ig veiooii ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN E. BOOM—BLIEK Tyfoon BRESKENS 32e Jaargang Woensdag 15 November 1922 Nummer 2776 Ds Onderwijswet, Gemeenteraad. BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 15 cent dispositiekosten. A d v e r t e n t i e p r ij s v a n 1 5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur ïïïT De wachtgeldregeling. Nog pas in 1919 schreef de huidige Minister van Onderwijs in zijn Memorie van Toelichting: „Ondergeteekende is van oor deel, dat billijker bepalingen in de wachtgeldregeling dienen te worden opgenomen. Te meer is dit gewenscht, nu de mogelijk heid bestaat dat meer dan tot dusver, als gevolg van de op richting van bizondere scholen, tot opheffing van openbare scho len zal worden overgegaan." Wat de Minister hier zegt geldt thans, indien zijn ontwerp wet mocht worden, in veel hoogere mate. Dat daardoor de 'wachtgeldregeling veel duurder zou worden is juist, maar waar de Regeering door haar wet geving zelf de oorzaak is van die toenemende opwachtgeld- stellingen, gaat 't toch zeker niet aan de financiëele gevolgen daarvan op de betrokken onder wijzers te verhalen. Een goede wachtgeldregeling is voor de betrokkenen te meer noodzakelijk, omdat zij, door hun eenzijdige opleiding, zeer moeilijk in een andere tak van dienst een emplooi kunnen vin den, wat met de meeste andere mbtenaren niet lil die mate het eval is. Ook van die eenzijdige pleiding draagt de Regeering elf de schuld. Dat maatregelen worden voor- esteld, waardoor 't wachtgeld erlaagd kan worden, indien het oor bijverdiensten boven het alaris zou stijgen, kan op zich- elf geen bezwaar ontmoeten. Doch wij zouden er aan wil- en zien toegevoegd, dat dan liet gesproken zou moeten wor- en van „laatstelijk genoten laris", maar van het salaris, at de betrokkene zou hebben intvangen, indien hij in dienst are gebleven. Maar in de hoogste mate on- lillijk is de bepaling, dat de f» Beschouwt u mij wat betreft oor onervaren genoeg, mevr. illisen, om mij dit nader te erklaren. Want uw woorden •ijn vooi mij volkomen raadsel- htig. Het is toch ondenkbaar, t u eenigen twijfel zoudt unnen koesteren betreffende de [uiverheid en onbaatzuchtigheid nijner beweegredenen. Over het vermoeide gelaat der ^eduwe gleed een ironische trek. Neen, ik twijfel daaraan in 't ;eheel niet. Maar de wereld |on daar anders over oordeelen. bent nu eenmaal een onge- Juwde jonge man en mijn dochter een tamelijk knap meisje. Men ziet u al sinds maanden >s huis in- en uitgaan, en daar gemand naïef genoeg is om te looven, dat u soms ernstige korting op het wachtgeld blijft gehandhaafd, indien de bijver diensten door eigen schuld zijn verloren gegaan. Wie zal hier beslissen, in welk geval van „eigenschuld" sprake is Moet daarvoor, als deze be paling rechtvaardig zal worden gehanteerd, niet weer een com missie van onderzoek worden in het leven geroepen en de moge lijkheid van hooger beroep Deze bepaling brengt de wachtgelder in een al te af hankelijke positie van de man, bij wie hij voor de bijverdiensten arbeidt. Nog erger wordt het evenwel in het 6e lid van art. 51. Dit luidt Indien* de op wachtgeld ge stelde een hem aangeboden be trekking, die hem in verband met zijn persoonlijkheid en om standigheden redelijkerwijze kan worden opgedragen, weigert te aanvaarden of ook anderszins, indien hij in de gelegenheid komt om op een wijze, die in verband met zijn persoonlijkheid en om standigheden voor hem passend kan worden geacht, inkomsten te verkrijgen, daarvan geen ge bruik maakt, dan vervalt het wachtgeld voor het bedrag, waarmede het vermeerderd met de verzuimde inkomsten de laatstelijk genoten jaarwedde zou hebben overschreden j een en ander onverminderd het be paalde in het vierde lid onder b. „In verband met zijn persoon lijkheid en omstandigheden." Ziedaar een term zoo vraag en rekbaar, dat een bezuinigings- zieke overheid de wachtgelder altijd kan doen hangen. Wie zal hier beslissen En welke waarborgen op een behoorlijke rechtsgang worden de wachtgelder gegeven Geen enkele. Integendeel, hier is van de grootst mogelijke rechteloosheid sprake. Steleen particulier (er wordt niet gesproken van Rijk, provin- bedoelingen zoudt hebben om de hand van Greta te vragen, vormt men zich daarvan zelf een verklaring, waardoor mijn arm kind behalve den naam van een dievegge misschien nog een anderen, veel erger zou krijgen. De ontsteltenis in Rudolfs trekken was zoo levendig, dat mevrouw Willisen deze onmo gelijk als geveinsd kon beschou wen. Acht u dat werkelijk mogelijk? Mijn hemel, daaraan heb ik nog geen oogenblik gedacht. Ik geloof het wel en Greta is het in haar onschuld misschien even zoo gegaan. Mij zijn echter reeds herhaaldelijk uit de buurt geruchten ter oore gekomen, die mij slapelooze nachten hebben bezorgd en die mijn toch al zoo kort toegemeten leven stellig weer eenige maanden zullen verkorten Somber keek de jonge rechts geleerde voor zich. Maar dat is laf, zei.hij. Is dan de ver- cie of gemeente, die een betrek king aanbieden wil in zijn zaak of op zijn kantoor iemand heb ben, die op een koopje zekere arbeid voor hem verricht. Hij kan zoo iemand niet vinden, omdat hij een loon biedt beneden het geldende. Dan gaat hij naar een wacht gelder, biedt hem een baantje aan en wee hem, als hij weigert. Het kan hem een deel van zijn wachtgeld kosten. En mid delen van verweer bezit hij niet. De wachtgelder wordt op die wijze een burger 2e klas, iemand zonder recht. En dat waarom Omdat tengevolge van maat regelen die zijn werkgever, de Staat, buiten zijn schuld cf toe doen heeft genomen, zijn be trekking is opgeheven. En dan de uitdrukking dat de wachtgelder „in de gelegenheid komt" om inkomsten te ver krijgen. Wanneer is iemand „in de gelegenheid" om iets te doen Voorzeker, de advocaten kun nen het druk krijgen, wanneer dit artikel wordt aangenomen zooals het is voorgesteld. En de Minister zal een afzonderlijke afdeeling aan zijn departement kunnen gaan inrichten, om al deze kwesties te „berechten". Wanneer wij nu van deze draconische bepalingen vragen, wat zij eigenlijk met het begrip „wachtgeld" te maken hebben, dan kan alleen de erkenning volgen, dat zij daarmede niets hebben uit te staan. De Minister zelf geeft van dat begrip de volgende om schrijving Wachtgeld behoort te zijn een uitkeering, die tijdelijk ge noten wordt door hem, die we gens opheffing zijner betrekking of reorganisatie van den dienst ontslagen wordt. Tijdelijk, om dat er naar gestreefd moet wor den, dat de voor den dienst nog geschikte per=oon worde gepen- sionneerd en dat het wachtgeld niet genoten worde door hem, dorvenheid in de wereld zoo groot, dat men zich daaraan slaafsch moet onderwerpen in plaats van den strijd daartegen aan te binden en haar den lastertong uit te rukken Om 's hemels wil spreekt u niet zoo U zou natuurlijk bij zoo'n strijd niet veel hebben te verliezenwij echter zouden de eersten zijn, die als slachtoffer van dien strijd zouden vallen. Neen, laat ons het oog niet er ger maken dan het nu al is. Als Greta mijn raad had op gevolgd en had zij uw hulp van den beginne af afgewezen, dan waren haar tenminste deze booze lasterpraatjes gespaard gebleven. U ziet immers van welk nut uw vriendschap haar tot nog toe is geweest. De ongelukkige zaak is op uw aandringen nog voor een tweede keer in het openbaar behandeld de kranten hebben er opnieuw vol van gestaan en wie tot op dat oogenblik nog aan haar schuld had getwijfeld, die wel geschikt is voor her plaatsing. Dit is volkomen juist. Tegen wettelijke bepalingen, waarin deze gedachten tot uitdrukking kom, kan niemand op redelijke gronden bezwaar maken. Maar indien een regeling wordt getroffen, waarbij de wachtgelder wordt gestraft met vermindering van zijn wachtgeld, wanneer hij bijverdiensten „vrij willig zonder voldoende grond prijs geeft of door eigen schuld doet verloren gaan", dan is dat met bovenstaande omschrijving geheel in strijd. En evenzeer is dit het geval, waar het betreft het weigeren van allerlei arbeid, die particu lieren hem aanbieden. In overeenstemming echter met bovenstaande omschrijving is het geval, dat iemand wacht gelder wordt en zich dan in het buitenland vestigt, vooral wan neer dit vestigen vrijwel zou meebrengen, dat een herplaat sing hier te lande onmogelijk wordt. Indien dus gelijk zich schijnt te hebben voorgedaan een onderwijzeres na verkregen wachtgeld huwt en daarna in Indië gaat wonen, dan is zij niet meer beschikbaar voor her plaatsing. Wij gaan daarom met het eerste gedeelte van het 8e lid van art. 51, waarin dit geval is geregeld, akkoord. Maar daaruit volgt, dat wij ons niet kunnen vereenigen met het tweede gedeelte van dat zelfde lid, luidende Het wachtgeld wordt niet uit betaald aan een gewezen onder wijzeres tijdens haar huwelijk, met dien verstande dat, ingeval zij op het tijdstip van ingang van het wachtgeld gehuwd was, de schorsing intreedt zoodra het wachtgeld gedurende drie maanden is genoten. Het wachtgeld behoort immers, ook volgens de hierboven aan gehaalde begripsomschrijving van de Minister zelf, alleen te worden ingetrokken voor hem, die is daar thans stellig des te vaster van overtuigd Ik geloof graag aan uw goeden wil, maar daar u mijn kind niet voor de gevangenis hebt kunnen behoe den, bewaart u haar dan ten minste voor de schande van dien anderen laster 1 Rudolf was opgesprongen toornig en radeloos liep hij de kleine kamer op en neer, die Greta ondanks haar geringe middelen altijd een gezellig aanzien had weten te doen be houden. Met andere woorden ik moet mij geheel en al van u afwenden, moet u rustig aan uw lot over laten Maar hebt u er dan wel aan gedacht, Mevrouw Willisen, dat u daardoor misschien uw eenigen oprechten vriend ver stoot en dat er mogelijk nog eens dagen kunnen komen, dat u zulk een vriend maar al te zeer noodig zoudt hebben Wat geeft het daaraan te denken Hoe het ons zal gaan, „die wel geschikt is voor her- plaatsing, doch deze feitelijk oi mogelijk maakt." Daarvan is bij de gehuwde onderwijzeres geen sprake, en dus behoort zij in het genot van wachtgeld te blijven gesteld, zoolang zij niet zelf door de weigering eener benoeming het bewijs heeft geleverd van haar niet beschikbaar zijn. Dat voorts bij de herplaatsing rekening behoort te worden ge houden met de omstandigheden van elke betrokkene in zijn spe ciaal geval, achten wij een van zelfsprekend recht. Wie wachtgelder werd, is dat geworden buiten eigen schuld. En dus heeft hij er zedelijk recht op, dat met zijn persoon lijke belangen en eventueel met die van zijn gezin, worde reke- ning gehouden. Onze conclusie is derhalve deze De huidige regeling der wacht gelden is goed en met het oog op het feit, dat zij is te beschou- als een onderdeel der „bevredi ging", ook billijk. Mocht in de loop der jaren aan de Minister zijn gebleken, dat onder die regeling misbrui ken voorkwamen, dan trachte hij die door een vernauwen van de mazen der Wet voor het ver volg onmogelijk te maken. De voorgestelde regeling is in strijd met de „bevrediging". Zij bevat zulk een verslechtering van de bestaande en tast dermate de persoonlijke vrijheid van de wachtgelder aan, het zij onaan nemelijk moet worden genoemd. Breskens. In de Vrijdag middag gehouden Raadsverga dering onzer gemeente was, met kennisgeving, afwezig de heer Iz. Becu. Na voorlezing der notulen van de vorige vergaderingen, welke onveranderd worden vastgesteld, wordt medegedeeld, dat 23 Sep tember kasopname heeft plaats weet ik al te goed. Greta zal altijd weer dezelfde ondervin ding opdoen als in haar laatste betrekking en op een goeden dag zullen wij voor de keus gesteld worden, öf te verhon geren óf om ons met kolen del ven lust te verschaffen voor de slechtheid der wereld. Dat nooitMaar wat voor een ondervinding is het, waarvan u daar sprak 1 Juffrouw Greta was toch zoo tevreden met haar betrekking van boekhoud ster. Heeft men haar dan op gezegd Zeker en nog wel op staan- den voet. Haar patroon had juist de diefstalgeschiedenis ver nomen, zooals iedereen ze wel te weten zal komen. Ik mocht het u niet zeggen Greta heeft het mij verboden. Maar ik zie niet in, waarom ik daarvan een geheim zou maken. En zooals het daar ging, zal het later na tuurlijk overal gaan. (Wordt vervolgd),

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1922 | | pagina 1