug delijk van samenstelling waren. 104 monsters brood werden onderzocht, 14 hadden een te laag gewicht aan droge stof, terwijl 2 een te hoog gewicht aan droge stof hadden. De monsters Margarine en spijsvetten waren alle deugdelijk van samenstelling. Omtrent speelgoed kan wor den medegedeeld dat bikkels, die werden onderzocht sterk loodhoudend bleken te zijn. Een partij werd in beslag genomen en vernietigd. Vleeschextract en bouillon blokjes van uit de oorlogsjaren werden aan de consumptie ont trokken. Totaal werden verzonden 76 waarschuwingen, waarvan 65 voor ondeugdelijke melk, terwijl 14 maal proces-verbaal werd opgemaakt voor ondeugdelijke melk, eenmaal voor bedorven visch en eenmaal voor bedorven vleesch. Tevens werden kennisgevin gen ontvangen dat de navolgende vonnissen onherroepelijk waren geworden J. d. B., Groede, ƒ200 of 2 maanden hechtenis. C. L. IJzendijke ƒ300 of 3 md. h. P. A. W. 200 of 2 A. v. K. „50 of 25 d. h. A. W. St. Jansteen 10 of 10 E. H. Hoofdplaat 50 of 25 J. M. B. St Jansteen 15 of 15 E. J. d. B. Hulst 10 of 10 C. D. Biervliet 25 of 25 J. P. V. Neuzen „100 of 100 A. W. Koudekerke 10 of 10, rustig te houden was stellig niet overbodig geweest, want Rudolf Imberg's gelaat werd donker rood gekleurd van opwinding. Bijna heftig schudde hij de kal- meerende hand van zijn vriend van zich af. Moet dat beteekenen, Volk- mar, dat ook jij St. 1 niet zoo driftig. Daag mij straks desnoods tot een duel uit, maar luistert eerst een mi nuut geduldig naar mij. Datje vader zich bij het afleggen van zijn getuigenverklaring heeft ver gist en dat de brengster van de vlinderbroche iemand anders is geweest dan Greta Willisen, geloof ik natuurlijk zonder eenig voorbehoud. Maar daarmede is toch nog niet bewezen, dat zij de broche niet heeft wegge nomen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1922 | | pagina 1